JEUGD VOOR DE VAN BOEKEN EN Twee nieuwe Christelijke romans I „Die niet heeft door Jilles Limburg. D. A Daamen's U. M. N. V. Den Haag (1933). II Vreugdekind, door Agni van der Torre. Bosch en Keuning, Baarn (1933). Er schijnt hier en daar eenig misverstand te heerschen betreffende de ietwat snel op elkaar volgende publicaties van Jilles Limburg. Ik meen er de vorige maal bij de bespreking van „De Twijfelaar" reeds op te hebben gewezen, dat de schrijver oorspronkelijk van plan was het ge geven van het gemengde huwelijk (Roomsch- Protestantschin een deel te verwerken. Toen hij ongeveer de helft klaar had, bracht hij de copie ter beoordeeling bij Jan Walch. Deze plaatste de inzending „op de lijst", wat beteekende: komt u over drie maanden maar eens terug. Jilles Limburg heeft toen, volgens zijn eigen mededeeling, het gegeven laten rusten, teneinde het oordeel van Walch af te wachten en benutte deae wachttijd met het schrijven van zijn boek „Wie?" (in deze kolommen door Wapenaar be sproken). Tusschen het schrijven van „De Twijfelaar" en het nu voor mij liggend vervolg: „Die niet heeft..." ligt dus een zeer belangrijke periode in het leven Van deze auteur. Ie: het schrijven van „Wie"? 2e. de ontvangst van „De Twijfelaar". De duizende lezers van „De Twijfelaar" heblbea zich, na de laatste bladzijde afgevraagd: hoe zal dèt afloopen. Voor hen, die „De Twijfelaar" niet hebben ge lezen, deelen we mee, dat dit boek besluit met de huwelijksdag van een rooinsch meisje en een pro- testantsche jongen. Nu is het tweede deel er en kunnen wij, na lezing, de balans opmaken. Laten we eerst even de geschiedenis van Johan Groener en Leens van Vessen vervolgen. Wanneer, na enkele gongslagen van de uitgever, „het scherm omhoog gaat", vinden we de situatie <L<L ongeveer „zeven jaar later". De nieuwe pastoor vindt een brief van zijn voorganger, waarin deze zijn aandacht vraagt voor het gezin Groener, dat hem veel zorg heeft ge geven. Er zijn twee kinderengeboren. De moeder van Leens blijkt onverzoenlijk. AI wat Groener doet, „wordt beheerscht door de zuivere liefde voor zijn vrouw". „De vrouw is een vrome discipelin en als een raadsel, als een onoverkomelijk noodlot, be schouwt zij de liefde voor deze man." Na enkele bezoeken weet de nieuwe pastoor dan te bewerkstelligen, dat de moeder zich met de dochter verzoent. Inmiddels gaat het Johan Groener goed. Zijn fcollenhandel floreert en zijn „weldoener", de baron, heeft eer van zijn werk. Johan Groener wordt een man van beteekenis; zijn bezit groeit sneL De oorlog valt er in en daarmee Johans dienst tijd als landstormman. Even dreigt het mis te gaan, doch na het sluiten van de vrede kan hij zijn groei nauwelijks bijhouden. De schrijver laat niet na de belangrijkste gebeur tenissen .te noemen: distributie, 't militaire loven, November '18, burgerwacht, sociale verbeteringen etc. Johan Groener is nu veel buitenslands. Dan komen de eerste moeilijkheden met Piet, zijn zoon, die de kant van zijn vader opgaat: hij blijkt niet geloovig van aard. Hij is, evenals zijn vader, veel in 't buitenland en de schrijver ver telt tegelijk oen en ander over de consequentie van dit reizen, waarin vele jongelui „uit de band springen". Betreffende Piet Groener laat hij ons echter alleen maar vermoeden. Wanneer Piet weer thuis is wordt deze verliefd op een dochter van de vrij zinnige prediként Ds. Jonker, wiens Clara hij op het tennisveld leert kennen. Als hij dit aan zijn vader mededeelt, komt het gesprek natuurlijk ook op de kerk, waarmee hij wil breken. Maar het ergste volgt nog, als hij doelt op zijn mrer vrij zijn". Dan blijkt Piet Groener in SCHRIJVERS Amerika reeds te zijn gehuwd, welke verbintenis met 40.000 weer te niet gedaan kan worden. Aanvankelijk weigert Groener alle medewerking. Groener blijkt echter achteraf te hebben toege stemd, dat Piet de zaken in Amerika afwikkelde. Want in het direct daarop volgende hoofdstuk vinden we Groener op de terugreis van Amerika methet lijk van zijn zoon, die door een auto ongeluk om het leven is gekomen. Bij de begrafenis is de kerk stampvol. De moeder is hopeloos Zij kwelt zich met zelfbeschuldigingen. Dan, langzaam, rijpt het plan, dat Groeners leven zal toemuren en vereenzamen. Nelly, Groeners eenige doahter, heeft de aard van haar moeder. Zij zal de schuld van haar broer, de schuld ook van haar moeder, boeten in het klooster. „Voor het altaar deed ze de plechtige belofte na haar een en twintigste jaar de sluier te zullen aannemen en haar leven te besteden in dienst van God, tot verkrijging van genade voor haar vader en voor haar broer." Tot Nelly's een en twintigste jaar weet Groener niets van dit alles. Hij krijgt een compagnon, die op Nelly verlieft doch het meisje blijft stand vastig. Dan, men voelt de spanning stijgen, komt hèt moment dat de vader het zal weten Dit is het begin van het einde. Hier beginnen ook de belangrijkste bladzijden in het boeik: de gruwelijke vereenzaming van de vader, die buiten het geloof van zijn vrouw en dochter staat die zich alles weet ontroofd. Nelly kiest de zwaarste orde, die der Karme lietessen. „En hij had het uur vervloekt waarop hij be loofd had zijn kinderen af te staan aan de katholieke kerk. „Ik lees hier," had hij geantwoord, „dat Kar melieten en Karmelietessen zoo'n ruw hemd dragen, dat het hun lichaam pijn doet, in de felste koude krijgen ze een vuurstoof om zich te wannen, maar ze mogen nooit bij een kachel gaan, nooit vleesch eten. Zich 's avonds niet uitkleeden, en slapen gaan op een schuinliggende plank met te wei nig dekens, tweemaal op een dag eten. Altijd verborgen blijven aohter dikke sluiers, nooit hun gezicht meer vertoonen. Kind, kind, jij wilt dat dragen, nooit meer een mensch aan raken." „Ja, vader, ik verlang er naar," zei ze dwe pend, „niets kan mij daarvan afschrikken, want ik zie op de belooning." Als later ook zijn vrouw nog sterft, wanneer zijn dochter „levend begraven" is, komt er een dag, waarop hij alle heiligenbeelden in zijn huis vernielt, doch zijn arm laat zakken, als hij voor het Christusbeeld etaat. De laatste bladzijde brengt nog een verrassing. Op een keer staan er twee mensohen voor de eenzame Groener; zijn compagnon met Clara Jonker. Zijn compagnon, een goed katholiek, die zijn schoonzoon had kunnen zijn Clara Jonker, de vrijzinnige domineesdochter, met wie zijn zoon had willen trouwen: „Veel geluk," prevelt hij binnensmonds en schudt hen zwak de hand. Dan gaat hij maar verder... Ook de twee jonge menschen gaan verder en nemen het boschpad naar het huis van Ds. Jonker. Wcntsel slaat irijn arm om de geliefde heen. „Ben je gelukkig, liefste?" vraagt hij. „Ja", antwoordt ze, „vader heeft wel gezegd, dat ik er wel eens berouw van zal hebben, om dat jij Katholiek bent en dat we wel groote moeilijkheden zullen hebben." „Dat zal ook misschien wel," antwoordt Wentsel, „maar we zijn geen kinderen en onze liefde zal de moeilijkheden overwinnen!" Proeft ge hier de bedoeling va«i de auteur, lezer? Hij wil zeggen: wat heeft het ongelijke huwelijk van Groener zijn naaste omgeving geleerd? Niets. „Onne liefde zal al onze moeilijkheden over winnen." Precies wat Johan Groener en Lena van Vessen hadden gedacht, toen zij als Roomsch en Pro testant in 't huwelijk traden. Twee dingen resten ons nog onder de oogen te zien. Ten eerste: in hoeverre dit boek literair „ge slaagd" is te noemen; ten tweede: waar wij met doze voltooide roman van 't gemengde huwelijk aan toe zijn ten opzichte van zijn sociale betee- keciis. Over het eerste punt valt een en ander te zeg* gen. Ik meen mijn standpunt bij 't bespreken van! ,J)e Twijfelaar" ingenomen, te kunnen handhaven. Jilles Limburg is vóór alles volksschrijver. Wie zijn werk in één adem noemt met dat van Rijnsdorp b.v., blijkt niet dat onderscheidingsver mogen te bezitten, waardoor men de literator en de volksschrijver onmiddellijk onderkent. Hiermede wil ik natuurlijk niet zeggen, dat li terator en /olksverteller elkaar ten eenenmale zouden uitsluiten. In dit geval wil het zeggen: literair geschoold of ongeschoold. Ook voor het schrijven van romans is vakkenr nis noodig. En „taai-gevoel". Met een geconde dosis volks-kunde schept men nog geen literair kunstwerk. Ten overvloede wil ik echter het bovenstaande met enkele voorbeelden b e w ij z e n. Allereerst is daar het goedkoope begin van dit boek. De auteur stond voor de moeilijkheid, op welke wijze hij de lezers van het eerste deel („De Twij felaar'') moest inlichten, hoe het nu verder met Johan Groener en zijn vrouw gegaan was. Jilles Limburg grijpt dan naar het gemakke lijkste middel: De vorige pastoor laat een brief voor zijn op volger na, waarin deze kort en bondig, speciale aandacht voor het gezin Groener vraagt, en mee deelt hoe de zaken er voor staan. Moeilijker was het geweest, indien de schrijver door allerlei „indirecte" mededeelingen de lezer allengs op de hoogte had gebracht Dan blijkt de auteur meermalen voor de conse quenties van zijn zwart-wit methode terug te schrikken. Bedierf hij zijn boek „Wie?" niet, door de al te tragische dood van de jongen aan het slot? Ik kreeg sterk de indruk, dat de auteur geen raad meer wist met de jongen In dit boek, een soortgelijk geval. Waarom laat de auteur Piet Groener op „on verklaarbare" wijpe in Amerika om het leven ko men? De schrijver heeft door deze tragische gebeur tenis zijn werk wel zeer vergemakkelijkt. De weg was nu gebaand voor een kloostergelofte van Nelly en het wegkwijnen van Groeners vrouw. Ook hier krijgen we de indruk, dat de auteur moeilijkheden uit de weg gaat en psycho logisch niet is opgewassen tegen do door hem zelf geschapen situaties. Trouwens, er zijn méér psychologisch zwakke plekken aan te wijzen in dit boek. Op bladz. 56 lezen we, dat Groener soms niet gerust was over Piet: „want zijn zoon bezat enkele eigenschappen, die hein zouden opbreken, namelijk rijn hoogmoed en eigenzinnigheid, waarbij nog het ergste was, dat hij het voor rijn vader verborg." Afgedacht nog, of het mogelijk geweeat is, dat Piet deze karakterfouten voor zijn vader kon „verbergen" (het tegenovergestelde ziet men veel eer) is dat maar zoo'n losse mededeeling van de auteur, waarmee hij de lezer op erger dingen gaat voorbereiden. Nergens lééft Piet Groener voor ocis. Het is, als of iemand met een verre ,niet heldere stem over hem praat. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, van zijn zuster Nelly. Op bladz. 81 vertelt de auteur in enkele regels, hoe pij van meisje tot jonge vrouw is gegroeid. „Met kinderen van de deftigste families was ze opgevoed en ze stond ia ontwikkeling ver boven haar moeder" Nergens is dat voelbaar in het verhaal. We kunnen ons ook geen voorstelling maken van het huiselijk leven dezer familie. Geen enkele interieur-kiek ia ons gegund poch is de schrijver bij machte geweest ons psy chologisch iets bij te brengen van de innerlijke ge steldheden dezer menschen in verband met hun vrij plotseling rijk-worden. Dat de auteur zijn personen hier en daar kunst matig in het leven moet houden, bewijst oas o.m. een zin op bladz. 132. Daar wijst Nelly een aan zoek af, omdat zij in stilte van plan is om in, een klooster te gaan „Ik geniet van het leven", antwoordde ze, .doordat ik er over heb nagedacht, wat het in houdt. Ik weet wat het mij geven kan en daar om ben ik heel tevreden omdat ik tot degenen behoor die heel veel hebben ontvangen." Haar van diep nadenken getui gende woorden troffen hem; hoe was het mogelijk, dat een meisje van even twintig jaar zóó kon pra ten. P. J. RISSEEUW [(Slot volgt), i 162 De avonturen van Fernao de Magelhaes door G. K. de Wilde (VcrvclgJ In de hut van Magelhaes vond eea ernstig onder houd plaats tusschen de twee mannen, beiden even onverzettelijk, beiden even hard, waar het gold te doen, wat in hun oogen juist en goed was Louis bekende zijn schulden Magelhaes Mikte hem de hand. Hij won daardoor een trouwe vriend! IX. De muiterij Pigafetta wachtte Waarop wist hij zelf niet. Maar diep in zijn hart voelde hij, dat er iets gebeuren moest De zee zag grauw en stormige luchten dreven landwaarts. Het land lag doodsch en verlaten in 't yale licht Was de somberheid van het weer oorzaak van zijn stemming? Pigafetta wachtteen diep in zijn hart voelde hij, dat er iets op til was. Zooals het weer was, stil en nochtans dreigend... poo was ook de stemming onder het scheepsvolk. Bewijzen had hij er aiet voor: het was meer een kwestie van instinctief aanvoelen. Wel had hij getracht Magelhaes te overtuigen Van dreigend gevaar, maar deze had hem wat uitgelachen om zijn vrees. Denk aan dat briefje, Gommandeur! waar schuwde hij. Maar Magelhaes had afwerend met de hand gewuifd, een kleinigheid, heer Ridder, die voldoende streng bestraft is. Oliver zit nog altijd in de boeien en onder mijn bemanning is volledig rust hebben mijn stuurlieden mij ver zekerd! Zijn ook de andere bemanningen rustig? En zijn de stuurleden absoluut betrouwbaar, kon Pigafetta niet nalaten te vragen. Even had Magelhaes geaarzeld, dan antwoordde hij: De rantsoenvennindering is zonder tegen spreken aanvaard. Dat juist verwondert mij, merkte Pigafetta ïaadselachtig op. Dat is niet natuurlijk. Liever was mij openlijk verzet geweest in plaats van dit stilzwijgend aanvaarden. Vergeet ook niet, Com mandeur, dat vanmorgen drie kapiteins bij de mis ontbraken, voegde hij er aan toe. Daar zal ik hen ernstig over terechtwijzen, verklaarde Magelhaes, dat was ongepast. Wij hebben onze bemanningen voor te gaan in Gods- yrucht Dat was openlijk verzet, Commandeur! viel Pigafetta hem in de rede. Magelhaes haalde de schouders op. Men kan ook tè streng zijn, heer Ridder. Noem het liever een verzuim of grove nalatig heid, zoo je wilt Pigafetta was er niet ia geslaagd. Magelhaes te overtuigen van dreigend gevaar. Al detze gedachten vlogen Pigafetta door het hoofd, terwijl hij daar zoo stond aan de verschan sing, uitziende over een onbekende zee, over een onbekend land, dat Magelhaes bestemd had tot winterkwartieriag der expeditie. Pigafetta huiverde evenDe grauwe trooste loosheid van de schemerige namiddag maakte hem koud en stemde hem somber. Pigafetta wachtte Dan iaeens volgden de gebeurtenissen elkaar met angstige snelheid op. De Trinidad lag voor de inham, die de zee hier maakte, de vier andere schepen lagen dieper de bocht in. Dit had Pigafetta ooo gewild en Magel haes had het zoo bevolen bij het voor anker gaaa. En op hetzelfde oogenblik, dat Pigafetta het roode licht zag hijschen in de groote mast van de San Antonio, dacht hij er aan, hoe gelukkig deze positie was. Wat beteekende dat roode licht? Er kwam iemand nader, 't Was Louis. Kijk! wees Pigafetta, de San Antonio hijscht de roode lantaarn! Wat zou dat betee» kenen? Het antwoord kwam van drie schepen tegelijk. ,Van de San Antonio, van de Victoria en van de Conception. Alle drie voerden nu de roode lantaarn Een uitdagend gejoel kwam over het water aan hollen Muiterij! zei Louis wat ontsteld. Dat lijkt er veel op! antwoordde Pigafetta droog. Hij had het gevaar gezien en daarmee zijn kalmte herwonnen. Kom mee, we gaan Magelhaes iets vertellen, wat hij had kunnen voorkomen wellicht, als hij... Pigafetta maakte de zin niet af, hij greep Louis bij de arm en wees naar de ingang van het ruim. Een zwarte schaduw gleed daar naar binnen. Sandrino, mompelde Louis. Ze keken elkaar aanbeiden dachten: Oliver! Waarom dachten ze aan hem? Geen van beiden wist heten toch. Ik geloof, dat wé ons een weinig haasten moeten! aei Pigafetta zachtjes. Op het voordek stond een groote groep mannen. Ze zeiden niets, ze gebaarden nietin hun hou ding was niets, dat op verzet leek en tochdie stilte was weinig geruststellend. En dan aog: hoe kwam die samenscholing daar ineens? De duisternis begon snel te vallen en duidelijker boorden de roode lantaarns hun schijnsel in de zwarte donkerte Kort maar duidelijk gaf Pigafetta Magelhaes uitleg. Deze begreep 6nel en beter: handelde snel! De vier stuurlieden waren betrouwbaar. Aantreden op het achterdek! Onmiddellijk! commandeerde hij. Ruim twintig man kwamen Een heftig gejoel en hoonend gegil van het voor dek was het antwoord op deze manoeuvre en de stuurlieden, die het bevel rondbrachten, ont kwamen maar ternauwernood aan de nu uit de scheede getrokken messen. Een enkel oogenblik vertwijfelde Magelhaes. Dit kleine plekje, dit ach terdek, was op dit oogenblik het eenige plekje, waar hij nog liet bevel voerde. Was dit het einde van zijn grootsche plannen? Een gevoel van ver latenheid en onmacht greep hem aan, maar hij vermande zich spoedig. Je had gelijk! heer Ridder, was zijn ge fluisterde opmerking tegen Pigafetta. Dit schip b 1 ij f t oas! was Pigafetta's vast beraden antwoord. Voor God en den Koning! riep hij daarna luid. Het kleine groepje manschappen, de stuurlieden, Rodrigo, Louis, allen riepen 't hem na, vastbe raden en moedig. Magelhaes knikte dankend. Een hoonend gejoel was weer het antwoord van het voordekmid den tusschen de muitende groep stondOliver en geheel weggedoken achter hem, Saadrino. Sandrino had Oliver op het meest critieke moment bevrijd, zooals de afspraak was geweest en dus ook Sandrino had verraad gepleegd. Ga, Pater Fonseca en spreek hen toe! beval Magelhaes. Gij hebt invloed op dit oogenblik. Tracht te beletten, dat er bloed vloeit. De moedige priester schortte zijn soutane wat op, weerde een zwaard af, dat hem in de hand werd gedrukt en gingeen klein kruisbeeld opgeheven voor zich uithoudend. t Werd even stil op het voordek, even hoorden zij Pater Fonseca spreken over „Onderwerping, Trouw aan God, Trouw aan den Koning, Trouw aan de Bevelhebber" dan werd hij overschreeuwd. Rebus WIST JE DAT Hoe de Eskimo's tellen Eskimo's hebben een aardige manier om op hun handen en teenen te tellen. Ze beginnen: één, twee, drie enz. op de vingers van de linkerhand. Van zes tot tien komt de rechter er bij te pas. Zes is dus de eerste vinger van die hand. Boven tien gebruiken ze ook de teenen. Dertien is bijv. de derde teen van den linkervoet. Als ze bij twintig zijn gekomen, zeggen ze dat dit alles is. Ze gaan er maar zelden boven. Moet het echter, dan begin nen ze opnieuw bij de vinger. Men zegt, dat ze in ieder geval niet verder daa tot honderd kunnen tellen. Nu, dat is geen wonder. Als je het zóó omslachtig moet doen! De otter De otter is een uitstekend visscher, temeer, daar zijn lichaamsbouw hem bij dit „handwerk" groote diensten bewijst. Zijn pooten zijn van goede zwem vliezen voorzien, zijn lichaam is lang en gerekt en eindigt in een lange, beweeglijke staart, dii als roer dienst doet Zijn warme, bruine bontjas beveiligt hem tegen de vochtigheid en tegen de kou, terwijl de buiten ste haven heel glanzend zijn, waardoor hij gemak kelijk overal tusschendoor kan glippen. In Indië en China wist men al lang, hoe nuttig een goed geoefende otter is. Men gebruikt hem daar sinds oerouden tijd voor de vischvangst! 'n deze streken is hij alleen gevreesd, als hij in zijn eigen dienst en tot eigen nutte visch gaat vangen. Dan wordt hij, in plaats van een bondgenoot, eo concurrent! Wreed is, dat hij daar ook tot jachtvermaak wordt gebruikt Eerst laat men den otter, dan de honden los. De laatste zetten hem achterna en bijten hem, zoodra zij hem vangen, dood. Ontzet door deze bandeloosheid kwam hij terug. Er is niets mee te beginnen! cei hij triest. We zullen moeten vechten mannen, bevft Magelhaes. Een kleine sloep was inmiddels nader bij gekomen. Ze bevatte een deputatie van do muitende schepen. Wij eischen terugkeer! schrflïuwde de aan voerder. Het inzittend scheepsvolk werd luide toegejuicht door de muiters. Het duurde even voor dat Magelhaes zich verstaanbaar kon maken. Zeg uw kapiteins, dat wij voorwaarts gaan, ondanks verraad! Onze kanonnen staan hierop het achterdek gereed oen los te branden op elk, die het waagt de bocht te verlaten. Breng die boodschap over! De sloep zwenkte Richt het kleine kanon op het voordek 1 com mandeerde Magelhaes dan. En laadt het! Het gejoel op het voordek werd sterker, maar tot de aanval overgaan durfde men nog niet De muiters waren slechts tien man sterker dan de getrouwen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 14