Nationale Prins Willem-herdenking te Amsterdam
Schoolkinderenhulde aan de Koninklijke Familie
Dr. Colijn houdt een magistrale rede!
MAANDAG 24 APRIL 1933 DERDE BLAD PAG. 9
Een groofsche gedachtenis-bijeenkomst in de Nieuwe Kerk
IN DE NIEUWE KERK
TE AMSTERDAM
Gister was in de diensten der onderscheiden
kerkgemeenschappen in Amsterdam de groo-
te figuur van Willem den Zwijger herdacht,
's Avonds geschiedde dit nog in een bijzon
dere samenkomst, der Nf.d. I-Ierv. Gemeente
in de Nieuwe Kerk aan den Dam, waar
voorgingen Ds A. G. II. van Hoogenhuyze,
Ds R. Dijkstra en Ds W. van Limburgh. De
ruime kerk was tot in alle hoeken gevuld,
er heerschto een weldadige, vaderlandslie
vende stemming.
Nadat Ds A. G. H v. Hoogenhuyze m
gebed was voorgegaan, sprak hij een inlei
dend woord, waarin hij rechtvaardigde de
noodzakelijkheid eener Protestantsche Zwij-
gerherdenking en zich verheugde in het
feit, dat nu reeds vier eeuwen lang de
band bestaat tusschen Oranje en Nederland
en ons geliefd Wilhelmus wordt ge-zongen.
Dat is van den I-Ieere geschied, roept spr.
uit en wekt de aanwezigen op tot Oranje-
betoon als het Koninklijk gezin Maandag in
do stad vertoeft.
Sprekende over het Schriftwoord: „Het pad
des rechtvaardige is een schijnend licht,
voorlichtende tot den vollen dag toe" ge
waagde Ds R. D ij k s t r a, van Willem van
Oranje als geloofsheld. In vele opzichten
was hij een Oud-Testamentisclic geloofsheld
die zijn kracht putte uit do Psalmen. Hij
was, naar Jan van Nassau's woord, de
Mozes van de Nederlanden. In hem blinkt
de ware heldhaftigheid des geloofs, omdat
hij ter rechter tijd en op de rechte wijze 't
offer bracht. Hij was ook de man der ont
ferming en der erbarmiug, zooals spr. aan
I toont uit allerlei voorvallen uit 's Prinsen
VJ leven. Spr. hoopt dat men in deze dagen 't
I Wilhelmus dezen Psalm des geloofs, aan
dachtig zal lezen, om ook daaruit dezen ge
loofsheld te leeren kennen.
Ds W. v. Limburgh teekende de tien
laatste jaren van Willem van Oranje, moei
lijke jaren, tragische, omdat Oranje al min
der verwezenlijkt zag de levensidealen,
waarvoor hij gestreden had, tragisch met
name door het einde van zijn leven.
Willem van Oranje was in dien tijd de
Belijder, die rust vond in de Calvinistische
religie, zooals uit onderscheiden bekende
uitspraken van den Prins treffend blijkt.
Hij behoorde tot de rekkelijken onder de
Gereformeerden. Dat soepele en verdraag
zame was onafscheidelijk van zijn innige
geloofsovertuiging. Sterk stond hij ook de
eenheid voor, maar deze moeilijk verkregen
21 eenheid spatte uiteen na de Pacificatie van
Gent Spr. herinnert zoowel aan de terreur
van Hembyze en Datheen als aam de af
scheiding van de Zuidelijke Nederlanden,
Waardoor 's Prinsen ideaal in scherven viel
en hij zich vooral geeft voor het vrije, Cal
vinistische Noord-Nederland. Dam volgt de
ban van Filips, die aan Oranje zijn schoone
meesterlijke Apologie ontlokt. Onder diep
tragische omstandigheden komt het einde,
j Biddend ging de Prins heen. Hij, die alles
voor ons land overhad, zelfs zijn leven, was
Z-J zeker „den vaderland getrouwe, zelfs tot im
radio] den doet'In zijn laatste woord ziet spr. 't
t*u°B afzien Yan alle menschen en het steunen
irissen °P God alleen- Onder het geschrei der gan-
>h. dn sche natie, zegt Motley, werd deze groote
•inang doode 3 Augustus 1584 begraven. Spr. be-
'öeiasj siuit met een krachtige opwekking tot een-
heid, waartoe de groote figuur van den
Zwijger moge in9pireeren. Zijn leven is niet
-schei mislukt, in zijn biddend sterven zien wij de
rdersj verwerkelijking van het sterven vain het
ver", tanvegraan, dat veel vrucht draagt
Mej. G van Hoogenhuyze en een zangkoor
groot onder leiding van den heer M. J. Beylevelt,
ContJ zóngen ter afwisseling vaderlandsche liede-
ia^i r®D' danlc£efred door Ds v. Limburgh
bc.' gmg. onder het zingen van het Wilhelmus,
r Ant .de compacte menigte uiteen.
DE DAG VAN HEDEN IN DE
HOOFDSTAD
De dag van vandaag is door de hoofdstad
des lands gemaakt tot een nationale dag,
die mede werd gevierd door de Koninklijke
Familie;
Al vroeg in den morgen werd de dag in
geluid door muziekuitvoeringen. Om 8 uur
word koraalmuziek ten gehoore gebracht
van het platform van de Nieuwe Kerk, van
dc peristyle van den Stadsschouwburg en
van den trans van den Westertoren. In de
morgenuren werd een kindenhulde gebracht
aan H. M. de Koningin op den Dam en in
de middaguren had een nationale Herden
kingsplechtigheid plaats in tegenwoordig
heid van de Koninklijke Familie in het
Concertgebouw, terwijl ook op verschillende
pleinen muziekuitvoeringen werden gege-
De kjnderhulde
De kinderhulde had plaats op den Dam,
het historische plein, waar reeds zoovele
plechtige gebeurtenissen zijn gevierd.
Tegen tien uur begon reeds het Damplein
zich langzamerhand te vullen met de kin
deren die aan de aubade deelnamen.
Zij allen kwamen van den N.Z. Voorburg
wal en gingen daarna door de Nieuwe Kerk
naar het Damplein.
Inmiddels was ook de Koninklijke Fami-
Jie gearriveerd, die luide werd toegejuicht
door de reeds aanwezige kinderen en hun
begeleiders.
Tegen elf uur was het Damplein gevuld
met 14000 kinderen. 1-Iet plein verkreeg
daardoor een buitengewoon aardig aspect,
dat nog verhoogd werd door de vele vaan
dels en de vlaggen, die allenvege van de
gebouwen wapperden.
Voor het begin van de uitvoering, waar
aan door leerlingen van Prot Christelijke,
RoomsclvKatholieke, Openbare en Israelieti-
sohe scholen werd deelgenomen, boden een
Protestantsch, een Roomsch-Katholiek en
een Israelietisch weesmeisje H. M. de Ko
ningin bloemen aan.
Toen de laatste tonen van het carillon
uit den Palelskoepe die het elfde uur had
den aangewezen, weerklonken waren, be
trad de Koninlijke Familie, vergezeld door
eenige bestuursleden, bet balcon.
De dirigent van de aubade, de heer W.
an Laar. staande op een hoog podium, hief
zijn dirigeerstok en plechtig klonk over den
Dam het „Wilt heden nu treden" uit Va
lerius' Gedenckklanck.
Vervolgens werd gezongen „Hollands
Vlag" van J. P. J. Wiorts, gevolgd door
„Wij willen Holland houên" van Arnold
Spoel en tenslotte het „Wilhelmus".
I-Iare Majesteit had na elk lied door hand
geklap Haar dank betuigd.
Nadat de laatste klanken van het Wil-
ïlmus waren verklonken, steeg wederom
een geestdriftig hoera Qp.
Na deze zangnummers begon het défilé
langs het Paleis van deze onafzienbare kin
dermenigte.
Het duurde langer dan een uur voor de
laatste, groepen kinderen het Damplein in
le richting van de Mozes en Aaronstraat
erlieten.
De Koninklijke Familie trok zich daarna
terug in het Paleis.
De politie begon toen de afzettingen, die
onder leiding van hoofdinspecteur Joosten
hadden gestaan, in te trekken.
OPENINGSWOORD
Om drie uur reed de Koninklijke Familie
uit naar het Concertgebouw, waar de Na
tionale Herdenkingsplechtigheid plaatshad.
de aankomst van het Koninklijk
Gezin was een uitgelezen gezelschap in de
met tapijten en bloemen 'versierde zaal bij
eengekomen. Onder deze zeer velen waren
alle Ministers, de Commandant van het
Veldleger en de Commandant van de Ma
rine te Willemsoord, dc vice-president van
den Raad van State, vele leden van de Eer-
Tweede Kamer, de secretarissen-ge
neraal van alle departementen, de presiden-
procureilrs-generaal van alle ge
rechtshoven, de presidenten en officieren
van Justitie, van de Rechtbanken in Am
sterdam, Den Haag, Rotterdam en Haarlem.
De Burgemeesters van alle provinciale hoofd
steden, zoomede die van Amsterdam, Rot
terdam, Den Haag, Eindhoven, Dordrecht',
Tilburg, Breda. Allkmaar en vele andere ge
meenten. Voorts de presidenten van de Ka
mers van Koophandel van Amsterdam. Rot
terdam en Den Haag.
Aanwezig waren ook de gezanten van 20
verschillende landen.
Aan den ingang aan de J. W. Brouwers
straat werd H. M. ontvangen door het Da-
gelijksch Bestuur van de „Commissie voor
de viering van het vierde eeuwfeest der ge
boorte van Prins Willem van Oranje", be
staande uit. Jhr. Mr. Dr. A. Röell, voor
zitter, Mr. C. L. de Vries Fe yens, secre
taris en Chr. P. van E e g h e n, penning
meester.
Nadat de Koninklijke Familie de voor
Haar bestemde plaatsen had ingenomen,
werd door 300 leden van het koor van de
Vereeniging van Toonkunst, onder leiding
van Willem Mengelberg het „Wilhelmus"
ingezet Het Volkslied werd staande aan
gehoord.
IN HET CONCERTGEBOUW
Jhr. Mr. Dr. A. RöELL
.Th» Mr. Dr. A. Röell nam daarna als
voorzitter van de commissie voorV't spreek
gestoelte plaats en sprak als volgt:
Mevrouw!
De welbekende (klanken van ons oude
Wilhelmus stellen beter dan woorden dit
kunnen doen de beteekenis tn het licht van
deze gedachtenisviering. Maar wat daaraan
bovenal luister schenkt, is de aanwezigheid
van Uwe Majesteit., waarvoor de Commissie
tot viering van het vierde Eeuwfeest der
geboorte van Prins Willem van Oranje haar
eerbiedigen en diepgevoclden dank moge
uitspreken.
Dat ook Zijne Koninklijke Hoogheid de
Prins der Nederlanden en Hare Koninklijke
Hoogheid Prinses Juliana Uwe Majesteit
vergezellen en deze herdenkingsplechtigheid
met Hunne hooge tegenwoordigheid veree-
ren. stemt de Commissie tot groote erkente
lijkheid.
De komst van de Koninklijke Familie in
deze feestelijke bijeenkomst vervult vooral
het Uitvoerend Comité met dankbare vol
doening. Zij Is de schoonste kroon, die kon
worden gezet op zijn met geestdrift aange
vangen, ondanks den druk der tijden met
liefde voortgezet, en ten slotte, dank zij den
eendrachtigën steun van alle gezindten en
partijen die zich scharen om den troon van
Oranje, met goeden uitslag voleindigd werk.
Het Comité wil zich op dit werk niet be
roemen: de publicaties die vanwege de Com
missie het licht hebben gezien of nog zul
ten zien, de plaat die onder de schooljeugd
is verspreid, cle tentoonstelling die binnen
weinige dagen in het Rijksmuseum zal
worden geopend, de vier historische ramen
die kort daarna in het koor van de Nieuwe
Kerk te Delft zullen worden onthuld, zijn
slechts even zooveel bewijzen van de belang-
gelooze medewerking van zeer velen uit
binnen- en buitenland, uit Oost en West, die
het geboortefeest van den Prins hebben wil
len aangrijpen om te getuigen hoe dienbaar
hun de band is, dien Vader Willem tus
schen Oranje en Nederland heeft gevloch
ten en die in den loop der eeuwen door
Zijn nazaten nog nauwer werd aangehaald.
Het jaar 1933 staat geheel in het teeken
vap algemeene belangstelling voor Prins
Willem van Oranje.
Niettemin zij het toch mij vergund per
soonlijk over den Prims nog een enkel woord
te zeggen,
In (het Frans Hals-museum te Haarlem
bevindt zich een merkwaardig schilderij.
Het is in 1020 door de stad van den schil
der I-Iendrick Gerritszoon Pot gekocht en
heet „De verheerlijking van Prims Willem I".
De Faam, gezeten op een zegekar, met de
Waarheid in staande houding voor zich,
verkondigt 's Prinsen roem. De zegokai
wordt getrokken door drie olifanten, waar
op en waaromheen vrouwenfiguren zijn ge
groepeerd, die zijn negen en dertig „Ciera-
ten en Deughden" Christelijke, Overheyts»
en Krijchsdeughden vertegenwoordigen,
welke vermeld staan op de vier banieren,
die de vrouwengroepen voor zich uitdragen.
De banieren vermelden voorts de sterfjaren
van den Prins en zijn broeders, de Graven
1 Adolf, Lodewijk en Hendrik, welke laatsten
medeloopen in den kleurigen stoet De Prins
zelf staat, met den leeuw aan zijn rechter
hand, vóór dezegekar op 'n voetstuk, waar
op alleen dit eene woord staat geschreven:
Vastigheidt Op dit woord, waarim de gan-
sche allegorische voorstelling zich toespitst,
concentreert zich tenslotte de blik.
En het is met dit woord, dat het gansche
leven van den Prins op zóó scherpe en
kernachige wijze kenschetst, dat ik wil be
sluiten. In die „vastigheidt" komen alle
cigenschapppen, die hem sieren, samen.
Uwe Majesteit veroorlove mij daarom alle
gevoelens, die de viering van dit vierde
Eeuwfeest opwekt, te belichamen in een
eerbiedige hulde van het vaderlandslieven
de 'ToIk aan de Vastigheidt van den Vader
des Vaderlands!
Na dit openingswoord voerde het orkest
an het Concertgebouw de ouverture „Eg-
mond" uit. Hartelijk applaus weerklonk,
nadat Hare Majesteit daartoe het voorbeeld
had gegeven.
REDE Dr. H. COLIJN
Het leven van den eersten Willem van
Oranje valt in het tijdperk der groote be
roeringen van de 16de eeuw, die den over
gang vormen van de Middeleeuwen naar den
nieuwen tijd. In zijn tweede helft is dat le
ven getuige van de groote beslissingen die dc
Middeleeuwen voorgoed afsluiten en vorm
gaan geven aan het nieuwe, dat er voor in 1
in de plaats treedt'.
Het tweede en derde kwart der 16e eeuw
toch brachten niet slechts voor de Neder
landen maar ook voor het' belangrijkste ge
deelte van heel Europa diep ingrijpende
transformatie, op geestelijk, staatkundig en
maatschappelijk terrein.
Tot in het tweede decennium dier eeuw
was het meer geciviliseerde deel van ons
erelddeel, ondanks" het feit, dat komende
veranderingen zich reeds hadden aangekon
digd en in weerwil van de hcstaanKlë staat
kundige verscheidenheid, toch nog in zeer
ele opzichten een eenheid.
De beschaving van Europa had zeer sterk
!en Invloed van de Romeinsche cultuur on
dergaan; de godsdienst der volken was die
van Rome; de maatschappelijke structuur
had nog niet dien sterken invloed van den
nationalen eenheidsstaat ondervonden, die
later merkbaar zou worden en vertoonde
dan ook weinig wezenlijke verschillen.
Een man kon reizen van Noorwegen naar
Sicilië of van Ierland naar Weenen endaar-
bij nagenoeg eiken nacht, aan het. einde zij
ner dagreis, gastvrije opname vinden in de
kloosters der verschillende monnikenorden,
waar de eenheid de verscheidenheid naar
den achtergrond drong. Zoo hij al niet kon
nalaten verschillen van nationaliteit op te
merken, dat alles werd toch overkoepeld
door het gemeenschappelijke van het eéne
nog ongesplitste Christelijke gemeenebesL
Het' ideaal der Middeleeuwen: de eenheid
van het Romeinsche Rijk en van de Chris
telijke (kerk beheerschte nog het denken
der gekerstende menschheid.
Het duidelijkste signaal voor de verkrui
meling van deze eenheid werd gegeven door
het hamergeklop op een kerkdeur in Wit
tenberg. Daarna waren er niet veel jaren
meer noodig om de geestelijke, de culturee-
le en ten deele zelfs de politieke eenheid,
omgezet te zien in geestelijke, verstandelij
ke en nationale tegenstellingen zonder tal.
Onjuist zou het intusschen zijn de gewel
dige klove, die er gaapt tusschèn het Euro
pa der Middeleeuwen en dat van den nieu
wen tijd toe te schrijven aan Luther alleen.
Tn een wereld waarin omtrent dienzelfden
tijd een Erasmus en een Rabelais leefden
en werkten; waarin een Vasco da Gama
aan, een verwonderd Europa den zeeweg
naar Azië had gewezen en een Columbus
het westelijk halfrond aan de globe had toe
gevoegd; in een wereld waarin een Machia-
velli een scherp geteekend portret van een
modernen vorst ontworpen had; een wereld
die ook kennis had kunnen nemen van
Move's Utopia; een wereld waarin een Co
pernicus zijn denkbeelden omtrent cms zon
nestelsel had ontwikkeld; een wereld waar
in een Fugger door zijn geldmacht een lcei-
zerskeuze beïnvloeden kon; in zulk een we
reld was Blithers stem slechts één uit vele,
die den nieuwen dag aankondigden, al
klonk ze ook het luidst en al werd ze ver
nomen op een tijdstip, dat een groot deel
van Europa het oor scherper dan te voren
had te luisteren gelegd.
In de eerste helft, der 16e eeuw groeide de
neiging om de kleine Middeleeuwsche vor
stendommen tot grootere naitonale eenhe
den te vereenigen steeds sterker aan. Met
name het Duitsche en Italiaansche mozaïek
der Middeleeuwen zocht, op het voetspoor
van wat in Engeland en Frankrijk reeds
plaats gevonden had, naar andere vereeni-
gingsvormen dan het weinig hecht getim
merte van het Heilige Roomsche Rijk.
En naar den geestelijken kant kwam de
vrijheid der Christelijke gedachte in steeds
luider toon roepen om losmaking van als
ondraaglijk gevoelde banden. Luther had
Rome uitgedaagd en geweigerd zich te on
derwerpen, toen Keizer Karei V den Duit-
schen troon besteeg. De bul van excommuni
catie, die de breuk onherstelbaar maken zou,
werd toen reeds géschreven. En in Nyon
speelt op dat oogenblik een 10-jarige knaap,
die straks door zijn „Institutie" vorm en
inhoud geven zal aan wat tot nog toe zich
vertoond had in veelsoortige vormen en wei
nig gedefinieerde lijnen. Twintig jaar na
den aanvang der reformatorische beweging
legde Calvijn de basis voor permanentie,
waar anders wellicht' slechts gesproken had
kunnen worden van een voorbijgaand ver
schijnsel.
Maar.... terzelfder tijd, dat Calvijn aan
de opstelling zijner „Institutie" werkte, ver-
ecnigde Ignatius van Loyola, in een kerk
te Montmartre. eenige vrienden om zich
heen, die zich tot taak stelden voor de hand
having en verbreiding van het Katholicisme
werkzaam te zijn en een tegenwicht te vor
men tegen het veldwinnend Protestantisme.
Zoo worstelen tegen het midden der 16de
eeuw geestelijke krachten en tegenkrachten
met elkaar, hand in hand met staatkundige
bewegingen. Aan do eene zijde met bet
doel een wankelende geesteioke Af»nheï<l,
gemeenschappelijke cultuur en staalkundige
saamhoorigheid zooveel mogelijk te handha
ven, aan den anderen kant een jagen naar
wijziging in de staatkundige verhoudingen
en een roepen om onbelemmerde ademha
ling op geestelijk terrein.
Toen Karei V, enkele jaren na het ver
strijken der eerste eeuwhelft, strijdensmoede
den scepter overdroeg aan zijn broeder Fer
dinand en zijn zoon Philips, was een \ve-
reldbeheerschend keizerschap, gesteund door
een allerwege erkend Pausdom, niet meer
dan een herinnering geworden. De periode
van de Middeleeuwen was met slot en gren
del afgesloten. Vrijheid van religie en sta-
tenvorming op den grondslag van nationale
eenheid waren vraagstukken geworden, die
reeds een eindweegs haar oplossing gebon
den hadden en in toenemende mate vin
den zouden.
Die gigantische worsteling tusschen ouden
en nieuwen tijd liet de Nederlandsche ge
westen niet onberoerd/Naar zijn geestelijke
zijde niet, maar evenmin naar den staat
kundigen kant.
Karei V was in deze landen kampioen
geweest voor het dubbele doel van verster
king der staatkundige eenheid der 17 ge
westen en ook van ongerepte handhaving
van hot Katholicisme.
De Nederlanden, in naam nog een kreits
van het Duitsche Rijk, waren practisch be
vrijd van de oude leenbanden en hadden
een vrij zelfstandige positie verworven.
Minder voorspoedig was Karei geweest in
het. najagen van het tweede doel: de onge
broken religieuse eenheid des volks. De Her
vorming was onuitroeibaar gebleken en
werd door haar wassende kracht, in de
tweede helft der 16de eeuw, een der voor
naamste oorzaken, dat een deel der Neder
landsche gewesten in opstand kwam tegen
het wettig gezag.
Het is tegen dien in grove lijn geschet-
sten historischen achtergrond, dat' wij de
reuzenfiguur moeten zien van den man
wiens 400sten geboortedag wij heden ge
denken, van den eersten Willem van Oran
je, dien de volksmond den eeretitel toeken
de van.-Vader des Vaderlands.
Tegen dien achtergrond moeten wij ihem
zien, omdat, naar Carlyle eens zoo teeke
nend zeide, 'n heldenfiguur slechts dan wer
kelijke beteekenis kan krijgen, indien er
een wereld is die bij hem past.
De kiemen van een eigenlijk volksverzet
werden eerst gezaaid in de vier jaren na
1555 en tot ontwikkeling kwamen ze eerst
nadat ook Philips in 1559 teruggekeerd was
naar liet land, waaraan hij boven alles ge
hecht was; het land, dat hem, toen en latei*,
geëerd heeft als een voortreffelijk vorst, van
wien een Spaansch historicus nog niet. lang
geleden tegenover mij staande hield, dat hij
teveel Nederlander geweest was en te wei
nig Spanjaard.
Met dit vertrek van Philips in 1559 be
gint de groei van Oranje tot grondvester van
onze nationale onafhankelijkheid. Eerst
toen. Niet. daarvoor. Er werd tusschen 1555
en 1559 wel veel geklaagd, de uitingen van
ontevredenheid over de bestuursmethoden
an Philips werden niet teruggehouden,
maar do Nederlandsche Grooten, ook Oran
je, bleven zich aan hun vorst verbonden
voelen. En nog beleden zij den Katholieken
godsdienst.
De geleidelijke verandering bij Oranje
begint omtrent 1559 en is voornamelijk tot
en drietal oorzaken terug te brengen: zijn
bezwaar tegen het' binnenlandsch bestuur;
zijn bedenking tegen de buitenlandsche po
litiek van Philips; zijn groeiende afkeer
van de geloofsvervolgingen.
Maar nóg behoorde Oranje tot de Roomsch-
Katholieke kerk. Ook had hij nog niet het
woord gesproken, dat in 1564 door een be
wonderend volk zou worden beluisterd:
hoezeer ik aan het Katholieke geloof ge
hecht ben, ik kan niet goedkeuren, dat vor
sten over het geweten hunner onderdanen
willen heerschen en hun de vrijheid van
geloof en godsdienst ontnemen.
Daarom eerst nog getracht door hervor
ming van het bestuur en matiging, der ge
loofsvervolging een verzoening te bewerken.
De bandeloosheid, die zich hier en daar
onder de Hervormden openbaarde, had
evenzeer zijn afkeuring als de vervolgingen
om des geloofs wil. Ze hield hem van aan
sluiting hij de Hervorming terug, hóewei
de uit de ouderlijke woning medegenomen
Indrukken, de drang door Luthersche vor
sten in dezen tijd op hem uitgeoefend, maar
vooral de invloed der vrome moeder, Julia
na van Stolberg, hem tusschen 1567 en 1572
tot de Augsburgsche Confessie deed over
hellen. Ja zelfs wordt van hem getuigd, dat
hij in zijn hart steeds Luthersch geweest
is, óók toen hij nog Roomsch-Katholiek
exercitie was (Eekhof).
Zijn zucht tot verzoening bleek ook uit
de instemming met de overigens onvrucht-
bare gedachte van zijn broeder Lodewijk,
op eigen hand een verzoenende Hervor
ming der Kotholieke kerk ter hand te ne
men, waarmede Katholieken en Protestan
ten beiden zouden kunnen instemmen.
Langs dien weg van pleiten voor verzach
ting, van het zoeken naar een compromis,
van pogingen t.ot versterking van een steeds
noodiger wordend weerstandsvermogen,
breekt dan tenslotte het oogenblik aan,
waarop de beslissende stap niet langer kan
worden uitgesteld.
Oranje is in 1567 uitgeweken r.
Nassausche Patmos. En Alva doet zijn in
tocht in Brussel.
En als dan het optreden van den nieuwen
landvoogd door een ongekend terrorisme
wordt gekenmerkt, dan, maar ook eerst dan,
gaat Oranje over toi de voorbereiding van
zijn gewapend verzet.
De worsteling tusschen twee groote begin
selen, waarop ik in den aanvang wees, en
die reeds bijna 'n halve eeuw lang 'n groot
deel van Europa beroerd had, was nu ook
op Nederlandschen grond aanstaande. Een
strijd, die, naa$t oogenblikken van wanhoop,
ook momenten van ongedachte uitreddingen
gekend heeft en die eindigen zou in een
blijvende triumf als de wereldhistorie
slechts zelden te aanschouwen geeft. Een
strijd, waarin de eerste Willem de hoofd
figuur blijft Een strijd, die hem een cen
trale positie doet innemen temidden van
wereldhistorische gebeurtenissen. Een po
sitie van de eerste orde in het grooter ver
band der historie, omdat de uitkomst van
den worstelstrijd tegen Spanje den gang van
zaken in Europa in later tijd vaak op
slissende wijze heeft beïnvloed.
Oranje was als veldheer noch een Hanni
bal, noch een Napoleon, maar ware hij dit
wél geweest dan nog zou het ontbreken van
medewerking van dc zijde der bevolking
hem hebben doen falen in de overmeestering
van Alva's geoefende legerscharen.
Toch maakte zelfs in die donkere jaren
de moed niet voor wanhoop plaats; ook niet
ten de eerste der broedens bij Heiligerlee het
leven had gelaten en 's Prinsen eigen tocht
in het Zuiden tot een jammerlijke misluk
king geworden was. Want in Holland had
den zich nu de eerste lichtstrepen aan den
horizont vertoond.
Don Brlel heeft zijn poorten voor Lumey
geopend; Vlissingen, Enkhuizen en nog
enkele andere steden zijn aan Oranje's zijde
gekomen; de eigenlijke volksoorlog iheoft eén
aanvang genomen. En in Dorrlt wordt op
een vergadering van de bevrijde Hollandsche
steden, onder leiding van Paulus Buys en
Aldegonde, formeel de band gelegd, die
Oranje en Nederland na ruim 3% eeuw nog
'erecnigt.
Maar al wordt, hierdoor het zwaartepunt
ran 's Prinsen activiteit naar bet Noorden
i'erlegd en al sluit hij, door zijn overgang
naar het Calvinisme, zich nu ook dichter
aan bij het meer militante volksdeel in dat
Noorden, aan twee gedachten blijft Oranje
Als Calvinist was hij voorstander van tole
rantie jegens de Roomsch-Katholieken, zoo
als hij het als Roomsch-Katholiek was ge
weest jegens de Protestanten. Van Lumey
ontdeed hij zich, ómdat deze o.a. 19 te Gor-
cum gevangen genomen priesters te Den
Briel onder allerlei marteling, had laten
ombrengen, hoewel zijn lastbrief het bevel
an Oranje inhield aan Roomsch-Katholieken
zoowel als aan Protestanten bescherming te
'erleenen.
Maar ook aan zijn tweede gedachte bleef
hij trouw. Een vrij Nederland, een Nederland
waarin vrijheid van religie bestaan zou,
i vrij Nederland van grooter for
maat dan de Noordelijke gewesten alleen.
De Bourgondische gedachte heeft hij eigen
lijk nimmer prijs gegeven.
1-Ioe nabij scheen dat doel, toen den Ssten
Nov. 1576 de Pacjfiegtie van Gent gesloten
werd! Hoe méér nabij nog, toen, na lange
onderhandelingen met den nieuwen land-
oogd Don Juan, de Prins, onder den jlibel
der bevolking, het Hof van Nassau te Brus-
el weer kon binnentrekken en in het laatst
an 1577 de tweede Unie van Brussel alles
scheen te geven, wat men hopen kon. Noord
on Zuid weer vereenigd en Roomsch en On-
roomsoh bereid elkander te verdragen.
Maar hoe wieeder nog was de ontgooche
ling, toen Parma in 1578 nabij Namen het
Staatsche leger een beslissende nederlaag
toebracht en Oranje door mannen als Da-
t.heen en Hembyze op het heftigst tegenge
staan, zich feitelijk teruggedrongen zag tot
de positie van rustbewaarder in Antwerpen.
Nog trachtte hij door een Godsdienstvrede
het kwaad te bezweren, doch het jaar 1579
was nog maar nauwelijks aangevangen, of
de onttrekking van de Pacificatie door eenige
der Zuidelijke gewesten had ingezet.
At recht's Unie vond dra haar tegenpool in
die van Utrecht en daarmee werd de schei
ding van Noord en Zuid een voldongen feit.
De twee separate Unies beteekenden 't dood
vonnis voor de eenheids beiyeging, die op
een Generale Unie gericht was geweest.
Oranje had, met zijn ideaal van vrijheid
an godsdienst en van een rijk der vereenig-
de Nederlanden, in de eeuwen vooruit ge
grepen; in verten gestaard, die zijn oog al
leen gemeten had; wat buiten den tijd lag
in deii tijd willen grijpen.
En nu, na deze .teleurstelling, nadert het
einde. Maar de laatste der tegenspoeden was
het nog niet. Het zoeken naar een nieuwen
landsheer, reeds eerder beproefd, wordt nu,
als een gevolg van onderschatting van de
kracht die het Op de zee steunende Noorden
uit zichzelf zou kunnen ontwikkelen, weer
opnieuw ter hand genomen. Om echter ook
nut weer op algeheele mislukking uit te
loopen.
Toch was dit het ergste niet.
Erger was het, dat, vanuit den kring, di
toch zoo oneindig veel aan hem te danken had
erwijt op verwijt vernomen werd.
Zijn verdraagzaamheid jegens de Room-
schen werd tot begunstiging der katholieke
kerk; zijn onderhandelen met Anjou tot een
poging om het land onder het juk der Fran-
sdhen te brengen, zijn weigering om vrede
met Philips te sluiten werd beoordeeld als
■eigenbaat, als een streven naar de verjaging
van den wettigen vorst, ten doel hebbend om
zichzelf in diens plaats te stellen.
Aan dit alles paarde zich een reeks van
andere beproevingen. Het overwinnend voort
dringen van Panna; het verraad en de af
val van vrienden; de ban door Philips over
hem uitgesproken; de moordaanslag te Ant
werpen; het verlies zijner echtgenoote Ghar-
lotte de Bouëbon.
Dat alles werd niet vergoed door het aan
bod van Holland en Zeeland om den Prins
tot hun landsheer te verheffen op voorwaar
den, waarvan Maurits later getuigde, dat
hij liever van den Haagschen toren af i
beneden zou zijn gesprongen, dan de v
digheid van landsheer op zulke voorw
den aan te nemen.
Toch had Oranje, na lange aarzeling, er in
toegestemd de Souvereiniteit over Holland
en Zeeland te aanvaarden. Maar vóór de in
huldiging kon plaats grij.pon vonden de ko
gels uit het. pistool van Gerard hun weg
naar het hart van hem, die in zijne bekende
Apologie geuegd had: wat loon heb ik te
wachten na mijn langdurige diensten en de
bijkans volslagen schipbreuk van mijn we-
reldsch vermogen, tenzij dan de roem van,
ellicht ten koste van mijn leven, U de vrij
heid verworven te hebben?
Op die ontroerende vraag antwoorden wij
op dezen dag, ruim 350 jaar nadat zij ge
daan werd, nog altijd: de dankbaarheid van
■heel een volk, vanaf het kind, dat Uw naam
oor het eerst leerde zeggen, tot den grijs
aard, die naar het graf neigt; de dankbaar
heid van een volk, dat nooit vergeten zal wat
Oranje voor Nederland deed en dat zich uit
zijn rijke historié het best de woorden her
innert, die aan do stervehde lippen van den
eersten Willem van Oranje ontvloden: „Mijn
God, erbarm U over mij en over dit arme
volk".
Uit een duistere wereld ging hij heen, zoo
werd onlangs van hean geschreven, met een
blik naar een horizon, die nauwelijks eenig
lichtpunt vertoonde. Voldoening en gerust
heid over verzekerd welslagen heeft hij niet
gekend (Huizinga).
De tijdgenoot moest in het licht der gelbeur
tenissen, zelfs wel twijfelen aan cijn inzicht
Zijn Franschgezinde politiek scheen zoo ge
vaarlijk. En toch een halve eeuw na zijn
heengaan steunt datzelfde Frankrijk, onder
leiding van den kardnaal Richelieu, de Pro-
testantsohe landen uit het Noorden tegen
de Roomsch-Katholieke Habsburgsche macht
en valt ook ons de steun toe, waarop Oranje
steeds had gehoopt.
Het nageslacht intusschen, dat de geschie
denis rugwaarts ziet, ontdekt te midden
eener grenzeloozo verwarring, dat de basis
voor de overwinning in den schijnbaar on
gelijke kamp in 15S4 toch reeds gelegd
Een zelfstandige staat is dan reeds gesticht,
die voortaan onder alle moeilijkheden door
zijn plaats onder de volkeren met eere zal in
nemen.
Daarin allereerst ligt 's Prinsen beteeke
nis, dat hij de grondvester onzer nationale
onafhankelijkheid is geweest.
Oranje, de Staatsman, die anderen ver
vooruit-, politieke vrijheid, gewetensvrijheid
en Christelijke verdraagzaamheid als richt
snoer voor zijn beleid had gekozen en die
slechts door omstandigheden welke hij niet
.mee* beheerst-hen kon, tegen bet einde yan
zijn leven gedwongen werd, zich neer te»
leggen bij minder milde gedragslijn.
Oranje, de krijgsman, die ofschoon als zoo
danig niet tot de meest begaafden behoorend
toch den moed toonde met saamgeraapte
benden zich te stellen tegenóver het beste
leger cn den bekendsten veldheer van zijn
tijd.
Een waarachtig vorst, in zijn onbaatzuch
tigheid, die hem eerst zijn kostbaarheden
deed verkoopen om uit de opbrengst de aan
geworven troepen te kunnen betalen, en die
hem later bij herhaling het laatst nog in
1579 bij vredesbesprekingen te Keulen
de schitterende voorstellen deed afwijzen, die
hem gedaan werden indien hij de Neder
landsche naak wiide verlaten.
Strijder wiens voorzichtigheid en behoed
zaamheid slechts door zijn volhardingsver
mogen geëvenaard werd.
In de latere levensjaren man van geloofs
kracht temidden van toch ook wel veel klein
geloovigheid, die hem zeggen doet, als bij
Mook twee zijner broeders hun leven lieten:
wij moeten ons in Gods wil schikken, gedacli
tig, dat Hij niets doen zal dan tot Zijne eer
en -tot bescherming Zijner gemeente ofschoon
het der wereld onmogelijk schijnt.
Martelaar, in het eind, voor de zaak waar
aan hij zich gegeven had.
Het praalgraf in de Delftsche kerk, is, zoo
heet bet daar in marmer gegrift, opgericht
ter eeuwige nagedachtenis aan zijne verdien
Sten. Maar het Nederlandsche volk van de
20e eeuw zou de beteekenis van deuen groot
ste der Oranjevorsten niet naar waarde
schatten, indien het bleef bij dat door de var
deren opgerichte praalgraf met zijn ont
roerend inschrift Indien het geen besef
bleek te hebben van hetgeen dat leven en
die verdiensten ook voor onzen tijd te zeg
gen hebben.
De krakeelen in eigen boezem, die Oranje
zooveel last bezorgden, die zoo vaak ook oor
zaak waren van het mislukken van wel be
raamde plannen ze behooren nog tot de da-
gelijksche plagen in ons volksleven.
De verdraagzaamheid jegens andersden
kenden, waarvan Oranje de profeet was, no
gaat ook nu in de wereld nog wel eens
schuil.
Wat liefde tot en toewijding aan het Va
derland in een menschenleven beteekencn
kunnen, van hem kunnen wc het leeren,
al is zijn conceptie van den omvang van bet
vaderland een andere geweest dan de onze
thans nog zijn kan.
Zoo dorpscho geest onder ons vaak den
horizon verengt en wij, om slechts dit eene
te noemen, de beteekenis van een koninkrijk
der Nederlanden van 70 millioen zielen zoo
zelden met geestdrift in ons opzuigen, dan
wéér kunnen we ons wenden tot Oranje, die
•nooit, ook niet in de donkerste uren, in zijn
gedachten ontrouw werd aan zijn breeder
ideaal welke vervulling toen binnen do
grenzen der mogelijkheden lag en die met
scherpen blik heeft vooruit gezien, dat een
te beperkt grondgebied en een te geringe be-
qlking op den duur den politieken achter
uitgang van een aelfs machtigen handels-
staat tengevolge moest bobben.
Wanneer wij in onzen tijd de aftakeling
aanschouwen van de. autoriteit in den Staat,
dan denken we aan dat. voor alle eeuwen
fundamenteele woord, dat Oranje, vlak voor
zijn dood, aan de Staten van Holland
richtte:
„Ende also er geene wetten, statuten oft
ordonnantiën, noch ook vergaderingen ende
ommunicatiën en cunnen ten rechte we-
derstellt worden, tenzij dat er authoriteyt zij,
die ontsien, gerespecteert. enclo gehoorsaemt
wordde, alzoo een iegelijk genoeg'h bekendt
is, dat zonder zulcke authoriteyt alle wetten
ende ordonnantiën zijn als een lichaem zon
der ziele". (Groen, Archives VIII).
Oe autoriteit de «ziel, het gezag de grond
slag van het Staatsleven. Nu goowel als voor
drie en een halve eeuw.
Maar evenzeer trekt de aandacht hoezeer
hij het recht der Staten als vertegenwoor
digers van het volk, steeds heeft erkend.
Niet slechts in de jaren 15501572 toen hij
zich tegen het absolutisme van Philips ver
zette, maar óók in de jaren na 1572, toen hij
méér dan eens in de positie was om zelf
een absolutistisch bewind te voeren. Ook
toen heeft hij saamwerking met de Staten
ernstig gezocht; al zal de gedachte wel eens
gerezen zijn, dat bij deze verhoudingen op
den duur een machtsverschuiving naar den
kant der Staten niet tot de onmogelijkheden
gerekend moest worden.
Door het trekken van die twee lijnen: auto
riteit bij de regeering en saamwerking niet
hen die het volk vertegenwoordigen, heeft de
eerste Willem reeds den weg gewezen naar
verhoudingen, die ook in latere eeuw het
meest geëigend couden blijken het belang
m land en volk het best te dienen.
Geen volk, door welke moeilijkheden ook
omringd en door welke zorgen ook gedrakt,
behoeft ooit in vertwijfeling neer te zitten en
aan de uitkomst te wanhopen, zoolang de
geest vaa Willem-Vader niet moedwillig
wordt verzaakt.
Die geest die zich óók uót in de woorden
van het aan hem gewijde lied:
Mijn schilt ende betrouwen
Syt ghy, o Godt myn Heer,
Op U soo wil iok bouwen,
Verlaet my nimmermeerl
Na deze gedachtenis rede brachten orkest
en koor liederen van Velerius ten gehoore,
waarna een sluitingswoord volgde van den
eere-voorzitter van het Comité Z. Exc. Ruys
de Bceren-brouck.
SLUITINGSWOORD
Ieder volk, aldus Minister Ruys de
Be e ren b r o u c kdoorleeft eenmaal een
tijdsgewricht waarin niet slechts zijn groot
heid en zijn roem, maar waarin het volks
bestaan «elf op het spel staat In die oogen-
blikkeu van den hoogsten nood vindt het
volk als het in zich heeft de kracht om te
leven, het beschermend genie in zijn mid
den.
Zoo is het geweest met ons eigen volk, toen
onze staatkundige vrijheid heCboren werd, in
den ongelijken kamp van de lage landen aan
de zee tegen de Spaansche wereldmacht was
Oranje het genie, dat onzen voorouders den
weg ter zege zou wijzen.
Oranje was een harmonisch geheel van
groote hoedanigheden. Hij had een grooten
persoonlijken moed; hij had de gave om zijn
plannen, die hij met beleid had doordacht,
door te zetten; hij had een scherpen blik op
de menschen, die hem in staat stelde cijn mo
dewerkers te kiezen. Maar het meest treedt,
ouder zijn hoedanigheden in 'f licht zijn on
tembare energie.
Hoog kon de nood stijgen van de worste
lende natie, het oogenblik kon nabij schij
nen, dat de opstand in bloed zou wordeu
gesmoord, rustig stond Oranje, als een rots
van graniet. En Oranjo wist niet alleen het
k zelfvertrouwen te handhaven, hij schraagde