VAN BOEKEN EN SCHRIJVERS 1. De Twee Apostelen, door Nono Kuyper. Uitgave J. II. Kok te Kampen. 1933. 2. Loeft Bergsma, door Nel van der Vlis. Uitgave J. H. Kok te Kampen. 3. J. K. van Eerbeek over zijn boek Lichting '18 in Opgang, Populair Letterkundig Tijdsohrift. Uitgave Bosch en Keuning, Baarn. Mejuffrouw Nono Kuyper, kleindochter van de groote Abraham Kuyper, debuteert met een, door Kok uitstekend uitgegeven novelle: De Twee Apos telen. Behoudens een enkel schetsje in ons Zondairs- blad, is er, meen ik, van Nono Kuyper nog niets in druk verschenen. Dat wil echter niet zoggen, dat zij eerst kort met het „schrij\en" is begonnen. Neen, het schrijven zit haar van jongs af in bet bloed. Er zijn wel eens jonge auteurs, die een .hope loos gevoel" krijgen, wanneer zij een of twee maal hun neus stooten bij een of andere redactie. Ik zou deze jonge auteurs op Nono Kuyper willen wijzen, die zeker reeds een achttal jaren bezig is met schrijven, en nog nimmer, vóór de publiratie van deze novelle, iets van haar penncvruchten zag gedrukt. Dat zij, ondanks dit alles, heeft kunnen wach ten ,en tegelijk met schrijven is doorgegaan, geeft mij het recht om van haar te zeggen: het schrijven zit haar in het bloed. Zij weet van vo'houden, en zij weet eveneens, dat. nu er dan, na zooveel voorbereidend werken, lets van haar is uitgegeven, deze novelle moet worden beschouwd als een aarzelend praeludium. Mejuffrouw Kuvper, die haar vacanties vaak in Parijs heeft doorgebracht, heeft daar, door bizon- dere omstandigheden, een kijkje kunnen nemen in de wijk der artisten, en dftór heeft zij de 6tof gevonden voor een novelle, welke thans, in een modern bandje van Clans, voor ons Tigt. De sfeer van dit verhaal, het milieu, is ons lezend publiek vreemd. Wat wij van Mont-Martre hoorden, was over het aleemepn niet veel goeds. En nu komt mej. Kuyper met haar korte, boeien de vertelling ons de keerzijde van de medaille voorhouden. Zij vraagt ons, het leven van enikelc dezor artis ten te willen bezien, zooals zij dat zag, in werke lijkheid ofin verbeelding. De hoofdpersonen in het verhaal zijn: Huug, de beeldhouwer, en Mona, zijn vrouw, die van huis uit christelijk is opgevoed, en deze sfeer ook in haar eigen omgeving doet gelden. Als pendant zijn aanwezig de vrienden, Rose^ lotte en haar man, George, eveneens beeldhouwer. Deze vier menschen zijn aan elkaar „verknocht". De hartelijke collegia'iteit, het samen armoe heb ben en samen de buit declcn, dat alios wondt ons op nretthre wijze vertolkt, door de schrijfster. Mona en Huug krijuen een kindje. Kortweg „de man" in de dagelijkschc benaming. Ook dit kind is als het ware gemeengoed, want Roralotte en George ziin nirt zoo rijk. Mona, die nog geregeld in de bijbel leest, inspi reert haar man tot het scheppen van De Twee Ar>n«telen; Petrus en Johannes. Het wordt goed werk, doch koopers zijn er niet te vinden. Deze menschen, levend in hun „studio's", inge steld op een leven waarin alle „vastigheid" ont breekt. zijn gewend terwi'le van htm kunst en hun vrijheid (vooral voor dit laatste) armoe te lijden. Wanneer de nood heel hoog is, komt er een Ame rikaan. die zich interesseert voor het werk. Mona, na al die woken van zorg, is zóó uitgela ten, dat zij het stuk al verkocht acht. Zij haalt Huug over, om óén avond hun zorg te vergoten en het er eens „van te nomen". Daartoe leent zij uit de spaarpot van „de mnn" het bcnoodiedo. Zij koopen schoenen en andere, heel noodzakelijke dingen, en gaan dan samen ergens eten. Het stuk wórdt verkocht, doch cr komt nog geen geld. Huug wil wachten met aanmanen; dat doet men niet bij een millionnair. Een bankkrach brengt hier de tragische ont knooping. Huug en George halen, op een handwagen „De Twee Aposte'cn" weer terug. Dan gaat Mona aan een soort dwangvoorstelling lijden, dat ze verplicht is, het toen uitgegeven ge leende geld, aan „de man" te moeten terugbetalen. Ze had er eerlijk een schuldbekentenis voor ge schreven. De anderen probeeren het uit haar hoofd te pra ten, doch zij is niet te bewegen dit plan op te geven. Wanneer zij iets gevonden heeft is er ook een Andere mogelijkheid Er komt een kooper voor „De Twee Apostelen", mits Huug bereid is er nog tien bij te leveren, voor een Roomsche Kerk. Nu spitst zich het conflict toe, want Mona ver zet zich er tegen. Huug beelden maken waarvoor de menschen knielen? Haar orthodox-protestantsche opvoeding laat zich gelden. Hoe dat nu afloopt moet ge zelf maar eens lezen. Het gegeven is niet onaardig, al rijzen er be zwaren. Dit verhaal is mi. te ideulistiscli, het be- lioht de menschen van de zonnigste kant Ik geloof dan ook, dat we doze novelle meer als eerste proeve van vertelkunst moeten aanvaarden. En dan valt er veol te loven. Mej. Kuyper schrijft absoluut niet „literair". Zij vertelt alleen maar, doch doet het boeiend. Bovendien heeft zij de onmiskenbare gave van „sfeer 6cheppen". Wel dreigt voor haar het gevaar van: te gemak kelijk schrijven en daarmee samenhangende opper vlakkigheid. Houdt de jonge schrijfster dit in het oog, dan is er kans, dat wij \an haar nog wel eens iets rijpers te lezen krijgen. Zij heeft ongetwijfeld iets eigens, vooral in haar manier van vertellen, die onze aandacht weet te spannen. Dat is al heel wat Deze eerste proeve beschouw ik als een goede aanwinst voor onze ontspanningslectuur. Laten we hopen, het aanloopje, tot een grootere, welbereken de sprong! In „Loek Bergsma" van Nel van der Vlis, komen we oude bekenden tegen uit haar eerste boek „Fré's Meisjesjaren". Men zou het een vervolg kun.ien noemen, doch het verhaal staat geheel op zich zelf. Het is be doeld voor „oudere meisjes". Gaf de schrijfster in haar eerste l»oek een episode uit het jonge meisjesleven; in dit bock brengt zij ons in de sfeer van het jonge vrouwenleven. De ergste bakvischjarcn zijn voorbij en de levensvra gen dringen zich meer en meer op. En niet alleen de levensvragen, het is het leven zelf dat nu al meer opcnbloelt en zijn geheimen in de meeste gevallen slechts laat vermoeden. Look Bergsma wordt als onderwijzeres benoemd in een kleine plaats. Wanneer zij proefles gaat geven, maakt zij in de trein kennis met een student in de theologie (zou zulk een student wel zeggen: ik studeer voor dominee?) Hij woont in dezelfde plaats en wanneer de be noeming afkomt, ontmoeten zij elkaar meer dan De meeste lozers en lezeressen meenen nu het slot reeds te weten. Doch zij vergissen zich. Nel van dor Vlis heeft met dit eerlijke gevoelige verhaal getoond, dat het niet noodig is met een verlovingskaartje plus een meisjeswang op een heerenrevers te eindigen, om een goed meisjesboek te geven. Ik zou bijna zeggen: gelukkig. Want als jonge christelijke auteurs niet beginnen met open oogen rond zich heen te zien, blijven zij ons vergasten op oen soort romantiek, dat mij altijd doet denken aan een zeker soort serviezen met veel bloomen Dat Nel van der Vlis govoel voor humor heeft is oen verheugend feit. Van het „Rijnrcisje", dat vele lezers zich nog wel zullen herinneren, (er stond een fragment van in het Zondagsblad) heeft zij iets heel aardigs gemaakt. Ohk „Het park met de Vijver" is vol ingehouden humor om het .geval". Zulke lectuur hebben wij noodig: onbevangen en eerlijk. Ook van „moeilijkheden" vertelt dit book op oen wijze, die mij sympathiek is. Ben hoofdstuk als „De tocht over het ijs" brengt ons heel dicht bij de brandende sfeer der puber teitsjaren. Het „ijn immers de moeilijkheden in deze jaren, waarnaar ongevraagd de conflicten en litteokens der latere jaren terugwijzen. Heel zuiver heeft de pchrij'ster ons het verdriet van Loek laten meevoelen wanneer zij bemerkt dat haar liefde voor Dolf niet wordt beantwoord. Het laatste hoofdstuk is getiteld: „Hij, Die u roept Het is Loeks belijdenistekst: „Hij, Die u roept, is getrouw". Het is lente, en diezelfde avond loopt Loek nog even de hei op. „Ik geloof," zei ze zacht, „dat ik het nu zoo goed begrijp. Want nu weet ik, dat het niet in de eerste plaats op mijn willen of niet willen aankomt, maar dat Jezus' liefde door de wereld gaat, en dat Hij die in Hem gelooven, tot Zijn kinderen heeft aangenomen En als het dan die ééne niet zijn mag, dien ik liefhebben wilde, laat ik me dan niet blijven ver diepen in dit verdriet. Maar laat ik dan mijn hart, dat zoo vol lie'de is, wijd open zetten voor ande ren. Er zijn zoovolen, die een tekort aan liefde in hun leven hebben Deze regels typeeren het boek ten volle. En mede daarom wensch ik het in handen van velen, die in deze dagen belijdenis afleggen van hun geloof. Het is een boek, dat niet één zijde van het jeugd leven laat zien, doch openstaat naar alle kanten. Daarom is het een eerlijk, goed boek. Ik hoop dat dit niet het laatste meisjesboek van deze schrijfster is. Ten slotte: het populair-letterkundig tijdschrift Dit blad is het huisorgaan der fa. Bosch Keu ning te Baarn en verschijnt viermaal per jaar. In het ons toegezonden, laatst verschenen num mer vonden we, behalve een foto van de jonge schrijfster Agni van der Torre (wier eerste boek „Vrcugdekind" spoedig besproken zal worden) een artikeltje van de auteur J. K. van Eerbeek, wiens roman „Lichting '18" zoo verschillend is beoor deeld. Interessant is het, de schrijver zelf eens te hooren over zijn boek: „Het past mij niet over de waaine van het boek iets te zeggen; over de bedoeling, die bij het schrij ven heeft voorgezeten, meen ik echter een en ander te mogen vertellen. Wat het karakter van den hoofdpersoon betre't, de opzet was, de invloed na te gaan, die de mobi lisatie en de daarop aansluitende jaren op de jonge menschen hebben gehad. Die hoofdfiguur mocht niet een d'oomer a'leen, en ook niet een „man of fact" alleen ziin. Ilij moest een tol oo zekere hoogte actieve natuur hcHben. om het contact met de gebeurtenissen van die tijd te vinden; maar bovenal moest hii sneeulatief van aanleg zijn. want het was eigenlijk te dorn om de reacties die zich bii hem zouden voordoen. Mij persoonlijk heeft al tijd de vraag geïntrigeerd, hoe iemand van onze groen z.ir.h zou gedragen. Wat de vorm aangaat, waarin het verhaal ge goten is, de opzet was een opieoderoman. Ik voor mij heb geen spijt, dit experiment zoo genomen te hebben. Dm de toon zoo levendig mogeliik te houden, kwam het mij bet best voor. de voor het ziele'even belangrijke gebeurtenissen te vertel'en. Men kan zich bii het schrijven verschillend doel stel'en. Men kon zich ten doel stellen een feilloos geronstrneerd verhaal te geven, m. n. w. de com positie bet beet verzorgen. En men kan z.'eh een ande". doel stellen. B.v. een menechentvee van ve*-ce.hillende zoden te belichten. Ik voor mii wilde mij in een orthodox in denken, die, om bet zoo te zoggen, van b°t verstand uit 'eefde; en die door zön aanleg gedwongen was, zekere conclusies te maken. En nu kan een boek in elk opzicht niet geslaagd zijn. terwijl men toch voor ziel voldoening heeft van zijn onderneming. (Ik wil hier ni°t zeg gen dat ik bet boek niet pe«lnaed beschouw. Ik zou misschien het tegendeel kunnen verdedigen). In bet huifen'nnd wordt de werkwiize, die 'n Lichting '11 is tocoonst, vaak gebruikt. In Ame rika hüvoorboold. (Er komen in bet boek namelijk gedeelten voor. waarin de schijvor d" hn«j/-.h raven sif'intie en noeenblik loslaat, en zelf bet woord neemt). Dreiser b.v. doet dnt herhnnldn,ü'k. Wanr- om mag dnt bij ons niet? Het gaat niet om boeken of om romans, maar om menschen. ^baw schrüft tooneelcfukken met nrolo^en voor iedere acte, die meer blndriidcn beslaan dan het snel /elf. En de tooneels^eion wirin bii dnt deed, beboeren tot ziin nnvdie-cfr. Wie zou bom hier een venviit wil len maken? fTk noem bier Shnw. zonder miin werk met hpt z»ine te ivi'len on ó^-n liin stellen: en ook zonder e/m 1W bewonderaar van hem te ziin). Ja. nu beg:nt d;t artikel toch aardig pon oratio pro domo te l:;ken. Maar ook dnt zal het aller erge wel niet ri'n. Er zün even "eel menschen, die het werk in deze vn-m aanvaard bossen, als menschen. d'e h"t heb ben afgewezen. Zel'n kan ik niet beweren dat do sebriivcr steeds behoort tof de eerste groen. Maar wel mag ik er att"nt op maken, dnt de»e werkwiize en bet risien dnt ra aanbracht .bewust gekozen is. TT.at is n;et a1t"d in bet oog gehoudpn. r»e pen m-aakt een roman als eeri vnrrn«om: de uitpompt en de concertje zijn bekend. Fn de ander bomnt er aan als aan en delin": hü sta't zich de mvave. en mar de uitkomst is hij n'euwFeieri.g. r»e .eene werkwijze is niet meer waard dan do Fn nu verder over de ontvangst die het hoek is ten deel gevallen. Sommigen hebben er te veel in gezien, anderen te weinig. Met ieder book zal het wel zoo gaan. De lezer staat anders tegenover de kunst dan twintig jaren "c'odon. Hij keert zich af van de k"nst en wendt zirh naar het leven. Rokenntnis- literat'uir doet onge'd: en kritieken kriigen een b:ografrsche inclne. Het leven is d« mensrhen meer waard dan de sehonne verbeelding ervan. Het wachten is niet op een nieuwe schoonheid in de oo haar tallooze geheimzinnigheden, had voor mij afgedaun. Ik kon nu rustig mijn dood afwachten in marte lend nietsdoen. Het hclieer van mijn landgoed gaf mij zoo goed als geen werk. Daar kwam nog bij de groote ar moede, waarin wij verkeerden. Hier wachtte Magelhaes even. In een flits kwa men weer do pijnlijke jaren in zijn herinnering Louis voelde tot zijn eigen verbazing medelijden met hem. Hij die immer ook haakte naar werk, kon zich de toestand van Magelhaes zeer goed in denken en voelde ook het wanhopige van zulk een bestaan. Met de studie van aard -ijkskunde en zeevaart kunde vulde ik mijn ledige tijd, vervolgde Magel haes. Maar je begrijpt, hoe zeer deze studie, in plaats van mij voldoening te geven, mij mijn doel loos bestaan te scherper deed voelen. (Wordt vèrvolgd) WIST JE DAT Hoe we leefden vóór 'n zeventig jaar, toen ik nog schooljongen was door Jan Ve tman Wat jammer, het vuur was uit! Wc waren met Moeder mee geweest om bood schappen te doen. 't Was veel later geworden dan Moeder gedacht had, en toen we thuis kwamen was 't vuur in t lornuis uit; een turfvuur duurde niet lang. Dat was jammei ,want het werd al avond! En omdat er geen vonkje vuur meer ba vinden was, konden we geen lamp aansteken, ook 't fornuis niet weer aanmaken, geen water koken en dus geen koffie zetten. Want lucifers kenden we nog niet- we bedienden ons van zwavelstokken. Maar om deze te doen branden had je een stukje vuur noodig. „Jan!" zei Moeder, zie jij eens gauw aan een stukje vuur te komen!" Voor ons, jongens, niets vreemd, 'k Nam een test uit een voetstool een baggerturf uit den turf bak en stapte op. Die turf had ik in ruil te ceven voor oen kooltje vuur. Maar waar nu heen? We woonden buiten en daar heb je de buren niet vlok naast je. 't Dichtst bij woonden een paar sikke neurige renteniers zonder kinderen. Ze hielden niet van Jong goed"; dat wisten we, voelden we. En daar om een kooltje vuur vragen? Ikke niet! Even beraden. Ah ja, naar Bel ia! 't Was wel wat ver, maar met een twintig minuten zou "k wel terug zijn. „Ja-an! Jan! mag 'k mee?" Dat riep Pieter van Bontje, één van mijn mak kers, die nooit naar school ging en nog geen Jetter of cijfer kende. Ik was blij, dat er iemand was, die met me Onze prijsvraag Wie zingt er mee IV. Nu komt volgende weok de laatste! Zingen jullie maar flink mee, hoor! De avonturen van Ternao Maegelhaes door G. K. de Wilde Vervel g.) V. Magelhaes vertelt De beide mannen zaten even zwijgend tegenover elkaar, als trachtten zij elkanders gedachten te raden Je zult toch moeten meevaren, merkte Magel haes geamuseerd op. Of je nu toegeeft of niet. Je kunt het alleen jezelf wat makkelijker makpnen mij, zonder je eer te verliezen. Zonder mijn eer te verliezen? herhaalde Louis. In zijn toon lag twijfel. Inderdaad! bev'esfigdé Magelhaes, waar je nu mee mee bezig bent is biet Voor het redden van je eer, maar is niets dan halsstarrigheid. Louis maakte oen afwerend gebaar, wilde wat zoggen, maar rumoer -buiten de deur belette het De deur werd opengerukt en naar binnen keek... Sand ri nol O Senorriep hij alleen. Angst, pijn, ver wondering, groote verbazing waren op zijn gezicht te lezen. 't Is in orde, Sandrinö! kalmeerde Magel haes hem. Hob ik je erg pijn gedaan? vroeg Louis. Maar hij kreeg geen antwoord, de deur werd zacht door Sandrino weer gesloten en Olivier, die juist van het eiland terug kwam, en de kapiteins hut passeerde, verbaasde zich over de eigenaar dige trek, die er op zijn gelaat lag. Ilij ziet er uit, alsof hij iemand te lijf wil, moende Olivier. En daarom bulderde hij hem toe: Vooruit; luie aap, naar de boot, water sjouwen. Hij schopte in de richting van den inlander, zich gereed houdend, verzet te ontmoeten. Maar Sandrino deed gedwee wat hem bevolen was Je weet, vervolgde Magelhaes, dat ik in 1511 in Voor-Indië twist kreeg met Albuquergue, den Loenmaligen onderkoning. Het jaar daarop keerde ik naar Portugal terug en verscheen weer aan het hof. Mijn belooning cn de dank des Ko- nings was duizend rei9") per maand en een da- gelijksche portie gerst. Dat was de belooning voor de groote diensten, die ik het vaderland had be- Pijn. vier gulden. wezen. Daarvan moest ik leven met mijn vrouw en mijn kind, want ons geslacht is arm en verdere middelen stonden mij niet ten dienste. Je be grijpt. hoe mij dit verbitterde Louis knikte. En 't ergste was nog, dat de Koning mij tot werkeloosheid doemde. Dat hield ik niet langer uit Het jaar daarop trok ik naar Marokko, maar moest weldra gewond terugkeeren. Mijn knie was ernstig geblesseerd door een lanssteek. U redde toen het loven van mijn vader, zei Loui met nadruk. Magelhaes wuifde afwerend met de hand. *t Had niets te beduiden, vervolgde hij, 't was mijn ridderplicht. Maar die ellendige heidenen hadden je vader al zoo toegetakeld, dat hij toch spoedig stierf. Dat was jammer! En u bleef uw leven lang ongelukkig daar door! vulde Louis aan. Over Magelhaes' gelaat gleed een pijnlijke trek. Juist, mijn gebrek maakte mijn toestand erger dan ooit. Ik keerde terug als iemand, die nergens meer voor te gebruiken is. Wat moest ik beginnen? Ik vroeg verhooging van wat de Koning een pensioen geliefde te noemen, 't Geld was er voor, want de handel op Indië bracht veel geld in de Schatkist. De Koning weigerde. Ik vroeg verlof handel te mogen drijven op Voor Indic. Albuquergue was mij wel niet goed gezind, maar ik kon een andere naam aannemen. De Koning weigerde Ik vroeg hem toestemming, een schip te mogen uitrusten voor de Specerij-eilanden, die men niet lang geleden ontdekt had en bekend waren om de groot e mogelijkheden, die de handel daar had. Een brief /an nnjn jeugdvriend Serrao was tot dat verzoek de stoot. De Koning weigerde Serrao was niet betrouwbaar, zeiden de heeren van de Hofraad. Binnenkort zou hij afgezet worden als Gouverneur van deze eilanden. Ilij had in een brief aan den Koning als zijn overtuiging uitge sproken, dat dc Specerij-eilanden tot de Spaansche invloedssfeer behoorden en had den Koning ver zocht zich met de Spaansche regeering in ver binding Ie stellen. Dit riekte naar landverraad, meende het Portugecsche hof. Ik verzekerde nog eens dat ik alleen handel wilde drijven en niets zou doen, wat de Portugeesche handel zou bena- deelen en herhaalde tevens mijn verzoek. Dc Koning weigerde nogmaals Toen ben ik naar mijn landgoed getrokken, met een groote bitterheid in mijn hart. Ik was afge- Ik had afgedaan. Heel het mooie rijke volle leven zou voortaan lanors mij heengaan. Heel do wijde, wijde wereld, die mij trok door Nateekenen en k'euren 95

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 12