ONDAGSBLAD
r:i
Kleu-ter-krant-je
Voor knutselaars
'n Rooktafeltje
Snijd vior stukken karton naar het voorbeeld
van de bovenste figuur. Bevestig deze vier stukken
in de hoeken op vierkante latjes, welke van onder
tot boven doorlopen (spijkeren natuurlijk).
Nu omranden en met sierpapier beplakken. Hot
blud laat je twee centimeter oversteken. Ook
hierbij is het wel goed om de hoeken wat steviger
te maken, door er aan de onderzijde hoekjes te-gen
aan te zetten van een plankje van een sigaren-
kistje. Dit doe je vóór het omranden en beplakken
zoodat je er niets van zien kunt als het klaar is.
Je zult zien, 't wordt een stevig tafcltjo, dat jaren
meegaat.
Volgende week maken we er een rooksto! opt
Oplossing
van de raadsels in het vorige nummer
1. Belde worden opgewonden.
2. De tamboer.
3. Die hem vangt.
4. Beide branden korter.
5. Een melkkan.
Prijsvraag
Wie weet de namen van deze boomen
1. Ik houd het 't best uit onder water. Bij het
Uitvoeren van sluiswerken bm ik onmisbaar. Op
plaatsen, waar het nu eens droog, dan wocr voch
tig is, ben ik n ets waard.
2. Do -xicket speleis hebben het Hotst hun „bats"
Uit mijn hout vervaardigd, maar ik kom te pas
tuin kratten, manden en horden.
3. Mijn harde hout kan tegen alle weersgesteld
heid en wordt dan ook gebruikt voor de dwars-
loggers tusschen de rails. K<v.ijnen on deuren
worden óók van mijn stam vervaardigd. Ik kan
een groot gewicht verdragen en bon zelfs bestand
tegen het 'voelen der wormen!
4. Do viool-Ruwere werken het liefst mot mijn
hout en ik word ook gebezigd voor ancore muziek
instrumenten. Spoelen en haspcla worden dikwijls
vun mijn materiaal gemaakt.
5. Alle hout is geen timmerhout, maar het
mijne wèl. Ik kom te pas bij den meubelmaker en
de scheepsbouwer kan het zelfs zonder mij niet
stollen. Kr is misschien géén hout, dat duurzamer
Is en sterker dan ik. Zonder mij zou menige
admiraal niet zoo long op zijn vlaggoschip kunnen
Standhouden!
6. Uit mijn lichaam wordt terpentijn bereid. Men
gebruikt mij oor vloeren, bruggen, scheepsmasten
en meubels. Tegen dl te groote droogte ben ik niet
bestand.
7. Ik verspreid een welriekende geur en daarom
woidt rniin sout zeer gezocht voor sigarenkistjoa»
School-tje spe-len
J. Ph. v. d. Berg
Greet-je en Ti-nie gaan school-tje spe-len.
Klei-ne Loes mag mee-doen.
Zy vindt dat zóó pret-tig, dat ze van lou
ter pret danst en springt.
Haar zil-ve-ren krul-len dan-sen mee.
Greet-je is de juf-frouw.
Zij heeft de stoe-len op een ry ge-zet.
Dat zijn de ban-ken.
De juf-frouw gaat voor de klas staan.
Ti-nie en Loes zyn naast el-kaar gaan
zit-ten.
De juf-frouw klapt in haar han-den en
roept: „Stil-te!"
Ti-nie is da-de-lyk stil, maar Loes niet.
Die praat nog.
Dat komt om-dat Loes nog zoo klein is.
Zij is pas vier jaar.
Zij gaat nog niet op school.
Greet-je en Ti-nie wel.
Die gaan al een paar jaar op de groo-te
school.
Zij we-ten wel, dat je in de klas niet mag
pra-ten.
Loes weet dat nog niet, maar de juf-frouw
zegt nog eens: Stil-te!
Ze klapt nog eens in haar han-den.
Nu is Loes ook stil.
Ze gaat met haar vin-ger-tjes in haar
mond-je zit-ten.
Dat doet ze al-tyd.
Maar dat komt ook al weer, om-dat zy zoo
klein is.
Als ze groo-ter is, zal Loes het wel niet
meer doen.
De juf-frouw geeft een vers-je op.
f N'l
1Pi v
IfTiW
Nl
Loes zingt ook mee.
Ze zingt met een lief, hoog stem-me-tje.
Ze kykt heel ern-stig.
Ze heeft haar mond-je wyd o-pen.
Haar klei-ne wit-te tand-jes kun je al-le-
maal zien.
Als het vers-je uit is, zingt Loes toch nog
door.
De juf-frouw kijkt heel boos.
Ze zegt: „dat mag niet op school".
Maar nu ge-beurt er wat an-ders.
Heel zacht gaat de deur een kier-tje o-pen.
De poes komt om een hoek-je kij-ken,
„Mi-auw", zegt ze, met een flu-wee-len
stem-me-tje.
Locs springt op de grond en gaat naar
poes toe.
Nu wordt de juf-frouw nóg boo-zer.
Want dat mag hee-le-maal niet.
De kin-de-ren mo-gen niet uit de bank
loo-pen.
Dat is heel on-deu-gend en nu moet Loes
straf heb-ben.
Zy moet in de hoek staan.
De poes is weer weg.
Die wil niet op school zyn.
Zy gaat lie-ver naar de keu-ken.
Daar is mis-schien een lek-ker kluif-je.
Loes staat met een be-teu-terd ge-zicht-ja
te ky-ken.
De juf-frouw lcrygt me-de-lij-den met haar
en zegt: „zul je nooit meer uit de bank loo-
pen, dan mag je weer op je plaats gaan
zit-ten.
Loes zit weer en luis-tert naar het vers-je
dat Ti-nie moat voor-zin-gen.
Daar komt het lie-ve zon-ne-tje door het
raam ky-ken en schynt juist in de klas.
Loes zit hee-le-maal in de zon.
Haar zil-ve-ren krul-le-tjes schit-te-ren, en
haar ron-de snoet-je glanst en glimt.
Ze knip-pert met haar oo-gen, en houdt er
bei haar hand-jes voor.
De zon is ook zoo sterk.
Maar hoor wat is dat?
Moes roept aan de trap.
Loes en Ti-nie en de juf-frouw moe-ten
e-ten.
Va-der is thuis ge-ko-men.
Nu springt Loes vlug weg.
Als Moes roept, gaat ze gauw.
Want ze heeft hon-ger.
En Ti-nie ook.
En de juf-frouw ook.
Al-le drie.
De school is uit.
Tel-vers-je
door
Greeth Gilhuis-Smitskamp
Eén, twee, drie, vier, vyf, zes, ze-ven.
Moe-der zal je cen-ten ge-ven.
Haal eens gauw by Mie-tje Knoop,
op de hoek een pot-je stroop.
Stroop in een kan-ne-tje,
Voor ons klei-ne man-ne-tje.
Stroop in een pot-je,
Voor ons klei-ne Lot-je.
Stroop in een bus-je,
Voor ons klei-ne Zus-je.
Stroop op een bord-je,
Mors niet op je schort-je.
Stroop in de dik-ke bry,
Dan is on-ze Jan-tje bly!
Ook maakt men er koffers van of kaston, cnn
kleercn te bewaren.
8. In vroeger jaren worden uit mijn hout plano's
en meubelen vervaardigd. Mijn sap laat een don
kerbruine vlek na. Tegenwoordig ben ik zóó zeld
zaam, dat men alleen nog maar do kolven van
dure jachtgeweren uit mijn materiaal vervaardigt.
Antwoordon vóór 1 Mol inzonden: Lombok-
Straat 9, Den Haag.
Er is één prijs beschikbaar.
Grapies
Slimmo schoolopziener tot Abraham:
„Brammie, hoe breed is do Seine bij Londen?"
„Net zoo breed als de Thooms bij Parijs, meneert*
„Karei, jouw ooren zijn veel te groot voor een,
monsch",
„En dio van Jou te klein voor 'n ezel!"
Dokter: Waar heb je pijn, jongen?
Fransje: In school.
Mijnheer, hebt u ook Inscctonpoedor tegen
vlooien?
Voor hoeveel?
Ja, wel voor tionduizend!
„Gisteren ontmoette ik Dikkio Dun. Stol Je voor,
die is zoo mager geworden, dat ik hem haust
niet herkende, /ij zijn geen van beiden dik, maar
hij is zoo mager, als wij twcëcn samen!"
Heorobocr: „Ja, vrouwtje, het zijn slechte tijden,
on dan dio ziekte onder do varkens erbij!"
Arme vrouw: „Och heden, jal Ik hoop maar, dat
u en uw familio gozond blijft, mijnheer!"
128
gf-l*?»" f i-la ag Ifl s"allëa-S- II si jf ai a i
'ï£l Zfk'sEïlisiz i II
ZATERDAG 22 APRIL No. 16 JAARGANG 1933
behoorende bij
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
Gebed voor de po iiiek
Voor KoninKon on uilen, die In hoogheid
zlin, opdat wil oen gerust en «til leven
lolden mogen in ullo godzaligheid on oor
baarheid.
1 Tlmotheüs 2 2.
•Komt deze verbinding u ongepast, of althans
ongewenscht, voor?
Omdat politiek u doet denken aan con partij
strijd, waarin ieder voor zich de meeste macht en
invloed zoekt?
En lijkt u zulk een strijd beneden de sfeer van
het gebed te liggen? Is het voor uw besef iets waar
men niet voor bidden mag?
Of ziet ge de politiek aan voor iots, waarvoor
niet behoeft gebeden te worden?
Maar er is immens niets, waarin we niet van
God afhankelijk zijn! Niets, waarin we Hem niet
zouden hebben te dienon! En daarom ook niets,
of wij hebben Hem erin te erkennen en zijn zegen
te zoeken, in den weg van geloovig en oprecht
En wat dien strijd van macht en invloed aan
gaat, indien het daarmee er om te doen is, die
macht van invloed aan te wenden in don dienst
Jer beginselen die ons heilig zijn, zou er dan
niet voor de politiek gebeden mogen worden, ja
3lfs moeten worden?
Wat is politiek? Is het niet de regeerkunst?
En moeten Israels profeten niet ton opzichte
van de regecring des volks en van het lot dor
wereld altijd weer het woord Gods spreken? Om
don rechten weg to wijzen, om te bemoedigen of
te bestraffen, to dreigen of te troosten, al naar
de handelingen van de machtigen der aarde
En waar wij dan, die bij het licht van Gods
Woord leven, invloed op de regeoring van ons
land kunnen oefenen, hebben we clan niet de hei
lige roeping om gezamenlijk te doen, wat oudtijds
do profeten onder Israël slechts door hun getui
genis konden uitrichten?
Behoort bij dit alles niet het gebed?
Wekt ook do apostel des Ileorcn tot dit gel»cd
niet op, als hij vermaant, onder de regoerlng zelfs
van een hoidensche overheid, die het Evangelie
vijandig gezind was, te bidden voor koningen en
allen die in hoogheid gezeten zijn, opdat wij een
gerust on stil leven leiden mogen in alle godzalig
heid en eerbaarheid?
Er is hier te danken en te bidden beide.
Het treft nu eenmaal zoo, dat ln do komende
week ons volk dankbnar herdenken zal, wat het
in den Vader des vaderlands van God ontving;
maar ook geroepen wordt zich to vorklaren, in
welke richting het rogecringsbeleid voor de naaste
toekomst zal worden gevoerd.
Het eerste bindt ons als kinderen onzes volks
samen. In het tweede gaan wij uiteen.
Nochtans weet de Chr'stcn zoowel voor het cone
te dnnken als voor hot andcro te bidden.
Wij danken onzen God ervoor, dat IHj ons een
Willem van Oranje gnf als grondvester van onze
vrijheid, dio allereerst en nllermeest was vrijheid
van religie, om God te dienen naar don eisch van
zijn Woord. Maar daarmede was ook tegelijk go-
geven bevrijding van onze volksrechten, die onder
vreemd bewind door gcwekl gefnuikt waren.
„Een gerust 011 stil loven". Dat Is een begeerlijk
goed voor allo incn9chen. Heeft niet vader Willem
alles er voor ovor gehad om voor ons volk dat to
verwerven? Zelfs zijn loven!
Een gerust en stil ksvon. Noen, dat had ons volk
te voren niet Toen onder de Spoansche tyrannic
zijn rechten werden vorkort, do prlvlloglön ge
schonden, het koninklijk woord en do afgelegde
oeden worden verbroken.
Een gerust en stil leven. Dat wil niet zoggen:
oen werkeloos leven, maar een veilig leven, dat
niet bedreigd wordt door geweld van buiten of
van binnen. Een leven, waarin het recht gewaar
borgd is, waarin elk zich rustig aan zijn levens
taak kan wijden.
Maar voor de handhaving van het recht hebben
zij te zorgen, die God over ons gesteld heeft. Ko
ningen en allen, die in hoogheid zijn. Zij die do
opperste macht hebben, en allen die, zij het onder
de koningen, toch over ons met gezag bekleed zijn.
Dat geruste en stille leven, dat ons volk, van
zijn rechten beroofd, miste, is ons onder Oranjo
weergegeven.
Ook voor den Christen is zulk een gerust cn stil
leven aen begeerlijk goed. Maar hij verlangt naar
dit goed niet als liet ecnige of laatste doel. Hij
begeert dat geruste cn stille leven, om het te kun
nen leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid.
Zeker, als het moet zal hij aan godzaligheid en
eerbaarheid vasthouden ook in tijden van onrust
en beroering, van druk en vervolging. Maar het
wordt dan toch wel moeilijk.
Als de godsvrucht en de godsdienst worden aan
gemerkt als een vergrijp tegen de machthebbers,
denk maar aan het verbod, dat blijkens Daniël O
do rijksgrootcn van koning Darius afdwongen, dan
moet wie God vreest zijn godzaligheid met den
dood bekoopen. Dan is er voor wie in godzaligheid
begeert te leven geen gerust en stil leven mogelijk.
En als wat eerbaar is voor de mcnschen niet
door de wetten der overheid wordt beschermd, dan
worden zij, die om Gods wil een eerbaar leven
willen leiden, gedurig belaagd door degenen dio
hen daarin straffeloos kunnen tegenstaan.
Zoo is er dus voor den Christen alle redon om
te bidden voor koningen cn allen die in hoogheid
Niet allermeest voor koningen en overheden,
voor zooverre deze ook menschen zijn, maar als
degenen door wier hand het Gode belieft do mcn
schen te regeeren.
Wat wij voor hen zullen bidden, wordt niet mot
zoovele woorden gezegd. Het is niet een bidden
voor hun bckecring tot het christendom, opdat
zij de vervolgingen mogen staken. Opmerkelijk is
het. dat zulk een wensch nergens in het Nieuwe
Testament wordt gevonden.
Trouwens, hoe verklaarbaar zulk een wensch
ook moge schijnen, het zou geen goed gebed zijn.
Als wij om de bekecring van zondaren bidden,
moet loutere liefde tot Gods eer cn tot hot heil
dier zondaren zeiven ons daartoe dringen.
Het zou een omkeeren van de heilige orde der
dingen zijn, te bidden: Heero, bekeer hen, opdat
wij geen hinder meer van hen hebben.
En voor het staken van de vervolgingen was hot
niot noodig, dat de heidensche overheden eerst tot
het christendom bekeerd werden. Toen Gallio
stadhouder van Achaje was, had de gemeente, bijv.
te Corinthe, een gerust en stil leven. En in later
tijden was meer dan een heidensch keizer do
christenen gunstig gezind.
Het gebed, waartoe de apostel opwekt, beoogt
van God te verkrijgen, dat door de regeering dor
overheden een gerust en stil leven bezorgd worde.
Daartoe is noodig, dat God hun wijsheid govo
en liefde tot hun onderdanen cn kracht in het
rogeoren.
Er ligt iots aantrekkelijks In de .gedachto, dat
wie God over ons bekleed heeft met macht en go-
zag, ook broeders in Christus zijn. Maar dit laatste
is toch niet genoegzaam om een gerust en stil
leven te verzekeren.
De kerk dor horvorming in ons vaderland heeft
het dan ook beter verstaan, als ze in haar geboden
bock ook dezo bede voor do overheid opnam, dio
ze aan hot eindo der kerkelijke vergaderingen aan
hot hart der vergaderden legt: „dat zij het wereld
lijke zwaard niet gerechtigheid en billijkheid mogo
voeren", en verder: „gcof, dat hun gansche re-
georiug daarheen gericht zij, dat de Koning aller
koningen over hen en hun onderdanen regeeren
moge, en het rijk des duivels (hetwelk een rijk
is van alle schandelijkheden en ongerechtigheden)
door hen, als uwe dienaars, hoe langer hoe meer
verstoord en te nieto gemaakt worde, en dat wij
onder hen een gerust en stil loven -leiden mogen,
in alle godzaligheid en eerbaarheid".
Het geruste en stille leven is een gave Gods
door hun hand. De godzaligheid cn eerbaarheid
hebben wij zeiven te betrachten.
Moet dit niet ook uw gebed zijn, met het oog
op de gewichtige beslissing, die van ons volk ge
vraagd wordt ;n de week, die komende is?
Het gaat erom of onze overheid ons een stil cn
gerust leven zal kunnen wnarborgen, oen leven
waarin godzaligheid cn eerbaarheid beide plaats
vinden 0111 te groeien on te bloeien.
Daartoe zal veel noodig zijn. Ook dit, dat la
macht niet in handen komo van dogenen, die do
godzaligheid cn eerbaarheid ondermijnen cn doen
wankelen.
Ook dit, dat bij veel wat in do omstandigheden
van dezo dagen het leven zoo onrustig cn onzeker
maakt, do hulp verwacht worde niet van den
machteloozcn mcnach, maar van den almachtigcn
God.
Don bidden wc om mannen in de regeering, die,
in het besef van hun afhankelijkheid van God,
van de handhaving zijner ordinantiën heil voor
ons volk verwachten.
Moge God dit ootmoedig gebed naar zijn goed
gunstigheid, verhooren.
Gebed om den wille
Jesu te voibrengen
Willem Sluyier
Jesu, gunt mij Uw genado,
Dat ze met mij zij on blijv*,
En zoo vast in mij boklijv'
Dat ik van U 't goed' cn 't kwado
Georn' ontvang cn, in U stil,
Zegg": Iloer, zus lust mij U(w) wil.
Uwe wille zij de mijne.
Mijno(n) willo volg' alleen
Uwen wil, «00 dat als een
Mogon zijn in vreugde of pijne.
Uwo(n) wil, o Heer, geschied',
En «nijn eigen wille niot.
I k weet, wat ik geeme wilde
G ij weet, wat ik willen moét
En wat mij is kwaad of good.
Schoon dan onze(n) wil verschilde
Laat mij dddrin zijn vernoegd.
Dat Gij 't nimmer kwalijk voegt
*t Geen mij be»t is, geeft mij, Heero,
Ik begeer het dan of niot
't Geen waardoor mij kwaad geschiedt
Goeft mij nooit schoon ik 't bogcero.
(Gocft) dat ai mijn wensch on lust
Zij In Uwen wil gerust
Laat ik geern om UwcntwiUo
Onbekend zijn en veracht
En in d' hoop, die ik verwacht,
Altijd lijdzaam zijn on stillo.
Als ik wil en niet en kun,
Sliert mij naar Uw willo dan.
l) Lijfspreuk van Skiyter. Zus aldus. Do
twee laatste regels vun strofe vier zijn ontnomen
aan het slot van de strofe, dio In hot origineel op
dezo viordo strofe volgt. v. It
121