■ar -l voor VROUWEN B.CONRADS&Co. GEBR HEUS' KOLENHANDEL „Dan is U wel de eenige mensch, die dat van zichzelf zegt." „Dat hoop ik niet Maar waarom zou het mij niet goed gaan?" „Nu ik kan me zoo indenken, dat het geluk U niet al te rijk gezegend heeft". „Neen, maar daarom kan het mij tocli heel goed gaan. Ik ben maar een stenotypistetje met een klein salaris. Ik heb dus een beroep, ik heb plich ten, ik kan mijn krachten ten nutte maken. Mijn vader is ook niet werk loos. En verdient hij ook weinig, wat wij samen verdienen is toch genoeg om zuinigjes, maar zonder zorgen rond te kunnen komen. We hebben een dak boven ons hoofd en doen alles, om het ons prettig en gezellig te maken. Dan gaat het ons toch heel goedl?" „Zeker, als U het coo beschouwt", gaf ik toe .„Maar ik reken „Rekent U liever niet", werd ik on derbroken. „Want als U rekent, vindt U namelijk dat ook bij ons schraal hans keukenmeester is, want wat wij samen verdienen reikt net voor het rllernoodigste. Maar er zijn er zoove- len, die dit allernoodigste nauwelijks hebben, en die door verschillende om standigheden ontevreden zijn gewor den met hun bestaan. Tegenover hen gaat het ons nog heel goed. Dolle spron gen kunnen we natuurlijk niet maken, maar w i e kan dat, nu?" „Ik benijd U en Uw ouders om deze bescheidenheid en om het groote „O, ik geef het recept heel graag gratis", was het leutige antwoord. „Dank U, ik zal er aan denken als ik weer eens ontevreden ben". En ik moet beschaamd erkennen, dat dit heel gauw gebeurde, en dat het jonge meisje mij een les had gegeven, die ik eigenlijk, met heel veel ande ren, die het ook zoo „slecht" gaat, zelf had kunnen vinden Gebruik Nederlandscb Fabrikaat Maar dan ook inderdaad... Nederlandsch I De heer W. M. Hartman, lid van de Vereeniging Nederlandsch Fabrikaat, schrijft ons: Dank zij de volhardende propagan da van de Vereeniging „Nederlandsch Fabrikaat" neemt de belangstelling yoor de voortbrengselen van ons eigen land merkbaar toe! De vreugde over dit gelukkige ver schijnsel wordt echter fieer getemperd door het misbruik, dat gmaakt wordt van de aanduiding „Nederlandsch Fa brikaat". Het blijkt dat een groot aantal, op extra winst beluste landgenooten, de juiste betiteling blijve in de pen!, zich niet ontziet om verschillende buiten- landsche producten in Nederlandsche verpakkingen te verkoopen, soms zelfs voorzien van opschriften als: „Steunt de Nederlandsohe Industrie!", en daar door de koopers in den waan brengén, dat zij Nederlandsch Fabrikaat koo- Zoo adverteerde zelfs een winkelier in Deventer deze week voor Haver mout, met de bijvoeging: Nederlandsch Fabrikaat Bij onderzoek bleek dat echter buitenlandsche havermout te zijn, door een firma in Amsterdam in een Nederlandsche verpakking in den handel gebracht! Er zijn, helaas! nog meer van daze voorbeelden! Hiertegen past een ernstig woord van waarschuwing. Het Nederland sche volk, eindelijk zijn onverschillig heid of onwetendheid afschuddend, heeft recht erop, Nederlandsch Fabri- gaat vragend, ook Nederlandsch Fa brikaat te ontvangen! Tot op het tijdstip dat in deze zaak op wettelijke wijze zal zijn voorzien, do Vereeniging Nederlandscb Fabri kaat en de belanghebbende fabrikan ten moeten daarop aansturen, moet het koopend publick zich wapenen te gen de hier aangeduide beunhazerij. En dat kan alleen als de kooper altijd cn uitsluitend naar artikelen vraagt, voorzien van (het merk „V.N.F.", het controlemerk van de Vereeniging Ne derlandsch Fabrikaat. Alleen artike len van dit merk vooniien, zijn ook in gevallen van twijfel als Nederlandsch Fabrikaat te aanvaarden. De Nederlandsche Pers, die al op ve lerlei zeer te waardeeren wijze de pro paganda voor „Nederlandsch Fabri kaat" steunde, zal goed doen op den hierboven aangeduiden misstand de aandaoht te vestigen. Hygieia Voor jonge moeders Heel vaak hooren we, dat jonge moe- _ders klagen over baby's eenkennigheid; dat het kind bang is voor nieuwe ge zichten en bitter huilt, als er een vreemde in de buurt komt. En toch is het meest eigen schuld. Vraag aan uw beuoekers, zoo min mo gelijk notitie van baby te nemen; neem het kind niet uit zijn slaap op, om hem aan de visite te laten zien. Een baby is geen pronkstuk, dat aan iedereen getoond moet worden. Het is een klein menschje, dat net zoo goed reaht heeft op een behoorlijken slaap als ieder volwassene. Is het een zenuwachtig kind, laat dan niet iedereen het „even dragen". Een vreemd gezicht boven de wieg kan een plotselingen schrik tengevolge heb ben, en wie zegt ons, dat het niet, veel later misschien, daarvan de schade lijke gevolgen zal ondervinden? Bedenk, dat een kind slechts lang zamerhand zijn omgeving leert ver kennen, en dat forceeren alleen nadee- lig kan zijn! Preeken buiten de Kerk De zonde der zelfverloochening Een Engelsche schrijfster gaf eens een boek uit dat zij „Sermons out of Church", „Preeken buiten de Kerk" noemde, en waarin zij onder meer een zeker soort van zelfopoffering aanroert, die naar twee kanten schadelijken in vloed uitoefent. Vooral vrouwen loopen hier gevaar. De mannen zijn, naar het gevoelen der schrijfster, wanhopig en ongeneeslijk zelfzuchtig. Maar zij is vriendelijk genoeg om er aan toe te voegen: Aan wie de schuld? Aan do vrouwen, antwoordt zij; door overdre ven goedheid, door de ,/ionde der zelf verloochening te plegen, makén zij de mannen zoo ontzettend egoïst. Vrou wen, zegt zij verder, zouden zelfs een engel bederven. Zij maken zich tot sla vinnen, en daardoor haar hecren en meesters tot tyrannen. In den aanvang is het heerlijk, sla vin te zijn: heerlijk voor haar die lief heeft, omdat de liefde dienen wil, heerlijk voor haar die zwak is, omdat te dienen en te weten dat men niets anders doet, van alle verantwoordelijk heid ontslaat Hij was haar God, en voor dezen God leefde zij slechts. Van menige vrouw kan dit verklaard wor den maar tot haar ongeluk! Het is geer vleiend voor den man, en zeer gemakkelijk voor de vrouw, maar in dien zij samen voor hooger leef den, in plaats Van de een voor den ander, ware het wel zoo goed. Het is mooi en goed, te beweren, dat de vrouwen de aangebedene en do mannen de aanbidders zijn; jawel, voor een paar jaren, maar aan het begin en aan het einde van het leven, ja het gansche leven door, met uitzon dering van den korten verlovingstijd, is het de taak van moeders, zusters, vrouwen, hen te aanbidden, hen te dienen, h u n te gehoorzamen. In zijn binnenste geeft iedere man dit toe en verkreukelt zich in de overtuiging, dat dit zoo blijven moet. Moet het dat werkelijk? Is de man de gehcele plicht van de vrouw? Laat het zoo zijn, dan is het dubbel belang rijk te weten hoe dié plicht vervuld moet worden. Indien door haar alge- heele maar blinde toewijding de vrouw van den man, de moeder van den knaap, de zuster van den broeder een egoïst maakt, kan cij toch niet zeggen, dat zijn geluk door haar werd bevor- De vrouwen delven, volgens deze schrijfster, veelal zei ven het graf van haar huiselijk geluk, en wel door te dulden hetgeen zij niet moesten dul den. De beste echtgenooten heeft zij zien voortkomen uit een familie, waar de moeder dezen regel had vastgesteld: de meisjes 't eerst Niet het eerst, wat de uitoefening van autoriteit, maar wat het ontvangen van égards betreft, die vruchten van een teederheid, die on eindig meer waard is dan de meest hartstochtelijke liefde. Daar werden de jongens opgevoed in de gewoonte, om hun zusters een ridderlijke oplettend heid te bewijzen, die zich dan vanzelf tot andere vrouwen uitstrekte. Zij groeiden op tot ware gentlemen, die juist daarom gentlemen waren. Zij had den de beschermende kracht van man nen, die het veracht, ooit anders dan tot bescherming kracht te zijn: de fiere gelijkheid van mannen, die open veniet in beminnelijke vormen liever heeft dan langs een zoet lijntje geleid te worden naar het punt dat de schijn baar onderworpene bereiken wil. Nu, wanneer vrouwen vaak mannen bederven door blinde toewijding en zelfopoffering, ook het omgekeerde grijpt plaats. Mannen offeren zich noo deloos op voor zenuwachtige, luimige, zelfzuchtige vrouwen, wier oppermach tig ja of neen vaak over. al hun han delingen beslist. Indien deze mannen wisten hoe men achter hun rug over hen spreekt. Arme man, wat heeft hij voor een vrouw! zoo heet het dan. Maar, in dit medelijden ligt minach ting. En deze minachting is niet ge heel onverdiend. Waarom was hij dwaas genoeg zijn eigen oordeel prijs te geven? Waarom heeft hij aan de nukken van een vrouw toegestaan het beslissende woord te spreken in aan gelegenheden, die zij niet beoorde'elen kon? Waarom heeft hij haar toegela ten, hem in den weg te staan? Tijdig verzet is dikwijls een voor waarde van levensgeluk! Arme Elviere Schels uit de Evangelisatie kinderklas te Mechelen De heer B. ter Haar, Evangelist der Geref. Kerken te Antwerpen en Mechelen schrijft ons: Blauwe rookwolken. 't Staminé is vol volk. 't Lawaai kon niet grooter. De vreugde was door 't bier nog ver- Toen was 't moeders tijd. Vader kreeg een wenk: „Allé toe nou" en zijn beverige halfdronken stem riep door de kroeg: „Allé El viere, ga-de ga-es zingen"; toen lui der „Elviere zal zingen, allé stil zulle!" 't Slaat in, 't wordt werkelijk stiller. De halfdronken mannen en vrouwen ze kijken. Waar is Elviere? 'n Paar kinderen door de ouders al dadelijk „zat" gevoerd, dan heb ben ze er zoo geen last meer van schrikken wakker, beduusd, draaien zich om en zakken weer in slaap. Maar wie is Elviere? Waar zit ge? en wat doet ze toch? Klein, ineengedoken, onooglijk ding had ze zitten drinken met kleine slok jes genietend uit haar bierpot, in af wachting van het oogenblik, ze wist dddrom kreeg ze zooveel pintcke's om vroolijk te worden, dan durfde ze beter zingen. De roode werkmansgezichten ver- toonen een grijns. Ja zingen, een schoén lieke zulle! De merkwaardige, keurig gekapte vrouwenhoofden knik ken goedkeurend of naijverig, achter hun bierpotten. „Allé Elviere", klinkt het ,/iing eens, toe allé, vooruit meiskc!" Ze staat, kleiner lijkend nu, schraal twaalfjarige ding, met haar grauw bleeke kleur en loenschende oogen. „Allé stil" gebiedt vader, in span ning over haar succes. Dan (o bittere ironie) klinkt het schril: „k Ben hier een vreedeling Op reis naar hui... uis Deez' aard is een woestijn Hie... er ben *k niet thuis. Vrees is aan alle kant, 'k Word daaglijks aangerand, Boven is 't vaderland Da... ar ben ik thuis. Bravo, da's goe zulle, pog één, nog 't Rumoer klinkt weer op. Bier, nog één, doe z' eens vol. De glazen worden gevuld. „Allé Elviere, nog één!" „Schoén partang, schoén1* prevelt een halfdronken oude vrouw. „Nog ien, nog ien!" Elviere (sluw): „Ik kan niet meer, mijne keel is veel te droog!" 'n Bierpot wordt toegestoken. „Allé, drinkt ne keer." Ze drinkt, drinkt nog meer, één, twee pinten. Ze wordt vroolijk en spraakzaam. ,,'k Leer 't in de kinderklas in T kerkske op de vest", verklaart ze. „Don derdagsnamiddags. En elke week lee- ren we-een nieuwe", pocht ze verder, blij om zooveel belangstelling, „Allé maske, zing dan nog maar eens ien!" Voldaan over 't onverwachte succes bepeinst ze... Ach, ja nu was ze er. ,,'k Weet er nog een schoén, luistert De stemming wordt nog vroolijker, „nog een een lieke" blijft men vragen. „Ja, dat pingen", da's een goei. Wekt het wellicht oude, halfvergeten herin neringen op? Och, wel nee, oude her inneringen moeten liever niet opge wekt worden. Ze roepen om bier, meer bier. En als Elviere dan haar loenschende oogen draaiend, om toch maar reaht te kunnen zien, begint: „Waarheen pelgrim, Waarheen gaat gij?..." dan prevelt daar een stem aan den anderen kant: 't Is sjuust 'n mis." Moeder gaat met een buske rond, telt na; knikt voldaan. Elviere krijgt haar deel, met de be lofte: Zondag naar de cinema. En Donderdagmiddag zit ze daar weer, met haar koud-onverschillig ge zicht, te luisteren naar het „Laa.t de kinderen tot mij komen, want voor dezulke is het koninkrijk der Heme len". Och, Elviere, kleine arme sukkelaar Is dit het resultaat van ons werk? Som misschien. Maar vaak zien we 't ook anders, doch daarover later eens. Handige maniertjes Meermalen wordt ons de vraag ge steld, hoe het toch komt, dat wild- of zeemlederen handschoenen, indien zij gewasschen en droog zijn, zóó hard aanvoelen, dat men ze gewoonweg niet aan kan krijgen. De behandeling, op de goede behan deling, daar komt het slechts aan. We maken een lauw sopje van zeep vlokken met een paad ruppels slaolie en laten de handschoenen hierin een uurtje weeken, daarna wordt *n nieuw sopje eveneens met een paar druppels slaolie gemaakt en au trekken wij de handschoenen aan en maken dezelfde beweging als bij handen wassdhen, waardoor de handschoenen geheel schoon worden; een schuiertje mogen we er echter niet bij gebruiken, Zijn de handschoenen schoon, dan nemen wij een badhanddoek en vegen hieraan onze „bchandsohoende" han den af, zoodat het overtollige water er wat uitgaat, spoelen niet na, blazen ze op en leggen ze op een doek te drogen. Indien zij bijna droog zijn, trekken wij de handschoenen aan, hetgeen dan heel gemakkelijk gaat en laten ze daarna geheel drogen, 4 VRIJDAG 17 MAART 1933 Bijblad van de Nieuwe Leidsche Courant Verschijnt des Vrijdags Bureau Breeslraat 123 Leiden Tel. 2710 Postbox 20 Postgiro 58936 Rotterdam -Groote Markt - Filiaal 's-Gravendijkwal 13 0 DAMES HANDWERKEN GETEEKENDE KLEEDEN ONTBIJTLAKENS VINGERDOEKJES Tusschen avond en morgen 't. zeven uur, de wekker ratelt nijdig. Heeft een wekker wel óóit een vriendelijke stem? Wreed en meedoo- genloos slaat hij in het donkere leven, dat ons omvangen houdt, verscheurt droomen, die fijn als een spinneweb zijn, en van welks laatste draden wij ons ontwakend nauwelijks kunnen bevrijden. Door het venster kijkt een nieuwe, totaal onbekende dag naar buiten, waarmede wij ons niet zoo vlug be vriend maken kunnen Wat, nu al weer dagen we zijn zooeven toch pas ingeslapen! Als een zwarte ruimte, als een onpeilbale af grond grijnst de nacht tusschen het gisteren en het heden, ons tegen. En we weten niet over welke brug we zijn gekomen, om aan den anderen kant te geraken. Er is een deel van de wereld, een deel van ons leven, dat we niet ken nen, en dat zijn de nachtenWaar om zouden we dan niet eens probee- ren, om straks, als het Voorjaar is, ook dat deel te leeren kennen? Wat gebeurt er buiten, in de natuur, als de laatste menschen cijn ingesla pen en de eerste dagdieren nog niet zijn ontwaakt? Kent de natuur een heel diepen, rustigen slaap? Eén nachtje moesten wij er eens aan op offeren, om als de dag met alle leven en beweging verzonken is, ook eens een nachtelijk wezen te wórden. Halftwee in den nacht is het misschien zitten we ergens stil op een terras, misschien ook gaan we lang zaam door de geurende, koele nacht lucht. Rondom ons schijnt alles te Slapen. Er branden nog maar weinig liohtjes in do stad, en in de natuur beweegt zich niets, is alles bladstil. Alleen een paar katten en een slape rige uil maken zich bemerkbaar. Plotseling hooren we in de kruin van een boom een heel zacht getjilp. Droomt daar hoog boven ons een vo geltje en spreekt het, in zijn slaap? Het schijnt niet zoo, want langzamer hand worden meer van die teere ge luidjes hoorbaar. Het worden er hoe langer hoe meer. Het geluid wordt sterker. Ze schijnen elkaar te wek ken! Het zijn de vinken, de heel vroeg opstaanders onder de vogels. Het wordt twee uur, halfdrie en ein delijk vier uur. De oostelijke 'horigon is al iets lich ter geworden, en overgiet den hemel met een sprookjesachtig, haast onwer kelijk licht, waarvan we de bron meer kunnen vermoeden dan zien. Het vo gelkoor is sterker geworden, ja alle soorten zijn nu wakker, en ze maken een leven van je welste! Een zacht windje veegt door struiken en boomen cn schudt zoo'n beetje aan de takjes, op een manier alsof het ze wek ken wiL De westelijke hemel ziet er nog steeds blauw-donkcr uit, maar in het oosten verbleeken de sterren al in het overwinnende 'Jicht. Er heerscht nu schemeringeen too- verachtig licht, en in niets lijkt deze toestand op de avondschemering. Ligt bet misschien daaraan, dat we het zoo zelden zien? Ze schijnt on3 veel indrukwekkender en van oneindig grooter bekoring dan haar avondzus- ter. Ze schijnt de geboorte van het licht eelf te zijn. Reeds gaat het naar vijf uur en in de boomen, in het riet en zelfs in de tuinen, wordt het steeds levendiger. Van den eenen boomtop naar den anderen roepen de vogels elkaar toe, altijd hetzelfde lied, als verheugden zij zich op den nieuwen dag, die in aantocht is. De tortelduiven murmelen nog wat bij het ontwaken, koeren nog slaperig elkaar toe; het klinkt als een laatste liefkozing. Dan plotseling, als het laatste stukje donker aan den westelijken hemel is weggesmolten en de boom toppen in een zee van zonnegoud wor den gezet, klinkt uit het kippenhok de strijdlustige roep van den haan! Heeft de zon slechts op dit sein ge wacht? Daar begint ze al den horizon te beklimmen en alles wat ge op haar weg ontmoet hult ze in een gulden warmte. Maar de natuur is zoo goed als alleen met haar. De menschen liggen nog in hun bed, en slechts de heel enkelen, die met den nacht zijn ver trouwd geworden, door beroep of door ziekte, zijn mede-getuige van de ge boorte van den nieuwen dag. Een uur later ,als de musschen op de daken al de grootste herrie maken, loopen in de slaapkamers de eerste wekkers af. Als de menschen toch maar wat betere ooren hadden, dan zouden ze die ruwe, fantasielooze alarmklokken niet meer noodig iheb ben, om wakker te worden. Want dan zouden zij zich, tusschen twee en ces uur, op elk gewenscht oogenblik kun nen laten wekken door de vogels. Zouden die dat niet veel beter en mooier doen? Kinderen en Zorgen Moeten zij er in deelen? Als de kinderjaren voorbij zijn, dan leert men eerst inzien welk een ge lukkige tijd de jeugd geweest is, ook ai heeft elke leeftijd zijn eigen scha duwen, en is de „onbezorgde" jeugd eertijds wel eens wat te veel geïdeali seerd. Maar een zorgelooze jeugd is een heerlijkheid, mits die zorge loosheid niet te ver gedreven wordt. En dat is vaak de fout van ouders, die allen levensdrulc van hun kinderen wenschen verwijderd te houden. Want dan groeit het kind zoo gemakkelijk op tot een mensch, die niet op de woe lingen en moeiten van het volwassen menschen leven is voorbereid, en die daarom aan deze niet zelfstandig het hoofd zal kunnen bieden. Wie zich de vraag stellen, of zij hun kinderen wel of niet onkundig moe ten laten van de zorgen, die er in het huishouden omgaan, moeten begrij pen, dat men deze kwestie van twee kanten kan belichten. Zoowel het on kundig als het kundig houden hebben, als men daarin overdrijft, hun nadee- ie», Oud<?rs, die vóór alles doordrongen zijn van den wensch om aan hun kin deren een gelukkige jeugd te geven, zullen trachten aan deze zooveel mo gelijk het ware en goede te laten zien. De levenszorgen houden vader en moeder voor zichzelf. De kinderen be hoeven het bestaan daarvan niet te beseffen. In theorie zit daarin zeker veel goeds. Het is beter de kinderen te wijzen op het goede, dan op het kwade van deze wereld. Doch in de practijk zal het zeer ten nadeele van de toe komst der kinderen zelf komen. Als cij niet van nature begiftigd zijn met een ruimte dosis practischen zin, zul len ze later vrijwel hulpeloos aan de moeilijkheden der maatschappij wor den overgeleverd. Deze beschouwing is niet overdreven. Ieder kent wel van zulke gevallen dat kinderen, doordat hun ouders alle zorgen van hen verre hielden, totaal onpractisch tegenover het leven kwamen te staan. Zij heb ben er dan geen besef van, wat er in de wereld te koop is, en als zij dit dan te weten komen is het meestal op de minder gewenschte manier van „door schade en schande". Als de omstan digheden hen plotseling in een ongun stige positie brengen weten zij niet energiek op te treden en moedig den tegenslag te dragen. Zij hebben niet geleerd tegen den stroom op te roeien, eerst bittere ervaringen zullen hen dit bijbrengen. Zij kennen de waarde van het geld niet omdat hun ouders hen nooit van geldkwesties, die zoo hinderlijk kunnen zijn, op de hoogte brachten, en tenslotte zullen ne door dit alles zoowel zichzelf als bun fa milie benadeelen. Een mensch, die als kind niets heeft geleerd van de ijzeren noodzaak van het leven, bezit mogelijk de heerlijke herinnering aan een zonnige jeugd, doch voor hem zal de toekomst des te moeilijker blijken! Daartegenover staat dan het tweede geval, waarbij de kinderen wèl door hun ouders op de hoogte gebracht wor- DE MAANDAGSCHE SCHRIK der huisvrouw kan vermeden worden door aanvrage onzer speciale tarieven voor de GEZINSWASCH. N.V, Stoom Wasch- en Strijkinrichling vh. J. J. DE LANGE, Overschie Tel. 42880 SPECIAAL' Dames geeft Uw liefste toch liever een BETERE SIGAAR voor Uw geld. Uw meest gesorteerd adres daarvoor is Sigarenmagazijn A. BERTRAM St. Andriesstr. 58, ROTTERDAM TELEF. 53257 Gez. AALDERS PROVENIERSSTRAAT 54 ROTTERDAM RUIME SORTEERING BREI-, HAAK- en WEEFWOL Katoen, Frotté Zijde, Frotté Wol, en indanthren geverfde Katoen DAMES! Laat Uw wasch door ons vak kundig behandelen. Helderder wasch- goed en minder slijtage.Vraapt speciaal onze K G.-tarieven. Aanbevelend, J. WESSELING Stoom Wasch- en Strijkinrichting „ZONNEROGS" Linkerrottekade 24 Hiilegersberq. VoorL Telefoon 53592 Ook het adres voor Uw Fijn Goed Alléén ANTHRACIET van: Sedert 1897 JOH. HEUS R. Rottekade 135, Telef. 42002 ROTTERDAM KOOS LUIJKENAAR GEEFT LES in: Orgel- en Pianospel Billijke '•ondities - Prima refer. Burgemeester Meineszplein 11 Telefoon 36440 ROTTERDAM Wringmachines met 5 jaar garantie! BICIJCLE 15.75 en 16.80 VICTORY, tevens mangel 17.50 ACME, idem idem 25.00 Reclame: Wringers op kogels 11.50 Reclame: Wringerbokken zware 1.90 Reclame: Gegalv. Teil, 65 c.m. 1.08 bij J. VAN DER TOORN Co. R'dam, Mathenesserweg 77/79, tel 33628 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 11