JEUGD
VOOR DE
VAN BOEKEN EN SCHRIJVERS
Twee nieuwe
Christelijke romans
II
(Slot)
Jilles Limburg: Die niet heeft
D. A. Daamen, Den Haag, 1933.
Agni v. d. Torre: Vreugdekind.
Bosch en Keuning, Baarn.
Ais we 't nu róó voelen, dat de auteur Nelly deze
„van diep nadenken getuigende woorden" in de
mond legt dan wordt de (door mij gespatieerde)
toevoeging wel wat geforceerd.
Rest mij in dit verband ook nog een opmerking
over des schrijvers voorliefde om „weldoeners" te
doen optreden, (bladz. 124 wijst zelfs op detective-
ne gingen).
Dit wijst ook op oogeniblikken van gemis aan
werkelijkheidszin. Hier moet de „romantiek" een
en ander goedmaken.
Een vorig maal wees ik op enkele cliché-natuur
beschrijvingen. Ook thaus komt de auteur daar
niet boven uit.
Het dertiende hoofdstuk begint b.v. zoo:
„Het voorjaar heeft de bollenstreek gemaakt
tot een aantrekkingspunt voor liefhebbers van
de natuur.
Uit zijn winterslaap ontwaakt, toont het
aardrijk hier wederom het over heel de wereld
bekende bloemendek en het mooie weer trekt
dag aan dag duizenden en duizenden; vooral op
de Zondagen is het ontzettend druk.
Want al die schoonheid is maar heel kort
van duur."
Dit citaat laat aan duidelijkheid niets te wen-
Het is alles heel gemakkelijk en heel slap.
Na deze op- en aanmerkingen valt het mij niet
moeilijk, iets te zeggen over de goede kwalitei
ten van „Die niet heeft
Dan, in aansluiting op wat ik reeds eerder
schreef, geloof ik, dat Jilles Limburg weer ge
toond heeft een goed leesbaar volksboek te kunnen
schrijven.
Hij past er voor op niet in oude fouten te verval
len. Hij houdt van tempo en heeft gelukkig een
hardgrondige hekel aan „zeuren". Hij kent het
mcnschelijk hart, en vooral: het volkshart.
Zijn kracht ligt vooral in het geven van scherpe
tegenstellingen, wat hij met vele volksschrijvers
gemeen heeft.
Er staan bladrcijdcn in dit boek, die uitstekend
zijn.
Ik denk hier aan de beschrijvingen, die het bol-
lenwerk raken. (blz. 118).
De laatste twintig bladzijden lijken mij de beste
van het bock. Het zijn die, waarin de auteur het
leed van Groener beschrijft, als hem alles ont
valt en aan hem het schriftwoord bevestigd
wordt: „Want ik zeg U, dat een iegelijk die heeft
zal gegeven worden, maar van dengene die niet
heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij
heeft." (Lucas 19 vers 26.).
Het schrijven van een roman is echter niet al
leen een literaire, doch evenzeer een sociale daad.
Via de bibl;wtheek „Voor hoofd en hart" komt
dit boek in onze gezinnen. En gezien het onder
werp: het gemengde (protcstantsch-roomsche) hu
welijk rijst do vraag, wat voor invloed gaat er van
deze lectuur uit?
Dan geloof ik te kunnen oeggen: dat het ge
mengde huwelijk van Groener en Lena van Vessen
niets dan misère heeft opgeleverd. De auteur
heeft zich er eerlijk tegenover gesteld en stelt
de lezer voor een allesbehalve aanlokkelijke uit
komst.
In zooverre sluit de invloed van dit boek aarn
op die der opvoeders, als deze op de gevaren
van het gemengde huwelijk bij voortduur wijzen.
Maar we dienen hier in 't oog te houden, dat
Groener van huis uit Gereformeerd was,
en van twijfelaar, ongeloovige werd. Het gold hier
dus niet: „twee gelooven op een kussen", doch
een onverschillige en een geloovige.
En dan valt het op, dat de auteur, vooral in het
tweede deel, goed thuis is in het geloofsleven der
roomse h-k atholieken.
Over het orthodox-protestantsche leven wordt
zoo goed als niet meer gerept in dit tweede deel.
Staat de auteur er objectief tegenover?
Dit is geen onbescheiden vraag.
Wat de auteur ons in een vorig werk „Wie?"
bood aan bekeeringsgeschiedenissen, viel ons aiet
Het slot van „Wie?" toonde ons een te gefor
ceerd beeld.
Voor zoover we „Die niet heefteen anti-
bekeering kunnen noemen, heeft de auteur eerlijk
zijn plicht gedaan.
Of Groener zich eenmaal aan Christus heeft
overgegeven, laat de auteur in het duister. Dat
zijn opgeheven arm het beeld van de Verlosser
6paarde, laat de mogelijkheid open.
Jilles Limburg heeft in dit boek het thema be
handeld:
„Die niet heeft."
Aan dit Schriftwoord gaat nog een ander voor
af.
Hopen we van deze schrijver, die een vrucht
baar talent belooft te worden, nog eens de roman
te ontvangen, waarin hij het leven geeft van
christenen, in wier leven iets to zien is van de
vervulling decer belofte:
„Die heeft, zal gegeven worden".
Agni van der Torre: Vreugdekind.
Agni van der Torre geeft in dit bock haar eerste
roman.
Deze jonge schrijfster is studente aan de Uni
versiteit te Gent.
In „Opgang", het huisorgaan van de fa. Bosch
en Keuning te Baarn, vonden we in het laatst
verschenen nummer haar foto en een korte bio-
Dit „levensoverzicht" spreekt van een meisje, dat
van haar vroegste jaren af vertrouwd is met een
leven tusschen waken en droomen.
„Vreugdekind" zou dan ook heel goed als onder
titel kunnen hebben: „Het leven dat ik droomde".
Niet de droom in de slaap, neen er is een
droomen ook in wakende toestand.
Deze droomsfeer is geen enkele kunstenaar
vreemd.
Wanneer nu Agni van der Torre reeds als kind
het leven benaderde door de droom (verlangt niet
Ieder „groot" mensch zich nog eens zoo rijk en
gelukkig?) valt het niet te verwonderen dat, wan
neer zij haar eerste boek schrijft, haar werk hier
van zeer sterk de 6poren draagt
Zoo valt het m.i. te verklaren dat wij „Vreugde
kind" beginnen te lezen en het ons aanvankelijk
moeite kost, inplaats van verre stemmen, een
melodie te hooren.
Het doet mij denken aan een station, dat maar
niet goed „doorkomen" wil. We draaien en pro-
beeren, maar het geluid dat ons overigens wel
aanstaat, blijft ver-af.
Het verhaal van Giza, de schilderes, die een
zomer doorbrengt op een heide-dorp, waar een
ongetrouwde, „ideale" dominee staat; het dorpscho
leven met z'n praatzucht, ziehier het thema van
dit boek.
De schrijfster is echter niet bij machte geweest
de vele bij-figuren eenig leven in te blazen. Zelfs
haar hoofdpersonen komen daar nauwelijks aan
De predikant is inderdaad geen gewoon mensch
meer. Hij is helaas een ideale boekenfiguur ge
bleven.
Ja, de schrijfster heeft wel gevoeld, op welko
klip zij dreigde te stranden: die der onwerke
lijkheid.
En, onbewust, omdat het boek al te mooi ging
worden, komt zij toe aan de wreede hoefslag van
het paard, dat de jonge dominee doodt, en Giza
met haar kleine jongen achterlaat.
Maar nu dreig ik onredelijk te worden.
Laat mij dus volstaan met te zeggen, dat ik van
Agni van der Torre nog veel goeds verwacht. Zij
moet echter beginnen de dingen en menschen
meer te zien zoo als ze zijn: wat vaak niet al te
best overeenkomt met de droomsfeer, waarin we
het leven zien zoo we het gaarne zouden willen.
Het komt mij voor, dat in dit boek Wilma-
invloeden hebben gewerkt, zij 't wellicht onbewust
Maar het verschil tusschen de lectuur van deze
nog jonge schrijfster en werk van een door het
leven gerijpte vrouw als Wilma is nog al groot
„Vreugdekind" is alzoo het sympathieke pogen
van een jonge, gevoelige schrijfster een droom
beeld te realiseeren.
Doch het ware beter geweest als zij met het
zware gegeven van dit verhaal nog wat gewacht
had.
Agni van der Torre kan sfeer scheppen. Zij moet
echter nog voel „literairs" los-laten en probeeren
wat minder in-direct te schrijven. Wij, Hollandera,
voelen ons altijd een beetje schuw als we merken,
dat er teveel met „stemming" gewerkt wordt.
Onze tijd vraagt vóór alles: nuchterheid. De din
gen en menschen zien zooals ze zijn. Daarom be
hoeft de droom ons niet te ontglippen.
We dienen ons echter te realiseeren, dat de sfeer
van „Oostloorn" toch eigenlijk de sfeer is van een
stemmingsvol" gramofoonplaatje. Als de schrijf
ster dat in 't oog houdt, zal zij dergelijke, onge
twijfeld bekoorlijke melodietjes, zuinig bewaren
voor een zomeravond. Du6: als intermezzo.
Het zou mij overigens weinig moeite kosten nog
veel goeds te zeggen over dit debuut.
Omdat ik weet dat het de jonge auteur aan
.^gunstige" recensies niet zal ontbreken, meende ik
goed te doen, om de schrijfster nog aan het begin
van haar loopbaan staat, te wijzen op deze fouten.
Intusschen heeft de lezer begrepen, dat wij met
belangstelling de ontwikkeling van dit talent af
wachten.
P. J. RiSSEEUW. j
170
De avonturen van
Fernao de Magelhaes
G. K. de Wilde
(Vervolg.)
Wacht met schieten Commandeur, zei Piga-
fetta dan haastig. Wacht!
Waarom! informeerde Magelhaes, wat ge
prikkeld.
Pigafetta boog zich naar Magelhaes.
Omdat ge over hen heen schiet, fluisterde
Pigafetta kort Zie maarl
Magelhaes moest toegeven, dat Pigafetta de
waarheid had gesproken.
En met schroot? wilde hij aanvoeren.
Dan schiet ge uw eigen schip stuk of in brand,
vulde Pigafetta aan.
Liever dan door die bende overmeesterd te
worden, gaf Magelhaes grimmig ten antwoord.
Laat mij er nog eens op afgaan, verzocht
Pigafetta onverwachts.
Magelhaes keek hem verbaasd aan. Jij?
Ja ikl verzekerde Pigafetta glimlachend.
Maar liefst voor ge geschoten hebt Nu verkeeren
ze nog in de veronderstelling, dat dat kanon ge
vaarlijk i. voegde hij er aan toe.
Maarweerde Magelhaes af. Pigafetta liet
hem echter niet uitspreken.
Ik gal zei hij kort Een laatste poging!
Hij greep het gevest van zijn zwaard en daalde
de trap naar het lagere dek af en liep tot aan de
groote mast, heel kalm, alsof het een wandelin
getje was om zijn stijve ledematen wat lenig te
maken. Om zijn lippen speelde een glimlachje.
Eenige flambouwen, die de muiters in hun bezit
hadden, gaven een gelig schijnsel. Ook Magelhaes
liet eenige seinlantaarns aansteken.
Aan beide zijden van het schip viel een doodsche
stilte.
Spanning op het achterdek! Verbazing op het
voordek!
Wat wilde die Ridder? Die durfde!
Onwillekeurig drong Pigafetta's houding respect
af en hij, als onpartijdig man, als toeschouwer,
als vertegenwoordiger van den Keiaer was do
juiste man om te onderhandelen met de muiters.
Vrienden! begon hij.
Pigafetta wachtte even
't Bleef echter stil, wonderlijk still Men was
onder de indruk van de moed van dien man. Een
priester immers was onschendbaar en uit kracht
van zijn priesterschap tevoren verzekerd van
eigen lijfsbehoud. Maar deze'manwas een der
eersten, die gedood zou zijn, indien het schip hun
was.
Vriendenl begon Pigafetta nogmaals. De lichte
ironie ontging den mannen.
Jk weet, dat jullie reden hebt tot ontevreden
heid. Je werk is zwaar, de toekomst is onzeker. Uw
dagelijksche arbeid is zwaarder, bijna dan van
een mensch gevergd kan worden enuw rant
soenen zijn verminderd.
Enkelen trachtte te schreeuwen, maar Pigafetta
had door dit bewijs van medeleven met hun toe
stand de meesten gegrepen. Ze wilden weten, wat
die man nog meer te vertellen had. Den schreeu
wers, waaronder ook Oliver, werd op ruwe toon
gecommandeerd te zwijgen.
Ik kan mij voorstellen, vervolgde Pigafetta,
dat jullie ontevreden bent. Maar ik kan mij
niet voorstellen, dat je dat op deze wijze uit.
Wat wil je zoo bereiken?
Pigafetta wachtte even op een antwoord, maar
slechts wat gemompel en een enkele kreet: Terug-
keeren! was al wat hij hoorde.
Tcrugkeercn? ging hij voort, Tcrugkecren?
En wat zal men in het vaderland of zoo
Spanje Uw vaderland niet is, in Uw eigen vader
land zeggen? Uw vrouwen, Uw kinderen, Uw ken
nissen zullen U vragen: Waarom ben je terug
gekeerd?
En wat zal dan Uw antwoord zijn?
De voedselvoorraad was op? Dat is n i e t zoo!
Zware stonnen hebben ons geteisterd? Dat
is n i e t zool
Onze schepen waren niet meer zeewaardig?
Dit is o o k niet waar!
Wat zult gc dan moeten neggen?
Pigafetta wachtte even, de stilte was be
nauwend.
Ge zult niets kunnen zeggen, als Uw vrou
wen en kinderen vragen: waarom? Ge zult met
leegc handen staan, als ze vragen, waar zijn de
schatten, de rijkdommen, die je ons beloofd hebt,
toen wij afscheid namen?
Zie, daar staat ge! Zonder antw.oord
En met leege handen.
En dan Pigafetta verhief zijn stem wat
Dan zullen uw vrouwen en kinderen en allen die
u kennen, zeggen: Durfde je niet verder, waar
de manschap van Columbus, van Amerigo Ves
pucci, van Cabral, van Bilbao u voorgingen? Durf
de je dat niet?
Ze zullen spottend lachen. En in hun aller
oogen zult ge kunnen lezen: Lafaard! lafaardl
Waarom ging je niet verder? Je durfde niet!
Waar eijn de schatten, die je vol trots be
loofde? Je hebt niets. Niets dan die armzalige
scheepsgage.
Vol minachting zullen ze zich afwenden van een
die niets meebracht, die bang wasdie een
lafaard was!
Fel drongen deze woorden in de hoofden en
harten der mannen en Oliver, die stilzwijgend de
aanvoerder geacht werd, voelde, dat hij terrein
begon te verliezen. Hij trachtte door eenige uit
roepen weer te winnen, wat hij verloren had.
We hebben nog geen goud gezien. We wil
len meer eten! pralende ridder! Jij gaat er het
eerst aan! We willen terug!
Hij zweeg echter spoedig; toen hij het dreigend
gemompel achter zich hoorde. Oliver was wel ge
vreesd maar niet bemind. En danhad die Rid
der geen gelijk? Waarom hadden ze zich eigen
lijk laten opstoken door Oliver en later, toen
deze gevangen zat, door Fernandez?
Pigafetta voelde deze veranderde stemming en
speelde zijn laatste troef uit Oliver bemerkte,
dat deze zet hem en zijn makker schaakmat zou
zetten en hij werd bevreesd. Hij wist dat hij het
verloren had, toen hij keek in het vastbesloten
gelaat van den Ridder; toen hij achter zich het
dreigend gemompel hoorde.
Buitengewoonl prees Magelhaes zacht
Schitterend! Draai de lampen nog wat op
Stil, laten wij luisteren! Nu komt het critieke mo
ment. Die man is meer waard dan ik.
Welnu vrienden, vervolgde Pigafetta, ik
heb u even tijd gelaten om over deze dingen na
te denken. Ge ziet, het kanon staat op u gericht
Winnen kunt ge het niet! Onderwerpt ge u, dan
zal on»ie Commandeur u voeren naar nooitgeziene
landen, waar reusachtige rijkdommen op u wach
ten. Uit zijn naam beloof ik u, dat geen straf zal
gegeven worden, uitgezonderd aan den aanvoer
der van deze muiterij.
Dat beloof ik! riep Magelhaes! Jk zweer
het.
Gij hoort het mannen! ging Pigafetta voort
Het woord van onzen Commandeur is goed.
Welnu zijn er nog mannen die weigeren zul
len, zich onder 's Konings vlag te scharen en Ma
gelhaes te gehoorzamen? Zijn er zulken nog?
Pigafetta's eigenaardige toon van spreken deed
allen gespannen luisteren naar wat er komen
ging-
Zijn er zulken nog? Wel komaan, laten ze dan
eerst weten, wien zo dan zullen gehoorzamen. Dien
Engelschman?
Ha! Pigafetta lachte spottend, zeker, dat hij
het spel gewonnen had, dan is het niet meer
dan recht en billijk, dat ze weten, wien zij gehoor
zamen!
Pigafetta stak de vinger uit en wijzende op
Oliver, riep hij uit:
Vraag dien kerel eens zijn rug bloot te ha
len Woedend geschreeuw van Oliver verhinder
de Pigafetta even door te spreken
WIST JE DAT
Wie zijn sporen heeft verdiend, heeft bewijzen
van bekwaamheid of geschiktheid voor iets ge
leverd. Oudtijds kreeg een jonker, na het dapper
bijwonen van den eersten veldslag of na het ont
vangen van den ridderslag, werkelijk sporen aan
de voeten en de uitdrukking is bewaard gebleven,
ook al is de ridderstand verdwenen.
Waarom heet de trots van het Amsterdam6che
Rijksmuseum, Rembrandts wereldberoemde schil
derij: „De Nachtwacht?" Het geeft haast wel dertig
figuren te zien op het oogenblik, dat zij in onregel
matige volgorde hun clubhuis bij dag verlaten.
Den naam „Nachtwacht" verkreeg het doek, door
dat de achtergrond door slechte verzorging vroe
ger of hoe dan ook zwart geworden is, nachtelijk
donker. Maar het is niet een nachtwacht, doch een
dag-wacht, die in 1642 door Rembrandt werd ge
schilderd. De menschen, die er op staan, moesten
ieder 100 bijdragen, en zij vonden dit erg onbil
lijk, want zij „leken" niet, meenden zei De schil
der heeft van dit werk veel verdriet beleefd!
Waarom toch al die letters op romp en vleu
gels van de vliegtuigen? Soms zelfs met dt'-ur
erbij? Wel, alle vliegmachines, die Hollanders zij
maar niet van de soldaten, dragen de letters P. H.,
dat is voor ons land zoo overeengekomen met de
overige staten. Duitschland heeft D, Engeland G,
België O O, en Frankrijk F. Dit heet het natio
naal kenmerk. Het nummer van ieder mach je
komt voor in het luchtvaartregister en beweegt
zich voor ons land tusschen de letters AAA
en Z Z Z. Elke kunstvogel heeft in ons land nog
de A-toevoegsel, aan de andere letters is n.en nog
niet toe. Duitschland heeft vier cijfers nóAst de D.
Hollandsche machines met een cijfer hooren aan
de soldaten; met letter en cijfer aan de marine, dat
zijn dus militaire vliegtuigen, waarvan ons land
er 'n paar honderd bezit.
en als hij niet wil, welnu haal jullie
hem dan zijn rug bloot, je hebt recht om te weten,
wien je gehoorzaamt
Oliver keerde zich nu woedend, wanhopig tot de
muiters en in een vloed van scheldwoorden, in de
ergerlijkste taal, bezwoer hij hen zich niet gewon
nen te geven. Hij zag niets dan aarzelende, hem
weinig moed gevende gezichten. Eu tenslotte was
het Fernandez, die met het keei .n van het getij
eveneens omzwaaide en zijn vriend verried.
Laten we eens doen, wat die Ridder zegt,
noodigde hij zijn kameraden uit
Fernandez, jij, jijgemcene1 schreeuwde
Oliver uit. Jij......!
De rest ging verloren. Vele sterke handen had
den den gespierden kerel aangegrepenonbewo
gen staarde Pigafetta dat wonderlijke tooneel aan.
Diep in zijn hart was groote vreugde over het
slagen van zijn poging.
De mannen worstelden even, maar weldra lag
Oliver in het gelige flambouwenlicht halfnaakt
plat op het dek. zijn rug naar boven. Zes brand
merken waren in het ontstoken vleesch gedrukt
Vier wegens moord, twee wegens brandstichting...
(Wordt vervolgd.)
Rebus
175