ONDAGSBLAD Kleu-ter-krant-je U 3 S S3 mee wilde langs't eenzame paadje door 't bouw land naar Belia. „Ja, kom maar!" Hij keek naar mijn test. „Is 't vuur bij jullie uit? En heb je geen tondel doos? Grootmoeder heeft er wel drie, maar die gaan niet!" Wij thuis hadden er ook wel een, maar die ging ook niet. Even als zoovclen nu, die wel een siga ren-aansteker bezitten ,maar een, die niet „gaat". Gelukkig, Belia was thuis en heel vriendelijk, omdat ze begreep dat ze voor een klein stukje vuur een hccle turf zou ontvangen. We waren gauw klaar en stapten weer naar huis. Maar op de ruimte was vrij wat wind, zoodat de vonken uit de test vlogen. „We zullen zonder vuur thuis komen! Geef hier!" zei Pieter, deed éón van zijn klompen uit, nam mij de test af en wipte het kooltje vuur er in. Hij hield de klomp met het vuur zóó, dat het tegen den wind beschermd was. Dicht bij huis word hot vuur weer in de test overgestort. En toen Moeder 't zag, zei ze: „Maar jongen, dat is niets dan gloeiende asch!" Ze hield er een stukje zwavelstok in en 't vatte Vlam. Ze stak nu de tuitlamp aan, en de zusies klapten in de handen, omdat er nu eindelijk licht in de donkere kamer kwam. En Moeder kon nu 't fornuis weer aanmaken aan 't vlammetje van de Pieter nad al „Genavond!" gezegd, en toen hij door 't hek van onzen tuin was, riep hij: „Wat is m'n eene voet nou lekker warm! Morgen kom ik weer!" Voor knutselaars 'n Lucifershanger 't Lijstje van verleden week klaar? Deze keer nóg zoo'n soort werkje! Neem 'n plankje van 12 X 9 cM. Schaaf dit vlak cn schroef er een lijstje op van mooie takjes, welke je vooraf hebt gespleten. Dit splijten zal wel geen moeilijkheden opleveren. Wèl moet je ie snijvlakken bijwerken ,want in den regel zijn dia niet vlak. Nu kies je een dikken tak, dien je uit boort, om er de lucifers in te kunnen steken. Ook dezen tak snijd je schuin naar onderen af cn op het snijvlak plak je een „schrappertje", zoo'n zij kantje van 'n luciferdoosje. Dezen dikken tak be vestig je midden op heUplankje, door er aan den achterkant een paar schroeven in te draaien. Kies voor den dikken tak berkenhout; dan heb Je kans 'n tak met 'n prachtige schors te krijgen. Een kwadraat leggen Oplossing Waarom zusje naaien ging A. van Atlen Moeder had aan kleine zus Van de wolf verteld, Die met een héél groote sprong 't Hok was uitgesneld. Zal dat stoute heest dan soms Kippen stelen gaan? En wanneer hij kind'ren ziet Valt hij die dan aan?" „Ja, dat kan wel!" antwoordt moe. „En mijn hukkepuk, Als hij dat doet, scheurt het heest Vast de kleeren stuk!" Als zus even later dan Speelt met Mies, haar pop, En haar jurkje ziet, houdt zij Plots met spelen op. 'n Doolhof Oplossing Oplossingen van het raadsel in het nummer van 11 Maart Kantoorkruk. van de raadsels in het vorige nummer 1. De echo. 2. De courant 3. Waar hot niet diop genoog is om to kunnen zwemmen. En dan zegt ze tot haar moe: „O, dat stoute beest, Dat zijn hok is uitgevlucht, Is bij Mies geweest!" Kijk nu toch eens, lieve moes, Wat er is gebeurd! Ziet u, hoe de poppenjurk Vrees lijk is gescheurd Zeker heeft die booze wolf Dat bij Mies gedaan! Nu moet ik een nieuwe jurk Voor Mies naaien gaan!" Dan zet zus haar stoeltje bij Moeders naaimachien, En wat zusje dan gaat doen, Kun j' op t plaatje zien. Moeder zoekt voor kleine zus 'n Aardig lapje op, En nu maakt het meisje dan 'n Jurkje voor haar pop. Zusje denkt: „Ik ben al groot! Naaien kan ik al!" Maarik denk, dat moeder haar Straks wel helpen zal! Zoo'n groote meid C. M. v. d. Berg-Akkermans Ach-ter op de le-pels kijkt ze, Leest de naam en zegt dan ras Die 's van Pa die die van Moe-der, Die van Cor en die van Cas. En ze legt ze op hun plaats-je, Met de bor-den en de rest. Ze is nog maar een klei-ne peu-ter Maar ze doet toch goed haar best! Als ze klaar is roept ze Moe-der, Vraagt: Heb ik het goed ge-daan? En heel gui-tig kijkt ze e-ven Bjj die woor-den Moe-der aan. Letterraadsel Mijn geheel bestaat nit 1G letters. Zoo lieotta Keulen in den nomeinsclien tijd. X I X 2 X 3 X 4 X 5 X G X 7 X 8 X 9 X 10 X 11 X 12 X 13 X 14 X 15 X 1G 1. Romeinsch getalmerk voor 100 2. Zeker klecdingstuk aan den voet. 3. Scherp werktuig van den schoenmaker; boom. 4. Klccdingstuk om den bals. 5. Lieflijk seizoen. 6. Moisjes-vóórnaam. 7. Oud woord voor een plein. 8. Stuk land dat erg vochtig is. 9. Hooge adellijke titel. 10. Naam van een woestcn zeeroovcr, die tvveö eeuwen deze landen on andere teisterde. 11. Berijmde gedachte. 12. Wat men nooit mag doen met onbedekten mond. 13. Wat moeder graag aan liet vuilo goed geeft 14. Een klein paard. 15. Hetgeen verder volgt. 10. Waar het alphabet mee begint! „Moe", vroeg zus, „als men dat beest Nu niet vangen kan, En die wolf eens honger krijgt, Wat gebeurt er dan?" Bet-sy moet de ta-fel dek-ken En ze vindt dat heusch niet naar, Want ze kan al le-zen, weet je: Ze is dan ook al ze-ven jaar. 96 ZATERDAG 25 MAART No. 12 JAARGANG 1933 behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT Jezus' woord vervuld Onze Heiland is In Gethsemané wel in de han den der zondaren overgeleverd. Maar hij is daarom niet liet slachtoffer geworden van hun haat. Want hij offerde zichzelven Go de op tot een zoenoffer voor de zonde. Daarom wordt de gang van het lijdensdrama niet bepaald door wat de vijanden overleggen, maar door hetgeen Jozus wil in gehoorzaamheid aan den Vader. De leiding berust niet hij de bende die hem ge vangen neemt; want hij geeft zich gewillig over; onder beding dat zijn discipelen vrij henengaan. Evenmin heeft het sanhedrin de leiding bij zija veroordeeling; want zij zoeken te vergeefs naar een strafbaar feit Jezus zelf geeft door zijn ge tuigenis, dat hij is de Christus, de Zone Gods, de grond van zijn veroordeel ing aan. Zoo gaat het ook, nu hij tot Filatus wordt go- bracht Hier moet opnieuw alles er toe medewer ken, dat Jezus' woord vervuld worde, waarmede hij had aangeduid, hoedunigen dood.hij sterven De opmerkzamo lozer van Johannes' Evangelie herinnert zich bij deze woorden in het 18e hoofd stuk, dat hij ze eerder gelezen hoeft Het was in hoofdstuk 12. Daar is verhaald, hoo in deze zelfde weck Jezus ih den tempel naar aanleiding van de stem, die uit den hemel geschied was, had gezegd: Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden; en ik, zoo wanneer ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot mij trekken. Bij deze woorden teokent de ovnngcliet dan aan: En dit zeide hij beteekenende hoedunigen dood hij sterven zoude. Namelijk den dood der verhoogmg aan het kruis, dat is den smadelijksten dood, den vloekdood. Mnar dan ook verder den dood, die leiden zal tot zijn verhooging in de hemelen aan de rechterhand des Vaders. Nu het er aan toe is, dut dc mensehen er over beslissen hoe hij ter dood zul gebracht worden, komt dat woord van Jezus weer naar voren. Niet de onnadenkende toeschouwer denkt er dan. Ook niet de Joden. En evenmin heeft de apostel, die de eerste ontmoeting bij Pilatus zoo uitvoerig beschrijft, er op dat oogenblik aan ge- Eigenlijk heeft buiten Jezus zelf, geen mensch er aan gedacht. Alleen God de Vader, die het zoo beschikte dat dit woord van zijn lieven Zoon ver vuld zou worden, en de Heilive Geest, die later Johannes alles indachtig heeft gemaakt en het hetn lieeft doen opschrijven voor zoover ook wij er van moesten weten. En dit is nu juist het opmerkelijke, dat het woord van Jezus in vervulling gaat zonder dat iemand onder de menschen het er op toelegt, zon der dat er een is die er ook maar aan denkt. Eerst achterna springen zulke dingen in het oog. De evangelist verbindt de herinnering aan dit woord van Jozus ann zijn verb tal van de korte woordenwisseling, die aanstonds tusschen Pilatus en de Joden voorviel. Wat beschuldiging brengt gij tegen dezen mcnsch? zoo vraagt hij hen. Blijkbaar zijn ze door die nuchtere, maar toch voor de hand liggende vraag uit het veld gesla gen. Dat blijkt wel uit hun blufferig antwoord: Indien deze geen kwaaddoener ware, zoo zouden wij hem u niet overgeleverd hebben. Waarop Pilatus toen weer dit bescheid gaf: Neemt gij hem, on oordcolt hem naar uwe wet. Maar de Joden, in plaats van op dit woord in te gaan, antwoorden hem, nu deemoedig: Het is ons niet geoorloofd iemand te doodm. Dit antwoord beslist over de wijze waarop Jezus gedood zal worden. Het zal niet zijn de theocra tische doodstraf die in de wet des Hoeren aan Israël was bevolen, maar de heidcnsche doodstraf, in dit goval de kruisiging. Johannes zegt, dat deze woordenwisseling aldus verliep opdat het woord van Jezus vervuld wierd, dat hij nog deze week had gesproken. Niet dat de Joden dit doel er mee hadden. Zij dachten aan Jezus' woord niet meer. Als ze er aan gei'.acht hadden, zouden ze zeker alles er op gezet hebben om zijn woord to logenstraffen. Maar zo hebbci. nu geen tijd voor bedachtzaam overleg. Zo zijn hier gekomen ont van Pilatus do bekrachtiging en uitvoering van Jezus' doodvonnis te verkrijgen. En dit moest zoo snel mogelijk in zijn werk gaan. Vandaar, dat ze het zoeken te forccoren zonder vorm van proces.' En als Pilatus daarop de zaak wil renvoyeeren ia ar het Joodsche oppergorccht, dan moet het hooge woord er wel uit: Het is ons niet geoorloofd iemand te dootlen. Dat ze dit antwoord geven moeten, geschiedt onder Gods bestel. Hij bestuurt ook de overleg gingen van deze zondige menschen zoo, dat ze medewerken tot de volvoering van zijn raad. Het „opdat" ligt hier niet hij de menschen, maar bij God. Een weinig eerder in dit verhaal wordt het woord „opdat" óók gebruikt voor hun eigen Het is een paar verzen te voren, waar staat: en zij gingen niet in het rechthuis, opdat zij niet ver ontreinigd zouden worden, maar opdat zij hot panelin eten mochten. Daar waren zij mee bozig. Danrom wildon zij aan Pilatus de uitvoering van het doodvonnis op dringen; maar zeiven wilden zij er buiten blijven. En toch zal hen dat niet gelukken. Eer dat Pilatus zijn vonnis geveld heeft, zullen zij roepen: zijn bloed kotne over ons cn over onze kinderen, Zoonis zij Gods oogmerken niet dcclcn, zoo doelt God de hunne niet. Daarom moeten zij huns on danks medewerken aan Gods doel, terwijl hun eigen bedoelingen worden verijdeld. Maar zoo moest het dan ook kennelijk geschie den in heel het lijden en sterven van Christus. Het moest voor ieder duidelijk zijn, dat de raad en wil van menschen hier niets had in te brengen, maar dat alleen dc raad en wille Gods in onze verlossing alles heslist. Zoo moest dun ook Jezus' woord vervuld wor den, dat hij gesprokén had beteekenende hoeda- nigen dood hij sterven zoude. Niet dat Jezus' woord hier Gods raad en wil opzij zet. Hoe zou dat kunnen bij hem, die alleen gekomen is om den wil des Vaders te doen en te volbrengen wat hein de Vader te doen heeft Neen, niet eigenwillig heeft Jezus gekozen wel ken dood hij sterven zou. Hij had geen keuze. Het was alles bepaald door den eisch van Gods gerecn- tigheid en dc waarachtigheid van zijn belofte nissen. Langs die lijn moet het loopen. En nu kent Jezus dien eisch der gerechtigheid. Het heeft voor hein geen verborgenheid. Zijn k-nnis is niet verduisterd. En zijn wil buigt niet noch ter rechter-, noch ter linkerhand van Jnn wi! des Vndeis af. En Jezus weet het: zooals hij het lijden in ge hoorzaamheid van don Vader heeft aanvaard, zoo zal het over hem komen. Dat was zijns zielswor- steling in Gethsemané, .zijn bede tot den Vader: Indien het mogelijk 1s, Iaat dozen drinkbeker van mij voorbijgaan. Want do Vader alleen heeft het in handen. Maar als hij dan ook opgestaan is van het ge bed, gaat hij met vasten gang dat lijden tegemoet. En bij eiken stap is liet voor Jezus duidelijk, dat zijn offer den Vader welgevallig is. Zoo moet het ook geweest zijn, toon Jezus do woordenwisseling tusschen Pilatus en het san hedrin opving. Voor Jezus zelf wns het terstond duidelijk, waar dit heen ging. En noen, voldoening kon hem niet geven, dat zijn woord vervuld werj. Want dit beteekende voor Jezus slechts verzwaring van zijn lijden. Maar dit was dan toch dn verzekering, die Jezus hierdoor ontving, dat zijn offer door den Vader werd aangenomen, dat do Vader zijn gehoorzaam heid niet afwees. Zoo was hij In de eenzaninhcid van zijn lijden toch niet alleen, maar was de Vader met hein, zooals hij tot zijn discipelen had gezegd. Dc Vader effent voor hem den weg der gehoorzaamheid tot den dood des kruises. Heeft Jozus gezegd, dat hij moet gekruisigd en gedood worden, en daartoe uan de heidenen moet worden overgeleverd, welnu de Vader beschikt, dat het zoo en niet anders kan en moet geschieden. Daarom is het .oo vast en zeker, dat Jezus' o'fa- rande straks vergolden wordt met zijn vorliooging aan des Vaders .achterband, waar hij ze allan tot Zich zal trekken. Christus en Johannes door Hélène Swarth Uit: „Opwaartsche Wegen" Hij hief den kelk, vol wijn als donker bloed, En aan zyn schouder, waar het de oogen sloot, Lag, blanke bloem beroosd van morgenrood, •Op aard gezegen als een hemelgroet, Het teeder aanschijn van Johannes. En leven, lijdensafgrond, liefdegloed In de oogen zag 'k van Hem die voor ons boet Hij hief den beker, die zijn bloed ons bood. In 't strengomlijnd en wasbleek aangezicht, Omlijst van haren als een wolk van smart, Die oogen voelde ik branden mij in 't hart, En weenend zeeg ik aan zyn voeten neer. O ware ik hem, die aan uw schouder ligt En weet: ..Ik min Ilem, lly bemint mij weer!" 39

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 11