lirüffltttti Kleu-ter-krant-je r NIEUWE LEIDSCHE COURANT gs? Voor knutselaars 'n Windwijzer Dit is nu eens een bijzonder leuk werkstukje voor de ouderen, die 'n beetje met schaaf en beitel overweg kunnen. We beginnen met het vervaardigen van twee blokjes, gelijk de figuren 1 en 2 laten zien. Schrijf op deze blokjes af <*ooals aangegeven bij A, B, d cn D. Steek met de beitel langs de afgeschreven lijnen. Je krijgt dan bladen als bij 'n schroef van een vliegmachien. Boor in het midden een gat voor het asje. Beves tig het roer aan het andere einde. Het geheel wordt draaibaar gemonteerd op 'n langen staak en dien staak plaats je op een vrij plekje in den tuin, of waar dan ook. Je buigt een pijl om do richting Noord-Zuid aan te geven; het beste ge bruik je daartoe 'n stukje ijzerdraad. Op het einde van den pijl kun je de beide letters N. Z. buigen. Den pijl stel je volgens 'n, kompas cn anders kijk je maar eens. waar om twaalf uur het zonnetje staat. Letterraadsel Het geheel stelt voor het „jaartal" 1521 uit do geschiedenis van Karei V cn Luther. X 1 X 2 X 3 X 4 X 5 X C X 7 X 8 X 9 X 10 X 11 X 12 X 13 X 14 1 Komt als afkorting voor op vele thermo meters. 2 Opening in het ijs gemaakt. 3 Zoo roept men de jongens aan, die kranten verkoopen op de stations. 4 Lus van touwwerk of leder, waarmee men wel dieren vangt. 5 Twee verzamelingen van de goden- cn hel* densagen der oude IJslanders. 6 Stoffen, gekenmerkt door eigenaardigen glans cn ondoorzichtigheid. Wordt ook wel van een holder-» stem gezegd. 7 Zekere adellijke titel. 8 Toestel dat dient om uit een of andere ruim te de lucht te verwijderen. 0 Luchtstecn, luchtverschijnsel. 10 Stiller worden, minder winderig zijn. 11 Baljuw van Sallant, Muiden enz. 12 Spoedig, gauw. 13 Een noderncr woord voor Grootje 14 Teeken in de muziek voor allecnzang. Oplossing van het letterraadsel in het vorige nummer L Kilo(grom), de ,Jt"; 2. ben; 3. enz.; 4. wonde; 5. gerecht; 0. houtmijten; 7. verdelgen; 8. vaardig; 0. zilte; 10. das; 11. ons, 12. D. „Kcnnernerland", luidde het woord. Nul fou-ten door Adri van Witzenburg Het heeft ge-sneeuwd. De stra-ten zijn hee-le-maal wit ge-wor-den. Op de da-ken van de hui-zen ligt de sneeuw ook. Dat is een mooi ge-zicht. Maar het is koud. Mies bib-bert in haar dik-ke jek-ker. Wat heeft Mies een haast, waar zou ze naar toe moe-ten? In haar ee-ne hand houdt ze een pak-je. Wat zou daar in zit-ten? Haar voet-jes zak-ken in de sneeuw, die zul len wel koud wor-den. Toch loopt ze dap-per door. Ein-de-lyk staat Mies voor een mooi groot huis. Wie zou daar wo-nen? Ze kan niet by de bel. Maar Mies weet wat an-ders, ze klep-pert met de brie-ven-bus. De deur gaat o-pen. Een ou-dë grij-ze da-me staat in de gang. „Dag O-ma", zegt Mies. „Dag kind-je, kom maar gauw bin-nen." Mies gaat naar bin-nen, in de war-me ka-mer. „O, wat ben je koud", zegt O-ma. „Doe je man-tel-tje maar e-ven uit." O-ma helpt Mies om haar jek-ker uit te doen. „Ze-ker nat-te voet-jes ook", vraagt ze. „Ja, O-ma." „Dan de schoen-tjes ook maar uit." Mies kruipt in een groo-te stoel bij de ka-chel. O-ma gaat te-gen-o-ver haar zit-ten. Mies glun-dert van ple-zier. Ze moet O-ma im-mers een groot ver-haal doen. „Wat zit er toch in dat pak-je?" vraagt O-ma. „Dat mag O-ma zelf kij-Ken", zegt Mies. Ze geeft het pak-je o-ver. O-ma maakt het o-pen. Een hee-Ie mooi-e aan-zicht-kaart komt er uit. „Voor O-ma", zegt Mies. „Hoe kom je daar nu aan?" vraagt O-ma. Mies krijgt nog veel meer ple-zier. „Van de school-juf-frouw ge-had", zegt ze. „En waarom?" „Om-dat ik tien maal nul fou-ten heb ge had." „Ben jij zoo knap op school Mies?" „Ja, O-ma." „En mag ik die kaart nu hou-den?" „Ja, die is voor O-ma", zegt Mies. Kleurplaat „Nou Mies, dank je wel hoor. Ik zal haar in een lyst-je zet-ten." Nou is Mies hee-le-maal ge-luk-kig. Het is weer gaan sneeu-wen. De wit-te vlok-jes blij-ven lig-gen op Mies muts-je. Op haar blau-we jek-ker. Ze merkt het niet. Op de stoep-jes loopt ze. Naar huis, naar Moe-der. Nu heeft Mies geen pak-je meer in haar hand-je, maar wel een groo-te si-naas-ap-pel. Van O-ma ge-kre-gen voor de kaart. „Gauw", denkt Mies, „gauw naar huis." Aan Moe-der zeg-gen dat O-ma de kaart in een lijst-je zet. De kaart van de nul fou-ten. Dap-per loopt ze door de sneeuw. Een klein wit meis-je, in de groo-te wit-te we-reld. Heer Schrijfmans Daar heb je mijn ge-zicht. Een klei-ne 1, dat is mijn bef, Myn buik (dat 's van ge-wicht!) Is maar een dood-ge-wo-ne haak, Al-leen hy staat wat scheef. Mijn pan-ta-lcn: een lyn of twee. Nu raak ik al op dreef! Een krom-me haal: mijn ach-ter-hoofd, Een streep: myn zak is klaar. Een groo-te streep: dat is myn rug, Myn arm: twee hoe-ken. Daar! Mijn oor kan weer een kom-ma zijn, Een drie-hoek dat 's myn schoen. Ik ben heer Schrijf-mans, als-je-blieft! Een heer van goed fat-soen!*) of: Pro-beer 't eens na te doen! '48 tl 8 gg£plflMS *3 glfssrusa Is'ülji gg-fM. g«s silfs-» li ïM Hf j I-? >i 1J ZATERDAG 11 FEBRUARI No. 6 JAARGANG 1933 ONDAGSBLAD behoorende bij Tegelijk duisternis en licht En zll kwam tus: Eyyptonaren cn tua Isrnttl; en de wolk cn verlichtte den na ichen het leger ras tegelijk duist odus 14 20. De Ilecre zelf heeft Israël uit Egypte geleid. Hot was niet Mozcs' werk cn ook niet de wil van het volk, maar de machtdaad van Israels God. Daarom heeft de Heere zich aan het hoofd van liet uittrekkende volk gesteld. De Heere toog voor hun aangezicht des daags in eene wolkkolom, dat Hij hen op den weg leidde, en des nachts in eene vuurkolom, dat Hij hun lichtte, om voort te gaan dag en nacht, zoo wordt in Exodus 13 21 verhaald. Een wolk van bijzondoren vorm, die deed den ken aan een reusachtige zuil. Des daags ging deze wolk voor hen uit en des nachts gaf ze een helder licht af. Een wonderlijk, niet uit natuurkundige gegevens te verklaren verschijnsel. Wel kan uit een onweera wolk telkens het felle bliksemlicht flikkeren. Maar een wolk die 's nachts schijnsel van zich geeft is geen bekend natuurvcrscnijnscl. Dc_cenigo verklaring hiervoor is dan ook die, welke de Schrift zelve geeft; dat de Ilecre in die wolk was. Of, zooals Hij in Exodus 14 19 ge noemd wordt, de Engel Gods. Engel, te schrijven met een hoofdletter, want we hebben hier niet te doen met een schepsel, maar met God-zelf. Deze Engel Gods was de eeuwige Zone Gods, die reeds in den tijd der patriarchen was ver schenen. Langen tijd daarna was Hij schuil ge bleven, al de eeuwen van Israels wonen in Egypte. Maar eerst aan Mozcs bij den berg Sinnï in het midden van den braambosch, en thans in dc wolk en vuurkolom was Ilij weer gekomen. T-T'i Is de Verlosser van zijn volk. Zoo openliaart Hi, ii eeuwen te voren, die in de volheid des tijds onder de menschcn zal komen wonen, die ons van de heerschappij des duivels verlost cn de wer ken des duivels zal verbreken. De overste leidsman cn voloLnder des geloofs. die al de zijnen uit hst diensthuis der zonde uitleidt en zo voert naar het ware Kanaün. Zoo Is de Christus zelf hier bij zijn volk om het te leiden. Toch niet alleen om Ie leiden, ook hoe kan liet anders? om to beschermen. De Heere had zijn volk eerst noordwaarts geleid, maar daarna aan Mozcs last gegeven hen zuid waarts te doen trekken. Dit bracht Farao op de gedachte, dat Israël verdwaald was. Toen had hij er spijt van, dat hij het volk had laten trekken. Maar het was nog te herstellen. Aanstonds zond hij nun een legertje achterna, dat hen spoedig achterhaalde. Nu raakt Israël in de benauwdheid. Want ter rechterzijde hebben ze het gebergte, dat zich uit strekt tot aan de zee, links en vóór hen is de zee. Zoo worden ze dooi dc Egyptcna'ars als t ware in een zak gejaagd. En nis ze dan roepen tot den Heere, dan beveelt de Heere Mozcs het volk te doen voorttrekken en met zijn staf de zee te klieven dat ze droog worde. En de Ileere, de Engel Gods, stelt zich bescher mend tusschen zijn volk en hun vervolgers. Weer is de wolk- en vuurkolom hier tegelijk middel ter openbaring van zijn tegenwoordigheid cn middel ter redding. Want met den Engel Gods gaat ook de wolk van vóór het volk Israël naar achter hen. En dan doet zich opnieuw een wonderlijk ver schijnsel voor. Die/A»!fde wolk is tegelijk duisternis cn licht. Over liet Egyptische leger verspreidt hij dikke duisternis; de avond valt vroegtijdig in, en het wordt zóó donker dat ze niet verder kunnen. Maar diezelfde wolk is licht voor de kinderen Israels. Dc nacht wordt hun in een dag veranderd. Zoo kunnen zo zien gci-eed maken tot do door tocht door de zee. Want nu strekt Mozcs zijn staf uit. En de Heere doet een sterken Oostenwind uitgaan, wuaixloor op wonderbare wijze het water wordt opgejaagd, zoo dat er een weg ontstaat tusschen de opgezweepte wateren waar Israël doorheen kan gaan, aldoor in den rug gedekt door de wolk, die voor de Egyptcnaivn duisternis blijft. Zoo wordt hier voortgezet, wat bij de plagen over Fai'ao cn zijn volk i-eeds begonnen was, toen bij de vierde plaag de Ileere had gezegd: Ik zal een vei'lossing zetten tusschen mijn volk en uw volk (Exodus 8 23). Voor zijn volk is do Heere enkel vei'lossing, voor hun vijanden enkel verstoring. Zeg niet, dat deze voorstelling Gode onwaardig is. Beschuldig niet in uw binnenste den Ilecre, die zich aldus doet kennen, van partijdigheid. Meen niet, dat Hij verheven behoorde te zijn boven de vecten, die menschcn en volken met elkanr hebben. Want het ging hier waarlijk niet om een na tionaliteitsverschil. Dc Ilcei'e zelf is hier de inzet van den twist. Hij heeft een rechtmatige eisch op Israël; het is zijn volk. En Hij cischt, dat Farao dit volk als des Hoeren eigendom zal vi'ijlatcn om hun God te dienen. Dat Fai-ao dit niet wil en tot het einde toe den eisch des Heercn tegenstaat, woi'dt de oorzagk van zijn ondergang Dc strijd is dus niet tusschen Israël cn de Egyp- tonaren, maar tusschen den Heere cn Farao als koning van Egypte. En Israël is in dozen strijd het bezit waarover de strijd gaat. Israël had ook voor zijn eigen vrijheid ais voile des Heeren moeten strijden. Maar dit heeft liet niet gedaan. Indien dc Egyptenarcn hen niet zoo hard verdrukt hadden, zouden zij gaarne in Egypte gebleven zijn. En zo zouden eenvoudig in het Egyp tische volk zijn versmolten. liet is de Ilcei'e. die dit heeft belet. Want Hij wilde dit volk in dc wereld hebltcn als toonbeeld èn getuige van zijn genade. Daarom legt Hij over dit volk de glans vnn zijn goedertierenheid en het licht van zijn reddende genade. De vijanden des Heercn hebben dit gezien. Maar in plaats van voor Hem te vrcczen cn zich tot Ilem te bckeeren, hebben ze Hem togen gestaan cn zich in het oordeel gestort. Zoo gaat het door alle ecuwen heen. In later eeuw is de ark des verbonds het tee ken van des Heeren "*genwoordighcid onder Israël. Maar als cio ark in der Filistijnen land wordt gebracht, komt or verwoesting over dit volk en hun afgoden. En als in dc volheid des tijds dc Zone Gods in liet vleesch gekomen is, dan looft 'n Simeon zijn Heere over het zien van zijn zaligheid, maar hij profeteert ook: Zie, deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israël en tot oen teeken dat wedersproken zal worden (Lucas 2 34). Zelf betuigt hij: Ik ben tot een oordcel in de Banden Zondagsblad Vanaf heden zijn banden voor het Zondagsblad te bestellen. Prijs voor jaargang 1932 - 65 cents Op te geven aan de Administratie wereld gekomen ojxlat degenen, die niet zien, zien mogen.en die zien blind worden (Joh. 9 39). En zijn -rpostel zegt van hem, met een beroep op het Oude Testament: De steen dien de bouw lieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks en een steen des aanstoots en een rots der ergernis (1 Petrus 2:7). En Paulus zegt, dat hij door zijn prediking van Christus zoowel dengenen, die verloren gaan, een rouke des doods ten doode. als dengenen, die zalig worden, een reukc des levens ten leven is (2 Cor» 2 15 v.). Nu is het volkomen waar, dat Gods verkiezende genade hiei alles beslist. En deze verkiezende go- nade Gods wordt niet bepaald door iets in u, dat buiten 1-Iem om tot stand zou zijn gekomen. Dit leert Israëls verkiezing tot des Heercn volk dui delijk. Maar het is ook duidelijk, dat de Heere goeder tieren is. Het is overtuigend gebleken in heel het pleit togen Farao en zijn volk, dat Hij niet haas tig is om te verderven. Als ten slotte de Egyptcnaren in duisternis ondergaan, dan onthoudt do Ilecre hun wat zij moedwillig ver-smaad hebben, cn kunnen zij zich niet over den Heere beklagen. Het oordeel zou rechtvaardig geweest zijn als het «Heen om hua valsch en bedriegclijk gedrag over hen was ge bracht. En deze troost blijft er ten slotte over: indien dc Heere voor dit volk Israël, da* zoo ongcloovig was, ten licht is geweest, hoeveel te meer dan u, zoo gij uit uw duisternis tot Hem om licht cn redding smeekt! Rust in God Hiëronimus van Alphen of P. L. v. d. Kasteele Rust, myn ziel! uw God is Koning, Heel de wereld Zyn gebied. Alles wisselt op Zijn wenken, Maar Hij zelf verandert niet. Ieder woelt hier om verand'ring En betreurt ze dag aan dag, Hunkert naar hetgeen hij zien zal, Wenscht terug 't geen hy eens zag. Rust, mijn ziel! uw God is Koning: Wees tevreden met uw lot; Zie, hoe alles hier verandert, En verlang alleen naar God. 41

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 11