DE LAATSTE DER TRIBUNEN I, Gereformeerde Zendingsbond Mee in 't kamp VRIJDAG 4 AUGUSTUS 1933 Pt AD P.AG p Cola di Rienzi, de groote Senator van Rome in de 14e eeuw Door Edw. BULWER LYTTON De feestgenooten spraken geen woord en stonden onbewegelijk als stee non beelden. De krijgslieden maakten ruimte en nu ver scheen Rienzi zelf. Hij stapte naar de tafel en keek met gekru'ste armen eiken gast aan, totdat ten laatste zijn blik bleef rusten op Montreal, die eveneens was opgestaan, en zich had hersteld van zijn verbijstering. Toen die twee mannen, beiden zoo ver maard, zoo trotsch en kundig en zoo eer zuchtig, daar tegenover elkander stonden, was het alsof de vijandige geesten elkander in vleeschelijke gedaante hadden ontmoet Zwijgend stonden zij daar als door el kanders blik bedwongen hooger van ge stalte en edeler van voorkomen dan al de anderen om hen heen. Montreal was de eerste, die met een ge dwongen glimlach het woord nam. „Senator van Rome! mag ik mij vleien- dat mijn armoedlg feest u behaagt, en dat de verschijning dezer gewapenden een be leefdheid is jegens een man, voor wien het Wapenspel een tijdverdrijf was?" Rienzi gaf geen antwoord, doch wenkte zijn wachten. Onmiddellijk werd Montreal aangegrepen. Weer overzag Rienzi de gasten als een sogel voor een sjang kromp Pamdulfo di Guido bevend en verbijsterd ineen voor den vlammenden blik van den Senator. Langzaam hier Rienzi de hand op en wees naar den ongelukkigen burger. Pandulfo en begreep zijn vonnis. Hij gaf een gil en viel in zwijm in de armen der soldaten. Nog één snellen blik wierp de Senator over 't tafelgezelschap en wendde zich toen met een minachtienden glimlach af, alsof prooi hem te min was. Tot dusverre was er geen woord over zijn lippen gekomen; zijn grimmig zwijgen had aan zijn onver wachte verschijning nog grooter verschrik king bijgezet. Eerst bij de deur keek hij om, zag den ridder van St. Jan in- het onver schrokken gelaat en zei de bijna fluisterend: „Walter de Montreal! gij hebt de doods klok hooren luiden I" HOOFDSTUK LUI De veroordeeling van Walter de Montreal In alle stilte werd het Hoofd der Groote Bende naar de gevangenis van het Kapitool gebracht In hetzelfde gebouw vertoefden de beide mededingers naar de oppermacht in Rome; de een in de gevangenis, de ander in het paleis. De wachten maakten het onnoo- dig, dat de gevangene geboeid werd, en bij het licht der lamp op de tafel bemerkte Montreal dat hij niet alleen was zijn broe ders waren er reeds. „Een mooie ontmoeting", zeide Montreal; „wij hebben wel aangenamer nachten samen doorgebracht dan deze waarschijnlijk zal zijn." „Kunt ge nog schertsen, Walter?" zeide Arimbaldo schreiend. „Weet gij dan niet, dat ons vonnis geveld is en de dood ons „De dood?" herhaalde Montreal, en voor het eerst verbleekte zijn gelaat; misschien voor het eerst in zijn leven voelde hij een rilling van vrees. „De dood?" zeide hij nogmaals. „Onmoge lijk! Dat durft hij niet, Brettone. De man schappen! Onze Nonmandiërs zij zullen aan het muiten slaan, zij zullen ons aan den beul ontrukken!" „Laat die ij dele hoop varen." antwoordde Brettone dof; „onze soldaten zijn in de leger plaats bij Palestrina' gebleven." „Wat! Domkop dwaas, die gij zijt! Zijt gij dan alleen naar Rome gegaan? Zijn wij alleen, in de macht van dien vreeselijken man!" „De domkop zijt gij! Waarom zijt gij hier gekomen?" was Èrettone's antwoord. „Waarom? Omdat ik meende dat gij het hoofd van het leger waart; en maar gij hebt gelijk; ik heb een dwaasheid begaan, door tegenover den listigen Tribuun zulk een ongelijke partij te stellen als gij zijt. Genoeg! Verwijtea zijn nutteloos. Wanneer werd gij gevangen genomen?" „Toen we in de schemering Rome binnen trokken. Rienzi was eenigen tijd vroeger ge gaan." „Hm! Wat kan hij weten tot mijn nadeel? Wie kan mij verraden hebben? Mijn secre tarissen zijn allen mannen van beproefde trouw allen behalve de knaap, die mij zoo ijverig toescheen, Angelo Villani!" „Nu, ik vrees dat hij, althans gedeeltelijk, mijn briefwisseling met u en met de baron nen in handen heeft gehad hij behoorde tot mijn schrijvers. Weet gij iets van hem?" „Angelo Villani is de gunsteling van den Senator," zeide Brettone. „Dan hebben zijn oogen mij bedrogen," mompelde Montreal met een huivering, „en alsof haar geest op aarde was teruggekeerd, verplettert God mij uit haar graf!" Er volgde een lange stilte. Eindelijk be gon Montreal, wiens moedig, hoopvol karak ter zich nooit lang liet nederbuigen, opnieuw te spreken. „Is de geldkist van den Senator gevuld? Maar dat is onmogelijk." „Zoo ledig als die van een bedelmonnik." „Dan zij wij gered. Hij behoeft den prijs slechts te bepalen dien hij voor onze hoof den verlangt. Aan geld heeft hij meer dan aan bloed." En alsof die gedachte alle verdere over wegingen overbodig maakte, sloeg Montreal zijn mantel om, deed een kort gebed, en legde zich ter ruste op een matras in een hoek van de cel. ,Ik heb wel op slechter bedden geslapen, zeide de ridder, terwijl hij zich uitstrekte; binnen weinige minuten was hij vast in Zijn broeders benijdden hem en luisterden met verbazing naai zijn diepe, regelmatige ademhaling; zij hadden echter geen lust om met elkander te praten. Zwijgend zaten zij als standbeelden naast den slapende. De tijd verliep, en de kilheid van het eerste uur na middernacht drong door de ijzeren traliën hun cel binnen. De grendels knarsten, de deur werd geopend, zes gewapenden traden binnen, en liepen de broeders voorbij. Een hunner nam Montreal ruw bij den arm. De ridder sprong op en greep naar I et hoofdeinde, als om zijn zwaard te zoeken. Verward keek hij om zich heen, wreef zijn oogen uit en eerst toen hij den soldaat zag, kwam hij tot het besef van den toestand. „Gij schijnt hier in het Kapitool vroeg op te staan," zeide hij. „Wat wilt gij van mij?'' „Zij wacht u." „Zij? Wie?" vroeg Montreal. „De pijnbank!" antwoordde de soldaat met een boosaardigen grijns. De Groote Hoofdman antwoordde niet. Een oogenblik keek hij de zes gewapenden als om hun kracht met de zijne te vergelij ken. Toen zwierf zijn blik rond door het ver trek. De ruwste ijzeren staaf zou hij thans op hoogeren prijs gesteld hebben dan vroeger het fijnste milaansche staal. Zijn onderzoek eindigde met een zucht; hij trok zijn man tel om de schouders, knikte zijn broeders vaarwel en volgde de wacht. In een zaal van het Kapitool, behangen met wit en bloedrood gestreepte zijde, zaten Rienzi en zijn raadsheeren. Een zwart gor dijn verborg een der hoeken. „Walter de Montreal," sprak een klein man netje, aan het ondereinde der tafel gezeten, „ridder van de doorluchtige orde van St. Jan van Jeruzalem „En Hoofd der Groote Bende!" voegde de gevangene er met vaste stem bij. „Gij wordt van verschillende feiten be schuldigd: roof en moord, gepleegd in Tos- cana, de Romagna en Apulië „Dappere mannen en gewapende ridders," viel Montreal in, zich hoog oprichtend, „zou den in plaats van „roof en moord" de woor den „oorlog en overwinning" gebruiken. Aan die feiten erken ik schuldig te zijn! Ga voort!" „Verder wordt gij beschuldigd van een ver raderlijke samenzwering tegen Rome's vrij heid, om de verbannen baronnen te doen te- rugkeeren en van verraderlijke briefwis seling met Stefanello Colonna te Palestrina." „Wie is mijn aanklager?" „Treed vooruit, Angelo Villani." „Gij zijt dus mijn verrader?" zeide Mon treal rustig. „Ik heb het verdiend. Ik ver zoek u, Senator van Rome, dezen jongen man te laten gaan. Ik beken mijn briefwisse ling met Colonna, en mijn verlangen om de baronnen te doen terugkeeren." Rienzi gaf Villani een wenk. Deze boog en verwijderde zich. „Dan blijft u nog slechts over, Walter de Montreal, eerlijk en volledig alle bizonder- heden van de samenzwering mede te deelen." „Dat is onmogelijk," zeide Montreal luch tig. „Ein waarom?" „Omdat ik meester ben over mijn eigen leven, doch het leven van anderen niet door mijn verraad in gevaar wil brengen." „Bedenk u wel het leven van uw rech ter hebt gij in de waagschaal gesteld." „Dat was geen verraad gij steldet geen vertrouwen in mij." „De wet, Walter de Montreal, heeft scherpe middelen tot ondervraging zie!" De zwarte gordijn werd weggeschoven. Daar stond de beul naast de pijnbank. Montreals trotsch gemoed kwam in op stand. .(Wordt vervolgd.), P ZENDINGSDAG UITNEMEND GESLAAGD lel> redevoeringen en samenzang ille Ruim zesduizend bezoekers e In aansluiting op wat we gisteren reeds meldden omtrent den Zendingsdag van den Gereformeerden Zendingsbond te Driebergen, vermelden we thans hetgeen in de middag bijeenkomsten gesohied is. Vooraf echter nog eenige Indrukken Dank zij het schoone weder waren duizen- den bij duizbnden opgekomen. Reeds bij den aanvang bleek de deelname veel grooter te I zijn dan het vorige jaar, en tegen het einde van den Zendingsdag schatte men het aantal bezoekers en bezoeksters op ruim zesduizend. Zeer velen waren met autobussen en touring cars gekomen, vanuit alle windstreken, en uit alle provincies. Het aantal particuliere I auto's was ook veel grooter dan het vorige jaar. De regeling was ook nu weer in elk opzicht uitstekend in orde. Zendeling J. Belksma te Den Haag, sprak over: Twintig Jaren zendingsarbeid en bracht ,waar we dit jaar een 20- jarigen i zendingsarbeid achter den rug hebben, enkele van de belangrijkste momenten uit het Zen dingsleven naar voren. Twintig jaar geleden 1 verbond de eerste zendeling in datzelfde I bosch zich aan den arbeid van den bond met een rede getiteld: „Op Uw Woord". Welk een blijde dag was dat toen. Voorts zijn we in den geest tegenwoordig toen in 1915 de vier j eerstelingen te Rante Pao door hem werden gedoopt. De tweede zendeling van den G. Z. B., de heer D. C. Prins trok in hetzelfde jaar naar zijn arbeidsterrein en in 1916 werd da I derden zendingsarbeider afgevaardigd. Spr. schetste den arbeid op het zendings terrein, de invloed van Dr. H. v .d. Veen, den taalgeleerde, herinnerde aan den Doop van 12 jongelieden op 11 Juli 1917 door zendeling v .d. Loosdreoht. Vijftien dagen later kwam de diepe rouw toen v. d. Loosdrecht werd vermoord. Tal van zendingsgebeurtenissen passeerden de revue in sprekers rede, de opening der Hollandsche school te Mékele, de komst der geneesheeren enz. Gods goedheid is groot, aldus Spr. maar we mogen het niet vergeten: we staan nog slechts bij het begin, bij den aanvang van hel werk. Indië schijnt te staan aan den rand van een financieel bankroet. Dat werkt ook op den zendings arbeid in. Onze verantwoordelijkheid is zwaar. De volken komen tot ontwaking. Ook het Toradja-volk wordt langzamerhand wakker. Zijn wij voldoende toegerust om de i geestelijke leiding ervan te aanvaarden? In Indië loopt alles achteruit, alleen de zending niet. Zij getuigt van de zegeningen Gods. IZelf gezegend, mogen wij ten zagen zijn voor anderen. Zouden wij ons die kans laten ont glippen? Dat kan, dat mag niet! Er is een groot werk te doen in Rante Pao, in Mékele, in Palopo in Rongkong. Het wacht op aller inspanning, ook op de uwe! mm MIDDAGSAMENKOMST. De middagbijeenkomst was nog drukker Bezocht dan de ochtensamenkomst, omdat in de middaguren zich nog bij de duizenden zendingsvrienden, die van heinde en verre gekomen waren, de velen voegden uit den omtrek. D s. J. Fokkema, van Amstelveen, sprak Over: Bidden en werken naar aanleiding van de bede uit het Onze Vader: „Uw Koninkrijk kome". Wie deze bede bidt, die bidt lijnrecht tegen zichzelif in, want van nature is hij een dienaar der zonde. Uw koninkrijk kome wil zeggen: Heere verbreek in mij alles wat niet is naar de reinheid van Uw heiligdom, verbreek in de wereld alles wat zich tegen U verzet, ook in 'de duistere wereld van het heidendom. Om dat te bereiken is noodig, dat wij werken. Dat wij 9, de Heere bekwame ons er maar toe mede-arbeiders Gods zijn of worden. Maar dat kost strijd. Want het gaat tegen een macht, die met inspanning van alle krachten, dat rijk Gods wederstaat. Bidden niet alleen maar ook werken om de komst van Gods koninkrijk, dat eenmaal zeker zal komen, omdat Hij komt om d' aard te richten. Ds. J. G'. ABbrlngh van Papendrecht had als onderwerpt „Nog andere schapen". In tegenstelling met degenen die meenen dat de Zending louter een cultuurtaak heeft te vervullen, dat ze de verpersoon lijking der barmhartigheid moet zijn, zeg gen wij dat de Zending moet getuigen van den eenigen Naam tot zaligheid geschon ken. En zoo staat de Zending in nauw ver band met de toebrenging der schapen waar over de Heiland spreekt in Johannes 10 16. Een der schoonste namen welke de Hei land draagt, is die van den goeden Herder. Maar ook buiten Israël heeft hij Zijn schar pen. Hij heeft ze overal, ook op Midden- Celebes. Onze zendelingen zullen het wel eens moeilijk hebben. De toekomst in Indië is onzeker. Toch vreezen wij niet! De Her der heeft Zijn schapen al en zij zullen komen om Zijn lof te zingen. Wij dienen des Heeren bevel te gehoorzamen door de boodschap des kruises onder de heidenen te doen klinken en ook den arbeid der me dische Zending te bevorderen. De zende lingen spreken niet tevergeefs. Hij, Die be looft en zij zullen Mijne stem hooren" is getrouw. De arbeid op Midden-Celebes getuigt daarvan. Welgelukzalig zijn ook df Toradja's die het geklank kennen. Straks wordt het ééne kudde en één Herder. Als de Herder wederkomt om de schapen van de bokken te scheiden, zal deze toezegging in vervulling gaan. Thans zijn Gods kin doren hopeloos verdeeld. Vooral binnen de grenzen van ons land is het aantal Kerken en groepjes zeer groot. En dit is het droe vige, dat die versnippering ons volk nie» tot zonde geworden is. Het wordt ook één Herder. Thans zoekt men het overal. Dan zal er alleen worden geluisterd naar den goeden Herder, Die dood geweest is en ziet Hij leeft in eeuwig heid. Die den Herder toebehooren zullen ook, wat het uitwendige betreft naar de eenheid jagen. Wijl de macht der zonde groot is, blijft alles ten deele. Bij Jezus' wederkomst zal hetgeen thans ten deele is, volkomen worden gezien. De grenzen vallen weg, de muren storten ineen. Eén kudde, onder één Herder, zal worden geleid langs de klaterende fonteinen des levens, waar zij niet meer zullen hongeren of dorsten. Nadat Ds. Pop van Monster op spreek plaats I het woord gevoerd had, werd op diezelfde spreekplaats gesproken door Ds. A. J. W e s t r a H o e k z e m a, van Mijns- heerenland, die als onderwerp had: Des Konings Testament. Sprekende van des Konings Testament mogen we die wilsuiting: „Gaat henen in de geheele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen" niet van den verkeer den kant benaderen, door te zeggen: „Zen dingswerk, 't werk van bekeerde menschen" om aldus een voorwaarde te hebben om nu maar rustig des Konings Testament geslo ten en onuitgevoerd te laten. Laat ons bij den eisch der bekeering zoowel als hier bij des Konings Testament denken aan het woord: „de verborgene dingen voor den Heere onzen God, de geopenbaarde voor ons en onze kinderen, tot in eeuwigheid om te doen al de woorden dezer wet!" De Koning beveelt en wanneer gij die eenmaal gedoopt zijt in den Naam dos drioëenigeii Gods, Dien Naam misschien openlijk hebt bele den wanneer gij nu zoudt. zeggen: ik ben niet bekeerd, dus des Konings Testament is voor mij niet ik bid u ongelukkige dat gij moogt komen tot de zielskreet: o God wees mij zondaar genadig. Wanneer des Konings Testament zoo veelvuldig gesloten is onuitgevoerd dan getuigt dat tegen de Kerk. Waarom altijd gebrek aan midde len? Als er geestelijk leven is dan is er groeidrang, dan zal er zijn Zendingsdrang. Dan wordt het: Heere Uw wil geschiede. Dag van zelfonderzoek. Persoonlijk! Hoe staat g ij daartegenover? Dat velen van hier mogen gaan voor 't eerst of bij ver nieuwing gegrepen zijnde door de kracht van des Konings Testament: Predik het Evangelie. Sion is door recht verlost. Zij daartoe en dat is wonder groot, onze Gere formeerde Zendingsbond uitvoerder van des Konings Testament, onze Zen-delingen di rect maar ook al onze leden indirect Deze genade schenke ons de Almachtige God in den Koning, door den Heiligen Geest De verschillende toespraken werden afge wisseld door Psalmgezang der duizenden, begeleid door een tweetal muziekkorpsen. Zoowel door de toespraken als door het ge meenschappelijke lied werden de duizenden versterkt in hun Zendingsijver, en verdiept in hun Zendingsliefde. Sluiting. Ds. Timmer van Ermelo sprak het slotwoord, en deed zulks naar aanleiding van Openbaringen 22 17. Spr. gaf aan ai hetgeen dezen dag gehoord was op dit ZeD- dingssamenzijn en wees er daarna op, dat het roepen om de komst van den Heere Jezus Christus, kan worden beluisterd in de H. Schrift, van Genesis tot Openbaringen toe. Ook in het leven van den enkeling zal het in de zelfverbreking telkens weer moe ten klinken: kom tot mij, arm zondaar o Heere Jezus. Met het komen van den Zoon des menschen in den jongsten dag zal het heerlijk Godsrijk een aanvang nemen, dan zal de volheid der heidenen ingaan. Als we zien op den grooten afval onzer dagen en dan hooren van den smaad, die men den Almachtige aandoet, is dan niet verklaar baar, het geroep der zielen onder het al taar: „Hoe lang nog, o heilige en machtige Heerscher op deze aarde". Spr. wees op het werk van den Heiligen Geest, Die Geest is het tegenpand, door Wiens kracht de bruidskerk zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is en niel die op de aarde zijn. Het Zendingswerk moet worden voort Een zeldzaam mooie foto van onze Koninklijke Familie op het terras van het Paleis te Soestdijk, alwaar aan de Koningin-Moeder, ter gelegenheid van Haar 75ste verjaardag, een groot sche bloemenhulde werd gebracht, gezet tot de jongste dag beëindigd zal zijn En daarom moet de lieflijke noodiging nog zoolang weerklinken. Die het hoort zegge: kom, en die dorst heeft, kome en die wil neme het water des levens om niet. Nadat spr. deze noodiging in den breede had ontvouwd, ging hij voor in dankzeg ging, nadat men nog samen gezongen had Psalm 72 11. Daarna ging de groote schare huiswaarts, in allerlei richting: met den extra trein, per fiet9 en tram, met autobussen en personen auto's, naar Oost en Noord, naar Zuid en West om weer uit te dragen, wat ze ge hoord hadhen: de boodschap des Konings die moet worden uitgedragen aan het verre heidendom. Schoolnieuws. VACANTIECURSUS BINNENVAART Ofücieele ontvangst te Gent. Aan bieding van de gouden medaille. Woensdagochtend te elf uur ia het in structievaartuig „Prinses Juliana" van het Onderwijsfonds voor de Scheepvaart, met de deelnemers aan den Vakantiecursus, te Gent aangekomen. Gedurende de vaart van Terneuzen naar Gent, op welke de burgemeester van Ter- neuzen de heer J. Huizin ga, de inspec teur voor het Lager Onderwijs de heer B. J A. Stoop man en de secretaris van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zeeuiwsch-Vlaanderen, de heer N. J. Harte en eenige andere autoriteiten uit Terneuzen zich bij het gezelschap hadden aangesloten, heeft de heer M. Braam, uit Rotterdam, een inleiding gehouden over de wenschelijkheid van uniformiteit in de vaarreglementen. Op deze inleiding volgde een levendige gedach- tenwisseling. Te Gent werden de opvarenden van de „Prinses Juliana" in de haven begroet door den heer L. van de Putte, directeur van het Havenbedrijf en de haven, ir A. Ver meulen, namens 't gemeentebestuur van Gent en door pater R. van den H o nt e n, leider van het onderwijs voor schippex-skin- deren in België. Onmiddellijk na aankomst begaven de leden van het gezelschap zich naar het stad huis. Hier werden de Nederlandsche bezoe kers bij afwezigheid van den burgemeester verwelkomd door den schepen, den heer A S i f f e r. De heer Siffer besloot zijn toe spraak met het wijzen op de noodzakelijk heid van samenwerking tussohen de kleine landen vooral, opdat zij niet verdrongen worden door de groote mogendheden. De heer G. de Jong dankte voor de har telijke ontvangst en sprak de beste wenschen uit voor de stad Gent Nadat de eerewijn was rondgediend, hield de burgemeester van Terneuzen, de heer J. Huizinga, een korte rede, aarin hij verklaarde, dat hij gaarne van deze onge zochte gelegenheid om een bezoek aan Gent te brengen, gebruik had gemaakt. Hij wees op de goede verhouding tusschen beide ge meenten en het parallelloopen van vele be langen. Hij verklaarde uitdrukkelijk, dat er van de zijde van Nederland een welwillend oor is om aan de verlangens van Gent te voldoen. Des middags hebben de schepen Siffer en eenige andere leden van het gemeentebe stuur van Gent een tegenbezoek gebracht aan 't instnicöevaartuig „Prinses Juliana" aan boord waarvan zij werden ontvangen en rondgeleid door den heer G. de Jong. Namens het gemeentebestuur van Gent heeft de heer A. Siffer daarbij aan het On derwijsfonds voor de Scheepvaart voor het imstructievaartuig „Prinses Juliana" de gou den medaille der stad Gent aangeboden als herinnering aan dit bezoek, dat, naar de heer Siffer in zijn toespraak hoopte, nog vele malen herhaald zal worden. Des namiddags hebben de deelnemers aan den vacantiecursus aan boord van het jacht der gemeente Gent „Artevelde" een rond vaart door de haven van Gent gemaakt. Officieels ontvangst te Breskens Donderdagochtend is de „Prinses Juliana" van Gent vertrokken naar Breskens. Door dat de brug bij Selsaete geruimen tijd ge sloten bleef, kwam het even te laat aan de sluis te Terneuzen en kon gistermiddag niet wer geschut worden om naar Bres kens te gaan. De opvarenden zijn daarop van Terneu zen met autobussen naar Breskens gegaan, waar zij in den vooravond aankwamen. Gedurende de vaart op het instructievaar tuig van Gent naar Terneuzen heeft de heer P. Kuyper, inspecteur van den Raad van Arbeid te Amsterdam, een inleiding gehou den over de Sociale Verzekering voor de Binnenschippers. Hij betoogde de noodzake lijkheid van opneming van de sociale wet geving in het leerplan voor de binnenvaart- scholen. Bij de besprekingen over dit onderwerp kwam vast te staan, dat de binnenschipper voor het grootste deel door het ontbreken van lager onderwijs niet in staat was de sociale wetgeving te begrijpen en daardoor nu en dan groote schade ondervindt Te Breskens werden de deelnemers aan den vacantiecursus aan de haven begroet door den voorzitter van de afd. Breskens •an Volksonderwijs, den heer A. S a 1 o mé. Door de met vlaggen versierde gemeente en _s de haven, waar de schepen alle even eens met vlaggen getooid waren, begaf het gezelschap zich naar het gemeentehuis, waar een officiefele ontvangst door het ge meentebestuur plaats had. De burgemeester van Breskens, de heer D. H. van Zuyen, heette de deelnemers aan den vacantiecursus van harte welkom, wenschte 't Onderwijsfonds voor de Scheep vaart geluk met de toekenning van de gou den medaille door de stad Gent en wees op de groote beteekenis van het werk van het Onderwijsfonds, ook voor de gemeente Bres kens. De te Breskens door het Onderwijs fonds gestichte binnen vaartschool mag zich in een groote belangstelling verheugen. Nadat de directeur van het Onderwijs fonds, de heer G. de Jong, een woord van dank voor de hartelijke ontvangst had ge sproken, volgde nog een begroeting van den voorzitter van de Vereeniging voor Vreem delingenverkeer, den heer I. de Hu 11 u. Tenslotte werd de thee geserveerd. Des avonds werd den gasten een muziek uitvoering aangeboden. wan! daar is "l "Akkertje" dagelijks de trouwe helper uil den nood voor elk die geplaagd wordt door hoofd pijn, kiespijn, spierpijn, griep, enz. Vergeel vooral niet ze mee te nemen I Akker-Cachets kosten slechts 50 ct. per 12 stuks. Overal verkrijgbaar I DE INVOER VAN GLOEILAMPEN VERLENGING DER CONTINGENTEERING Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp ingediend tot regeling van den invoer van metaaldraadgloeilampen. De toelichting zegt o. m., dat uit de resul taten van het ondeizoek, ter zake van deze contingenteering ingesteld, het naar de mecning van den minister is komen vast ROFFELRIJMEN. Roode reformatie De S.D.A.P.-reformatie Ontwikkelt zich wonderlijk snél; 't Urgentieprogram ligt hier voor met Dat wordt nu de inzet van 't spel De grondslag „bevrijding der klasse" Bleek voos als een vooze radijs; Het volk moet er niets meer van hebberig Dus geven de heeren hem prijs. Inplaats van de term „proletaren" Zet men nu „het Neerlandsche volkf'i De S.D.A.P. zal met liefde Zijn spreektrompet zijn, en sfn tolk. De rem van -normale regeering, De roode partij dictatuur, Wordt plots de motor van het volksrechtl Natuurlijk: de druiven zijn zuur... Geen éisch staat er op het programmaig Geen arbeiderseisch-met-een-wuist: Slechts oude, verouderde plunje, Is alles, gelapt en gekuischt. 't Is alles zoo slap en zoo sappel, Zoo taai en zoo saai als zoethout Waarop heel de roode familie Om beurten een dag heeft gekauwd. Dat heet een „Urgentie"-Programmat Dat prachtig programma heeft hóóst Als daar iemand in wenscht te vliegert Dan staan ze er zelf van verbaasd Enfin, voor de „arbeiders"-klasse Is 't toch een verlossende „daad": Ze heeft nu voor maanden en jaren Weer stof tot utopisch gepraat. (Nadruk verboden.) LEO LENS, te staan, dat, gezien het belang van het be houd der bestaande werkgelegenheid in de gloeilampenindustrie, een voortzetting van de onderhavige contingenteering wensche- lijk is. Er kan op worden gewezen, dat de renta biliteit van het Nederlandsche bedrijf een zeer nadeeligen invloed ondervinden moet van den abnormalen invoer en zijn binnen- landsch afzetgebied daarvoor moet worden veilig gesteld temeer daar de decentralisa tie de productie en rendabiliteit in ongun- stigen zin beinvloedt. Bij het nader onderzoek heeft de ministeu de overtuiging gekregen, dat deze decentra* lisatie onvermijdelijk is tengevolge van in- voerbelemmerende maatregelen in het bui* tenland. t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 5