VAN BONTE DINGEN
door
G. K. A. Nonhebei
Apotheker te Middelburg
Een reusachtig Museum
Musea bekijken, dat is voor vele mensohen op
reis wel eens een beswaar. Dat is niet zoo onbe
grijpelijk vooral voor mcnschen, die niet al te
sterk zijn. Reizen op zich zelf is al vermoeiend
en men kan vaak beter twee uur fiks wandelen,
dan een half uur in een museum ronddrentelen
en wat al héél vermoeiend is, dat is wel de over
stelpende indruk, die de groote massa bijeenge
brachte voorwerpen op onzen geest maakt. Wij
zien vaak het bosch niet door de massa boomen.
Men doet in zoo'n geval verstandig door een des
kundige in een catalogus te laten aanstrepen, wat
voor ons het meest belangrijk is en dan dit te
gaan bezien, daar men in zoo'n reusachtig groot
museum anders groote kans loopt juist het meest
merkwaardige voorbij te zien.
Aan de boorden der snelvlietende groene Isar
te München, verheft zich met zijn torens en ster
renwacht „het groote Deutsche Museum" en het
is voor deze wondere verzameling op het gobied
van natuur- en scheikunde, industrie en wat niet
al, dat ik een oogenblik uw aandacht ga vragen.
De daar bewaarde schatten zijn ondergebracht
in 341 lokaliteiten, waarvan de geheele omme
gang aen wandeling vergt van 15 KM.
Daar ik 35 minuten en queue moest wachten, al
vorens ja9 en parapluie was afgegeven, vroeg ik
aan een der wachters {A m. v. een sigaar) hoe
veel personen hij daoht, dat er heden op bezoek
•waren. Hij ging daarop even naar het bureau en
zei on3: „We zijn juist de 30.000 gepasseerd."
Wanneer u in een gowoon museum komt, dan
wordt u overal afgeschrikt door de waarschuwing:
„absoluut niets aan te raken". Hier daarentegen
wordt u juist uitgenoodigd er wel aan te komen.
Alle bezoekers zijn nl. gerechtigd om, geholpen
door de nieuwste en meest practisohe hulpmidde
len, allerlei natuurkundige proeven zelf te nemen.
Daar ik het grootste deel van mijn leven in
natuurkunde heb les gegeven, was dit natuurlijk
een kolfje naar mijn hand. Daar echter mijn da-
mesreisgezolschap zich meer voor andere dingen
interesseerde, spraken wij af, dat ze precies over
een half uur in deze zaal, nr. 52, terug zouden zijn.
Als men daar niet nauwkeurig afspreekt, dan
is men zijn gezelschap hopeloos kwijt.
Bij al die proeven bevond zich nog bovendien
een handleiding hoe men ze het best kon verrich
ten. Op ieder gebied: warmte, electriciteit, licht,
geluid enz. kon men de meest interessante proe
ven nemen. Ik ging van het een naar het ander,
werkte met een ambitie, alsof het geen vacantia
•was, tot ik plots een roep hoorde mijner reisgenoo-
ten, omzag en tot mijn verhazing een drom nieuws
gierigen achter me bemerkte, waarvoor ik, buiten
mijn weten, als een soort instructeur was opge
treden,
Wat mij zeer bijzonder interesseerde was wel de
bezichtiging der origineele apparaten der uitvin
ders, die daar voor het nageslacht zijn bewaard
gebleven. Zoo zagen we de eerste door Torricelli
vervaardigde barometer, de origineele luchtpomp
Op het nest.
Foto Hermann Benedictert Beichenhall,
Crocusjes.
van Geiszler, 1857, en de zoo vermaarde halve
bollen van den burgemeester van Maagdenburg
Otto Guericke, een hal ven Meter in doorsnede en
van zeer dik koper, met de touwen er nog aan,
waaraan de paarden hebben getrokken. Voorts de
eerste stoomwagen van Serpollet, 1891. Overal in
het rond hingen de levensgroote schilderijen der
op dit gebied zoo beroemde meesters.
In een andere zaal vonden we, op verkleinde
schaal, de volkomen natuurgetrouwe weergave
van fabrieken, die ijzer uit erts vervaardigen,
die zwavelzuur, soda en wat niet al bereiden. Was
de afmeting der machines te groot voor de be
schikbare ruimte, dan werden ze gehalveerd ten
toon gesteld, oa de eerste Dieselmotor, de eerste
locomotief tot de meest moderne toe, terwijl bij
vele machines door verborgen electrische motoren
(en alweer door een sigaar aan den wachter) toch
nog de hoofddeelen in beweging konden gebracht
worden.
We troffen er aan de eerste rekenmachine van
Leibnitz tot de meest goperfectionneerde van den
laatsten tijd. Ook de heele ontwikkelingsgeschie
denis van den areometer, de fiets, de locomotief,
de weegschaal van de oud-Egyptische van 1000
jaar voor Chr tot de meest moderne, die in lucht
ledige ruimte weegt
In de oude veldapotheek des Frankischen Krei-
ses droegen de fleschjes nog houten dekseltjes. De
groote reeks seismografen in de onderaardsohe
gewelven trokken zeer groote belangstelling. Nu
mag een museum nog zoo indrukwekkend en in
teressant zijn, er komt, als men een uur of vier
heeft rondgewandeld toch een moment, dat de
belangstelling wat begint te zakken en ten
slotte in de ledige maag terecht komt, zoodat we
dan ook met een blijde verrassing ontdekten dat
de practische Duitscher ook rekening bleek gehou
den te hebben met het feit, dat ook het lichaam
zijn eischen stelt. Een bordje met pijl, waarop het
woord „Restauration" stond, wees ons den weg.
We waren blijkbaar wat uit de buurt geraakt van
dit begeerde oord, want we moesten nog tien
minuten loopen, alvorens we in een stampvolle
zaal kwamen waar het weer een kunststukje
was om een plaatsje te veroveren.
Toen we onze maag gevuld hadden, kwam de
gezakte belangstelling van- zelf weer naar boven.
We brachten nog een paar uur door in do afdee-
lingen van edelgesteenten, goud, zilver, bont,
ivoor, marmeren beeldjes, kortom alle denkbare
luxe artikelen, te veel om te noemen.
Toen we eindelijk het museum verlieten en op
straat stonden, hadden we allen het gevoel alsof
we „glazen beenen" hadden. Daar men vooral op
reis nooit roekeloos moet omgaan met zijn
lichaamskracht, werd mijn voorstel in ons hotel
een goed uur uit te rusten en dan na het avond
eten eens een kijkje te gaan nemen in oen der
Münchener Bierhallen, met vreugde begroet.
Als het voorjaar komt
Ieder natuurliefhebber in ons land moet het
werk van De Stoppelaar kennen.
Voor ons ligt zijn boek „AI9 het voorjaar komt",
waaraan wij bovenstaande foto ontleenen.
Stoppel aar ia een van die zeldzame mensohen,
wien het gegund is in alle jaargetijden met een
open oog door de natuur te zwerven.
Het is heerlijk, hem te volgen op zijn tochten
door de Friesohe greiden.
Je voelt je opgetild als je dit leest.
Van harte bevelen wij dit werk, uitgegeven door
L J. Veen te Amsterdam, aan. R.
Lenteboden
door
A. de Jong
21 Maart: begin der lente hebben we op school
geleerd en volgens de oude Enkhuizer almanak
is dit volkomen juist; alleen aan het weer kan
men het niet altijd merken, dat de lente er al is.
Gewoonlijk is het omstreeks dezen tijd: 's nachts
vorst, overdag dooi, afgewisseld door een regen-,
hagel- of sneeuwbuitje. En koud als in December.
De beruchte Maartsche buien.
Toch was de lente er reeds, lang voordat het
21 Maart was.
Dat zien wc aan de leeuweriken, die reeds
in Februari hun helder lied, in het eerst nog
wat onzeker, laten hooren; dat bemerken we aan
de kieviten, die reeds op de weiden zijn terug
gekeerd en die, wanneer het niet al te koud is,
hun vliegdemonstraties ten beste geven. Dat be
merken we nog aan veel meer vogels.
De reigers nijn voor den tweeden keer in het
vaderland gekomen; half Februari zijn ze ook al
op de nesten geweest, doch de plotseling inge
treden vorst hoeft onze langboenen weer verdre
ven, hetgeen eigenlijk ook goed is, want het ge
beurt helaas weieens, dat de reigereieren onder
den vogel bevriezen.
De elzenkatjes zijn reeds uitgebloeid en de
wilgen aan den slootkant zullen nu ook spoedig
Het gras in de weilanden begint wat te groenen,
benevens aan den waterkant de in het wild
groeiende plantjes zooals madeliefjes, speenkruid
e.d., die hun eerste, nog teer-groene blaadjes aan
het wispelturige lenteweer toevertrouwen.
In de tuinen staan de primula's, hyacinthen en
narcissen reeds in bloei en van de heesters
maken ribes en magnolia aanstalten hun bloem
knoppen te ontvouwen.
Bloeiende sneeuwklokjes en crocussen bchooren
voor het meerendeel al tot het verleden.
In bosch en park kunnen we in het laatst van
Louwmaand reeds verscheidene vogels hooren
zingen. In de eerste plaats noemen we het krach
tige schelle geschetter van het winterkoninkje;
wanneer we ons even stil houden krijgen we den
kleinen zanger stellig wel te cien. Het geroep
van het roodborstje: „snik-kik-kik-kik" of zijn
haastig liedje, dat klinkt als het rinkelen van
zilveren belletjes vernemen we allerwegen.
Vink en merel trachten ook reeds hun heele
liedje ten gehoore te brengen, waarbij ze in den
aanvang nog al eens over hun eigen woorden
„struikelen". Musschcn en spreeuwen hebben het
geweldig druk met het in orde maken hunner
92
Lied
Jan letswaart
De dag staat aan de ramen
de bloemen bloeien al;
een vogel zingt Gods namen
z;jn roep schalt overal;
Hoe luttel weet m«n harte
de diepte van dit lied;
O, God, zóó zingen, juichen,
ik kan het niet.
respectievelijke woningen, waarbij maar al té
vaak gebruik gemaakt wordt van de aangebrachte
nestkastjes, welke echter niet bepaald voor hen
bestemd zijn.
De meezen hebben op het oogenblik met den
winterkoning het grootste woord in het vogelkoor.
Hoor den grootste van de twee, die hier voor
komen, den koQlmees maar eens. „Sie-tie-doe-
sie-tie-doe" klinkt het luide, terwijl het vogeltje
onderstboven aan een takje bengelt, dat hij ont
doet van de vele insectcneieren en larven, die
het bevat. Ook het fraaie blauwe pimpelmcesje is
een en al beweging en onrust en doet voor zijn
grooteren neef in uitbundigheid niet onder.
Ook midden in de groote steden vindt men
lenteboden. Hoe kan dat nu, hoor ik al zeggen.
Toch is het een feit, dat men juist in de steden,
maar speciaal de havensteden, reeds in Januari
kan merken ,dat de lente niet zoo heel lang meer
op itich zal laten wachten. Deze voorboden der
lente zijn n.l. de kokmeeuwen, bij iedereen vol
doende bekend. Deze vleugel-acrobaten zijn 's
winters, voor zoover het de oude vogels betreft,
wit en hebben lichtblauwe vleugels (meeuwen
blauw) en bovendien aan den kop een zwarten
streep, verticaal achter het oog.
In de eerste maand van het jaar reeds bemer
ken we bij sommige dezer vogels dat de kop van
kleur verandert; eerst wordt hij schimmelig van
kleur en eindelijk chocolade-bruin. Dat is het
zomertenue der kokmeeuwen. Einde Maart zijn
verreweg de meeste vogels in het nieuw gestoken
en nu kan het gebeuren, dat we de vogels ineens
niet meer in de stad zien; ze zijn spoorloos ver
dwenen. Alleen de grootere zilvermeeuwen, die
blijkbaar minder haastig .sijn, geven nog eonigen
tijd van hun tegenwoordigheid blijk.
De roeken, die heel vaak voor kraaien uitge
maakt worden, zoeken de hoogste boomen uit om
er hun takkennest in te bouwen. In sommige
boomen zien we soms meer dan tien zulke nesten.
Het is een speciale roekengewoonte om heel ge
zellig bij elkaar te wonen; zwarte kraaien daar
entegen broeden steeds afzonderlijk, het liefst zoo
ver mogelijk van elkander verwijderd.
De grauwe lijster is reeds op vollen zang.
Vooral in het vroege voorjaar luisteren we graag
naar hem, wanneer hij in het hoogste topje van
de nog bladerlooze boomon zijn welluidend gezang
doet weerklinken. Hij doet a'n Latijnschen naam
Turdus Philomelus dan ook alle eer aan.
Laten we vooral onze huisvrienden de spreeu
wen niet vergeten. De moesten dezer vogels prij
ken reeds in hun schitterend zomerpakje, dat in
den zonneschijn zoo prachtig glanst. Hoe aardig
kunnen onze spreeuwen op den nok van het dak,
op een schutting, in een boom of ook wel op den
grond, zitten fluiten en zingen en andere vogels
imitcercn, waarbij met de vleugels de maat ge
slagen wordt.
De bonte kraaien houden reeds appel in en
kele hooge boomen van het park. Eerst zijn er
een of twee exemplaren, welke op z'n „kraaisch"
de deelnemers voor den aanstaanden afmarsch
bijeen roepen en weldra komen de bontrokken
van alle kanten opdagen. Van links, van rechts,
van noord en zuid, overal komen «ie krijschend
vandaan. Nu wordt er druk gedelibereerd en
geschecuwd en een enkelen keer wel eens ge
vochten, maar eindelijk gaat de vergadering
weer uiteen, nadat met algemeene stemmen de
datum van vertrek is vastgesteld.
Als de bon trokken weggetrokken zijn komen zoo
successievelijk onze zangertjes weer uit hun win
terverblijven terug. Begin April komt de tjiftjaf,
om z'n eentonig tjif-tjef tjif-tjef-geroep ook wel
maatslagertjc genaamd, uit het zonnige zuiden,
vanwaar hij de belofte meebrengt, dat zijn familie
leden fitis en tuinfluiter binnen enkele weken ook
weer in bosoh en park verwacht kunnen worden.
In den loop van deze maand en van de Meimaand
komen nog de nakomers zooals de koekoek, nach
tegaal, spotvogel, wielewaal en nog enkele anderen
en nu kunnen we weer naar hartelust genieten
van de vogels in onze Hollandsche natuur die zoo
schoon bezongen wordt in het gedioht van Jan
Prins:
De luoht over den jongen dag
was helderder dan ooit
Iets ongewoon-verblijdend lag
in weide en veld getooid.
De torenklok zong wat ze kon,
de vlaggen staken uit
De bruigom was de lentezon
en Holland was de bruid.
Een ooievaar trad op den deel,
gewichtig met zijn stok.
De merel was in zwart fluweel
de zwaluw was in rok.
Toen keken ,daar 't zoo praahtig was,
en Holland is de bruid,
de madeliefjes in het gras
hun gouden oogjes uit.
Een giftslang onder behandeling.
Een Gifkweekerij
In de zioh snel uitbreidende groote Braziliaan-
sche stad Sfio Paulo bestaat reeds enkele jaren
een merkwaardig instituut, een slangeninstituut
namelijk, waar met groote zorg giftslangen wor
den gekweekt. Een exportonderneming ten behoeve
van dierentuinen? Misl Het is dit instituut alleen
om het slangengif te doen dat, als serum ingespo
ten bij een door een giftslang gebetene, als tegen
gif werkt, waardoor het mogelijk is ongelukkige
slachtoffers van een verlamming of wissen dood
te redden.
Dat deze inrichting juist in Brazilië in het
leven geroepen werd i9 niet verwonderlijk als men
bedenkt, dat een groot deel van dit land door gift
slangen onveilig wordt gemaakt en het vaak voor
komt, dat een niets vermoedende landarbeider
plotseling in arm of enkel gebeten wordt.
Elke slang of slangenpaar is in een apart koepel
vormig huisje ondergebracht, dat veel van een
miniatuur-termietenhoop heeft Sohijnt de zon, dan
ziet men de slangen zich op het gras heerlijk in
de warme zongloed koesteren. Op geregelde tijdon
worden de slangen in hun particuliere leven ge
stoord door een employé, die hen van de overtol
lige giftvoorraad komt ontdoen. Dat dit een zeer
gevaarlijk werk is, dat met de noodige kalmte,
behendigheid en koelbloedigheid moet geschieden,
spreekt vanzelf.
Het instituut beschikt voortdurend over een
groote hoeveelheid gif-serums, die op naam wor
den afgeleverd, zoodat men zich kan voorzien van
elk serum .tegen de beet van elke in Brazilië voor
komende bepaalde slangsoort. Deze serum inrich
ting ie reeds menigeen tot zegen geweest.
Daar men niet licht te veel slangen in voorraad
kan hebben, wordt elke vangst In dankbaarheid
aanvaard. Als belooning ontvangt elke brenger
van een levende giftslang een klein fleschje met
serum, dat anders alleen tegen betaling wordt
afgeleverd.
De giftslangen koesteren zich voor hun woningen in de zon.
Vreemde advertenties
In een Engelsoh blad kwam eens de volgende
advertentie voor:
„Een kasteel te huur op een der meest roman
tische en gevaarlijkste plekken van onze kust.
Vele schipbreuken, talrijke lijken".
Een romantisch en avontuurlijk aangelegde
huurder kon daar dus zijn hart ophalen!
Een meer cynische advertentie stond in een
Amerikaansch blad. Ze luidde:
De heer en mevrouw Hay bedanken langs dozen
meer en meer gebruikelijkon weg hun vrienden
cn buren en voorts alle belangstellenden, die in
den avond van Maandag j.l. de brand in hun
woning wel hebben willen bijwonen".
93