ONDAGSBLA
Kleu-ter-krant-je
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
Voor knutselaars
'n Lijstje
D Q
-I
L
Je hebt hiervoor noodig dun, grijs karton-
Snijd eerst den buitensten rand van het karton,
snijdend langs de dikke lijen. Log nu dezen kar
tonnen rand op een evongroot stuk rood sits, dat
je er aan de achterzijde van het karton zóó tegen
aan plakt, dat je aan den vóórkant van den uit
gesneden rechthoek de niet-gcklcurde zijde van het
sits ziet.
Breng hier de lijnen op aan, welke do teekenaar
op de teekening stippelde. Snijd het sits langs deze
lijnen. Het middelste rechthoekje valt derhalve uit.
Buig het sits om, zoodat nu de gekleurde kant
boven komt en zet het met wat gluton vast
De teekening is duidelijk genoeg zoodat je er
geen last mee zult hebben.
Je kunt natuurlijk ook andere kleuren kiezen.
Oplossing
van de rebus in het vorige nummer
De zelfverloochenende liefde alleen Is het licht,
dat het levensduister verheldert
van het letterraadsel in het vorige nummer
Willem de Zwijger. 1 W. voor Westen; 2 git;
3 els; 4 polen; 5 geest; 6 kramerij; 7 woordelijk;
8 hengelaar; 9 grijzend; 10 duwen; 11 spijze; 12
IJge; 13 les; 14 R voor Róaumur.
van de 6 raa^se.i >n ne. vorige nummer
1. Houtkrullen; 2. Vliegenier; 3. Een wagenbok;
4. In zijn mond; 5. Tot hij de tweede vsecr neer
zet; 6. Een gaspit
Nieuwe Raadsels
1 Ik spreek zonder tong,
Ik roep zonder long,
Zonder zin en verstand,
Roep 'k vreugd en leed door 't land.
2 Hoeveel groene erwten gaan er in een kop?
3 Wie gaat op zijn kop de trap op?
4 Wie is vlugger dan een vlieg?
5 Wat is dat, waar ieder mensch naar verlangt
en dat hij tevens zoo spoedig mogelijk kwijt
wil zijn?
Om na te teekenen
Toen Moe weg was
Moe gaat e-ven de deur uit, om een bood
schap te doen. 't Duurt maar één mi-nuut-
je; maar Hans is een deug-niet! Wat kan
Hans al niet in één mi-nuut doenDe kraan
o-pen zet-ten, wa-ter in de sui-ker-pot doen,
de poes on-der de stoof zet-tenO, die
Hans is zoo'n deug-niet!
„Hans, zul je zoet zijn?"
„Ja Moe."
„Ner-gens aan-zit-ten?"
„Nee moe."
„Niet op de ta-fel klim-men?"
Hans denkt na. Is er wat op de ta fel?
Hij kijkt op. Moe is al weg.
Hans zit al op een stoel. Van de stoel
klimt hy op de ta-fel. Wat ligt daar?
O, Hans weet het alHet is een stem-pel.
En er naast ligt een stem-pel-kus-sen.
Hans weet best, hoe je met een stem-pel
moet doen. Kijk, zóó:
Hij doet de stem-pel-doos o-pen en drukt
het stem-pel te-gen het zwar-te stem-pel-kus-
sen. Zie-zoo, nu kan hij stem-pe-len!
Hij klau-tert naar be-ne-den, en stem-pelt
op den grond. Niks hoor. Er is bij-na niets
van te zien op het vloer-kleed.
Nu stem-pelt hij op het be-hang. Dat gaat
be-ter. Wat nu?
Daar ziet hij zijn ge-zicht in de ruit. En
nu weet hij op-eens, wat hij be-stem-pe-len
zal.
Wat is Hans stilJe hoort hem niet
Nu heeft hij héél wat te stem-pe-len I
„Dag Hans! Hier is moe weer. Heb je
Hans' moe-der houdt in-eens op van
schrik.
Hans heeft zijn hoofd om-ge-draaid, en nu
ziet Moe zijn ge-zicht. Het is vol stem-pel-
inkt! Op zijn voor-hoofd op zijn wan-gen,
op zijn kin, o-ver-al staat met zwar-te let
ters:
J. BAK-KER
IN GRA-NEN
Moe is boos, maar toch moet ze lach-en.
„Jon-gen, wat zie jij er uit!" zegt ze.
Voor straf moet Hans nog een kwar-tier
met zijn vui-le ge-zicht blij-ven rond-loo-pen,
tot Va-der thuis komt.
Va-der neemt hem mee naar de kraan, en
nu moet Hans er aan ge-loo-ven!
Wat heeft Va-der ge-boend! Hans huil-de
er van, zóó'n pijn deed het boe-nen. De inkt
ging er bij-na niet af!
Maar nu is hy schoon. Denk maar niet,
dat hy nog eens zijn ge-zicht zal vol-stem-
pe-len. Het stem-pe-len is wel pret
tig, maar het boe-nenwat doet dat een
pijn!
Spel etjes voor buiten
Probeer oen partijtje dennenappels bij elkaar te
krijgen. Je moet drie maal zooveel appels hebben
als spelers.
De club wordt in twee helften gedeeld, gekozen
door de captains of aanvoerders. Zij stellen zich
op behoorlijken afstand van elkaar op. De scheids
rechter geeft het sein en het bombardement kan
beginnen! Elke deelnemer werpt aoo krachtig als
hij maar kan zijn drie appels weg. Is deze voor
raad uitgeput, dan grijpt hij die, welke vóór zijn
neus door de tegenpartij zijn neergekogcld en
gooit ook die weg.
Wanneer de scheidsrechter weer fluit, is de
veldslag geëindigd!
De dennenappels worden geteld, die „over" ge
komen zijn. Die welke zich over de lijn bevinden,
die op 'n afstand van *n meter of tien achter elke
groep tevoren werd getrokken, tellen voor tweel
Do projectielen, die dezen afstand niet haalden,
voor één. De partij, die het meeste punten heeft
behaald, als winnaar!
'n Jachtspel
Ergens op een grasveld worden aan weerskan
ten twee honken vastgesteld. In één zoo'n honk
staan de hazen. De jager met twee of drie „jacht
honden", die hem helpen moeten, staat in het
veld op den uitkijk. Wanneer nu de hazen hun
Waschdag
door
Joop van Breukelen
Miesje heeft het heel erg druk,
zij houdt waschdag weet je,
en dat valt nu heusch niet mee,
want haar poppenkinders Kee,
Jetje, Ans en Greetje,
speelden samen op de straat
en je weet, hoe het dan gaat,
dan ravotten ze een beetje.
Eerst wascht ze de jurk van Ans,
dan de rok van Jetje,
dan Ans' kousen en Kee's das
en tot slot nog Greetjes jas,
en dat was geen pretje,
want die kleine wildebras
viel in een heel groote plas,
toen z'aan 't stoeien. *.vas met Jetje.
Als Mies klaar met wasschen is,
hangt z'alles op een lyn.
En ze denkt: „gelukkig maar,
't wasschen dat is ook weer klaar
en de wind die droogt het fijn.
Dan nog even stry ken gaan
en het werk is weer gedaan
en myn popjes zullen weer netjes zyn."
honk verlaten en naar den overkant rennen, pro-
beeren jagers en helpers hen te vangen. Krijgt 'n
liaaa van don jager drie tikken dan is hot
diertje af. Wordt hij door 'n jachthond" bij z'n
kraag genomen, dan moet deze hem vasthouden,
tot do „baas" hem drie tikken gegeven heeft; het
spreekt vanr.elf, dat de gevangene de komst van
den jager niet rustig afwacht, maar probeert er
onder uit te worstelen. Als alle hazen gedood zijn
op één na is die laatste haas de jager bij het nu
volgende spelletje; de twee of drie hazen, die het
laatste werden getikt, mogen hond zijn.
De Vesting
De jongens verdeden zich in twee kampen, aan
vallers en verdedigers. Do verdedigers vonmen 'a
kring met hun gezichten naar buiten gekeerd,
terwijl zij elkaar bij de hand vasthouden. Hun
aanvoerder bevindt zich in het midclpunt van
den kring.
Do aanvallers 3taan op een cirkel, die 'n pos
of tien van den vordedigendon cirkel is geteekend.
Zij probccron een voetbal binnen het fort te kik
ken, hetzij over de hoofden der aanvallers heen
of tusschcn hun voeten door. Do verdedigende
captain probeert dezen bal naar buiten te wop-
pon, zonder dat hij den bodem van zijn fort
raakt, anders moet hij cijn vesting aan den vijand
overgeven, waarop de cirkels van bezetting wis
selen.
176
ZATERDAG 3 JUNI No. 22 JAARGANG 1933
behoorende bij
Haastelijk
Pinksteren
er geschiedde haaatelUk uit den hemol
feluld gel Uk als van ecnen geweldigen,
n vervulde het gchccle huls.
Zij
Handelingen 2 2.
Aan al Gods wonderen is eigen het plotselinge,
ongedachte. Omdat ze niet zijn gevolgen van de
dingen die men ziet Gods wonderen komen niet
voort uit de aarde, maar dalen neder van don
hemel.
Daarom wekken ze ontsteltenis.
Als Christus is geboren, dan verhaalt ons Lucas
omtrent de herders: En zie een engel des Heeren
stond bij hen en de heerlijkheid des Heeren om
scheen ze, en zij vreesden met groote vreeze. Van
des engels komst wordt niet gerept, zoo snel ging
het in zijn werk.
Zoo is het ook bij Jezus' opstanding: een groote
aardbeving, wa/it een engel daalde noder van den
hemel en wentelde den steen af van do deur en
zat daarop. En weer is er vreeze; ook bij Jezus'
discipelinnen. Ja, want de engel moet, om zijn
boodschap aan haar kwijt te kunnen worden, eerst
zeggen: Vreest gijlieden niet
En zoo is het ook op don Pinksterdag: Do disci
pelen waren allen eendrachtelijk bijeen. En haaste
lijk daalde het geluid van den hemel neer.
Maar en dit is nu het eigenaardige op het
Pinksterfeest nu is er bij hen geen schrik of
ontsteltenis. We lezen er niets van. Wel bij de
menschen daarbuiten. De gchecle stad liep te hoop;
want overal was het geluid gehoord. Maar eer
de ontsteltenis zich van de discipelen kon meester
maken, werden zij vervuld met den Heiligen Geest
en begonnen te spreken met andere talen, zooals
de Geest hun gaf uit te spreken.
Dit was ook juist het onderscheid met de won
deren van den Kerstnacht en den Paaschmorgen,
dat Gods gekenden hier niet moer het wonder
zien, maar dat zij zeiven het wonder zijn. Of, wel
licht juister gezegd: het wonder geschiedt niet bui
ten hen maar wordt aan henzelvcn voltrokken.
Zoo volkomen geschiedt dit, dat zij geen verba
zing toonen, er zelfs niet eens over spreken, maar
alsof het zoo maar van zelf sprak de groote
werken Gods gingen spreken, in allo talen. Eerst
later gaat Petrus "spreken over wat er is
geschied.
Het was anders wel iets om verbaasd te zijn.
Lees toch maar aandachtig het verhaal na, en
tracht u eenigszins te rcaliseeren wat ge leest
Ze zitten daar allen bijeen, reeds vroeg op den
dag, want het is eerst de derde ure, negen ure
in den morgen, naar wij zouden zeggen. Het is
nu al de tiende dag sedert Jezus' van hen is op
gevaren naar den hemel. Nog altijd zijn ze in
afwachting van de vervulling van Jezus' belofte,
dat zij zullen ontvangen den Heiligen Geest
Het heeft wellicht reeds langer geduurd dan zij
zich voorgesteld hadden van de vervulling dier
belofte. Want reeds hebben zij voor de opengeval
len plaats van Judas vervulling gezocht en op
hun gebed van den Ilecro verkregen. En nog is
er niets buitengewoons geschied.
Ze vermoeden ook niets ervan, dut het dozen
dag zal geschieden. Want het is Pinksterfeest, ju;
maar Pinksteren was onder Israël oogstfeest. Dit
had ook wel een geestelijke zin, maar deze was
tot op dit oogcnblik nog bedekt.
Het is al heel onjuist uw kennis van deze din
gen op die discipelen over te brengen. En nog
erger, hun toe te dichten allerlei moeningen, die
velen er op na houden zonder nochtans in de
Schrift zelve grond daarvoor te hebben.
Dit ongedachte voor de vergaderde discipelen
des Heeren drukte Lucas in zijn keurige verhaal
trant uit door: En zie. Een uitdrukking, die her
haaldelijk in het Nieuwe Testament voorkomt, en
dan gebezigd wordt om iets verrassends aan te
duiden.
En zie, er geschiedde haastelijk van den hemel
een geluid.
Reeds dit was wel in staat te doen ontstellen
wie het hoorden. Want er is in de natuur maar
een geluid dat wij van den hemel hooren nedcr-
nalen, het ratelen van den donder. En dit was
het hier juist niet
Het was een geluid, gelijk als van een gewel
digen, gedrevenen wind. Niet het geluid van den
wind, maar a 1 s van den wind. Er bewoog dus
niets. En toch klonk het, eerst hoog in de lucht,
toen lager, en eindelijk door het heele huis heen,
alsof met groote snelheid een krachtige windstoot
van boven op het huis neerviel. Als het een wezen
lijke windvlaag was geweest, zou het huis ervan
gekraakt hebben, nu niet
En tegelijk deed zich nog een ander wonderlijk
verschijnsel voor, dat alleen daarbinnen werd
waargenomen: Van hen werden gezien verdeelde
tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk
van hen..
Er staat niet, dat zij het maar zoo zagen. Neen,
het was zoo, en het werd zoo door hen waar
genomen. Het leek op vuur, het zat op elks hoold,
zo zagen het bij de anderen. En toch brandde het
niet en schroeide zelfs niet.
Maar het allerwonderlijkste was toch wel, dat
zij allen vervuld werden met den Heiligen Geest,
en. met andere talen begonnen te spreken zooals
de Geest hun gaf uit te spreken.
Dit is de voltooiing van het Pinksterwonder.
Ook dit geschiedde haastig. Zoo haastig, dat er
geen ruimte tusschen dat gebeuren buiten hen
en het gebeuren in hen overbleef. Zoo haastig,
dat ze zich niet eens er over konden verwonderen
of tot elkander er over spreken konden.
Ze werden zeiven in het wondere gebeuren mee
opgenomen. Zooals het huis vervuld was met het
wondere geluid van den hemel, zoo werden zij
zolven vervuld met den Heiligen Geest.
En toen begonnen zo te spreken. Niet te
profeteoren, zooals oudtijds geschiedde wanneer de
Geest des Hoeren iemand aangreep. Want dat
profeteeren was ook in de eerste kerk van het
Nieuwe Testament een bekend en veel voorkomend
Verschijnsel.
Neen, zo begonnen heel gewoon te spreken. Te
spreken in vreemde talen, niet die zij zeiven ge
leerd hadden, maar zooals de Geest hen gaf uit
te spreken.
Ook deze laatste uitdrukking hebt ge zuiver te
verstaan. De Geest gaf het hun zoo te spreken. Zij
deden het dus zeiven. Niet als menschen, die bui
ten hun zinnen waren, maar wetende wat zij
zeiden.
En hierin is nu juist het wonder-hecrlijke van
het werk des Gecstes gelegen. Hij komt haastelijk.
Hij komt ter ure waarin gij Hem niet verwacht.
Hij komt in u. Hij neemt u geheel. En Hij gaat
zijn vernieuwend werk in u doen.
Want, al moogt ge hei Pinksterfeest niet ver
armen door er alleen 111 le zien de wedergeboorte
der apostelen, wat trouwens al veel eerder had
plaats gegrepen, toch moogt ge ook niet voorhij
zien, dat de Heilige Geest bij zijn komst in de
wereld zich terstond m den aard van zijn werk
dood kennen.
En zeker, hij deed zich kennen in een buiten
gewone male. De discipelen zijn niet altijd zoo ver
vuld geweest met den Heiligen Geest als in die
eerste oogenblikkcn.
Zooals het geluid van den hemel weer verstomde,
en de hemelsche gloed, die zich over hen allen
verdeelde, straks verdoofde, zoo zweeg ook
hun spreken in vreemde talen met enkele oogen-
blikken En Petrus sprak hen weer in de Joodscha
taal van die dagen toe.
Maar de Heilige Geest had toch zijn werk ge-
En het bijzondere in zijn werk is, dat Hij zóó
in u werkt, dat gij het ook zelf doen gaat. Hij
maakt u de groote werken Gods zóó bekend, dat
gij er ook zelf van gaat spreken.
Moge dat uw Pinksterfeest zijn.
Het is heerlijk op dit feest Gods gezanten zijn
groote werken te hooren verkondigen. Maar zal
het voor u waarlijk Pinksterfeest zijn, dan moet
ook uw mond open. Dan moet er iets zijn, dat
de Geest u geeft uit te spreken.
Dit behoeft juist niet iets opzienbarends te zijn,
iets waarnaar anderen moeten luisteren. Als ge
van harte instemt met het gezang der gemeente
op dien dag, dan doet gij hetzelfde wat Jezus*
discipelen op dien eersten Pinksterdag deden:
6preken wat de Geest u geeft uit te spreken.
Zijt gij daar begeerig naar?
Bid er dan om. Want u komt de belofte van dien
Geest toe en uwen kinderen. Bid er om zooals
Jezus' discipelen er biddende om waren geweest.
En dan zal het komen. Niet op uw tijd. Maar
haastelijk, op des Heeren tijd. Wellicht ongedacht.
Gij kunt dat niet zeker maken, niet dwingen.
De Heilige Geest maakt de ware Pinkstervreugde.
Wacht gij maar op Hem.
En als Hij het u geeft, neem het dan aan. Geef
u aan dien Geest over, opdat ook gij Gods lof
moogt vertellen.
Pinksteren
Willem de Mérode
Nu vaart Uw Geest de wereld door,
En blaast ons hart tot feller leven.
Wij willen alles om U geven,
En niets van alles gaat teloor.
Gij deelt Uw gaven mildlijk uit.
Wij reiken gul aan andren over.
En die ze ons néémt als machtig roover,
Hij heeft den hemel tot zijn buit.
Nu maakt Gij onze monden luid.
Wij loven Uwe rauwe wonden.
En allen, die ze deelen konden,
Leidt Gij doods hollen doolweg uit.
Nu laait Uw vlam van hart lot hart,
En licht uit honderdduizend oogen.
En lokt, die aarzlend tot U togen,
En zengt, die Uw getuignis tart.
Hoe lieflijk is Uw milde gloed,
Hoe helder zijn Uw rijke schijnen.
O, aardes lichten moeten kwijnen,
Als fakkels ros vnn rookend roet.
Gij zeidet, dat Ge eens nog de plaats
Van deze wereld zoudt bewegen.
Rijzen wij nu den hemel tegen?
Is dit nog maar een klein soluas?
Uw wind vaart zuivrend door t heelal,
Uw vuur zal alles zuiver branden.
Straks valt de wereld in Uw handen
Als een gelouterd gouden bal.
Uit: Het Ilcilig Licht.
169