P.T.T.NUMMER JULI 1933 Comptabiliteit en boekhouding door H. S. Peters De afdeeling Comptabiliteit en Boekhouding ver vult een belangrijke taak in het geheel der werk zaamheden van het Staatsbedrijf der P.T.I., al treedt haar werk niet zoo op den voorgrond en timmert nij niet aan den weg. Wanneer men zegels of briefkaarten inslaat, telegrammen aanbiedt of telefoongesprekken voert wanneer men geld wegbrengt voor postwissel- oj giro-dienst, voor fiscus of rijkspostspaarbank, ol een vordering betaald krijgt voor levering aan ol werkzaamheden voor het bedrijf, vermoedt men niet hoeveel administratieve arbeid veelal hiermee gepaard gaat en hoeveel administratie en controle oog op die eenvoudige handelingen volgen. De tallooze ontvangsten en uitgaven op de hoofd-, bij- en hulpkantoren, op de postagent schappen en post-, telegraaf- en telefoonstations (per 31 December 1932 in totaal plm. 2000 inrich tingen), vragen een nauwkeurige controle en een niet minder nauwkeurige boekhouding, teneinde over het geheele intensieve geldverkeer niet alleen een behoorlijk overzicht te houden, maar ook de resultaten zoodanig te groepeeren, dat een voor de bedrijfsleiding sprekend beeld naar voren treedt. Alles moet worden gecontroleerd en nagerekend en het moet kloppen tot op een hal ven cent, voor zoover dit kleinste aller muntstukken niet reeds wordt verwaarloosd. Al dezen arbeid verricht de afdeeling Compta biliteit en Boekhouding van het Hoofdbestuur der P.T.T. Zij omvat: a) de controle op de bedrijfsbaten, alsmede op de ontvangsten en uitgaven, in verband met de werkzaamheden als kassier; (b) de controle op de bedrijfslasten, alsmede de betaalbaarstelling van vorderingen op het bedrijf; (c) de bedrijfsboekhouding en (d) de telefoon incasso. Zeer in het kort volgt een en ander over het werk op de bureolen der afdeeling. a. De controle op de bedrijfsbaten, enz. In het betrokken bureel komen de maandver- antwoordingen van de directeuren der hoofdkan toren binnen in den vorm van een kasstaat, waar bij tal van detail loerende staten behooren. Deze maand verantwoordingen omvatten tevens de ge gevens van de onder de hoofdkantoren behoorende bij- en hupkantoren, postagentschappen en post- telegraaf- en telefoonstations. Zij worden in haar geheel gerontroleerd en achtereenvolgens passeeren de revue: de zegel verkoop, de frankeering bij abonnement van nieuwsbladen, enz., de frankeering met frankeer- en stempelmachines, eruz. en voorts de telegraaf- en telefoon-ontvangsten. Naast het oorspronkelijke P.T.T. bedrijf heeft zich in den loop der jaren een veelomvattend geld bedrijf ontwikkeld, waardoor het Staatsbedrijf een belangrijk aandeel -neemt in het betalingsverkeer als kassier, zoowel voor particulieren als ook voor andere overheidsdiensten. Wij noemen hier den postwissel- en postkwitantiodienst, welk? on danks de groote vlucht van den postcheque- en girodienst nog een belangrijk verkeer hebben. Zoo werden in 1932 een aantal van 4.776.332 binnen- landsche postwissels tot een bedrag van f 78.706.922.38 verzonden en 10.3i7.208 kwitanties ter invordering aangeboden, waarvoor een bedrag ad f 99.408.598.10 aan de deposanten werd uitbe taald, terwijl voor 1.303.476 aangeboden girokwi tanties een bedrag van f 58.883.259.— op de post rekeningen van de aanbieders werd bijgeschreven. Met zijn groot aantal inrichtingen is het P.T.T.- bedrijf bij uitstek geschikt als orgaan in het be talingsverkeer. Als een net breidt liet zich over het geheele land uit. Het treedt op als kassier voor do rijkspostspaarbank, de rijksverzekeringsbank, den postchèque- en girodienst, den belastingdienst (directe belastingen, zoowel als invoerrechten en accijnzen) de Algemcene Landsdrukkerij en de Schatkist (circulatie van pasmunt, intrekking van munten en bankpapier, enz., enz.) Elke dienst en iedere particulier, die zijn geld tijdelijk aan P.T.T. toevertrouwt, moet de zeker heid hebben, dat het rsijn juiste bestemming be reikt, m. a. w. de controle moet toezien, dat ieder het zijne krijgt. Daarvoor waakt het bureel angst- y al lig. b. De controle op de bedrijfslasten en de betaalbaarstelling van vor deringen. Het snellere tempo, dot de samenleving in al haar geledingen in de wereld kenmerkt, heeft zich bij het Staatsbedrijf der P. T. en T. ook mede gedeeld aan het comptabele organisme, in het bij zonder voor zooveel dit betreft het voldoen van .orderingen aan leveranciers en andere schuitl- eischers. Was hot voorheen, toon de meeste vor deringen moesten worden voldaan mot tusschcn- komst von de Rijksbetaalmeesters, vrijwel regel, dat eenige weken verliepen alvorens men be taling kon verkrijgen, daarin is sedert een tien tal jaren groote verandering ten goede gekomen, toen het bedrijf voor dat doel gebruik is gaan ma ken uitsluitend van dc talrijke kassen der post en telegraafkantoren, waarop hiervoren bij het geldverkeer reeds werd gewezen. Daardoor bereikte men het resultaat, dat na Indiening van een vor dering bij het Hoofdbestuur o n m i d d e 11 ij k e betaling mogelijk is, nadat de factuur of declaratie is accoord bevonden. Het aantal facturen en declaraties, dat jaarlijks bij het Hoofdbestuur wordt ingediend, neemt ge leidelijk toe; voor het tegenwoordige bedraagt het circa 83.000 stuks. De vorderingen, welke, nadat het betrokken hoofd van dienst de factuur of declaratie van een verklaring van accoordbe- vinding heeft voorzien, op een bepaalden dag het hoofdbestuur bereiken, worden nog dienzelfden dag verwerkt. Nu kan het zijn, dat zelfs'bij dezen vluggen gang van zaken een schuldeischer in een bepaald geval groot belang heeft bij oogcnblikkelijke betaling en dan izelfs niet kan wachten totdat voldoening in gevolge de gewone periodieke dagelijksche afwik keling plaats vindt De factuur wordt dan uiit de dagelijksche hoeveelheid gelicht en afzonderlijk behandeld. Aan alle redelijke eischen van schuld- eischers wordt in dit opzicht een gewillig oor ge leend en zoo noodig ooms telegrafische betaling bevorderd. Is vlotte betaling een groot belang voor de leveranciers, voor een vlotten gang van zaken bij het Staatsbedrijf is het noodzakelijk, dat de schuld- eischers hunne vorderingen spoedig indienen. Niets werkt beter, aangenamer en vlugger dan geregelde afwerking van beide zijden en uiets werkt storender dan een onregelmatige afdoening van zaken. Een beroep op de leveranciers om voor al ook in deze alle mogelijke medewerking te ver- leenen is niet misplaatst. Het eigenbelang, zoowel als het belang van het bedrijf, zijn er mee gebaat. Zij b.v., die maandelijks wachtgeld ontvangen, kunnen getuigen, dat zeer vlugge betaling bij het bedrijf geen fabel is. Velen hunner «ien op den lste-n of 2den der maand het bedrag op hun post rekening overgeschreven of zij kunnen het in con tanten ontvangen. Het is geenszins overdreven, als het Staatsbedrijf zegt, dat het tegenover zijn schnldeischers een betalingssysteem bezit, dat volkomen past in het raderwerk van den modernen tijd. c. De bedrijfsboekhouding. Bij de Bedrijvenwet 1912 werd de mogelijkheid geopend om sommige takken van Staatsdienst administratief los te maken van de alge- meene staatsbegrooting, waardoor de mogelijkheid ontstond om de administratie op commerciëelen grondslag in te richten. Do P.T.T. diensten werden op grond dier wet van 1 Januari 1915 af als Staats bedrijf aangewezen, zoodat sindsdien afzonderlijke begrootingen en verantwoordingen werden opge steld, waarvoor een naar commerciëele methode ingerichte boekhouding de gegevens kon leveren. Toch bleek het keurslijf der Bedrijvenwet 1912 op den duur te knellend voor een behoorlijken gang van zaken bij de Staatsbedrijven, weshalve in overweging werd genomen om het admini stratieve beheer daarvan meer afdoende te regelen. Als gevolg hiervan kwam o.m. de Bedrij venwet 1928 tot stand. Bij de samenstelling dezer wet was men op den in 1912 ingeslagen weg voortgegaan en werd de administratieve zelfstandigheid doorgevoerd De Staat bleef de middelen verstrekken voor de aanschaffing van kapitaalgoederen; de bedragen, in de Verlies- en Winstrekening van het bedrijf geboekt wegens waardevermindering, moeten aan de Schatkist als amortisatie op de kapitaalschuld worden uitgekeerd en liet saldo dier rekening wordt aan 's Rijks Middelen toegevoegd. De fi- nantiëele verhouding tusschen Slaat en bedrijf wordt in een rekening-Courant-verhouding met renteberekening vastgelegd. Juridische celf- standigheid werd echter niet verleend. Werd door laatstgenoemde wet ruimere moge lijkheid geopend tot het inrichten van een goede boekhouding, de behoefte daartoe was reeds eerder gevoeld en een geheel gereorganiseerde, aan mo derne eischen voldoende, boekhouding was por 1 Augustus 1927 ingevoerd. Deze levert (maande- lijksche) overzichten van bezittingen, vorderingen en schulden en der exploitatieuitkomsten; zij ver schaft de gegevens voor begrootingsdoeleinden, voor kostprijsberekening, zoowel van de in eigen beheer verrichte uitbreiding en van het onderhoud van verkeersmiddelen enz, als van de aan derden (Ministerie van Financiën. Rijkspostspaarbank, Rijksverzekeringsbank, Provinciale en Gemeente bedrijven, particulieren, enz.) bewezen diensten. De omvang van de te verwerken posten, alsmede de gewcnschte snelheid in het verkrijgen van de i'esultaten-cijfers maakten het noodig van mecha nische hulpmiddelen gebruik te maken. Gebezigd worden tel- en rekenmachines, alsmede, wegens toepassing van het ponskaartensysteem, pons, sor teer- en tabuleermachines. Deze outillage maakte het mogelijk tot gecen traliseerde verbetering vaa primaire bescheiden over te gaan, aoodat b.v. ook de volledige magazijn administratie ten Hoofdbesture wordt gevoerd, de loonkwitantiën voor ca. 19-000 ambtenaren worden samengesteld enz. enz. d. De telefoonincasso. Het 4e bureel van de Afdeeling Comptabili teit en Boekhouding is de Rijkstelefoon- Incasso, bij afkorting „Tico" genoemd en als zoo danig ook meer algemeen bekend, behoudens te Amsterdam en Rotterdam, waar de inning van de kosten voor gevoerde interlocaleen inter- natioaale gesprekken nog volledig plaats vindt door de zorgen van het Hoofd van het Telefoondistrict, resp. den Directeur van het Telegraaf- en Telefoonkantoor. Het feit, dat wellicht een aanzienlijk deel van de lezers van dit blad in deze plaatsen woonach tig is, behoeft intusschon geen bezwaar op te leveren om een kor uiteenzetting te geven van doel en werkwijze van genoemden dienst. De oprichting van de Rijkstelefoon-lncasso heeft ten doel gehad de werkzaamheden, welke ver bonden zijn aan het samenstellen van de nota's van kosten voor de gebruikers der telefoon in Nederland, te ccntraliseeren. Vóór 1930 waren deze werkzaamheden bijna ge heel gedecentraliseerd en verdeeld over ruim 250 kantoren; wel werd in dien tijd de behoefte aan centralisatie gevoeld en werden in die richting reeds enkele maatregelen getroffen. In 1930 echter, toen als gevolg van de inwerking treding van het nieuwe Rijkstelefoonreglcment 1929, waarin het zoo van alle kanten en soms op felle wijze 1 streden locale gesprekkentarief wa3 opgenomen, de werkzaamheden op de kantoren een aanzienlijke uitbreiding zouden ondergaan, drong de centralisatie zich als vanzelf op, vooral doordat een maandelijksche afrekening met de abonné's izou geschieden, in plaats van een halfjaarlijksche, zooals tot dusverre ten opzichte van de abonnementen gebruikelijk was. De centralisatie maakte voor bepaalde werkzaam heden als het adressceren van verschillende be scheiden, het gebruik van machines niet alleea mogelijk, maar uit een oogpunt van efficiency ook noodzakelijk en in bepaalde onderbureelen van do Tico is het gebruik van machines zoo groot, dat men aldaar meer het gevoel krijgt in een fabriek dab in een deftig regecringagebouw te zijn. De „Tico", die sedert haar oprichting haar be moeienissen geleidelijk heeft uitgebreid, schrijft thans maandelijks ten laste van plm. 180.000 tele- foonabonné's de nota's van kosten uit. Ook voor het maken van reclame ten behoeve van het Staatsbedrijf wordt het bureel herhaaldelijk in geschakeld. omdat het in staat is zoovele personen in het land op gemakkelijke wijze te bereiken. De in het vorige lid bedoelde kosten zijn in de meeste gevallen 3-ledig e.n bestaan uit: le. abonnement (grondbedrag); 2e. de kosten van aangevraagde i n t e r 1 oc a 1 en internationale gesprekkendeze kosten wordem bepaald aan de hand van de e.g. gesprek- kenbriefjes, welke door de verschillende kantoren dagelijks aan de Tico worden ingezonden; 3e. de kosten van gevoerde 1 o ca 1 e gesprekken, waarvan ééns per maand door vorenbedoelde kan toren opgaaf wordt verstrekt. Het behoeft geen betoog, dat bij een zoo om vangrijke taak, waarmede de „Tico" is belast, uniformiteit een zeer voorname factor is voor een vlotte afwikkeling van zaken en deze factor der halve ook moet heerschen in de wijze, waarop de betaling van de telefoongelden door de abonné's plaats vindt. Er wordt dan ook zooveel mogelijk bevorderd, dat deze geschiedt: a. op een door de betrokkenen desgewenscht zelf aan te wijzen kantoor of agentschap der Posr terijen; b. door automatische afschrijving van een post rekening op dc rekening van de Rijkstelefoon- Incasso. De laatste wijze van betaling is, zoowel voor belanghebbenden als voor den P.T.T.-dienst, die eenvoudigste. Ruim de helft van de tclefoon-abonné's passen haar reeds toe en he>t stemt tot voldoening, dat hun aantal groeit ongeveer in dep.elfde mate, waarin het aantal rekeninghouders bij den Post chèque- en Girodienst toeneemt. De FRANCOTYP schakelt de post zegels geheel uit; versohaft onfeilbare controle en voorkomt fraude Verkleinde Francotyp-afdruk RUYS' HANDELSVEREENIGINGNV- AMSTERDAM UTRECHT ARNHEM ENSCHEDE MAASTRICHT LEEUWARDEN 's-GRAVENHAGE ROTTERDAM GRONINGEN NIJMEGEN EINDHOVEN HAARLEM GOES 36 P.T.T.NUMMER JULI 1933 Juridische aangelegen heden door Mr. G. H. Dijkmans van Gunst De gedachte ligt voor de hand, dat het Staats bedrijf der P. T. T. wat de aangelegenheden van juridischcn aard aangaat, ongeveer in dezelfde omstandigheden verkeert als elk groot bedrijf van overeenkomstigen aard. Het P. T. T.-bedrijf is een vervoeronderneming, op een na de grootste van ons land, en de juridische vraagstukken, kan men mcenen, zullen in aard wel ongeveer dezelfde zijn, als die, voor welke elk groot vervoerbedrijf zich ziet geplaatst. Er is nog een ander uitgangspunt, vanwaar men tot de meening kan geraken, dat de juridische aangelegenheden van het P- T. T.-bedrijf geen eigen, bijzonder karakter vertonen. De P. T. T.- dienst is een tak van openbaren dienst, naast vele andere in den lande. Naar den inhoud moge zijn werkzaamheid zich van dn van andere open bare organen onderscheiden, frijn verhouding tot h.t publiek, tot het personeel, tot andere Staats organen, wordt door een samenstel van wettelijke regels beheerscht, zooals dat bij vele andere takken van openbaren dienst het geval is en wat is er voor reden om aan te nemen dat die wette lijke regelen naar hunnen aard of toepassing zich van die, welke voor die andere onderdeelen van den openbaren dienst gelden, zouden onderschei den? Natuurlijk moeten zij zoo goed en duidelijk mogelijk p mulecrd zijn opdat iedereen zijne verplichtingen en rechten ..et de toepassing ervan kan soms eenige moeilijkheden baren, maar bij do zorg voor een goede formuleering en een goede toepassing van deze regelen zal het wel blijven. Zoowel van den privaatrechtelijken, als van den publiekrechtehjkcn kant dus is een beschouwing mogelijk, die moet leiden tot de slotsom, dat er op juridisch gebied in den P. T. T.-dienst wel weinig zal zijn wat, als aan dien dienst eigen, der .vermelding waard is. In dergelijke beschouwingen ligt wil eenige waarheid. Het P- T. T.-bedrijf heeft als elk bedrijf b.v. te kampen met onwillige of onmachtige debi teuren. Ook al is zijn tariefssysteem zooveel mo gelijk op vooruitbetaling ingericht, in sommige onderdeelen van den dienst, als den intertocalcn telefoondienst, moet nu eenmaal het bewijzen van den dienst meestal aan de betaling voorafgaan. En dan komt het bedrijf, vooral in de laatste jaren, ondanks groote voorzichtigheid nu en dan in aanraking met personen, die n et willen of niet kunnen betal i en ondervindt het, net als de particulier, het gebrek, dat ons recht niet een snelle en weinig kostbare in- ningsmogelijkheid an kleine vor deringen kent een eebrek, waarop b.v. bij de behandeling dor Justitie-begrc ding, telken jare in de Staten-Gcneraal wordt gewezen. En ook het standpunt, van hen, die sschen het P. T. T.-bedrijf en andere takken van openbaren dienst op juridisch gebied weinig of geen verschil zien, is niet geheel onjuist Wat het personeels beheer b.v. aangaat, is het P. T. T.-bedrijf nage noeg aan dezelfde wettelijke regelen gebonden als alle andere takken van Rijksdienst. Zou men een volledige opsomming willen geven van de juridische aangelegenheden, die bij het P. T. T.-bedrijf behandeling vragen, dan zou men moeten berichten van veel aangelegenheden op privaatrechtelijk, strafrechtelijk, staats- of admi nistratief rechtelijk gebied, die hoewel op .zichzelf niet onbelangrijk, vaak'belangrijk zelfs, toch niets voor den P. T. T.-dienst eigens hebben en dus in een geval als dit minder voor vermelding in aan merking komen. De vraag is: zijn er bij het P. T. T.-bedrijf aangelegenheden van juridischcn aard van een eigen karakter? De P.T.T.-dienst is een groot bedrijf, maar hij is meer dan een groot bedrijf, hij is tevens een tak van openbaren dienst. De P. T .T.-dienst is een tak van openbaren dienst, maar hij is meer dan dat, hij is een grootbedrijf. In den P.T.T.-dienst hebben we, zoowel naar in houd als naar regeling, zoowel economisch als juridisch, een merkwaardige figuur voor ons. Do P. T. T.-dienst staat niet als vele andere takken van openbaren dienst, voor welke dat door hun nen aard onvermijdelijk is, boven of naast het algemeen-maatschappelijk leven. Neen, hij is er een onderdeel van, een van de raderen in het raderwerk. Hij vervult midden in de maatschappij zijn taak, hij kan zijn taak alleen goed vervullen, als hij zich bewust is, dat hij zich daarmede in den algemeenen ontwikkelingsgang der samenle ving moet voegen. Maar niettegenstaande hij een dienende functie heeft, moet hij tevens steeds liet algemeen belang als opperste norm voor al zijn gedragingen voor oogen houden. Het P.T.T.-bedrijf is een dienend Staatsorgaan, ziedaar in het kort zijn eigen karakter. Gebruikersbelangen, bedrijfs belangen, personeelsbelangen,, algemeen belang, zij gaan in het P.T.T.-bedrijf verbindingen aan, begreruzen, verruimen elkaar in hun geldigheid, stellen in hun onderlinge verhoudingen proble men, zooals zij nergens in het particuliere bedrijf, maar waarschijnlijk ook nergens elders in den Staatsdienst voorkomen. Het ziet er soms naar uit of hier belangen tezamen worden gebracht, die onvercenigbaar zijn, en al moge dit niet het geval zijn, zeker is het, dat de onderlinge afgrenzing dezer belangensferen, de vastlegging dezer afgren zing in regels en de verzorging der onderscheiden belangengroepen aan de hand van die regels vaak zeer eigenaardige moeilijkheden met zich brengen. Voor wie dat inziet, is tevens duidelijk, dat er in het P. T. T.-bedrijf werk van eigen juridisch karakter te verrichten valt Een voornaam onder deel van het werk van den jurist is nu eenmaal het afgrenzen van belangensferen. En naarmate de belangen in hun aard meer verschillend zijn, de kans op tegenstrijdigheid grooter, naar die mate is het weik belangwekkender en ook dank baarder. En wanneer men zich dan nog eens de particuliere-, bedrijfs-, personeelsbelangen en het algemeen belang, die het P. T. T.-bedrijf heeft te verzorgen, voor oogen houdt, dan is het wel dui delijk, dat er in dat bedrijf zeker juridische aan gelegenheden van een eigen karakter te behan delen vallen. Zoowel wat rechtsvorming als rechtstoepassing aangaat, staat het P. T. T.-bedrijf in den aanvang van een ontwikkeling. De opvatting van het die nend Staatsorgaan is nog betrekkelijk jong, en in vele opzichten getuigen de rechtelijke regelin gen van het bedrijf nog van de gedachte, dat bij den P. T. T.-dienst. evenals bij andere Staatsor ganen, meer het heerschen, het gebicdend-ordenen der ter verzorging toevertrouwde belangen, dan het dienen op den voorgrond staat. Een langzame doordringing van alle rechtsbetrekkingen, inwen dig en naar buiten, van de nieuwe gedachte is noodig. Het spreekt vanzelf, dat dit een arbeid van jaren is. Al is er in verschillend opzicht reeds veel bereikt, een groot deel van den arbeid blijft nog te doen. Er zijn verscheidene landen in West- Europa, die ons land in dit opricht vóór zijn, die een wettelijke regeling van den P. T. T.-dienst be zitten, die meer aan den aard van dat bedrijf is aangepast, dan dat hier te lande het geval is. Maar al is het doel nog niet bereikt, omtrent dat doel en den te volgen weg bestaat geen onzeker heid. Het kan zijn nut hebben hier iets mede te deelen van hetgeen langs den ingeslagen weg reeds is tot stand gebracht. Artikel 176 der Grondwet bepaalt: „Gecne pri vilegiën kunnen op het stuk van belastingen woe den verleend". Naar de algemeene opvatting geldt deze bepaling zoowel ten aanzien van de belastin gen in eigenlijken zin (art 175, lid 1 Gw), als ten aanzien van de zoogenaamde heffingen voor het gebruik van Rijkswerken en -inrichtingen (art 175 lid 2 Gw). waartoe de betalingen, die het P. T. T.-bedrijf voor zijn diensten verlangt, staats rechtelijk behooren. Wanneer men he. ariefssysteem van het P.T.T.- bedrijf in zijn ontwikkeling nagaat, dan ziet men coowel het streven naar unificatie, als het streven naar differentiatie. Het eenheidsporto voor brie ven in het binnenlandsch verkeer, ongeacht den afstand, waarover ze worden vervoerd, is van het eerste het klassieke voorbeeld. Het streven naar unificatie is tegenover dat naar differentiatie het oudere. In den laatstcn tijd treedt het laatste sterk op den voorgrond, tracht men de tarieven in vele gevallen aan te passen, b.v. aan den kost prijs van den geboden dienst, aan de mate van het gebruik, dan wel aan het belang, dat de dienst voor den gebruiker, individueel of collec tief, heeft. Zoo is in verschillende dienstor.derdeelen in de plaats van een eenvoudig een meer samen gesteld tarievenstelsel ontstaan. Een bekend voor beeld uit den laatsten tijd is het met 1 Januari 1930 ingevoerde gesprekkentarief voor de locale Rijkstelefnnie, waarbij ieder betaalt naar de mate van het gebruik, dat hij van dit verkeersmiddel maakt, en dat het abonnementstarief, dat zich aan de mate van het gebruik niet of slechts ten dcele stoorde, verving. Deze ontwikkeling op tariefsgebied is een on derdeel van de ontwikkeling van den P.T.T.-dienst van een buiten de samenstelling staanden tak van Staatsdienst tot een onderdeel van het maat- schappclijk-economisch leven. Een eenheidstarief past zich aan bij de opvatting, dat de betaling allereerst is een heffing, d-w.z. een voorwaarde om tot liet gebruik van den dienst .te worden toe gelaten. Voor een bedrijf, dat midden in liet eco nomisch leven staat, is de betaling geheel iets anders, ze is een zoo billijk en juist mogelijk be rekende contraprestatie voor den geboden dienst. En deze tegenprestatie moet zoo zijn gesteld, dat ze voor den gebruiker een aantrekkelijkheid vormt om van den dienst gebruik te maken. Zij moet dus met zijn wenschen en belangen rekening houden («onder uiteraard de belangen van het bedrijf uit het oog te verliezen). Dit streven leidt veelal tot differentiatie der tarieven. Gebruikersbelang en bedrijfsbelang verlangen dus dikwijls differentiatie,, aanpassing van den gevraagden prijs aan de bijzonderheden van elk geval. En het algemeen belang? In het algemeen belang oischt art 176 der Grondwet, dat ook op het gebied der heffingen geen privilegiën zullen worden verleend en dat er dus gelijkheid voor allen zal bestaan. Verdraagt zich met dezen eisch van gelijkheid differentiatie, individualisatie der tarieven? Ja. indien niet gunstbetoon de reden is, maai- de verscheidenheid op objectieve, zakelijke grondslagen berust. Gelukt het deze grondslagen te vinden, dan is er geen bezwaar tegen, om, wanneer overwegingen van goede economie en bedrijfsbeheer differentiatie der tarieven wen- schclijk maken, aan dat verlangen den juridischcn vorm te geven. In het jaar 1925 werd het duidelijk, dat veel verkeer zoowel voor den postdienst als voor den pakket postdienst zoude kunnen worden gewonnen door «oodanige differentiatie van de tarieven, dat men uu.. den grootgebruiker reductie op de ta rieven zou kunnen verleenen. Men zette zich aan de oplossing van de vraag, hoe deze gebleken wcnschelijkheid met inachtneming van de hoven- uiteengezette overwegingen te verwezenlijken. Vast stond reeds aanstonds, dat de mogelijkheid van reductie b.v. aan grootgebruikers niet mocht worden bepaald door subjectieve overwegingen, zooals deze den particulieren ondernemer volko men ger loofd zijn. De reductie-mogelijkheid moest op een zakelijken grondslag rusten en bovendien, ze moest voor allen, die in dezelfde omstandigheden verkeerden, bereikbaar zijn. Per soonlijke voorkeur den particulieren onderne mer niet verboden moest uitgesloten zijn. Zie hier een concreet vraagstuk van afgrenzing der sferen van algemeen, gebruikers- en bedrijfsbe lang. En hoe werd het vraagstuk opgelost? Door in het Postbesluit (art. 16) en in het Pakketpost- besluit (art. 15) een artikel op te nemen van den volgenden inhoud: „1. Voor de gevallen, dat de gebruikers van den dienst der posterijen, ten opzichte van de te hunnen behoevë te verrichten diensten, zoodanige voorzieningen, volgens door den Directeur-Gene raal der Posterijen, Telegrafie en Telefonie te geven voorschriften kunnen treffen, dat de zelf kosten der posterijen met betrekking tot deze diensten worden verminderd, is de Directeur- Generaal onder eoedkeuring van Onzen Minister van Waterstaat bevoegd vast te stellen, dat aan zulke gebruikers op het door hen ingevolge de tarieven van dit besluit verschuldigde bedrag in mindering wordt gebracht tot ten hoogste het door den Directeur-Generaal berekende bedrag, waarmede de zelfkosten worden verminderd. 2. De desbetreffende beschikking van den Direc teur-Generaal treedt niet eerder in werking dan den 20en dag sedert de publicatie in de Staats courant." Zoowel aan den eisch van een izakelijken grond slag, als aan dien van gelijk recht voor allen ia in dat artikel voldaan; aan den eersten door de reductie maximaal te binden aan de vermindering van zelfkosten. die de voorzieningen, die de ge bruikers treffen, voor den dienst teweegibrengen, aan den tweeden door de reductie-mogelijkheid, zakelijk omschreven, in de Staatscourant te pu- blicecren en eerst na den 20sien dag sedert da publicatie in werking te doen treden. Iedereen kon er dan van kennis nemen, en zonder te be hoeven aan te zien, dat een ander hem was voor- geweest, er zijn voordeel mede doen. In het jaar 1926 werd in het Rijkstelefoonregle- ment (art. 32 bis) een overeenkomstige bepaling opgenomen. De praktijk ten aanzien van de telefoon had inmiddels uitgewezen, dat er nog een andere zakelijke grondslag voor reductie aan wezig w. naast de vermindering der zelfkosten, n.l. de verhooging van de normale rentabiliteit van het gebezigde verkeersmiddel door de wijze, waarop daar van wordt gebruik gemaakt In het jaar 1928 volgde de telegraaf (draad en radio) in art. 6i van het Rijkstelegraafreglement met een bepaling gelijk aan art. 32 bis van het Rijkstelefoonreglemcnt. Daarmede was in allo dienstonderdeclen (behalve den postchèque- en girodienst) de mogelijkheid van differentiatie door reductie op de tarieven werkelijkheid geworden. De toestand bleef ongewijzigd tot het jaar 19:12, toen zich ook ten aanzien van den post- en den pakketpostdienst de behoefte aan de verhoogi.ig van de rentabiliteit als reden voor reductie deed gevoelen. In hetzelfde jaar bleek nog een ander© wijziging, voor den postdienst, den pakketpost dienst en den telegraafdienst noodzakelijk. Do praktijk had namelijk geleerd, dat vele gebruikers er bezwaar teeen hadden 20 dagen te wachten, alvorens van de geboden reductie-mogelijkheid gebruik te kunnen maken. Ten einde hun zouvoel mogelijk tegemoet te komen, werd het boven ge citeerde tweede lid van artikel 16 van het Post besluit (artikel 15 van het Pakketpostbesluit, art. 61 van het Rijkstelegraafreglement) vervangen door: „De zakelijke inhoud van de ingevolge liet voorgaande lid door den Directeur-Generaal ge nomen beschikkingen wordt zoo spoedig mogelijk in dc Staatscourant bekend gemaakt." Degeen, aan wien reductie //ordt verleend, kun er dus aanstonds van profiteeren. ..n de ren kunnen duur- na hun voordeel doen met de vermelding (uiter aard zonder naam en bijzonderheden) in do Staatscourant De termijn van 20 dagen, die moest verloopen, alvorens de reductie-mogelijkheid van kracht werd, is verdwenen. Bij de eerstvolgendo wijziging van het Rijkstelefoonreglemcnt zul liet tweede lid van artikri 32bis op overeenkomstig© wijze worden gewijzigd. Daarmede is dan voor alle betrokken dienst onderdeclen een nauwere aanpassing aan de be langen en wenschen der gebruikers, zooals dio zich op dit punt thans doen kennen, verkregen. Dienen zich op dit gebied weer nieuwe aan, dan zullen ook deze aan algemeen belang en bedrijfs belang moeten worden getoetst en zal een oplossing moeten worden gezocht, die aan alle drie belan gengroepen, recht doet wedervaren. Ik koos de reductie-bepalingen als een voor beeld van de vraagstukken \an eigen juridischcn aard in den P.T.T.-dienst. Een voorbeeld, want een reeks undere, zoowel betreffende de organiek© bepalingen van den dienst en .zijn verhouding tot andere staatsorganen, als op liet gebied van do rechtsbetrekkingen tot de gebruikers en het per soneel, zou daarnaast kunnen worden genoemd. Het medegedeelde zal echter voldoende zijn om duidelijk te maken, dat do eischen va:i goed be drijfsbeheer, waaraan de P.T.T. dienst als bedrijf moet voldoen en die van goede rechtsbedoeling, die het als openbaar orgaan tot taak heeft, vraag stukken van een e: zen karakter stellen aan wel ker oplossing het voor den jurist een belangwek kende en dankbare taak is mede to werken. 33

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 25