SCHOOL-EN KERKMEUBELEN 1 OP DEN BRANDSTAPEL BINNENLAND. PURO Radio Nieuws. DE LAATSTE DER TRIBUNEN ZATERDAG 13 ME! 1933 VIERDE BLAD PAG. 11 VAN ONZEN DUITSCHEN CORRESPONDENT DE AUTO-DA-FE OP DEN OPERNPLATZ Er valt in Berlijn eiken dag iets te beleven. Vaak meer dan den vreedzamen burger lief is. Ik stond voor de keuze tusschen het eer ste arbeiderscongres in de Leipziger strasse en een demonsti-atie van de Duitsche studen ten tegen een door hen „onduitsch" genoem den geest. Daar wij weten, dat de vakver-! eenigingen zich hebben geschikt naar den eiech eener algemeene parallelschakeling, gaf ik ditmaal de voorkeur aan de opstandigen, aan de jeugd, die ons een staaltje van haar intelligentie wilde geven. Ik heb mijn keuze niet betreurd. In begaf mij naar de universiteit Unter den Linden, waar de hooggeleerde heer Baumler, die uit Dresden naar Berlijn be roepen werd, zijn eerste lezing hield over het thema „Hoogeschool, wetenschap en 6taat". Het auditorium 33 was reeds een uur van tevoren stampvol en ik stelde vast, dat de mééste studenten in bruine uniform wa ren verschenen. Achter den catheder stond een drietal studenten met de roode haken- kruisvlag. Prof. Baumler sohijnt de arische jeugd goed te kennen, want hij hield een pakkende voordracht over het wezen eener revolutie, over de eischen, welke zulle een nationale omwenteling stelt aan de gansche bevolking, speciaal aan de studeerende jeugd: arbei ders. boeren en studenten zijn geroepen om het vonnis te voltrekken! Het kleurlooze idealisme der vroegere universiteiten (was dat zoo kleurloos?) moet plaats maken voor den geest van Adolf Hitler en Horst Wessel de student mag niet langer op een bepaalde distantie blijven staan van den officier (deze distantie bestaat allang niet meer, sedert de meerderheid der studenten met hoo.ge rij laarzen met militair élan de gehoorzaal binnenstapt), kortom: ook aan de hooge school moet het proces der gelijkschakeling worden voltrokken. Met dit eerste staaltje van op mijn nuchtere maag, spoedde ik mij naar de Oranienburger strasse, waar de oude Ressource, een der voornaamste restaurants van het vroegere Berlijn, werd ingericht als studentenclub. Mij was namelijk ter oore gekomen, dat hier de boelten en platen wa ren heengebraoht, welke een stelletje stu denten, de „Deutsche Studentenschaft Kreis X. Brandenburg", onder het motto „Wider den undeutschen Geist" uit het „Institut für Sexualwissenschaft" van Sanitatsrat Mag nus Hirsohfeld uit diens woning aan de Zeiten no. 4, hadden weggesleept. Het ini tiatief tot deze nogal zonderling aandoende huiszoekingen werd genomen door twee stu denten, Gutjahr en Gehlhar, twee jonge mannen, wier studie, naar ik persoonlijk kan vaststellen ,tot dusver met de gecompli ceerde vraagstukken der sexualiteit weinig uitstaande had. Ik zal op de beteekenis van prof. Magnus Hirschfeld niet ingaan. In studentenkringen kon men reeds jaren geleden hooren bewe ren, dat hij de uitvinder was van sexueele perversiteiten. En bovendien heeft Hirsch feld de pech een jood te zijn! Wij klauteren op een der lange tafels en gaan aan 't snuffelen. Vele wetenschappe lijke werken zijn op het laatste nippertje voor den brandstapel gered. Gehlhar geeft toe, dat hij allang voornemens was zijn woede tegen het instituut van Hirschfeld en diens door hem niet wetenschappelijk geadh- ten arbeid in het openhaar tot uiting te brengen. Ik geef mij niet de moeite, hem naar de wetenschappelijke basis te vragen van zijn protest tegen den onduitschen geest, acht het raadzamer in het gezellige restaurant met hem en eenige andere vlotte studenten een glas bier te gaan drinken. Hier word ik voorgesteld aan de weduwe Gustav Pagel, de hoogbejaarde eigenares van een groote transportonderneming in Neukölln. Zij stelde een vijftal meubelwa gens ter beschikking om de bibliotheek van Hirschfeld van de Oranienburger strasse naar Unter den Linden te transporteeren. Zij heeft dertien jaar lang zwaar te lijden gehad onder de brutaliteit der communisti sche bevolking van Neukölln, vereert den volkskanselier met haar gansche hart en neemt mij mee in haar auto, om tegenwoor dig te zijn bij Het groote plein tusschen de opera en de nieuwe universiteit is afgezet door de politie en een paar honderd S.A.-mannen. Uit de vensters der opera, Dresdener Bank en voor malige paleizen hangen menschen te kijken naar den grooten brandstapel, die door tal- looze filmoperateurs schel wordt belicht. Wat verderop staat een lessenaartje op Goebbels en Gutjahr te wachten, die bij deze dramatische gelegenheid het woord zullen voeren. Omstreeks tien uur worden de zware blok ken hout met petroleum begoten en de mar- cheerende studenten wakkeren het vuur met hun fakkels aan. De dienstvaardige brand weermannen dragen er zorg voor, dat niet het kijklustige publiek per ongeluk mede in brand wordt, gestoken. Tot de meest voor aanstaande belangstel lenden behoort prins August Wilhelm van Pruisen. Hij is is in uniform verschenen en wordt door de geestdriftige spec patriae stormach tig begroet. De muziok verlevendigt de stem ming met militaire marschen en de last- auto's rijden het slagveld binnen. Weldra vliegen boeken en brochures bij honderden tegelijk door de lucht. De film operateurs verhoogen met hun toestellen het effect en maken uit een somberen nacht een stralenden morgen. De regen heeft eindelijk opgehouden en tienduizenden menschen nemen een schouw spel in zich op, dat weinig goeds voorspelt voor den dwazen knaap, die enkele maan den geleden den rijksdag in brand heeft ge stoken. Het gerucht, dat zijn terechtstelling in het openbaar zal plaats vinden, wint hier door aan waarschijnlijkheid. Onverstaanbare spreuken worden geroe pen, terwijl jonge studenten boeken van Emil Ludwig (alias Cohn) en Emil Maria Remarque op den brandstapel werpen. Ik dring naar voren en hoor schreeuwen: „Wir übergeben dem Feuer die Schriften von Heinrich Mann, Georg Bernhard, Alfred Kerr, Kurt Tucholski, Theodor Wolff, Mag nus Hirschfeld, Ernst Glaser, Karl von Os- sietzkj, Siegmund Freud!" De Meiwind laait het vuur huizenhoog en de menigte geeft haar instemming met heil! te kennen. Tegen middernacht komt rijksminister Goebbels en nu kent de geestdrift geen perken meer. Door middel van luidsprekers roept hij de bevolking der rijkshoofdstad toe: „Een revo lutionair moet even groot zijn in het neer halen van waardelooze dingen als in het op bouwen van waardevollen arbeid. Als een fenix moet de Duitsche geest uit deze vlam men in nieuwe gedaante te voorschijn ko men. De studenten hebben den geest der na- tionaie revolutie gedragen thans hebben zij de plicht, dezen geest in hun werk te ver tolken". Een drievoudig hoera op het rijk, de natie en den kanselier is de echo op deze woor den. Dan wordt het Horst Wessellied gezon- en in het rtiythme van deze melodie draaien wij den brandstapel met een gevoel vaai opluchting onzen rug toe. Berlijn, 11 Mei 1933. Op het Operaplcin te Berlijn werden door de studenten verzamelde z.g. on-Duitsche boeken op den brand stapel gegooid. «mj» U B ijHK bil U ma H B -fc W H mm Bsa Hu H Xü HEELSUM BIJ ARNHEM,TEL 492 32e JAARVERSLAG ..WELKOM" In dit te Arnhem gevestigde Tehuis vonden in de afdeeling voor mannen over 1932 weer niet minder dan 82 onderdak, voeding en ook wel kleeding. In het Gezinsgebouw wer den gezinnen verzorgd, die zonder huisves ting waren en daarom eenigo dagen en nachten werden opgenomen: 11 mannen, 14 vrouwen en 28 kinderen. Voorts werden op last van de rechterlijke macht of op verzoek van vereenigingen 15 jongens opge- Aan 1764 mannen werd voor één of meer nachten onderdak geboden. Niet minder dan 16783 porties voedsel aan behoeftigen wer den uitgereikt. Aan 23 meisjes werd verzorging geboden. 34 kinderen bevolkten de voor hen bestem de afdeeling. De uitgaven bedroegen f32.374.14, het na- deelig saldo over 1932 is f 9226.61. Het bestuur van de Chr. Vereen. „Wel kom" gevestigd te Arnhem, bestaat uit de heeren: Mr. S. Baron van Heemstra, voorz., J. van der Molen Tzn., 2e voorz., W. A. J. do Winkel, penningm., M. W Bos, J S F van Hoogstraten, C. Smeenlc, J. N. van Mun ster, secretaris, tevens directeur der Stich ting. EEN WAARSCHUWING In het orgaan der Ned. Jeugdherbergen centrale, „de Trekker", schrijft het hoofdbe stuur als volgt: „Uit de groote pers zullen onze trekkers ondertussehen wel vernomen hebben, dat in het Duitsche jeugdherbergen-werk een prin- cipieele wijziging is tot stand gebracht Hoe het werk zich daar zal ontwikkelen, kunnen wij voorloopig ook niet zeggen. Wel mecnen wij onze trekkers, en vooral de leiders van trekkersgroepen, er op attent te moeten maken dat ons bestuur voorloo pig geen verantwoordelijkheid voor onze trekkers in de Duitsche jeugdherbergen kan dragen. Het is niet geheel uitgesloten dat in de Duitsche jeugdherbergen niet langer de geest van neutraliteit heerscht dien wij in onze jeugdherbergen kennen en die tot nu toe ook in de Duitsche jeugdherbergen heeft geheerscht." Dit is een ernstige waarschuwing tegen reizen in Duitschland. KOLONIE „BETHANIE" TE ZEIST BESTAAT ZESTIG JAAR De vereeniging „Bethanië" te Zeist zal op 16 dezer het feit herdenken, dat zij zestig jaar geleden haar kindergezondheidskolonie aldaar heeft geopend. Het was de eerste kolonie van dien aard in ons land. In 1932 werden er 510 kinderen opgeno men met in totaal 19.711 NALEZING Om uit te knóppen, En om op te plakken, En om op te hangen, En om te lezen en te herlezen, En om nooit te vergeten (Uit: Merkwaardige uitingen van den Prins door Dr A. A. van Sohelven; in: Stemmen des tijds, April 1933). I. Daerom hout U vast ende onbeweecht op dit vertrouwen op Godt de Here, die U nyet en sal verlaten so ghy u selven nyet en verlaet. (Mei 1572). II. Wij sullen U lieden met goede ruyte- ren ende knechten versien die haér leven voor U lieden sullen waghen, ja wij willen onse eyghen leven ende bloet voor U lieden opsetten. (Juni 1572). III. Gij schrijft ons, datmen U soude laten weten of wij ook met eenigen groten machtigen Potentaet in vasten verbonden staenwaerop wij niet laten en willen Ulieden voor antwoorde te geven, dat aleer wij oit dese sake ende de besohermenisse der Christenen ende andere verdrukten in dese landen aangevangen hebben, wij met ten alderoppersten Potentaet der Potentaten alsulken vasten verbond hebben gemaakt, dat wij geiheel versekert sijn, dat wij ende alle degene, die vastelyk daerop betrouwen, door sijne geweldige en machtige hand ten lesten noch ontset sullen worden, spijt alle sijne en onse vijanden, sonder nochtans dat wij middelertijd eenige andere middelen, die e Heere der Heerscharen toegeschikt heeft, hebben of als noch wallen laten voorbij gaan. (Augustus 1573). IV. Combien que nous tous vien- drions t mourir, et que tous pauvre peuple fust massacré et chassé, il nous faut toutesfois avoir ceste assurance que Dieu n'abandonnera jamais les siens. (Mei 1574-, (Vertaling: Al kwamen wij ook allen te sterven, al werd het geheele arme volk vermoord of verjaagd, toch moe ten wij er ons van verzekerd houden, dat God nooit de Zijnen zal verlaten). V. Nous remectrons nostre cause en Dieu, avec ferme espoir qu'Il nous abandonnera point, comme aussi de nostre costel nous sommes icy résoluz de ne quieter le deffence de Sa Parolle et de nostre liberté jusques au dernier homme. (Juni 1574). (Vertaling): Wij zullen onze zaak in Gods handen stellen, in de vaste hoop, dat Hij ons niet zal verlaten; evenals wij onzerzijds vast besloten zijn de verdediging van Zijn Woord en van onze vrijheid tot den laatsten man vol te houden). VIDesniettemin bidden wij Ulieden te willen U versekert houden, dat met Gods hulpe wij hebben voor ons genomen met ulieden te leven en te sterven... (Jan. 1580). VII. Es were wol zu wqnschen das es Gott die gnad wolt thun und una Sinen gutten fnieden wolt geben, sehe aber noch wenich hoffenung, den alle die mittel die man uns anbeut, das ist das wir Gottes Wort sollen verlassen; weiges dan, Gott lob niemandts gern thun wil, sonder liber des eusserste daran zu wagen, dan den schatz zu verlieren. (Jimd 1580). (Vertaling: Het ware te wenschen, dat God zoo genadig was ons een goe den vrede te geven. Ik heb daar echter weinig hoop op, want alle middelen, die men ons aanbiedt, houden in, dat wij Gods Woord moeten verlaten. Maar dat wil, Godlof, nóemand; liever waagt men het uiterste dan dat men dien schat zou verliezen). VIII. (tot Marnix van Sint Aldegonde)- Samct Aldegonde, Souffrons que 1' on march e sur nous, pourveu que nous puïssions aider 1' Eglise de Dieu. (Vertaling: Sint Aldegonde, laten wij het maar verdragen, dat men over ons heen loopt, als wij de Kerke Gods maar tot hulpe kunnen zijn). UIT DE GESCHIEDENIS VAN OBERLIN Oberlin (17401S26) wordt wel genoemd de vader, de patriarch van het Steinthal, een dal ten Westen van Straatsburg, waar hij als maatschappelijk en godsdienstig her vormer een ontzaglijk werk heeft gedaan. Een scherp onderscheidend theoloog was hij niet, daar ontbrak veel aan wel oun practisch man, die door de liefde van Ghristus werd gedrongen. Als jonge man raakte hij op een avond verdwaald in een kouden sneeuwstorm. Hij werd moede, maar dorst niet te gaan zitten, uit vrees dat hij zou inslapen, en door de koude bevangen, zou omkomen. Eindelijk kon hij niet verder; even zou hij het wagen, hij zette zich neer en... sliep in. Gelukkig kwam daar nog een boer langs zijn pad. Die wekte den slaper, wreef den reeds half verstijfden in met sneeuw, zette hem toen, goed ingepakt, op zijn wagen en bracht hem naar zijn huis ,waar hij en zijn vrouw hem kostelijk verzorgden. Den volgen den morgen, toen Oberlin gereed stond om heen te gaan, zeide hij: Maar nu moet u mij, voor ik vertrek, uw naam zeggen. Dien wil ik onthouden; u heeft mijn leven gered. Goed, zei de boer, dat wil ik doen, als u ik merk, u is goed thuis in den Bijbel mij eerst zegt hoe de Barmhartige Samaritaan heette. Diens naam weet ik niet, natuurlijk, was t antwoord. Och, zed de man, dan behoeft u mijn naam toch ook niet te weten. KAMERLID OF ARRESTANT? In het „Bataviaasch Nieuwsblad" van 2 Mei komt een artikeltje voor, getiteld: „Ka merlid of arrestant?" waarin de redactie zegt dat zij nog een appeltje te schillen heeft met den tot lid der Tweede Kamer gekozen communist Alimin Prawiradirdja. Alimih, zegt het blad is uit het land ge vlucht, vóór de politieke recherche hem bij zijn jasje kon grijpen. Men kan echter veilig zeggen, dat hij, in Indië terugkeerende, als deelnemer aan de voorbereidingen tot den opstand niet lang op vrije voeten zou loopen en dit geldt dus ook voor Holland. Hij zou spoedig uitgeleverd worden. De roode pers meent, dat dit niet gebeu ren zal. 't Is al zeven jaar geleden. Maar zij heeft ook vernomen, dat minis ter Donner het standpunt inneemt, dat Ali min zijn Nederlandsch onderdaanschap heeft verloren, doordat hij in 1925 of 1926 zich naar een vreemd land heeft begeven, znoder zich bij een Nederlandschen consu- lairen ambtenaar in dat land aan te melden Daarom zou hij als ongewenschte vreem deling niet op Nederlandschen bodem wor den toegelaten. Maar ook dat vindt de roode pers on billijk. Want voorgeschreven is, dat wie het Nederlandsch onderdaanschap kwijt raakte door evengenoemd verzuim van aan gifte, dit kan herwinnen door feitelijke ves tiging in het koninkrijk. Indonesiërs die in het geval van Alimin verkeeren zijn dus geenszins op een lijn te stellen met gewone vreemdelingen. Zij hebben een zeker recht op herwinning van het Nederlandsch onder daanschap, waarvan men hen niet mag be- rooven, door hun den toegang te weigeren tot het koninkrijk. ..DE VLIEGENDE HOLLANDER" Van de N. V. Biscuitfabriek „Patria" te Amsterdam ontvingen wij een nieuw album onder bovenstaande titel. Dit album, is samengesteld met medewerking van vele vooraanstaande deskundigen op luchtvaart gebied en geïllustreerd met 160 meerendeels origineelo en tot nu toe niet gepubliceerde foto's. Er zijn de laatste jaren vele albums ver schenen, maar wat hier geboden wordt is wel heel superieur werk. De luchtfoto's zijn tn één woord schitterend en do tekst zóó geschreven, dat ook een leek met klimmen de belangstelling deze lectuur volgen zal. Dit album over onze Nederlandscho lucht vaart betreft meer speciaal den wekelijk- schen luchtdienst Amsterdam-Batavia. We leven in een tijd, dat men de meest grootsche dingen spoedig heel gewoon gaat vinden. Wat een spanning was er in ons land, in onze Oost en in heel de wereld, toen in November 1924 Van der Hoop met de zijnen den eersten vliegtocht Amsterdam- Batavia begon. En wat een geestdrift toen het dappere driemanschap 21 Nov. Medan bereikte. Nu hebben we een geregelde wekelijk- sche luchtdienst op Insulinde en duurt de reis slechts tien dagen. We vinden 't nu de gewoonste zaak der wereld 's avonds in de krant te lezen, dat de „Ohoe" naar Indië is vertrokken, dat de „Havik" op de thuis reis te Bangkok is aangekomen en de „Ijs vogel" op de uitreis te Bangkok arriveerde. Maar toch zijn dit dingen, die, als wij ze goed indenken, het nationale hart sneller doen kloppen en ons telkens moeten doen denken aan het devies der K. L. M.: Neder lands vlag wordt het hoogst gehouden in de lucht. Door de bij Patria-Biscuits verpakte bons kan men in 't bezit van de prachtige foto's komen, die in het album geplakt een prach tig en interessant geheel vormen. Zittend in uw huiskamer, met dit keurige album voor u, maakt ge'de luchtreis in ge dachten mee. Eerst mooie kiekjes van ons eigen mooie land, dan Praag en de Donau, Griekenland, Egypte, het Heilige Land wat een indrukwekkende foto van den berg Sinaï de woestijnen van Azië, Bagdad, Ur der Chaldeeën, Britsch-Indië, het Venetië van het Oosten, de haven van Deli, Medan, Sumatra, Java, Batavia, Bandoeng! We deden zoomaar een willekeurige greep uit deze pracht-vorzameling foto's. En we zeiden 't reeds: de toelichting is zóó boeiend, dat men, eenmaal aan 't lezen, niet ophoudt voor-de laatste bladzijde is bereikt. „Patria" zal door dit album duizenden een groot genot bezorgen! ZONDAG 14 MEI Huizen (1875 M.) N.C.R.V. 8.309.30 Sneln- i-Moan-WUlngr. Foargon-ger: Ds. R. Dtik"i 5 50 Kerkdlenst* uit *<ïe Parkkerk te Ama deun. Voorganger Ds E. C. B. Kok. Orgai longen wordt Lied 32- 5 Lezen: Matth. 6 1 —18 en Tim. 2 1—5; 6 Voorbereiding tot gebed met het zingen van Ps. 141 2; 7 Ge bed: 8 Zingen: Ps. 12 2, 3 en 4: 9 Prediking: 14 Orgelspel. Hilversum (296 MA V.P.R.O. 10.30 Kerk dienst uit de VrUe Gemeente te Amsterdam. Spreker:, üs P. v. d Veer. Organiste: Mary C. Honig. Muz. medewerking: Het koor der Vrije Gemeente o.l.v. Anton H. TIerie. 1 Vo tum; 2 Gemeentezang, lied 5 N.P.B, vs. 1 en 7 (Ps. 103:1 en 11); 3 Preek, 1ste deel; 4 Koorzang. „Vrede". Tingen; 7 Gebed; 8 Ge meentezang lied 42 N.P.B. va. 1 en 3 IGez. 58:1 en 79 Zegen. MAANDAG 15 MEI Hulzen (18Y5 M.) N.C.R.V. 8.00 Schriftlezing. 8.15 Gramofoon 10.30 Morgendienst, door Da. W. J. v. Lokhorst 11.00 Lezen van Chr. lectuur 11.30 Gramofoon 12.15 Gramofoon 12.30 Orgelconcert uit de Lu- thersche Kerk te Amsterdam 2.00 Uitzen ding voor scholen 2.35 Over kamerplanten 3.15 Cursu» knippen en naaien 3.30 Cursus stofversleien en hoedenmaken 4.00 Zeemansuurtje 5.00 Gramofoon 5.15 Jo hannes de Heer zingt 6.15 Gramofoon 1 7.3 i Dias 9.45 Gramofoon 10.30 Grfi Hilversum (296.1 M) VARA. 8.01 Gramo foon 10.15 De Notenkrakers 11.15 De Notenkrakers 12.OU Klein-orkest 12.30 De Flierefluiters 1.00 KJein-orkest 1.30 Orgelspel 2.30 Salon-orkest 3-20 Orgel spel 3.30 Salon-orkest 4.00 Orgelspel 4.15 Salon-orkest 4.45 Na schooled 5.15 Gramofoon 6.01 Orkest 6.45 Voor dracht 7.00 Orkest 7.40 Concert 8.00 Volks" 11.00 Vaz Dlaa el (VI.) (337.8 M.) 12.20 Con< 9.20 Concert 10.30 Gramofoc laven try (1554.4 M.) 12.20 Orgelconcert 1.05 Western Studio Orkest 2.05 Gramo foon 3.20 Concert 4.00 BBC-orkest 4.50 Schotsche Studio Orkest 6.50 De grondslagen der muziek 8.35 Londensch muziekfeest 9.30 Concert 10.3 i0.45 Grai 10.50 Muziek. Kalundborg (1153.8 M.) 12.20 Orkest 3.50 Orkest 5.20 Gramofoon 8.20 Om roeporkest 9.20 Mannenkoor 10.50 vönigswusterhausen (1635 M.) 12 20 Gramofoon 2.20 Gramofoon 4.20 Gra mofoon 4.50 Concert 5.55 Zang 6.50 Concert Luisterspel 8.20 Gevarieerd Programma 11.50 Concert. a berg (472.4 MA 7.0 Monarh nnH Klein-orkest 10.50 Coi 'Ondon Nat. (261.3 M.) 12.20 Orgelconcert 1.05 Orkest 2.05 Gramofoon 2.20 Crm eert 4.00 BBC-orkest 5.35 BBC-orkest 9.30 Concert 10.30 Gramofoon 10.45 Gramofoon 10.50 Muziek. -ondon Reg. (356.3 M.) 12.20 Concert 1.05 Concert 1.50 Conecrt 2.35 Concert 6.50 Concert 7.50 Concert 8 20 Va riété-programma 9.20 BBC-orkest 10.60 ad Reg. 12.20 Concert 1.05 Con< 9.20 Militair orkest. DE BISAMBERG-ZENDER De officieele ingebruikneming van den nieu wen Oöstenrijkschen krachtzender op det --'nden op 28 Mel i dingen zullen ge- uiureude de heele maauid Mei worden voortge zet; zij vinden plaats in de uren bulten het gewon omroepprogramma, dat is des morgens tusschen 9 en 10 uur, in het begin van den na middag en des avonds na sluiting. •adio-journaliatei EEN MOOIE BRON VAN INKOMSTEN In het jaar 1932 heeft de Engelsche Otnroep- M1J ongeveer 2J mtUloen shilling betaald aan auteursrechten en opvoeringsrechten voor door haar voor de microfoon gebrachte werken. Cola di Rienzi, de groote Senator van Bome in de 14e eenw Door Édw. BULWER LYTTON „Begrijp ik u goed?" vroeg Nina na een poos gezwegen hebben. „Wilt gij den keizer het gezag over Rome ontzeggen?" .Luister aandachtig: op dit oogenblik zijn er -twee die aanspraak maken op den troon van Rome, op de keizerlijke kroon van Italië: een Bohemer en een Beier. Onze goedkeuring, die van Rome is niet noodig, wordt niet gevraagd. Kunnen vv:j ons vrij noemen, kunnen wij roemen cp onze Republiek, als ons dus eeu vreemde ling, een barbaar op den hals wordt ge schoven? Neen, wij willen vrij zijn, even goed in werkelijkheid als in naam. Boven dien,'ging de Tribuun op ltalmen toon voort, „komt mij dit denkbeeld wel overlegd maar ook stoutmoedig voor. Het volk eischt voortdurend wonderen van mij: hoe kan ik bet op edeler wijze aan mij verbinden, he'. beter tot mij overhalen, dan door Rome he'. onvervreemdbaar recht toe te kennen, zijn eigen regeering te kiezen? De stoutheid van het plan den baronnen en zelfs du.i vreemdelingen, ontzag inboezemen; het zal een machtig voorbeeld zijn voor geheel Italië; het zal de eerste vonk zijn van een algemeenen brand. Het zal geschieden; en met al de plechtigheid die zulk een zaak vereischt!" „Cola" zeide Nina aarzelend, „uw mach tige geest stijgt soms, waar de mijne hem niet kan volgen; doch wees niet al te ver metel." z „Hebt gij niet voor weinige oogenblikken geheel anders gesproken? Moest ik niet sterk schijnen, om sterk te zijn?" Van aandoening zonk Rienzi neder op een stoel en bedekte zijn gelaat met de handen. Vreesachtig kwam Nina naderbij en sloeg haar armen, zonder een woord te zeggen, om hem heen. Nog voordat de Tribuun geheel tot zich zelf was gekomen, werd er zachtjes geklopt Dit geluid scheen hem plotseling zijn ge heele aelfbeheersching terug te geven. „Binnen!" zeide hij, terwijl de kleur lang zaam op zijn gelaat terugkeerde- Een dienaar opende half de deur en kondigde aan, dat de persoon, dien hij had Iaten roepen, wachtte. „Ik kom! Liefste schat" fluisterde hij Nina toe, „wij zullen vanavond samen het avondmaal gebruiken en dan verder over deze dingen spreken." Iets minder trotsch dan anders verliet hij de kamer en begaf zich naar zijn kabinet, aan de overzijde van de receptiezaal. Hiei vond hij Cecco del Vecchjo. „Wel, dappere kameraad" zeide de Tri buun, met een verwonderlijke gemakkelijk heid den toon van vriendschappelijke ge lijkheid aannemend, die zulk een zonder linge tegenstelling vormde met de majesteit die zijn omgang met de grooten kenmerkte. „Wel, Cecco! Zooals ik zie, houdt gij u flink, ondanks de groote hitte. Wij arbeiders i want werken doen wij beiden, Cecco hebben het te druk om, als de leegloopers, in den zomer of den herfst door de hitte van Rome ziek te worden- Ik heb u laten roepen, Cecco, omdat ik wilde weten, wat uw mede-arbeiders zeggen van Orsini's terechtstelling." „O! Tribuun" antwoordde de werkman, die gemeenzaam met Rienzi was geworden er veel van zijn ontzag voor hem had verloren, wijl hij meende, dat de Tribuun zijn macht gedeeltelijk aan hem «te danken had; „zij zijn buiten zichzelf over uw inoed, om de grooten zoowel te straffen als de kleinen." „Zoo; dan ben ik beloond! Maar luister eens, Cecco, dit kan ons misschien veel moeite berokkenen. Elke baron zal vreezen, dat nu de beurt aan hem zal komen en de angst zal hen vermetel maken, als in de engte gedreven ratten. Misschien zullen wij voor den Goeden Staat moeten vechten." „Van gansche harte, Tribuun", antwoordde Cecco met zijn grove stem- „Ik voor mij ben geen lafaard." „Houd dan bij alle bijeenkomsten van werkleden denzelfden geest erin. Ik strijd voor het volk. Als het noodig is, moet het volk met mij vechten." „Dat zal het", antwoordde Cecco; „dat zal hetl" „Cecco, is het geen schande voor het Rcpublikeinsche Rome, dat terwijl wij nu spieken, aan gene zijde der Alpen eenige barbaren, wier namen wij nooit gehoord, hebben, beslissen over de verdiensten van twee vorsten, die wij nooit hebben gezien? Is dit niet iets, waartegen wij ons moeten verzetten? Wat heeft een Italiaansche stsd te maken met een Boheemschen keizer?*' „Al heel weinig!" zeide Cecco. „Zou zijn recht niet betwistbaar zijn?" „Mij dunkt van ja!" antwoordde de smid- „En indien het blijken mocht, een schen nis van onze oude wetten te zijn, moeten wij ons er dan niet tegen verzetten?" „Daaraan valt niet te twijfelen." „Well De archieven hebben mij de over tuiging geschonken, dat een keizer slechts wettig benoemd kan worden bij vrije keuze van het volk. Wij hebben nooit een Bohemer of een Beier gekozen." „Integendeel 1 Als die mannen uit het Noorden hier komen om gekroond te wor den, doen wij ons best, om hen wpg te jagen want wij zijn een volk, Tribuun, dat zijn vrijheid liefheeft." „Keer terug tot uw vrienden zoek hen op spreek tot hen zeg hun, dat uw Tribuun aan die indringers wil vragen, welk recht zij op den troon van Rome hebben. Laat hen niet verbaasd of ontsteld zijn, doch mij steunen als het noodig zal wezer" „Dit doet mij genoegen", sprak de torsche smid; „want in den laatsten tijd zijn onze vrienden eenigszins ontevreden. Zij zeg gen.. ,Wat zeggen zij?" „Dat gij, weliswaar de bandieten hebt verdreven en den trots der baronnen gebro ken en eerlijk recht spreekt „Zijn dat geen wonderen genoeg voor twee of drie maanden?" „Wel, zij zeggen dat het voor een edelman meer dan genoeg zou zijn; maar dat gij, die uit het volk zijt voortgekomen met uw talenten enn zoo voorts nog meer zoudt kun nen doen. Sinds drie weken hebben zij niets nieuws gehad om over te praten. Orsini's terechtstelling zal vandaag wel heel wat stof opleveren." „Goed, Cecco, goed," zeide Tribuun, ter wijl hij opstond; „zij zullen spoedig weer iets hebben om over te praten." Toen Cecco vertrokken was bleef de Tribuun een poos verdiept in sombere ge dachten en voorgevoelens- „Ik ben als een toovenaar, te midden van zijn bezweringen", zeide hij; „als ik ophoud, verscheuren de booze geesten mij. Wat ik begonnen heb, moet ik voltooien. Maar die ruwe man heeft maar al te goed getoond, welke werktuigen ik moet gebruiken. Voor mij hindert het weinig, of ik slaag of niet Ik heb reeds een hoogte bereikt, waarop menig geboren vorst duizelig zou worden. En val ik, dan valt alles, Rome, Italië, vrede gerechtigheid en beschaving- terug in den afgrond der eeuwen!" Hij stond op en liep een paar maal het vertrek op en neder, waar hij telkens de marmeren beeltenissen van groote mannen ontmoette. Hij opende het raam. om de koelere lucht van buiten in -te ademen. Het plein van het Kapftool was ledig. Slechts één schildwacht stapte h*-en en weder. Doch stil, somber en vre*-selijk hing aan de hooge galg het overschot van den roover-edelmun; en vlak daarnaast vcrh'cf zich de gewAVipe Egyptische b-jw, scherp en do iker afstekend tegen de lncl t. „Akelig standbeeld!" daclot Riro/i, „hoe veel onbekende plechtigheden hei gij' bij gewoond aan den Nijl, eer de hand van den Romein u hierheen bracht gij, de oude getuige van zooveel Romeinsche misdaden! Zonderling! Als ik u aanzie, is het mij, alsof gij een geheimzinnigen invloed hebt op mijn eigen levensloop- In uw nabijheid werd ik uitgeroepen tot heer der Romeinsche republiek; in uw nabijheid staat m^n paleis, mijn gerechtszaal, de plaats waar ik mijn triomf vierde, de getuige van mijn grootheid. Op u vestigt zich mijn blik als ik op mijn praalbed lig; en indien het lot wil, dat ik sterf in vrede en in het bezit van mijn macht, dan zult gij wellicht het laatste voorwerp zijn dat ik aanschouw! Zoo ik echter zelf het slachtoffer moet worden Hij brak af ontzet door de gedachten die zich aan hem opdrongen hij begaf zich naar een hoek van het vertrek en schoof een gordijn weg, dat een kruis ver- borg en een tafeltje, waarop een bijbel lag met het kloostersymbool, het doodshoofd en de twee gekruiste doodsbeenderen plech tig symbool van de nietigheid van alle macht, van de onzekerheid van het leven. Daarvoor knielde de trotsche, eerzuchtige man; en toen hij weer oprees, was zijn voet stap lichter en zijn uiterlijk opgeruimder, dan den geheelen dag het geval was ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 11