DE LAATSTE DER TRIBUNEN
I, Gereformeerde
Zendingsbond
Mee in 't kamp
VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1933
Pt AD P.AG p
Cola di Rienzi, de groote Senator van
Rome in de 14e eeuw
Door Edw. BULWER LYTTON
De feestgenooten spraken geen woord en
stonden onbewegelijk als stee non beelden.
De krijgslieden maakten ruimte en nu ver
scheen Rienzi zelf. Hij stapte naar de tafel
en keek met gekru'ste armen eiken gast
aan, totdat ten laatste zijn blik bleef rusten
op Montreal, die eveneens was opgestaan,
en zich had hersteld van zijn verbijstering.
Toen die twee mannen, beiden zoo ver
maard, zoo trotsch en kundig en zoo eer
zuchtig, daar tegenover elkander stonden,
was het alsof de vijandige geesten elkander
in vleeschelijke gedaante hadden ontmoet
Zwijgend stonden zij daar als door el
kanders blik bedwongen hooger van ge
stalte en edeler van voorkomen dan al de
anderen om hen heen.
Montreal was de eerste, die met een ge
dwongen glimlach het woord nam.
„Senator van Rome! mag ik mij vleien-
dat mijn armoedlg feest u behaagt, en dat
de verschijning dezer gewapenden een be
leefdheid is jegens een man, voor wien het
Wapenspel een tijdverdrijf was?"
Rienzi gaf geen antwoord, doch wenkte
zijn wachten.
Onmiddellijk werd Montreal aangegrepen.
Weer overzag Rienzi de gasten als een
sogel voor een sjang kromp Pamdulfo di
Guido bevend en verbijsterd ineen voor
den vlammenden blik van den Senator.
Langzaam hier Rienzi de hand op en wees
naar den ongelukkigen burger. Pandulfo
en begreep zijn vonnis. Hij gaf een gil
en viel in zwijm in de armen der soldaten.
Nog één snellen blik wierp de Senator
over 't tafelgezelschap en wendde zich toen
met een minachtienden glimlach af, alsof
prooi hem te min was. Tot dusverre was
er geen woord over zijn lippen gekomen;
zijn grimmig zwijgen had aan zijn onver
wachte verschijning nog grooter verschrik
king bijgezet. Eerst bij de deur keek hij om,
zag den ridder van St. Jan in- het onver
schrokken gelaat en zei de bijna fluisterend:
„Walter de Montreal! gij hebt de doods
klok hooren luiden I"
HOOFDSTUK LUI
De veroordeeling van Walter de Montreal
In alle stilte werd het Hoofd der Groote
Bende naar de gevangenis van het Kapitool
gebracht In hetzelfde gebouw vertoefden de
beide mededingers naar de oppermacht in
Rome; de een in de gevangenis, de ander in
het paleis. De wachten maakten het onnoo-
dig, dat de gevangene geboeid werd, en bij
het licht der lamp op de tafel bemerkte
Montreal dat hij niet alleen was zijn broe
ders waren er reeds.
„Een mooie ontmoeting", zeide Montreal;
„wij hebben wel aangenamer nachten samen
doorgebracht dan deze waarschijnlijk zal
zijn."
„Kunt ge nog schertsen, Walter?" zeide
Arimbaldo schreiend. „Weet gij dan niet,
dat ons vonnis geveld is en de dood ons
„De dood?" herhaalde Montreal, en voor
het eerst verbleekte zijn gelaat; misschien
voor het eerst in zijn leven voelde hij een
rilling van vrees.
„De dood?" zeide hij nogmaals. „Onmoge
lijk! Dat durft hij niet, Brettone. De man
schappen! Onze Nonmandiërs zij zullen
aan het muiten slaan, zij zullen ons aan den
beul ontrukken!"
„Laat die ij dele hoop varen." antwoordde
Brettone dof; „onze soldaten zijn in de leger
plaats bij Palestrina' gebleven."
„Wat! Domkop dwaas, die gij zijt! Zijt
gij dan alleen naar Rome gegaan? Zijn wij
alleen, in de macht van dien vreeselijken
man!"
„De domkop zijt gij! Waarom zijt gij hier
gekomen?" was Èrettone's antwoord.
„Waarom? Omdat ik meende dat gij het
hoofd van het leger waart; en maar gij
hebt gelijk; ik heb een dwaasheid begaan,
door tegenover den listigen Tribuun zulk een
ongelijke partij te stellen als gij zijt. Genoeg!
Verwijtea zijn nutteloos. Wanneer werd gij
gevangen genomen?"
„Toen we in de schemering Rome binnen
trokken. Rienzi was eenigen tijd vroeger ge
gaan."
„Hm! Wat kan hij weten tot mijn nadeel?
Wie kan mij verraden hebben? Mijn secre
tarissen zijn allen mannen van beproefde
trouw allen behalve de knaap, die mij
zoo ijverig toescheen, Angelo Villani!"
„Nu, ik vrees dat hij, althans gedeeltelijk,
mijn briefwisseling met u en met de baron
nen in handen heeft gehad hij behoorde
tot mijn schrijvers. Weet gij iets van hem?"
„Angelo Villani is de gunsteling van den
Senator," zeide Brettone.
„Dan hebben zijn oogen mij bedrogen,"
mompelde Montreal met een huivering, „en
alsof haar geest op aarde was teruggekeerd,
verplettert God mij uit haar graf!"
Er volgde een lange stilte. Eindelijk be
gon Montreal, wiens moedig, hoopvol karak
ter zich nooit lang liet nederbuigen, opnieuw
te spreken.
„Is de geldkist van den Senator gevuld?
Maar dat is onmogelijk."
„Zoo ledig als die van een bedelmonnik."
„Dan zij wij gered. Hij behoeft den prijs
slechts te bepalen dien hij voor onze hoof
den verlangt. Aan geld heeft hij meer dan
aan bloed."
En alsof die gedachte alle verdere over
wegingen overbodig maakte, sloeg Montreal
zijn mantel om, deed een kort gebed, en
legde zich ter ruste op een matras in een
hoek van de cel.
,Ik heb wel op slechter bedden geslapen,
zeide de ridder, terwijl hij zich uitstrekte;
binnen weinige minuten was hij vast in
Zijn broeders benijdden hem en luisterden
met verbazing naai zijn diepe, regelmatige
ademhaling; zij hadden echter geen lust om
met elkander te praten. Zwijgend zaten zij
als standbeelden naast den slapende. De tijd
verliep, en de kilheid van het eerste uur na
middernacht drong door de ijzeren traliën
hun cel binnen. De grendels knarsten, de
deur werd geopend, zes gewapenden traden
binnen, en liepen de broeders voorbij. Een
hunner nam Montreal ruw bij den arm.
De ridder sprong op en greep naar I et
hoofdeinde, als om zijn zwaard te zoeken.
Verward keek hij om zich heen, wreef zijn
oogen uit en eerst toen hij den soldaat zag,
kwam hij tot het besef van den toestand.
„Gij schijnt hier in het Kapitool vroeg op
te staan," zeide hij. „Wat wilt gij van mij?''
„Zij wacht u."
„Zij? Wie?" vroeg Montreal.
„De pijnbank!" antwoordde de soldaat met
een boosaardigen grijns.
De Groote Hoofdman antwoordde niet. Een
oogenblik keek hij de zes gewapenden
als om hun kracht met de zijne te vergelij
ken. Toen zwierf zijn blik rond door het ver
trek. De ruwste ijzeren staaf zou hij thans op
hoogeren prijs gesteld hebben dan vroeger
het fijnste milaansche staal. Zijn onderzoek
eindigde met een zucht; hij trok zijn man
tel om de schouders, knikte zijn broeders
vaarwel en volgde de wacht.
In een zaal van het Kapitool, behangen
met wit en bloedrood gestreepte zijde, zaten
Rienzi en zijn raadsheeren. Een zwart gor
dijn verborg een der hoeken.
„Walter de Montreal," sprak een klein man
netje, aan het ondereinde der tafel gezeten,
„ridder van de doorluchtige orde van St. Jan
van Jeruzalem
„En Hoofd der Groote Bende!" voegde de
gevangene er met vaste stem bij.
„Gij wordt van verschillende feiten be
schuldigd: roof en moord, gepleegd in Tos-
cana, de Romagna en Apulië
„Dappere mannen en gewapende ridders,"
viel Montreal in, zich hoog oprichtend, „zou
den in plaats van „roof en moord" de woor
den „oorlog en overwinning" gebruiken. Aan
die feiten erken ik schuldig te zijn! Ga
voort!"
„Verder wordt gij beschuldigd van een ver
raderlijke samenzwering tegen Rome's vrij
heid, om de verbannen baronnen te doen te-
rugkeeren en van verraderlijke briefwis
seling met Stefanello Colonna te Palestrina."
„Wie is mijn aanklager?"
„Treed vooruit, Angelo Villani."
„Gij zijt dus mijn verrader?" zeide Mon
treal rustig. „Ik heb het verdiend. Ik ver
zoek u, Senator van Rome, dezen jongen
man te laten gaan. Ik beken mijn briefwisse
ling met Colonna, en mijn verlangen om de
baronnen te doen terugkeeren."
Rienzi gaf Villani een wenk. Deze boog en
verwijderde zich.
„Dan blijft u nog slechts over, Walter de
Montreal, eerlijk en volledig alle bizonder-
heden van de samenzwering mede te deelen."
„Dat is onmogelijk," zeide Montreal luch
tig.
„Ein waarom?"
„Omdat ik meester ben over mijn eigen
leven, doch het leven van anderen niet door
mijn verraad in gevaar wil brengen."
„Bedenk u wel het leven van uw rech
ter hebt gij in de waagschaal gesteld."
„Dat was geen verraad gij steldet geen
vertrouwen in mij."
„De wet, Walter de Montreal, heeft scherpe
middelen tot ondervraging zie!"
De zwarte gordijn werd weggeschoven.
Daar stond de beul naast de pijnbank.
Montreals trotsch gemoed kwam in op
stand.
.(Wordt vervolgd.),
P ZENDINGSDAG UITNEMEND
GESLAAGD
lel> redevoeringen en samenzang
ille
Ruim zesduizend bezoekers
e
In aansluiting op wat we gisteren reeds
meldden omtrent den Zendingsdag van den
Gereformeerden Zendingsbond te Driebergen,
vermelden we thans hetgeen in de middag
bijeenkomsten gesohied is. Vooraf echter nog
eenige
Indrukken
Dank zij het schoone weder waren duizen-
den bij duizbnden opgekomen. Reeds bij den
aanvang bleek de deelname veel grooter te
I zijn dan het vorige jaar, en tegen het einde
van den Zendingsdag schatte men het aantal
bezoekers en bezoeksters op ruim zesduizend.
Zeer velen waren met autobussen en touring
cars gekomen, vanuit alle windstreken, en
uit alle provincies. Het aantal particuliere
I auto's was ook veel grooter dan het vorige
jaar. De regeling was ook nu weer in elk
opzicht uitstekend in orde.
Zendeling J. Belksma te Den Haag,
sprak over:
Twintig Jaren zendingsarbeid
en bracht ,waar we dit jaar een 20- jarigen
i zendingsarbeid achter den rug hebben, enkele
van de belangrijkste momenten uit het Zen
dingsleven naar voren. Twintig jaar geleden
1 verbond de eerste zendeling in datzelfde
I bosch zich aan den arbeid van den bond met
een rede getiteld: „Op Uw Woord". Welk een
blijde dag was dat toen. Voorts zijn we in
den geest tegenwoordig toen in 1915 de vier
j eerstelingen te Rante Pao door hem werden
gedoopt. De tweede zendeling van den G. Z.
B., de heer D. C. Prins trok in hetzelfde jaar
naar zijn arbeidsterrein en in 1916 werd da
I derden zendingsarbeider afgevaardigd.
Spr. schetste den arbeid op het zendings
terrein, de invloed van Dr. H. v .d. Veen, den
taalgeleerde, herinnerde aan den Doop van
12 jongelieden op 11 Juli 1917 door zendeling
v .d. Loosdreoht. Vijftien dagen later kwam
de diepe rouw toen v. d. Loosdrecht werd
vermoord. Tal van zendingsgebeurtenissen
passeerden de revue in sprekers rede, de
opening der Hollandsche school te Mékele, de
komst der geneesheeren enz. Gods goedheid
is groot, aldus Spr. maar we mogen het niet
vergeten: we staan nog slechts bij het begin,
bij den aanvang van hel werk. Indië schijnt
te staan aan den rand van een financieel
bankroet. Dat werkt ook op den zendings
arbeid in. Onze verantwoordelijkheid is
zwaar. De volken komen tot ontwaking.
Ook het Toradja-volk wordt langzamerhand
wakker. Zijn wij voldoende toegerust om de
i geestelijke leiding ervan te aanvaarden? In
Indië loopt alles achteruit, alleen de zending
niet. Zij getuigt van de zegeningen Gods.
IZelf gezegend, mogen wij ten zagen zijn voor
anderen. Zouden wij ons die kans laten ont
glippen? Dat kan, dat mag niet! Er is een
groot werk te doen in Rante Pao, in Mékele,
in Palopo in Rongkong. Het wacht op aller
inspanning, ook op de uwe!
mm MIDDAGSAMENKOMST.
De middagbijeenkomst was nog drukker
Bezocht dan de ochtensamenkomst, omdat in
de middaguren zich nog bij de duizenden
zendingsvrienden, die van heinde en verre
gekomen waren, de velen voegden uit den
omtrek.
D s. J. Fokkema, van Amstelveen, sprak
Over:
Bidden en werken
naar aanleiding van de bede uit het Onze
Vader: „Uw Koninkrijk kome". Wie deze
bede bidt, die bidt lijnrecht tegen zichzelif in,
want van nature is hij een dienaar der zonde.
Uw koninkrijk kome wil zeggen: Heere
verbreek in mij alles wat niet is naar de
reinheid van Uw heiligdom, verbreek in de
wereld alles wat zich tegen U verzet, ook in
'de duistere wereld van het heidendom. Om
dat te bereiken is noodig, dat wij werken.
Dat wij 9, de Heere bekwame ons er maar
toe mede-arbeiders Gods zijn of worden.
Maar dat kost strijd. Want het gaat tegen
een macht, die met inspanning van alle
krachten, dat rijk Gods wederstaat. Bidden
niet alleen maar ook werken om de komst
van Gods koninkrijk, dat eenmaal zeker zal
komen, omdat Hij komt om d' aard te
richten.
Ds. J. G'. ABbrlngh van Papendrecht
had als onderwerpt
„Nog andere schapen".
In tegenstelling met degenen die meenen
dat de Zending louter een cultuurtaak
heeft te vervullen, dat ze de verpersoon
lijking der barmhartigheid moet zijn, zeg
gen wij dat de Zending moet getuigen van
den eenigen Naam tot zaligheid geschon
ken. En zoo staat de Zending in nauw ver
band met de toebrenging der schapen waar
over de Heiland spreekt in Johannes 10
16. Een der schoonste namen welke de Hei
land draagt, is die van den goeden Herder.
Maar ook buiten Israël heeft hij Zijn schar
pen. Hij heeft ze overal, ook op Midden-
Celebes. Onze zendelingen zullen het wel
eens moeilijk hebben. De toekomst in Indië
is onzeker. Toch vreezen wij niet! De Her
der heeft Zijn schapen al en zij zullen
komen om Zijn lof te zingen. Wij dienen
des Heeren bevel te gehoorzamen door de
boodschap des kruises onder de heidenen
te doen klinken en ook den arbeid der me
dische Zending te bevorderen. De zende
lingen spreken niet tevergeefs. Hij, Die be
looft en zij zullen Mijne stem hooren"
is getrouw. De arbeid op Midden-Celebes
getuigt daarvan. Welgelukzalig zijn ook df
Toradja's die het geklank kennen. Straks
wordt het ééne kudde en één Herder. Als
de Herder wederkomt om de schapen van
de bokken te scheiden, zal deze toezegging
in vervulling gaan. Thans zijn Gods kin
doren hopeloos verdeeld. Vooral binnen de
grenzen van ons land is het aantal Kerken
en groepjes zeer groot. En dit is het droe
vige, dat die versnippering ons volk nie»
tot zonde geworden is.
Het wordt ook één Herder. Thans zoekt
men het overal. Dan zal er alleen worden
geluisterd naar den goeden Herder, Die
dood geweest is en ziet Hij leeft in eeuwig
heid. Die den Herder toebehooren zullen
ook, wat het uitwendige betreft naar de
eenheid jagen. Wijl de macht der zonde
groot is, blijft alles ten deele. Bij Jezus'
wederkomst zal hetgeen thans ten deele is,
volkomen worden gezien. De grenzen vallen
weg, de muren storten ineen. Eén kudde,
onder één Herder, zal worden geleid langs
de klaterende fonteinen des levens, waar
zij niet meer zullen hongeren of dorsten.
Nadat Ds. Pop van Monster op spreek
plaats I het woord gevoerd had, werd op
diezelfde spreekplaats gesproken door Ds.
A. J. W e s t r a H o e k z e m a, van Mijns-
heerenland, die als onderwerp had:
Des Konings Testament.
Sprekende van des Konings Testament
mogen we die wilsuiting: „Gaat henen in
de geheele wereld, predikt het Evangelie
aan alle creaturen" niet van den verkeer
den kant benaderen, door te zeggen: „Zen
dingswerk, 't werk van bekeerde menschen"
om aldus een voorwaarde te hebben om nu
maar rustig des Konings Testament geslo
ten en onuitgevoerd te laten. Laat ons bij
den eisch der bekeering zoowel als hier bij
des Konings Testament denken aan het
woord: „de verborgene dingen voor den
Heere onzen God, de geopenbaarde voor ons
en onze kinderen, tot in eeuwigheid om te
doen al de woorden dezer wet!" De Koning
beveelt en wanneer gij die eenmaal gedoopt
zijt in den Naam dos drioëenigeii Gods,
Dien Naam misschien openlijk hebt bele
den wanneer gij nu zoudt. zeggen: ik ben
niet bekeerd, dus des Konings Testament is
voor mij niet ik bid u ongelukkige dat
gij moogt komen tot de zielskreet: o God
wees mij zondaar genadig. Wanneer des
Konings Testament zoo veelvuldig gesloten
is onuitgevoerd dan getuigt dat tegen
de Kerk. Waarom altijd gebrek aan midde
len? Als er geestelijk leven is dan is er
groeidrang, dan zal er zijn Zendingsdrang.
Dan wordt het: Heere Uw wil geschiede.
Dag van zelfonderzoek. Persoonlijk! Hoe
staat g ij daartegenover? Dat velen van
hier mogen gaan voor 't eerst of bij ver
nieuwing gegrepen zijnde door de kracht
van des Konings Testament: Predik het
Evangelie. Sion is door recht verlost. Zij
daartoe en dat is wonder groot, onze Gere
formeerde Zendingsbond uitvoerder van des
Konings Testament, onze Zen-delingen di
rect maar ook al onze leden indirect
Deze genade schenke ons de Almachtige
God in den Koning, door den Heiligen
Geest
De verschillende toespraken werden afge
wisseld door Psalmgezang der duizenden,
begeleid door een tweetal muziekkorpsen.
Zoowel door de toespraken als door het ge
meenschappelijke lied werden de duizenden
versterkt in hun Zendingsijver, en verdiept
in hun Zendingsliefde.
Sluiting.
Ds. Timmer van Ermelo sprak het
slotwoord, en deed zulks naar aanleiding
van Openbaringen 22 17. Spr. gaf aan ai
hetgeen dezen dag gehoord was op dit ZeD-
dingssamenzijn en wees er daarna op, dat
het roepen om de komst van den Heere
Jezus Christus, kan worden beluisterd in de
H. Schrift, van Genesis tot Openbaringen
toe. Ook in het leven van den enkeling zal
het in de zelfverbreking telkens weer moe
ten klinken: kom tot mij, arm zondaar o
Heere Jezus. Met het komen van den Zoon
des menschen in den jongsten dag zal het
heerlijk Godsrijk een aanvang nemen, dan
zal de volheid der heidenen ingaan. Als we
zien op den grooten afval onzer dagen en
dan hooren van den smaad, die men den
Almachtige aandoet, is dan niet verklaar
baar, het geroep der zielen onder het al
taar: „Hoe lang nog, o heilige en machtige
Heerscher op deze aarde". Spr. wees op het
werk van den Heiligen Geest, Die Geest is
het tegenpand, door Wiens kracht de
bruidskerk zoekt de dingen die boven zijn,
waar Christus is en niel die op de aarde
zijn. Het Zendingswerk moet worden voort
Een zeldzaam mooie foto van onze Koninklijke Familie op het terras van het Paleis te Soestdijk, alwaar aan de Koningin-Moeder, ter gelegenheid van
Haar 75ste verjaardag, een groot sche bloemenhulde werd gebracht,
gezet tot de jongste dag beëindigd zal zijn
En daarom moet de lieflijke noodiging nog
zoolang weerklinken. Die het hoort zegge:
kom, en die dorst heeft, kome en die wil
neme het water des levens om niet.
Nadat spr. deze noodiging in den breede
had ontvouwd, ging hij voor in dankzeg
ging, nadat men nog samen gezongen had
Psalm 72 11.
Daarna ging de groote schare huiswaarts,
in allerlei richting: met den extra trein, per
fiet9 en tram, met autobussen en personen
auto's, naar Oost en Noord, naar Zuid en
West om weer uit te dragen, wat ze ge
hoord hadhen: de boodschap des Konings
die moet worden uitgedragen aan het verre
heidendom.
Schoolnieuws.
VACANTIECURSUS BINNENVAART
Ofücieele ontvangst te Gent. Aan
bieding van de gouden medaille.
Woensdagochtend te elf uur ia het in
structievaartuig „Prinses Juliana" van het
Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, met
de deelnemers aan den Vakantiecursus, te
Gent aangekomen.
Gedurende de vaart van Terneuzen naar
Gent, op welke de burgemeester van Ter-
neuzen de heer J. Huizin ga, de inspec
teur voor het Lager Onderwijs de heer B. J
A. Stoop man en de secretaris van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor
Zeeuiwsch-Vlaanderen, de heer N. J. Harte
en eenige andere autoriteiten uit Terneuzen
zich bij het gezelschap hadden aangesloten,
heeft de heer M. Braam, uit Rotterdam, een
inleiding gehouden over de wenschelijkheid
van uniformiteit in de vaarreglementen. Op
deze inleiding volgde een levendige gedach-
tenwisseling.
Te Gent werden de opvarenden van de
„Prinses Juliana" in de haven begroet door
den heer L. van de Putte, directeur van
het Havenbedrijf en de haven, ir A. Ver
meulen, namens 't gemeentebestuur van
Gent en door pater R. van den H o nt e n,
leider van het onderwijs voor schippex-skin-
deren in België.
Onmiddellijk na aankomst begaven de
leden van het gezelschap zich naar het stad
huis. Hier werden de Nederlandsche bezoe
kers bij afwezigheid van den burgemeester
verwelkomd door den schepen, den heer A
S i f f e r. De heer Siffer besloot zijn toe
spraak met het wijzen op de noodzakelijk
heid van samenwerking tussohen de kleine
landen vooral, opdat zij niet verdrongen
worden door de groote mogendheden.
De heer G. de Jong dankte voor de har
telijke ontvangst en sprak de beste wenschen
uit voor de stad Gent
Nadat de eerewijn was rondgediend, hield
de burgemeester van Terneuzen, de heer J.
Huizinga, een korte rede, aarin hij
verklaarde, dat hij gaarne van deze onge
zochte gelegenheid om een bezoek aan Gent
te brengen, gebruik had gemaakt. Hij wees
op de goede verhouding tusschen beide ge
meenten en het parallelloopen van vele be
langen. Hij verklaarde uitdrukkelijk, dat er
van de zijde van Nederland een welwillend
oor is om aan de verlangens van Gent te
voldoen.
Des middags hebben de schepen Siffer en
eenige andere leden van het gemeentebe
stuur van Gent een tegenbezoek gebracht
aan 't instnicöevaartuig „Prinses Juliana"
aan boord waarvan zij werden ontvangen
en rondgeleid door den heer G. de Jong.
Namens het gemeentebestuur van Gent
heeft de heer A. Siffer daarbij aan het On
derwijsfonds voor de Scheepvaart voor het
imstructievaartuig „Prinses Juliana" de gou
den medaille der stad Gent aangeboden als
herinnering aan dit bezoek, dat, naar de
heer Siffer in zijn toespraak hoopte, nog
vele malen herhaald zal worden.
Des namiddags hebben de deelnemers aan
den vacantiecursus aan boord van het jacht
der gemeente Gent „Artevelde" een rond
vaart door de haven van Gent gemaakt.
Officieels ontvangst te Breskens
Donderdagochtend is de „Prinses Juliana"
van Gent vertrokken naar Breskens. Door
dat de brug bij Selsaete geruimen tijd ge
sloten bleef, kwam het even te laat aan de
sluis te Terneuzen en kon gistermiddag
niet wer geschut worden om naar Bres
kens te gaan.
De opvarenden zijn daarop van Terneu
zen met autobussen naar Breskens gegaan,
waar zij in den vooravond aankwamen.
Gedurende de vaart op het instructievaar
tuig van Gent naar Terneuzen heeft de heer
P. Kuyper, inspecteur van den Raad van
Arbeid te Amsterdam, een inleiding gehou
den over de Sociale Verzekering voor de
Binnenschippers. Hij betoogde de noodzake
lijkheid van opneming van de sociale wet
geving in het leerplan voor de binnenvaart-
scholen.
Bij de besprekingen over dit onderwerp
kwam vast te staan, dat de binnenschipper
voor het grootste deel door het ontbreken
van lager onderwijs niet in staat was de
sociale wetgeving te begrijpen en daardoor
nu en dan groote schade ondervindt
Te Breskens werden de deelnemers aan
den vacantiecursus aan de haven begroet
door den voorzitter van de afd. Breskens
•an Volksonderwijs, den heer A. S a 1 o mé.
Door de met vlaggen versierde gemeente en
_s de haven, waar de schepen alle even
eens met vlaggen getooid waren, begaf het
gezelschap zich naar het gemeentehuis,
waar een officiefele ontvangst door het ge
meentebestuur plaats had.
De burgemeester van Breskens, de heer
D. H. van Zuyen, heette de deelnemers
aan den vacantiecursus van harte welkom,
wenschte 't Onderwijsfonds voor de Scheep
vaart geluk met de toekenning van de gou
den medaille door de stad Gent en wees op
de groote beteekenis van het werk van het
Onderwijsfonds, ook voor de gemeente Bres
kens. De te Breskens door het Onderwijs
fonds gestichte binnen vaartschool mag zich
in een groote belangstelling verheugen.
Nadat de directeur van het Onderwijs
fonds, de heer G. de Jong, een woord van
dank voor de hartelijke ontvangst had ge
sproken, volgde nog een begroeting van den
voorzitter van de Vereeniging voor Vreem
delingenverkeer, den heer I. de Hu 11 u.
Tenslotte werd de thee geserveerd.
Des avonds werd den gasten een muziek
uitvoering aangeboden.
wan! daar is "l "Akkertje" dagelijks
de trouwe helper uil den nood voor
elk die geplaagd wordt door hoofd
pijn, kiespijn, spierpijn, griep, enz.
Vergeel vooral niet ze mee te nemen I
Akker-Cachets kosten slechts 50 ct.
per 12 stuks. Overal verkrijgbaar I
DE INVOER VAN GLOEILAMPEN
VERLENGING DER CONTINGENTEERING
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend tot regeling van den invoer van
metaaldraadgloeilampen.
De toelichting zegt o. m., dat uit de resul
taten van het ondeizoek, ter zake van deze
contingenteering ingesteld, het naar de
mecning van den minister is komen vast
ROFFELRIJMEN.
Roode reformatie
De S.D.A.P.-reformatie
Ontwikkelt zich wonderlijk snél;
't Urgentieprogram ligt hier voor met
Dat wordt nu de inzet van 't spel
De grondslag „bevrijding der klasse"
Bleek voos als een vooze radijs;
Het volk moet er niets meer van hebberig
Dus geven de heeren hem prijs.
Inplaats van de term „proletaren"
Zet men nu „het Neerlandsche volkf'i
De S.D.A.P. zal met liefde
Zijn spreektrompet zijn, en sfn tolk.
De rem van -normale regeering,
De roode partij dictatuur,
Wordt plots de motor van het volksrechtl
Natuurlijk: de druiven zijn zuur...
Geen éisch staat er op het programmaig
Geen arbeiderseisch-met-een-wuist:
Slechts oude, verouderde plunje,
Is alles, gelapt en gekuischt.
't Is alles zoo slap en zoo sappel,
Zoo taai en zoo saai als zoethout
Waarop heel de roode familie
Om beurten een dag heeft gekauwd.
Dat heet een „Urgentie"-Programmat
Dat prachtig programma heeft hóóst
Als daar iemand in wenscht te vliegert
Dan staan ze er zelf van verbaasd
Enfin, voor de „arbeiders"-klasse
Is 't toch een verlossende „daad":
Ze heeft nu voor maanden en jaren
Weer stof tot utopisch gepraat.
(Nadruk verboden.)
LEO LENS,
te staan, dat, gezien het belang van het be
houd der bestaande werkgelegenheid in de
gloeilampenindustrie, een voortzetting van
de onderhavige contingenteering wensche-
lijk is.
Er kan op worden gewezen, dat de renta
biliteit van het Nederlandsche bedrijf een
zeer nadeeligen invloed ondervinden moet
van den abnormalen invoer en zijn binnen-
landsch afzetgebied daarvoor moet worden
veilig gesteld temeer daar de decentralisa
tie de productie en rendabiliteit in ongun-
stigen zin beinvloedt.
Bij het nader onderzoek heeft de ministeu
de overtuiging gekregen, dat deze decentra*
lisatie onvermijdelijk is tengevolge van in-
voerbelemmerende maatregelen in het bui*
tenland. t