JEUGD
ONDAGSBLAD
VOOR DE
6B S £:gES?i?«?PBpi;sg 6-3S S II
S J»
a a
Lu es-zs? razzs!
De avonturen van
Fernao de Magelhaes
G. K. de Wilde
(Vervolg.)
n Schoone dag in uw leven, commandeur,
zei pater Fonseca met warmte. Zij beiden hielden
wat toezicht, dat alles ordelijk en regelmatig ver
liep.
Ook voor u, eerwaardel verklaarde Magel
haes. Ge hebt hier een prachtig stuk werk
verricht.
Bent u niet bang, dat de bekeering wat op
pervlakkig is geweest? informeerde Pigafetta dan
terloops. Hij had 'n gedeelte van het gesprek op
gevangen. Hij verwachtte 'n fel protest van den
pater, maar deze stemde integendeel met zijn
woorden in.
Zeer zeker, heer ridder. We zijn ook niet
klaar hier. We moeten terugkeeren om te beves
tigen, wat wij gebracht hebben. Maar nu is alvast
wat goed zand gevallen. God moet de volle was
dom geven. Maar onze taak is nu dit volk te
doopen. Zoo zijn en blijven ze kinderen van de
Heilige Moederkerk, die hen als 't ware onder
haar vleugelen heeft genomen en hen niet meer
zal loslaten.
Of ze op de brandstapel brengt, mompelde
Pigafetta binnensmonds, onwillekeurig.
De pater had de opmerking niet gehoord en
Pigafetta was er blij om. Hoezeer hij ook de fou
ten van de Kerk zag, toch wilde hij niet graag
voor „met ketterij besmet" verklaard worden. En
al wist hij, dat Pater Fonseca geen dweepziek
mensch was, toch zou deze een rechtstreeksche
aanval opi de kerk niet kunnen dulden.
We moeten terugkeeren, verklaarde de pater.
Vele, vele, vele malen. God geve, dat ons dit
gelukken mag. Een kruis zullen we oprichten,
opdat ieder weet, dat hier het evangelie gebracht
is. En dat kruis zal tevens den inboorlingen be
letten, geheel en al terug te vallen tot hun hei-
densche gebruiken. Dit kruis zal hen steeds her
inneren, dat hun iets schoons, iets heerlijks is
gebracht. U hebt gelijk, commandeur, dit is een
schoone dag in mijn leven. En als we terugkeeren
z;al ik niet nalaten, Fernando do Magelhaes, er op
tp wijzen hoeveel gij hebt gedaan voor de ver
breiding der Christelijke leer.
Alsweterugkeerenzei Magel
haes langzaam.
JaDan de onaangename gedachten van
zich afschuddend vervolgde hij: Laten we aan
land gaan, senors, ik zie reeds een groot aantal
inboorlingen op °t strand. De plechtigheid kan
beginnen.
't Was inderdaad een plechtige gebeurtenis. De
inlanders hielden zich onder den indruk van 't
gebeuren heel rustig, hoe moeilijk hun dat ook
vicL
Even was er een kleine stoornis!
Pater Fonseca had den koning willen eeren,
door hem 't eerst te doopen, maar deze had kort
en goed geweigerd de eerste te zijn.
Eerst mijn volk, vertaalde Sandrino. En pater
Fonseca had toegestemd zonder veel waarde te
hechten aan dit tegenstribbelen.
Toch bleek het, dat hij 's konings aarzeling on
derschat had. Toen deze als laatste man de
vrouwen zouden eerst mórgen gedoopt worden
aan de beurt was, vroeg hij eensklaps: Zouden
tnijn vrienden hij wees op Magelhaes en zijn
bemanning instaat zijn dat oproerige eiland te
Onderwerpen?
Pater Fonseca keek even vreemd bij die plotse
linge vraag. Wat bedoelde de koning daarmee?
Sandrino vertaalde deze vraag en weer kwam
dezelfde opmerking.
De pater antwoordde: Jazeker, dat kunnen
v/e! Maar we zijn hier niet gekomen om
Rad viel den koning in: Dan zal ik mij laten
doopen, als uw vrienden eerst het eiland voor mij
onderworpen hebben.
Pater Fonseca stond verbluft en Magelhaes trok
'n zorgelijk gezicht, toen hij 's konings eisch
hoorde. Wat had h«H voor zin zich hier in allerlei
avonturen te «torten?
En ock wil ik du. Kruis iet opgericht heb
ben voor dat land mij weer gehoorzaamt, ver
volgde de oning onder ademlooze stilte. Ieder
had nu bemerkt dat er iets gaande was.
't Christendom moet voor hem een voordeelig
zaakje worden, zei Pigafetta ironisch.
Hoewel de pater zeer verward was door deze
gebeurtenis, diende hij echter toch de mis op.
Het kruis bleef echter liggen op 't strand
Morgen zullen we u berichten, of we aan
uw verlangen kunnen voldoen, boodschapte Ma
gelhaes den koning. Dan trok de koning af met
zooiets triomfantelijks in zijn oogen, dut Rodrigo
woedend opmerkte: Laten we die opstandelin
gen onderwerpen, dan moet hij wel Christen
worden.
Je hebt niet bepaald de juiste zendings
ijver, jonge vriend spotte Pigafetta. Dan ernstiger
vervolgde hij: Dit bewijst hoe weinig echt
's konings bekeering geweest is. En ik vrees, dat
't bij de meeste van deze heidenen zoo 't geval
is geweest. Naar mijn meening is men hier wat
te lichtvaardig te werk gegaan. Maar vooruit!
laten we naar boord terugkeeren. Ik denk zoo,
dat we er binnenkort op uit moeten. Pater Fon
seca zal niet nalaten in die richting te werken.
Daarvoor ken ik hem te goed.
(Wordt vervolgd)
Voor knutselaars
Lijstje voor prentbriefkaart
Heb je verleden week nog gekleurd karton
overgehoudenI Laten we 't dan maar gauw ge
bruiken voor 'n paar andere lijstjes. Hier "n
eenvoudig lijstje voor 'n prentkaart Teeken een
rechthoek lang 16 c.M. en breed 12 c.M. Hierin
*n kleinen rechthoek 12 x 8 c.M. Snijd belde
rechthoeken uit Breng nu 'n aardige versiering
aan.
Een heel eenvoudige versiering, welke tocK
uitstekend voldoet, geeft de teekening aan.
Twee blauwe of groene lijnen, dwars over de
lijst
Maak je er twee, die naast elkaar moeten
hangen, laat dan de gekleurde lijnen, op hef
tweede lijstje, tegengesteld loopen met die, op
het eerste lijstje.
Bij drie loopen de lijnen op het middelste
lijstje horizontaal.
Letterraadsel
Mijn geheel bestaat uit 13 letters en stelt een
werkplaats voor, waar een zeer bekend vervoer
middel wordt vervaardigd.
X
13
1. Naam van den 80-deeligen thermometer.
2. Dun, cylindervormig werptuig, in eene
scherpe punt eindigende, gewoonlijk door een
boog voortgeworpen.
3. Door drukking doen voortbewegen.
4. Nauwkeurige, gestrenge, nauwgezette.
5. Elke zaak bij hare soort leggen.
6. Eeno zaak, die betrekking heeff op hel
ruilverkeer van goederen enz.
7. Het te zoeken woord.
8. Bewoners van een historische stad in do
provincie Noord-Holland.
9. Vruchten, die in het begin van de zomer
yeel gegeten worden.
10. Trouwelooze handeling jegens het vader
land, een vriend, enz.
11. Krakeel, oneenigheid.
12. Eene vrucht, wier zaden onder een stevig
Vlies door een yleezig of saprijk vruchtmoes
omgeven zijn.
13. De helft van een kilogram.
'(Volgende week de oplossing.)
Een teekening om af te
maken en te kleuren
'n Zeespel
Dit spel wordt gespeeld door twee spelers, dia
ieder over vijf schepen de beschikking hebben.
Deze schepen kunnen door damschijven worden
voorgesteld, door knoopjes of hoe dan ook.
De vijf middelste cirkels stellen vaderlandsche,
de acht buitenste vreemde havens voor. Men loot
wie zal beginnen; de winnaar mag zichzelf admi
raal van Holland noemen, en neemt terstond
zijn positie in bij een der Hollandsche havens.
De vreemde vlootvoogd bezet een tweede Holl.
haven; de admiraal de derde; de vlootvoogd de
vierde; de admiraal de vijfde. Onze admiraal
heeft nu drie havens bezet, de vreemdeling twee.
Om beurten mogen ze nu manoeuvreeren, d.w.
z. langs een rechte lijn naar een andere haven
schuiven, zonder nochtans over een ander schip
heen te koersen.
De weg moet vrij zijn en géén haven mag wor
den Veronachtzaamd.
De admiraal probeert alle Hollandsche havens
in zijn macht te krijgen; ook zal hij erop uitzijn
den vijand te blokkeeren, door hem vloot-bewe-
gingen onmogelijk te maken.
Het schema is op grooter karton desgewenschf
na te tcekenen met passer en liniaaL
Grapje
(Verklapt) Gisteren kwam ik je broer
tegen, maar hij zag me alet.
•—Ja, dat vertelde hij mij ookl
244
ÏS.B? ffB? 3 SS I U S3 U Mi
ZATERDAG 12 AUGUSTUS No. 32 JAARGANG 1933
II
behoorende bij
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
Ga in uwe binnenkamer
ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
Mattheus 6 6.
De woonhuizen in het Oosten waren (en zijn
nóg) anders ingericht dan de onze
Een gang in het huis of een tuin er achter kende
men daar niet. Door de de voordeur heen kwam
men bij de eenvoudige woningen op een binnen
plaats met in het midden een regenbak en aan de
vier zijden een galerij, waarop de verschillende
vertrekken van het huis uitkwamen.
Aanzienlijke huizen hadden ook een voorportaal
of voorhof ,en soms meerdere hoven achter elkaar.
Met een trap steeg men op naar het platte dak,
waar zioh dan vaak nog een opperzaal bevond.
De binnenkamer is hier de naam voor een van
die vertrekken, die over de binnenplaats heen te
bereiken waren.
Het huis, dat de mensch bewoont, is als 't ware
een afbeelding van zijn lichaam. Spreekt de Schrift
zelve niet van het oardsche huis dezes tabernakels,
dat eens gebroken wordt? En herinnert ge u niet
hoe in Prediker 12 de slooping van ons lichaam
in den ouderdom vergeleken wordt met het verval
van een bouwvallig huis?
Niet dat de menschen, toen zij huizen gingen
bouwen, gedacht hebben: nu willen we eens ons
lichaam verzinnebeelden in ons huis. Neen, God
heeft dat zoo gedacht, en in onze menschelijke
natuur de aandrift gelegd om het zoo te doen. En
zoodoende, zonder dit er nu juist bij te denken,
heeft de mensch zijn huis alzoo gebouwd, met deu
ren naar de straat, maar ook met binnenkamer en.
Evenals ons lichaam een zijde heeft die naar bui
ten gekeerd is: ons gelaat En een zijde die naar
binnen gekeerd is. In welken zin de Schrift bijvoor
beeld spreekt van de „binnenkameren des buiks".
En zooals het met ons huis en met ons lichaam
is, zoo is het oolc met onze 1Onze ziel leeft in
ons lichaam, en spreekt zich uit in ons gelaat, in
ons woord in onzen dagelijkschen omgang. Dit is
om het zoo eens uit te drukken, de zijde van onze
ziel, die naar builen gekeerd is.
Maar die ziel heeft ook hare verborgenheden,
evenals ons huis en ons lichaam:
Waarom de Heere dan ook zegt: Ik, de Heere,
doorgrond het hart en proef de nieren. Waarmede
dan die verborgenste zijde van ona zieleleven be
doeld is, die voor ons eigen bewustzijn dikwijls Is
gesloten, en waar althans een andere nooit kennis
van draagt
Evenals ons huis en ons lichaam, zoo heeft ook
onze ziel hare binnenkameren.
En nu kunnen we nog een schrede verder gaan,
door te bedenken, dat wij naar den beelde en ge-
lijkenisse Gods zijn geschapen.
Wel is dit beeld door de zonde in ons verdorven,
tot onkenbaar wordens toe. En in zooverre hebben
wij het verloren. Maar toch niet zóó verloren, dat
wij het beeld Gods in 't geheel niet meer hebben.
De rechtheid van dat beeld hebben wij niet meer,
maar het beeld zelf is er toch.
Evenals wanneer een roekelooze hand over een
versch geschilderd portret is heengegaan, wel de
kleuren dooreengeloopen zijn, en de schoone lijnen
zijn verwoest; maar ge ook aan dat verdorven
schilderstuk nog bemerkt dat het een menschelijk
gelaat moest voorstellen.
Welnu, zoo zijn er ook in het Wezen Gods verbor
genheden, diepten Godsgelijk het in 1 Corinthe 2
heet die alleen „de Geest doorzoekt".
En daartegenover staat dan „hetgene van God
kennelijk is", naar Romeinen 1, overmits „zijne
onzienlijke dingen van den beginne der schepping
aan uit de schepselen worden verstaan en door
zien", te weten „zijne eeuwige kracht en Goddelijk
heid".
Nu komt de natuurlijke, de onherboren mensch
alleen in aanraking met die eeuwige kracht en
Goddelijkheid.
Er zijn er ook die dit voorbijgaan, die opgevoed
zijn en opgroeien en voortleven in openbare ver
achting van God; die niet bemerken, dat Hij er is;
of, zoo ze dit soms al bemerken, dit wegrdtleneeren,
of wegdartelen, soms zelfs en dat is verschrikke
lijk wegvloeken. Menschen, kinderen zelfs,
die aan alle bidden, ook in den vorm, ontwend, ja
dikwijls geheel onkundig ervan zijn.
Van dezulken spreekt Jezus hier nu niet.
Het gaat over menschen die nog bidden.
En onder dezulken nu zijn er een breede schare,
die van God niets kennen dan Zijn eeuwige
kracht en Goddelijkheid. Ze gelooven, dat God alle
dingen heeft geschapen, en dat wij van Hem alle
dingen moeten ontvangen. Ze erkennen Hem als
„het Opperwezen", tegenover wien ons diepe eer
bied voegt.
Maar ze kennen hem niet als den „Vader in de
hemelen". Aan de diepten zijner barmhartigheden
zijn zij vreemd.
En zoo blijft ook hun gebed bij het uitwendige
meest staan. Wat zij bidden, mag iedereen wel we
ten, en kan iedereen wel weten.
Tot een gaan in de binnenkamer gevoelen zij
noch drang noch behoefte.
Nu is dit geen geveinsdheid. Ook dit bidden der
onbekeerden richt zich, hoe gebrekkig dan ook, al
tijd nog op God.
Geveindsheid wordt het eerst, wanneer het gaat
om van de menschen gezien te worden. De onbe
keerde zal bij z'n gebed nog zekere valsche schaam
te kennen. Hij houdt het binnendeurs, bidt liever
zacht dan overluid, liever als alleen zijn kennissen
het zien, dan wanneer er vreemden bij zijn.
Maar de geveinsde draagt het te pronk, loopt er
de deur mee uit en »le straat op, liefst naar de
synagoge, waar al het volk saamstroomt, of blijft
staan op de hoeken der breede straatwegen, waar
men ze van vier kanten tegelijk kan bezig zien
Noch het een noch het ander wil Jezus van zjjn
geloovigen.
Zeker, er is ook een gebed met anderen. Er is
ook een bidden om uitwendige lingen. Er is ook
een gebed in do synagoge, in de saamvergadering
der gemeente.
En zoo is er een gebed met uw huisgenooten.
Inniger nog met hem of baar, voor wie ge uw hart
ontsloten hebt
Maar het innigste, het rijkste gebed moet toch
voor u, die Jezus' discipel zijt, altijd dit zijn, dat ge
in uw binnenkamer gaat, en de deur sluit, en niet
maar woorden met uw lichaam, maar het diepste
van uw ziel uitspreekt voor uw Vader, die in het
verborgen is, maar die u zijn verborgenheden door
zijn Woord en Geest openbaarde.
En als zoo uw ziel bidt, dan bidt uw lichaam
mee, dan bidt niet alleen uw binnenkamer, maar
ook uw huis, dan bidt ook uw leven. Dan is uw
leven een wandelen voor het aangezicht van uwen
hemelschen Vader, een „bidden zonder ophouden".
En dan komt ook het loon, het genadeloon.
Hierin bestaande, dat gij moogt leven in het
troostvol besef, dat Hij die in het verborgen daar
boven woont, ook woont in het verborgen van uw
hart, en met u l?aat 'n uw hu>9 en °P de straat
Dan vindt gij Hem, dien gij in uw binnenkamer
ontmoettet, ook in het openbaar
Vraagt een adres
Onze lezers herinneren zich nog wel het inter
view van onze medewerkster, Nel van der Vlis,
met den heer J. P. C. Meeuwse te Amsterdam, die
zijn sporen dubbel verdient met het gratis ver
spreiden van lectuur aan zieke en eenzame Neder
landers, (zeevarenden en visschers inbegrepen)]
over de geheele wereld.
„Ik kan nog 500 exemplaren van uw Zondags
blad gebruiken", zei de heer Meeuwse en vele
lezers zullen wel gedacht hebben: is daar nog iet3
van terecht gekomen?
Inderdaad lezers velen uwer, niet minder
dan 4001 hebben hun gelezen Zondagsbladen be
schikbaar gesteld.
Hartelijk dank.
En nu nog iets anders:
Dit philantropische werk kunt u ook steunen
met een jaarlijksche bijdrage ad 1,50 minimum,
te storten op postgiro 42264, Amsterdam.
En wie alsnog zijn gelezen exemplaar van het
Zondagsblad niet bewaart en het niettemin tóch
wil doorgeven, vrage een adres aan den heer
Meeuwse, Vlietstraat 2 te Amsterdam-Zuid en u
krijgt de adresstr-iokcjt toegezonden.
P. j. R.
Dan gaat het ook in uw openbaar leven op Hem,
op zijn eere, op zijn recht, op de gehoorzaamheid
aan zijn ordinantiën aan.
Daar streeft .ge dan naar, daar strijdt ge dan
Dan weet gij ook, hoe Hij in alle dingen met u is
En straks draagt ge dat leven dan weer in uw bin
nenkamer voor zijn aangezicht
Al uw nood en al uw blijdschap legt ge weer in
dank voor Hem no>er.
Zoo zullen de oprechtheid en de vroomheid beide
u behoeden.
Richtsnoer der begeerten
Dirck Rafaëlsz Camphuysen
Hoil-gierig1 mensch, wiens grond-gedachten
't Geniet van lust en rust betrachten.
De(n) eisch van u(w) gemoed
Is recht en goed.
Maar de wegen kwaad,
Die gij daartoe gaat,
Maar de wegen kwaad: zot kiezen
Doet menig mensch zijn wensch verliezen.
Hij zoekt al daar niet is te vinden,
Die zich door 't zienlijk' laat verblinden.
't Is liefd' die hem aan-stouwt*
En ook weerhoudt
Laas5 hij kreeg genoeg,
Nam hij niet te vroeg:
Laas hij kreeg genoeg gegeven,
Zocht hij 't genoeg niet in dit leven.
De beste liofd' is, hier zich haten;
De trouwste trouw: hier zich verlaten,
't Schijnt droefheid, maar 't verblijdt.
Want stof en tijd
Van gewenschte rust
En vol-maakte lust,
Van gewenschte iust, onendig,
Is niet in 't vluchtig' en ellendig'.
Mleil-bcgeerig; 9aan-stuwt; "helaas.
241