SCHOOL-EN KERKMEUBELEN 1
OP DEN BRANDSTAPEL
BINNENLAND.
PURO
Radio Nieuws.
DE LAATSTE DER TRIBUNEN
ZATERDAG 13 ME! 1933
VIERDE BLAD PAG. 11
VAN ONZEN DUITSCHEN CORRESPONDENT
DE AUTO-DA-FE OP DEN
OPERNPLATZ
Er valt in Berlijn eiken dag iets te beleven.
Vaak meer dan den vreedzamen burger lief
is. Ik stond voor de keuze tusschen het eer
ste arbeiderscongres in de Leipziger strasse
en een demonsti-atie van de Duitsche studen
ten tegen een door hen „onduitsch" genoem
den geest. Daar wij weten, dat de vakver-!
eenigingen zich hebben geschikt naar den
eiech eener algemeene parallelschakeling, gaf
ik ditmaal de voorkeur aan de opstandigen,
aan de jeugd, die ons een staaltje van haar
intelligentie wilde geven. Ik heb mijn keuze
niet betreurd.
In begaf mij naar de universiteit Unter
den Linden, waar de hooggeleerde heer
Baumler, die uit Dresden naar Berlijn be
roepen werd, zijn eerste lezing hield over
het thema „Hoogeschool, wetenschap en
6taat". Het auditorium 33 was reeds een uur
van tevoren stampvol en ik stelde vast, dat
de mééste studenten in bruine uniform wa
ren verschenen. Achter den catheder stond
een drietal studenten met de roode haken-
kruisvlag.
Prof. Baumler sohijnt de arische jeugd
goed te kennen, want hij hield een pakkende
voordracht over het wezen eener revolutie,
over de eischen, welke zulle een nationale
omwenteling stelt aan de gansche bevolking,
speciaal aan de studeerende jeugd: arbei
ders. boeren en studenten zijn geroepen om
het vonnis te voltrekken! Het kleurlooze
idealisme der vroegere universiteiten (was
dat zoo kleurloos?) moet plaats maken voor
den geest van Adolf Hitler en Horst Wessel
de student mag niet langer op een bepaalde
distantie blijven staan van den officier (deze
distantie bestaat allang niet meer, sedert de
meerderheid der studenten met hoo.ge rij
laarzen met militair élan de gehoorzaal
binnenstapt), kortom: ook aan de hooge
school moet het proces der gelijkschakeling
worden voltrokken.
Met dit eerste staaltje van
op mijn nuchtere maag, spoedde ik mij naar
de Oranienburger strasse, waar de oude
Ressource, een der voornaamste restaurants
van het vroegere Berlijn, werd ingericht als
studentenclub. Mij was namelijk ter oore
gekomen, dat hier de boelten en platen wa
ren heengebraoht, welke een stelletje stu
denten, de „Deutsche Studentenschaft Kreis
X. Brandenburg", onder het motto „Wider
den undeutschen Geist" uit het „Institut für
Sexualwissenschaft" van Sanitatsrat Mag
nus Hirsohfeld uit diens woning aan de
Zeiten no. 4, hadden weggesleept. Het ini
tiatief tot deze nogal zonderling aandoende
huiszoekingen werd genomen door twee stu
denten, Gutjahr en Gehlhar, twee jonge
mannen, wier studie, naar ik persoonlijk
kan vaststellen ,tot dusver met de gecompli
ceerde vraagstukken der sexualiteit weinig
uitstaande had.
Ik zal op de beteekenis van prof. Magnus
Hirschfeld niet ingaan. In studentenkringen
kon men reeds jaren geleden hooren bewe
ren, dat hij de uitvinder was van sexueele
perversiteiten. En bovendien heeft Hirsch
feld de pech een jood te zijn!
Wij klauteren op een der lange tafels en
gaan aan 't snuffelen. Vele wetenschappe
lijke werken zijn op het laatste nippertje
voor den brandstapel gered. Gehlhar geeft
toe, dat hij allang voornemens was zijn
woede tegen het instituut van Hirschfeld en
diens door hem niet wetenschappelijk geadh-
ten arbeid in het openhaar tot uiting te
brengen.
Ik geef mij niet de moeite, hem naar de
wetenschappelijke basis te vragen van zijn
protest tegen den onduitschen geest, acht het
raadzamer in het gezellige restaurant met
hem en eenige andere vlotte studenten een
glas bier te gaan drinken.
Hier word ik voorgesteld aan de weduwe
Gustav Pagel, de hoogbejaarde eigenares
van een groote transportonderneming in
Neukölln. Zij stelde een vijftal meubelwa
gens ter beschikking om de bibliotheek van
Hirschfeld van de Oranienburger strasse
naar Unter den Linden te transporteeren.
Zij heeft dertien jaar lang zwaar te lijden
gehad onder de brutaliteit der communisti
sche bevolking van Neukölln, vereert den
volkskanselier met haar gansche hart en
neemt mij mee in haar auto, om tegenwoor
dig te zijn bij
Het groote plein tusschen de opera en de
nieuwe universiteit is afgezet door de politie
en een paar honderd S.A.-mannen. Uit de
vensters der opera, Dresdener Bank en voor
malige paleizen hangen menschen te kijken
naar den grooten brandstapel, die door tal-
looze filmoperateurs schel wordt belicht.
Wat verderop staat een lessenaartje op
Goebbels en Gutjahr te wachten, die bij deze
dramatische gelegenheid het woord zullen
voeren.
Omstreeks tien uur worden de zware blok
ken hout met petroleum begoten en de mar-
cheerende studenten wakkeren het vuur met
hun fakkels aan. De dienstvaardige brand
weermannen dragen er zorg voor, dat niet
het kijklustige publiek per ongeluk mede in
brand wordt, gestoken. Tot de meest voor
aanstaande belangstel lenden behoort
prins August Wilhelm van Pruisen.
Hij is is in uniform verschenen en wordt
door de geestdriftige spec patriae stormach
tig begroet. De muziok verlevendigt de stem
ming met militaire marschen en de last-
auto's rijden het slagveld binnen.
Weldra vliegen boeken en brochures bij
honderden tegelijk door de lucht. De film
operateurs verhoogen met hun toestellen het
effect en maken uit een somberen nacht een
stralenden morgen.
De regen heeft eindelijk opgehouden en
tienduizenden menschen nemen een schouw
spel in zich op, dat weinig goeds voorspelt
voor den dwazen knaap, die enkele maan
den geleden den rijksdag in brand heeft ge
stoken. Het gerucht, dat zijn terechtstelling
in het openbaar zal plaats vinden, wint hier
door aan waarschijnlijkheid.
Onverstaanbare spreuken worden geroe
pen, terwijl jonge studenten boeken van
Emil Ludwig (alias Cohn) en Emil Maria
Remarque op den brandstapel werpen. Ik
dring naar voren en hoor schreeuwen: „Wir
übergeben dem Feuer die Schriften von
Heinrich Mann, Georg Bernhard, Alfred
Kerr, Kurt Tucholski, Theodor Wolff, Mag
nus Hirschfeld, Ernst Glaser, Karl von Os-
sietzkj, Siegmund Freud!" De Meiwind laait
het vuur huizenhoog en de menigte geeft
haar instemming met heil! te kennen.
Tegen middernacht komt
rijksminister Goebbels
en nu kent de geestdrift geen perken meer.
Door middel van luidsprekers roept hij de
bevolking der rijkshoofdstad toe: „Een revo
lutionair moet even groot zijn in het neer
halen van waardelooze dingen als in het op
bouwen van waardevollen arbeid. Als een
fenix moet de Duitsche geest uit deze vlam
men in nieuwe gedaante te voorschijn ko
men. De studenten hebben den geest der na-
tionaie revolutie gedragen thans hebben zij
de plicht, dezen geest in hun werk te ver
tolken".
Een drievoudig hoera op het rijk, de natie
en den kanselier is de echo op deze woor
den. Dan wordt het Horst Wessellied gezon-
en in het rtiythme van deze melodie
draaien wij den brandstapel met een gevoel
vaai opluchting onzen rug toe.
Berlijn, 11 Mei 1933.
Op het Operaplcin te Berlijn werden
door de studenten verzamelde z.g.
on-Duitsche boeken op den brand
stapel gegooid.
«mj» U B ijHK bil U ma H B -fc W H mm Bsa Hu H Xü HEELSUM BIJ ARNHEM,TEL 492
32e JAARVERSLAG ..WELKOM"
In dit te Arnhem gevestigde Tehuis vonden
in de afdeeling voor mannen over 1932 weer
niet minder dan 82 onderdak, voeding en
ook wel kleeding. In het Gezinsgebouw wer
den gezinnen verzorgd, die zonder huisves
ting waren en daarom eenigo dagen en
nachten werden opgenomen: 11 mannen,
14 vrouwen en 28 kinderen. Voorts werden
op last van de rechterlijke macht of op
verzoek van vereenigingen 15 jongens opge-
Aan 1764 mannen werd voor één of meer
nachten onderdak geboden. Niet minder dan
16783 porties voedsel aan behoeftigen wer
den uitgereikt.
Aan 23 meisjes werd verzorging geboden.
34 kinderen bevolkten de voor hen bestem
de afdeeling.
De uitgaven bedroegen f32.374.14, het na-
deelig saldo over 1932 is f 9226.61.
Het bestuur van de Chr. Vereen. „Wel
kom" gevestigd te Arnhem, bestaat uit de
heeren: Mr. S. Baron van Heemstra, voorz.,
J. van der Molen Tzn., 2e voorz., W. A.
J. do Winkel, penningm., M. W Bos, J S F
van Hoogstraten, C. Smeenlc, J. N. van Mun
ster, secretaris, tevens directeur der Stich
ting.
EEN WAARSCHUWING
In het orgaan der Ned. Jeugdherbergen
centrale, „de Trekker", schrijft het hoofdbe
stuur als volgt:
„Uit de groote pers zullen onze trekkers
ondertussehen wel vernomen hebben, dat in
het Duitsche jeugdherbergen-werk een prin-
cipieele wijziging is tot stand gebracht
Hoe het werk zich daar zal ontwikkelen,
kunnen wij voorloopig ook niet zeggen.
Wel mecnen wij onze trekkers, en vooral
de leiders van trekkersgroepen, er op attent
te moeten maken dat ons bestuur voorloo
pig geen verantwoordelijkheid voor onze
trekkers in de Duitsche jeugdherbergen kan
dragen. Het is niet geheel uitgesloten dat
in de Duitsche jeugdherbergen niet langer
de geest van neutraliteit heerscht dien wij
in onze jeugdherbergen kennen en die tot
nu toe ook in de Duitsche jeugdherbergen
heeft geheerscht."
Dit is een ernstige waarschuwing tegen
reizen in Duitschland.
KOLONIE „BETHANIE" TE ZEIST
BESTAAT ZESTIG JAAR
De vereeniging „Bethanië" te Zeist zal op
16 dezer het feit herdenken, dat zij zestig
jaar geleden haar kindergezondheidskolonie
aldaar heeft geopend. Het was de eerste
kolonie van dien aard in ons land.
In 1932 werden er 510 kinderen opgeno
men met in totaal 19.711
NALEZING
Om uit te knóppen,
En om op te plakken,
En om op te hangen,
En om te lezen en te herlezen,
En om nooit te vergeten
(Uit: Merkwaardige uitingen van den Prins
door Dr A. A. van Sohelven;
in: Stemmen des tijds, April 1933).
I. Daerom hout U vast ende onbeweecht
op dit vertrouwen op Godt de Here, die U
nyet en sal verlaten so ghy u selven nyet
en verlaet. (Mei 1572).
II. Wij sullen U lieden met goede ruyte-
ren ende knechten versien die haér leven
voor U lieden sullen waghen, ja wij willen
onse eyghen leven ende bloet voor U lieden
opsetten. (Juni 1572).
III. Gij schrijft ons, datmen U soude
laten weten of wij ook met eenigen groten
machtigen Potentaet in vasten verbonden
staenwaerop wij niet laten en willen
Ulieden voor antwoorde te geven, dat aleer
wij oit dese sake ende de besohermenisse
der Christenen ende andere verdrukten in
dese landen aangevangen hebben, wij met
ten alderoppersten Potentaet der Potentaten
alsulken vasten verbond hebben gemaakt,
dat wij geiheel versekert sijn, dat wij ende
alle degene, die vastelyk daerop betrouwen,
door sijne geweldige en machtige hand ten
lesten noch ontset sullen worden, spijt alle
sijne en onse vijanden, sonder nochtans dat
wij middelertijd eenige andere middelen, die
e Heere der Heerscharen toegeschikt
heeft, hebben of als noch wallen laten
voorbij gaan. (Augustus 1573).
IV. Combien que nous tous vien-
drions t mourir, et que tous pauvre
peuple fust massacré et chassé, il nous
faut toutesfois avoir ceste assurance
que Dieu n'abandonnera jamais les
siens. (Mei 1574-,
(Vertaling: Al kwamen wij ook allen
te sterven, al werd het geheele arme
volk vermoord of verjaagd, toch moe
ten wij er ons van verzekerd houden,
dat God nooit de Zijnen zal verlaten).
V. Nous remectrons nostre cause en
Dieu, avec ferme espoir qu'Il nous
abandonnera point, comme aussi de
nostre costel nous sommes icy résoluz
de ne quieter le deffence de Sa Parolle
et de nostre liberté jusques au dernier
homme. (Juni 1574).
(Vertaling): Wij zullen onze zaak in
Gods handen stellen, in de vaste hoop,
dat Hij ons niet zal verlaten; evenals
wij onzerzijds vast besloten zijn de
verdediging van Zijn Woord en van
onze vrijheid tot den laatsten man
vol te houden).
VIDesniettemin bidden wij
Ulieden te willen U versekert houden,
dat met Gods hulpe wij hebben voor
ons genomen met ulieden te leven en te
sterven... (Jan. 1580).
VII. Es were wol zu wqnschen das es
Gott die gnad wolt thun und una Sinen
gutten fnieden wolt geben, sehe aber noch
wenich hoffenung, den alle die mittel die
man uns anbeut, das ist das wir Gottes
Wort sollen verlassen; weiges dan, Gott lob
niemandts gern thun wil, sonder liber des
eusserste daran zu wagen, dan den schatz
zu verlieren. (Jimd 1580).
(Vertaling: Het ware te wenschen,
dat God zoo genadig was ons een goe
den vrede te geven. Ik heb daar echter
weinig hoop op, want alle middelen,
die men ons aanbiedt, houden in, dat
wij Gods Woord moeten verlaten. Maar
dat wil, Godlof, nóemand; liever waagt
men het uiterste dan dat men dien
schat zou verliezen).
VIII. (tot Marnix van Sint Aldegonde)-
Samct Aldegonde, Souffrons que 1' on
march e sur nous, pourveu que nous puïssions
aider 1' Eglise de Dieu.
(Vertaling: Sint Aldegonde, laten wij
het maar verdragen, dat men over ons
heen loopt, als wij de Kerke Gods
maar tot hulpe kunnen zijn).
UIT DE GESCHIEDENIS
VAN OBERLIN
Oberlin (17401S26) wordt wel genoemd
de vader, de patriarch van het Steinthal,
een dal ten Westen van Straatsburg, waar
hij als maatschappelijk en godsdienstig her
vormer een ontzaglijk werk heeft gedaan.
Een scherp onderscheidend theoloog was hij
niet, daar ontbrak veel aan wel oun
practisch man, die door de liefde van
Ghristus werd gedrongen.
Als jonge man raakte hij op een avond
verdwaald in een kouden sneeuwstorm. Hij
werd moede, maar dorst niet te gaan zitten,
uit vrees dat hij zou inslapen, en door de
koude bevangen, zou omkomen. Eindelijk
kon hij niet verder; even zou hij het wagen,
hij zette zich neer en... sliep in.
Gelukkig kwam daar nog een boer langs
zijn pad. Die wekte den slaper, wreef den
reeds half verstijfden in met sneeuw, zette
hem toen, goed ingepakt, op zijn wagen en
bracht hem naar zijn huis ,waar hij en zijn
vrouw hem kostelijk verzorgden. Den volgen
den morgen, toen Oberlin gereed stond om
heen te gaan, zeide hij: Maar nu moet u
mij, voor ik vertrek, uw naam zeggen. Dien
wil ik onthouden; u heeft mijn leven gered.
Goed, zei de boer, dat wil ik doen, als u
ik merk, u is goed thuis in den Bijbel mij
eerst zegt hoe de Barmhartige Samaritaan
heette.
Diens naam weet ik niet, natuurlijk, was
t antwoord.
Och, zed de man, dan behoeft u mijn naam
toch ook niet te weten.
KAMERLID OF ARRESTANT?
In het „Bataviaasch Nieuwsblad" van 2
Mei komt een artikeltje voor, getiteld: „Ka
merlid of arrestant?" waarin de redactie zegt
dat zij nog een appeltje te schillen heeft
met den tot lid der Tweede Kamer gekozen
communist Alimin Prawiradirdja.
Alimih, zegt het blad is uit het land ge
vlucht, vóór de politieke recherche hem bij
zijn jasje kon grijpen.
Men kan echter veilig zeggen, dat hij,
in Indië terugkeerende, als deelnemer aan
de voorbereidingen tot den opstand niet
lang op vrije voeten zou loopen en dit geldt
dus ook voor Holland.
Hij zou spoedig uitgeleverd worden.
De roode pers meent, dat dit niet gebeu
ren zal. 't Is al zeven jaar geleden.
Maar zij heeft ook vernomen, dat minis
ter Donner het standpunt inneemt, dat Ali
min zijn Nederlandsch onderdaanschap
heeft verloren, doordat hij in 1925 of 1926
zich naar een vreemd land heeft begeven,
znoder zich bij een Nederlandschen consu-
lairen ambtenaar in dat land aan te melden
Daarom zou hij als ongewenschte vreem
deling niet op Nederlandschen bodem wor
den toegelaten.
Maar ook dat vindt de roode pers on
billijk. Want voorgeschreven is, dat wie
het Nederlandsch onderdaanschap kwijt
raakte door evengenoemd verzuim van aan
gifte, dit kan herwinnen door feitelijke ves
tiging in het koninkrijk. Indonesiërs die in
het geval van Alimin verkeeren zijn dus
geenszins op een lijn te stellen met gewone
vreemdelingen. Zij hebben een zeker recht
op herwinning van het Nederlandsch onder
daanschap, waarvan men hen niet mag be-
rooven, door hun den toegang te weigeren
tot het koninkrijk.
..DE VLIEGENDE HOLLANDER"
Van de N. V. Biscuitfabriek „Patria" te
Amsterdam ontvingen wij een nieuw album
onder bovenstaande titel. Dit album, is
samengesteld met medewerking van vele
vooraanstaande deskundigen op luchtvaart
gebied en geïllustreerd met 160 meerendeels
origineelo en tot nu toe niet gepubliceerde
foto's.
Er zijn de laatste jaren vele albums ver
schenen, maar wat hier geboden wordt is
wel heel superieur werk. De luchtfoto's zijn
tn één woord schitterend en do tekst zóó
geschreven, dat ook een leek met klimmen
de belangstelling deze lectuur volgen zal.
Dit album over onze Nederlandscho lucht
vaart betreft meer speciaal den wekelijk-
schen luchtdienst Amsterdam-Batavia.
We leven in een tijd, dat men de meest
grootsche dingen spoedig heel gewoon gaat
vinden. Wat een spanning was er in ons
land, in onze Oost en in heel de wereld,
toen in November 1924 Van der Hoop met
de zijnen den eersten vliegtocht Amsterdam-
Batavia begon. En wat een geestdrift toen
het dappere driemanschap 21 Nov. Medan
bereikte.
Nu hebben we een geregelde wekelijk-
sche luchtdienst op Insulinde en duurt de
reis slechts tien dagen. We vinden 't nu
de gewoonste zaak der wereld 's avonds in
de krant te lezen, dat de „Ohoe" naar Indië
is vertrokken, dat de „Havik" op de thuis
reis te Bangkok is aangekomen en de „Ijs
vogel" op de uitreis te Bangkok arriveerde.
Maar toch zijn dit dingen, die, als wij ze
goed indenken, het nationale hart sneller
doen kloppen en ons telkens moeten doen
denken aan het devies der K. L. M.: Neder
lands vlag wordt het hoogst gehouden in
de lucht.
Door de bij Patria-Biscuits verpakte bons
kan men in 't bezit van de prachtige foto's
komen, die in het album geplakt een prach
tig en interessant geheel vormen.
Zittend in uw huiskamer, met dit keurige
album voor u, maakt ge'de luchtreis in ge
dachten mee. Eerst mooie kiekjes van ons
eigen mooie land, dan Praag en de Donau,
Griekenland, Egypte, het Heilige Land
wat een indrukwekkende foto van den berg
Sinaï de woestijnen van Azië, Bagdad,
Ur der Chaldeeën, Britsch-Indië, het Venetië
van het Oosten, de haven van Deli, Medan,
Sumatra, Java, Batavia, Bandoeng!
We deden zoomaar een willekeurige greep
uit deze pracht-vorzameling foto's.
En we zeiden 't reeds: de toelichting is zóó
boeiend, dat men, eenmaal aan 't lezen,
niet ophoudt voor-de laatste bladzijde is
bereikt.
„Patria" zal door dit album duizenden
een groot genot bezorgen!
ZONDAG 14 MEI
Huizen (1875 M.) N.C.R.V. 8.309.30 Sneln-
i-Moan-WUlngr. Foargon-ger: Ds. R. Dtik"i
5 50 Kerkdlenst* uit *<ïe Parkkerk te Ama
deun. Voorganger Ds E. C. B. Kok. Orgai
longen wordt Lied 32- 5 Lezen: Matth. 6 1
—18 en Tim. 2 1—5; 6 Voorbereiding tot
gebed met het zingen van Ps. 141 2; 7 Ge
bed: 8 Zingen: Ps. 12 2, 3 en 4: 9 Prediking:
14 Orgelspel.
Hilversum (296 MA V.P.R.O. 10.30 Kerk
dienst uit de VrUe Gemeente te Amsterdam.
Spreker:, üs P. v. d Veer. Organiste: Mary C.
Honig. Muz. medewerking: Het koor der
Vrije Gemeente o.l.v. Anton H. TIerie. 1 Vo
tum; 2 Gemeentezang, lied 5 N.P.B, vs. 1 en
7 (Ps. 103:1 en 11); 3 Preek, 1ste deel; 4
Koorzang. „Vrede". Tingen; 7 Gebed; 8 Ge
meentezang lied 42 N.P.B. va. 1 en 3 IGez.
58:1 en 79 Zegen.
MAANDAG 15 MEI
Hulzen (18Y5 M.) N.C.R.V. 8.00 Schriftlezing.
8.15 Gramofoon 10.30 Morgendienst,
door Da. W. J. v. Lokhorst 11.00 Lezen
van Chr. lectuur 11.30 Gramofoon 12.15
Gramofoon 12.30 Orgelconcert uit de Lu-
thersche Kerk te Amsterdam 2.00 Uitzen
ding voor scholen 2.35 Over kamerplanten
3.15 Cursu» knippen en naaien 3.30
Cursus stofversleien en hoedenmaken 4.00
Zeemansuurtje 5.00 Gramofoon 5.15 Jo
hannes de Heer zingt 6.15 Gramofoon
1 7.3
i Dias 9.45 Gramofoon 10.30 Grfi
Hilversum (296.1 M) VARA. 8.01 Gramo
foon 10.15 De Notenkrakers 11.15 De
Notenkrakers 12.OU Klein-orkest 12.30
De Flierefluiters 1.00 KJein-orkest 1.30
Orgelspel 2.30 Salon-orkest 3-20 Orgel
spel 3.30 Salon-orkest 4.00 Orgelspel
4.15 Salon-orkest 4.45 Na schooled
5.15 Gramofoon 6.01 Orkest 6.45 Voor
dracht 7.00 Orkest 7.40 Concert 8.00
Volks" 11.00 Vaz Dlaa
el (VI.) (337.8 M.) 12.20 Con<
9.20 Concert 10.30 Gramofoc
laven try (1554.4 M.) 12.20 Orgelconcert
1.05 Western Studio Orkest 2.05 Gramo
foon 3.20 Concert 4.00 BBC-orkest
4.50 Schotsche Studio Orkest 6.50 De
grondslagen der muziek 8.35 Londensch
muziekfeest 9.30 Concert 10.3
i0.45 Grai
10.50 Muziek.
Kalundborg (1153.8 M.) 12.20 Orkest
3.50 Orkest 5.20 Gramofoon 8.20 Om
roeporkest 9.20 Mannenkoor 10.50
vönigswusterhausen (1635 M.) 12 20
Gramofoon 2.20 Gramofoon 4.20 Gra
mofoon 4.50 Concert 5.55 Zang 6.50
Concert Luisterspel 8.20 Gevarieerd
Programma 11.50 Concert.
a berg (472.4 MA 7.0
Monarh nnH
Klein-orkest 10.50 Coi
'Ondon Nat. (261.3 M.) 12.20 Orgelconcert
1.05 Orkest 2.05 Gramofoon 2.20 Crm
eert 4.00 BBC-orkest 5.35 BBC-orkest
9.30 Concert 10.30 Gramofoon 10.45
Gramofoon 10.50 Muziek.
-ondon Reg. (356.3 M.) 12.20 Concert
1.05 Concert 1.50 Conecrt 2.35 Concert
6.50 Concert 7.50 Concert 8 20 Va
riété-programma 9.20 BBC-orkest 10.60
ad Reg. 12.20 Concert 1.05 Con<
9.20 Militair orkest.
DE BISAMBERG-ZENDER
De officieele ingebruikneming van den nieu
wen Oöstenrijkschen krachtzender op det
--'nden op 28 Mel i
dingen zullen ge-
uiureude de heele maauid Mei worden voortge
zet; zij vinden plaats in de uren bulten het
gewon omroepprogramma, dat is des morgens
tusschen 9 en 10 uur, in het begin van den na
middag en des avonds na sluiting.
•adio-journaliatei
EEN MOOIE BRON VAN INKOMSTEN
In het jaar 1932 heeft de Engelsche Otnroep-
M1J ongeveer 2J mtUloen shilling betaald aan
auteursrechten en opvoeringsrechten voor door
haar voor de microfoon gebrachte werken.
Cola di Rienzi, de groote Senator van
Bome in de 14e eenw
Door Édw. BULWER LYTTON
„Begrijp ik u goed?" vroeg Nina na een
poos gezwegen hebben. „Wilt gij den keizer
het gezag over Rome ontzeggen?"
.Luister aandachtig: op dit oogenblik zijn
er -twee die aanspraak maken op den troon
van Rome, op de keizerlijke kroon van
Italië: een Bohemer en een Beier. Onze
goedkeuring, die van Rome is niet
noodig, wordt niet gevraagd. Kunnen vv:j
ons vrij noemen, kunnen wij roemen cp
onze Republiek, als ons dus eeu vreemde
ling, een barbaar op den hals wordt ge
schoven? Neen, wij willen vrij zijn, even
goed in werkelijkheid als in naam. Boven
dien,'ging de Tribuun op ltalmen toon
voort, „komt mij dit denkbeeld wel overlegd
maar ook stoutmoedig voor. Het volk eischt
voortdurend wonderen van mij: hoe kan ik
bet op edeler wijze aan mij verbinden, he'.
beter tot mij overhalen, dan door Rome he'.
onvervreemdbaar recht toe te kennen, zijn
eigen regeering te kiezen? De stoutheid van
het plan den baronnen en zelfs du.i
vreemdelingen, ontzag inboezemen; het zal
een machtig voorbeeld zijn voor geheel
Italië; het zal de eerste vonk zijn van een
algemeenen brand. Het zal geschieden; en
met al de plechtigheid die zulk een zaak
vereischt!"
„Cola" zeide Nina aarzelend, „uw mach
tige geest stijgt soms, waar de mijne hem
niet kan volgen; doch wees niet al te ver
metel." z
„Hebt gij niet voor weinige oogenblikken
geheel anders gesproken? Moest ik niet sterk
schijnen, om sterk te zijn?"
Van aandoening zonk Rienzi neder op een
stoel en bedekte zijn gelaat met de handen.
Vreesachtig kwam Nina naderbij en sloeg
haar armen, zonder een woord te zeggen,
om hem heen.
Nog voordat de Tribuun geheel tot zich
zelf was gekomen, werd er zachtjes geklopt
Dit geluid scheen hem plotseling zijn ge
heele aelfbeheersching terug te geven.
„Binnen!" zeide hij, terwijl de kleur lang
zaam op zijn gelaat terugkeerde-
Een dienaar opende half de deur en
kondigde aan, dat de persoon, dien hij had
Iaten roepen, wachtte.
„Ik kom! Liefste schat" fluisterde hij
Nina toe, „wij zullen vanavond samen het
avondmaal gebruiken en dan verder over
deze dingen spreken."
Iets minder trotsch dan anders verliet hij
de kamer en begaf zich naar zijn kabinet,
aan de overzijde van de receptiezaal. Hiei
vond hij Cecco del Vecchjo.
„Wel, dappere kameraad" zeide de Tri
buun, met een verwonderlijke gemakkelijk
heid den toon van vriendschappelijke ge
lijkheid aannemend, die zulk een zonder
linge tegenstelling vormde met de majesteit
die zijn omgang met de grooten kenmerkte.
„Wel, Cecco! Zooals ik zie, houdt gij u
flink, ondanks de groote hitte. Wij arbeiders
i want werken doen wij beiden, Cecco
hebben het te druk om, als de leegloopers,
in den zomer of den herfst door de hitte
van Rome ziek te worden- Ik heb u laten
roepen, Cecco, omdat ik wilde weten, wat
uw mede-arbeiders zeggen van Orsini's
terechtstelling."
„O! Tribuun" antwoordde de werkman,
die gemeenzaam met Rienzi was geworden
er veel van zijn ontzag voor hem had
verloren, wijl hij meende, dat de Tribuun
zijn macht gedeeltelijk aan hem «te danken
had; „zij zijn buiten zichzelf over uw inoed,
om de grooten zoowel te straffen als de
kleinen."
„Zoo; dan ben ik beloond! Maar luister
eens, Cecco, dit kan ons misschien veel
moeite berokkenen. Elke baron zal vreezen,
dat nu de beurt aan hem zal komen en de
angst zal hen vermetel maken, als in de
engte gedreven ratten. Misschien zullen wij
voor den Goeden Staat moeten vechten."
„Van gansche harte, Tribuun", antwoordde
Cecco met zijn grove stem- „Ik voor mij
ben geen lafaard."
„Houd dan bij alle bijeenkomsten van
werkleden denzelfden geest erin. Ik strijd
voor het volk. Als het noodig is, moet het
volk met mij vechten."
„Dat zal het", antwoordde Cecco; „dat zal
hetl"
„Cecco, is het geen schande voor het
Rcpublikeinsche Rome, dat terwijl wij nu
spieken, aan gene zijde der Alpen eenige
barbaren, wier namen wij nooit gehoord,
hebben, beslissen over de verdiensten van
twee vorsten, die wij nooit hebben gezien?
Is dit niet iets, waartegen wij ons moeten
verzetten? Wat heeft een Italiaansche stsd
te maken met een Boheemschen keizer?*'
„Al heel weinig!" zeide Cecco.
„Zou zijn recht niet betwistbaar zijn?"
„Mij dunkt van ja!" antwoordde de smid-
„En indien het blijken mocht, een schen
nis van onze oude wetten te zijn, moeten
wij ons er dan niet tegen verzetten?"
„Daaraan valt niet te twijfelen."
„Well De archieven hebben mij de over
tuiging geschonken, dat een keizer slechts
wettig benoemd kan worden bij vrije keuze
van het volk. Wij hebben nooit een Bohemer
of een Beier gekozen."
„Integendeel 1 Als die mannen uit het
Noorden hier komen om gekroond te wor
den, doen wij ons best, om hen wpg te jagen
want wij zijn een volk, Tribuun, dat zijn
vrijheid liefheeft."
„Keer terug tot uw vrienden zoek hen
op spreek tot hen zeg hun, dat uw
Tribuun aan die indringers wil vragen, welk
recht zij op den troon van Rome hebben.
Laat hen niet verbaasd of ontsteld zijn, doch
mij steunen als het noodig zal wezer"
„Dit doet mij genoegen", sprak de torsche
smid; „want in den laatsten tijd zijn onze
vrienden eenigszins ontevreden. Zij zeg
gen..
,Wat zeggen zij?"
„Dat gij, weliswaar de bandieten hebt
verdreven en den trots der baronnen gebro
ken en eerlijk recht spreekt
„Zijn dat geen wonderen genoeg voor twee
of drie maanden?"
„Wel, zij zeggen dat het voor een edelman
meer dan genoeg zou zijn; maar dat gij, die
uit het volk zijt voortgekomen met uw
talenten enn zoo voorts nog meer zoudt kun
nen doen. Sinds drie weken hebben zij niets
nieuws gehad om over te praten. Orsini's
terechtstelling zal vandaag wel heel wat
stof opleveren."
„Goed, Cecco, goed," zeide Tribuun, ter
wijl hij opstond; „zij zullen spoedig weer
iets hebben om over te praten."
Toen Cecco vertrokken was bleef de
Tribuun een poos verdiept in sombere ge
dachten en voorgevoelens-
„Ik ben als een toovenaar, te midden van
zijn bezweringen", zeide hij; „als ik ophoud,
verscheuren de booze geesten mij. Wat ik
begonnen heb, moet ik voltooien. Maar die
ruwe man heeft maar al te goed getoond,
welke werktuigen ik moet gebruiken. Voor
mij hindert het weinig, of ik slaag of niet
Ik heb reeds een hoogte bereikt, waarop
menig geboren vorst duizelig zou worden.
En val ik, dan valt alles, Rome, Italië, vrede
gerechtigheid en beschaving- terug in den
afgrond der eeuwen!"
Hij stond op en liep een paar maal het
vertrek op en neder, waar hij telkens de
marmeren beeltenissen van groote mannen
ontmoette. Hij opende het raam. om de
koelere lucht van buiten in -te ademen.
Het plein van het Kapftool was ledig.
Slechts één schildwacht stapte h*-en en
weder. Doch stil, somber en vre*-selijk hing
aan de hooge galg het overschot van den
roover-edelmun; en vlak daarnaast vcrh'cf
zich de gewAVipe Egyptische b-jw, scherp
en do iker afstekend tegen de lncl t.
„Akelig standbeeld!" daclot Riro/i, „hoe
veel onbekende plechtigheden hei gij' bij
gewoond aan den Nijl, eer de hand van den
Romein u hierheen bracht gij, de oude
getuige van zooveel Romeinsche misdaden!
Zonderling! Als ik u aanzie, is het mij, alsof
gij een geheimzinnigen invloed hebt op
mijn eigen levensloop- In uw nabijheid werd
ik uitgeroepen tot heer der Romeinsche
republiek; in uw nabijheid staat m^n
paleis, mijn gerechtszaal, de plaats waar ik
mijn triomf vierde, de getuige van mijn
grootheid. Op u vestigt zich mijn blik als
ik op mijn praalbed lig; en indien het lot
wil, dat ik sterf in vrede en in het bezit
van mijn macht, dan zult gij wellicht het
laatste voorwerp zijn dat ik aanschouw! Zoo
ik echter zelf het slachtoffer moet
worden
Hij brak af ontzet door de gedachten
die zich aan hem opdrongen hij begaf
zich naar een hoek van het vertrek en
schoof een gordijn weg, dat een kruis ver-
borg en een tafeltje, waarop een bijbel lag
met het kloostersymbool, het doodshoofd en
de twee gekruiste doodsbeenderen plech
tig symbool van de nietigheid van alle
macht, van de onzekerheid van het leven.
Daarvoor knielde de trotsche, eerzuchtige
man; en toen hij weer oprees, was zijn voet
stap lichter en zijn uiterlijk opgeruimder,
dan den geheelen dag het geval was ge-