:LD mciRDCMUUi
Gulliver's resz
POEPTEN
NEP!ËP©E
De literaire nalatenschap van den Brit Jo
nathan S w i f t, in de dagen van den Stad
houder-Koning Willem III een gevreesd po
liticus en satirisch schrijver, heeft in om
land cn onzen tijd niet dc bekendheid, wel
ke haar ongetwijfeld' toekomt.
Zijn oeuvre is een wereld in caricatuur. en
het is daarom levendig te betreuren, dat
wat in Nederland in ruimen kring van dit
werk bekend is, feitelijk niet anders is te
noemen dan slechts opnieuw een caricatuur
van een caricatuur. Wij doelen hier speciaal
op Gullivers Reizen, dat in ons land, vooi
IX-A,
Jonathan Swift (1667lliöj
zoover wij hebben kunnen nagaan, het al
leen maar tot een gedeeltelijke, en dan noa
vopr kinderen geadopteerde vertaling heeft
kunnen brengen, namelijk het zoo populair
geworden verhaal van Gulliver bij de Lili-
putters".
Gulliver, een soortgelijke figuur als de
zeevaarder Robinson Crusoe uit Daniel
Defoe's onsterfelijk boek, of als S i n d b a d
dc Zeeman, welbekend uit de Arabische
„Duizend en Eén Naoht", maakte echter, in
Swift's oorspronkelijke onverminkte werk,
nog heel wat meer reizen dan enkel naar
Liliput, het land van dat bijzondere soort
van „kleine luyden", hetwelk ons als kin
deren 'Zulk een plezier heelt bezorgd.
Nadat onze onvermoeide reiziger uit dit
eigenaardige miniatuurstaatje op een avon
tuurlijke manier was ontsnapt, bracht een
volgende zeereis hem naar B r o b d i n g-
n a g, het rijk binnen welks gebied het ko
ren veertig voet hoog werd, en waar de
raenschen, ware Enakskinderen, dc afmetin
gen hadden van flinke kerktorens. Overbo
dig te zeggen, dat al het overige er nave
nant was!
Uit de vele wonderlijke lotgevallen, die
Gulliver, onder den bijnaam Grildrig, in
dit land Brobdingnag beleefde, geven
wij hier allereerst zijn ontmoeting met de
drie geleerden, door den Koning der Reuzen
ontboden, teneinde de identiteit van dit be
lachelijke wezentje
vast te stellen.
Swift neemt in deze
passage een loopje
•net zeker soort van
arrogante geleerd
heid, welke meent
alles verstandelijk te
kunnen verklaren,
en die de wijsheid
Gods in de schepping
en in de besturing
der wereld als het
ware voor den rech
terstoel daagt van
een overschat intel
lect.
„Deze hecren" zoo
ongeveer vertelt Gul
liver het in zijn reis
verhaal, waren, na
dat zij mijn voorko
men eenigen tijd met
.veel nauwkeurigheid
hadden onderzocht,
omtrent inij van
velschillende meening.
er allen over eem
volgens de gewone natuurwetten kon zijn
voortgebracht, omdat ik niet was toegerust
•met het vermogen om mijn leven te be
schermen, hetzij door vlugheid, door in de
lioomen te klimmen, of door holen tc gra
ven in de aarde. Aan mijn tanden, die zij
met groote oplettendheid bekeken, ontdek
ten zij, dat ik een vleeschetend dier was.
Maar daar de meeste viervoetige dieren mij
de baas moesten zijn, en veldmuizen en en
kele andere mij te vlug af waren, konden
zij zich niet voorstellen, hoe ik in staat zou
kunnen wezen mij in 't leven te houden, ten
zij dat i'k me voedde met slakken en andere
insecten, hetgeen ik zij boden aan dit
met vele geleerde argumenten tc bewijzen
onmogelijk kon doen. Een dezer virtuo
zen scheen te denken dat ik een onvoldra
gen creatuur was. Maar deze meening werd
door de beide anderen verworpen, die daar
tegen in brachten dat mijn leden goed ge
vormd en volwassen waren, en dat ik ver
scheiden jaren reeds geleefd had, wat vol
doende bleek uit mijn baard, waarvan zij
de stoppels duidelijk onderscheidden door
een vergrootglas. Zij wilden niet toegeven
dat ik een dwerg zou zijn, omdat mijn klein
heid buiten vergelijking, was. Want de
dwerg van de Koningin, de kleinste dien
men ooit in dat koninkrijk gekend had, was
bijna»dertig voet groot. Na veel gediscussieer
kwamen zij unaniem tot de conclusie, dat ik
eenvoudig een „lusus naturae" was, een
speling der natuui', een uitspraak, volko
men aanvaardbaar voor de moderne Euro-
peesche filosofie, wier aanhangers de oude
uitvlucht der occulte oorzaken, waarmee de
volgelingen van Aristoteles tevergeefs hun
onwetendheid trachtten te bemantelen, min
achten en deze wondervolle oplossing van
alle moeilijkheden uitgevonden hebben,
waardoor de menschelijke kennis onzegbaar
veel verder gekomen is."
Verderop in liet verhaal laat de koning van
Brobdingnag „Grildrig" met stoel en al voor
zich op tafel plaatsen, zoodat het gericht
van den gast ongeveer op dezelfde hoogte
was als dat van den reus, en gaat hem dan
ondervragen over het land, waar hij van
daan gekomen is. Welk een dankbare ge
legenheid, voor den auteur, om zijn vader
land de les te lezen!
Het Engelsche Parlement
„Ik begon mijn toespraak", aldus Gulliver
weder in zijn reisverhaal, „met zijne majes
teit te vertellen dat onze gebieden bestaan
uit twee eilanden, die drie machtige konink
rijken vormen onder één souverein, bene
vens uit onze volksplantingen in Amerika.
Vervolgens sprak ik uitvoerig over de samen
stelling van een Engelseh Parlement, dat
gedeeltelijk gevormd wordt door een illuster
lichaam, het Hoogerhuis genoemd, lieden
van het edelste bloed en die de oudste en
overvloedigste erfelijke bezittingen hebben.
Aan dezen waren toegevoegd meerdere hei
lige persoonlijkheden die deel uitmaakten
van hetzelfde college, onder den titel van
bisschoppen, wier bijzondere taak het was
zorg te dragen voor de religie, en voor hen,
die het volk daarin onderwezen. Dezen wer
den gezocht cn uitverkoren uit heel de na
tie. door den vorst en zijn wijste raadslie
den, en wel uit die leden der priesterschap,
die zich het meest verdienstelijk hadden
onderscheiden dor de heiligheid van hun
leven en de grondigheid hunner geleerd
heid. Zij waren inderdaad de geestelijke va
ders van geestelijkheid en volk.
Dat het andere gedeelte van het parlement
bestond uit een vergadering welke het La
gerhuis werd genoemd, allen voorname hee-
ren, vrijelijk door het volk zelf uitgezocht
en uitgelezen om hun groote bekwaamheid
en liefde voor hun land, als vertegenwoor
digers van de wijsheid der geheele natie.
Na deze bijtende satire op het Engelsche
Parlement komt er een nog vlijmender he
keling van de godsdienstige en politieke
verdeeldheid der natie: „Ik berekende hoe
groot ons volk was, door na te gaan hoeveel
millioen er zouden zijn van elke godsdien
stige sekte of politieke partij onder ons."
De koning van Bx-obdingnag, „die blij zou
zijn zoo hij over iets hoorde spreken, dat
navolging verdiende", gaat vervolgens vra
gen stellen, teneinde rich het gehoorde beter
eigen te kunnen maken. Zoo vraagt hij ojil
011 welke manier het Hoogerhuis werd aan
gevuld, als een adelsfamilie uitstierf. „Of
ooit, bij het verheffen tot de lordswaardig-
lieid, de gril van den vorst, een som ge-lds
aan een hofdame, of het oogmerk om een
partij te versterken, die zich tegen het al
gemeen belang kantte, een rol speelde? Hoe
het kwam, dat de menschen er zoo ver
schrikkelijk op gesteld waren, lid te wor
den van het Lagerhuis? Want ik had toch
toegegeven, dat dit zeer veel moeite cn kos-
Gulliver neemt afscheid cn qaat opnieuw
Zij
ten medebracht, vaak zelfs de financieele
ondergang van hun gezinnen. Want dit leek
zulk een bijzondere overmaat van deugd en
hart voor het gemeenebest, dat zijne majes
teit scheen te betwijfelen of dit wel altijd
écht kon zijn?" En hij wenschte te weten, „of
zulke vol-ijverige heeren misschien het oog
merk konden hebben hun kas bij te vullen
voor de lasten en de moeite, die zij op zich
namen, door het algemeen welzijn op te of
feren aan de plannen van een zwakken en
verdorven vorst, tezamen met corrupte mi
nisters?"
„Na alles wat je gezegd hebt blijkt het niet
of er ook zekere bekwaamheid noodig is
voor het verkrijgen van onwillekeurig welke
positie ook, bij jullie!
Wat jouzelf betreft", vervolgde de koning,
„die het grootste deel van je leven op reis
hebt doorgebracht, ik ben geneigd te hopen,
dat je tot heden aan veel ondeugden van je
land ontkomen bent Maar, naar wat ik uit
je eigen vertelling heb vernomen kan ik
niet anders dan tot de gevolgtrekking ko
men, dat de groote massa van je landgenoo-
ten behoort tot het meest verderfelijk ras
van klein, afschuwelijk ongedierte, dat dooi
de natuur ooit geduld werd op het aard
oppervlak"
De kunst
i regeeren
In eau volgend hoofdstuk van zijn reisver
haal in het land der reuzen maait Gulliver
allereerst een soort van verontschuldiging
voor de figuur van zijn held, den koning
van Brobdingnag, die zijn leven had doorge
bracht in afzondering van andere landen,
en wiens bekrompen wijze van denken vol
gens den schrijver dus wel te verklaren was
„Om te bevestigen wat ik gezegd heb"', zqo
vervolgt hij zijn verhaal, „en om de ri
rabele gevolgen eener bekrompen opvoeding
in het licht te stellen zal ik hier een pas
sage invoegen, waaraan men nauwelijks zal
kunnen geloof schenken. In de hoop mij-
zelven nog meer in zijne majesteits gunst
te dringen, vertelde ik hem van „een uitvin
duig, welke drie of vier eeuwen geleden
gedaan was, namelijk de vervaardiging van
een zeker poeder, dat, wanneer er ook maar
de* kleinste vonk in viel, de lucht ra vloog,
al was het een hoeveelheid zoo groot als
een berg, en zulks met een geluid en eer.
drcuning, grooter dan van den donder. Dat
een juiste hoeveelheid van dit. poeder, in
een holle koperen of ijzeren buis gestopt,
naar gelang van de dosis een ijzeren of loo-
den bal met zulk een kracht en snelheid
zou uitstooten, daf niefs in staat was daar
aan weerstand te bieden. Dat we dikwijls
dit poeder .n holle ijzeren bullen deden, en
met een niiimine afschoten in de een oi
atv Ir re stad. uie w .j lelegeroen, waar zij
de bestrating oj reteu, cie huizen in stukken
trokken, of zelf harstf-n en naai- alle zijden
splinters afspo:mnDat. ik de ingre
diënten, dio gredkoop en gewoon waren,
heel goed kende; ik wist hoe ze te vermen
gen cn zou aan zijl werklieden aamvijz n-
ren kumi-a geven hoe zo de buizen moes
ten mak-li. in een grootte die met al d-»
and ar- dingen in zijns majesteits koninkrijk
overeenstemde. De grootste behoefde niet
meer dan honderd voet lang te zijn. Twin
tig of dertig van oezt buizen, met de juiste
hoeveelheid poeoer en hallen geladen, zou
den in enkele uren de muren van de sterk
ste stad in zijn gohiel neerwerpen, of de
geheele hoofdstad verwoesten ,zoo deze zich
ooit zou aanmatigen over zijn onvoorwaar
delijke bevelen te disputeeren. Dit bood ik
zijne majesteit nederig aan, als een klein
blijk van erkentelijkheid
De koning was met afgrijzen vervuld door
de bescl rijving die ik van deze verschrik
kelijke machines had gegeven, en door het
voorstel, dat ik hem had gedaan. Het ver
baasde hem, dat een zoo onmachtig, krui
pend insect als ik, (deze uitdrukkingen ge
bruikte hij), zulke onmenschelijke Ideeën er
op na kon houden, en daarmee zoo ver
trouwd zijn, dat ik geheel onbewogen leek
bij al de tooneelen van bloed en verwoesting
die ik als de gewone uitwerking van deze
vernielende machines had beschreven. De
een of andere booze geest, een vijand der
menschheid, moest er volgens hem de eerste
bedenker van geweest zijn. Wat hemzelf be
trof verklaarde hij, dat weinig dingen hem
zoozeer verheugden als nieuwe ontdekkin
gen op het gebied van kunst of natuur, doch
liever zou hij zijn halve koninkrijk'verlie
zen, dan deelgenoot te wezen van zulk een
geheim, hetwelk hij mij gebood, zoo ik mijn
leven op prijs stelde, nimmer meer ter
sprake te brengen.
Vreemde uitwerking van bekrompen prin
cipes en denkbeelden! Een vorst, die alle
hoedanigheden bezit welke vereering, liefde
en achting afdwingen; iemand van bijzon:
dere talenten groote wijsheid en diepe ge
leerdheid, en die door zijn onderdanen bijna
wordt aangebeden: moeet om een subtiele,
onnoodige scrupule, waarvan wij ons in;
Europa geen voorstelling kunnen vormen
een gelegenheid die hem in handen viel om
onvoorwaardelijk heer te worden over de
levens, de vrijheden en het vermogen van
zijn volk, laten voorbijgaan. Hij beperkte de
kunst van regeeren binnen zeer enge gren
zen, tot gezond verstand en rede. tot recht
vaardigheid en zachtmoedigheid, tot het
spoedig uit de wereld helpen van civiele en
crimineele processen, en eenige andere
voor de hand liggende dingen, die de aan
dacht niet waard zijn. En hij sprak als zijn
meenlng uit, dat wie kon zorgen dat er
twee korenaren of twee grashalmen op een
plek groeiden, waar er voorheen maar één
stond, zich verdienstelijker had gemaakt
jegens de menschheid en meer waarachtig
goed had gedaan aan zijn land, dan het
heele ras der politici tezamen."
Op zijn tijd ontsnapte Gulliver natuurlijk
ook weder uit dit land. waar alle wezens en
dingen zulke reusachtige afmetingen had
den, opdat de lezer van dit reisverhaal, door
zich in een samenleving van geheel andere
proporties te verplaatsen, met nieuwe o
zijn eigen oude omgeving, zijn zeden en ge
woonten zou kunnen betrachten. Zoo ging
het Gulliver immers zelf ook eenigszins.
toen hij aan boord was geraakt van het
Engelsche zeilschip, dat hem opnieuw naar
zijn vaderland zou terugvoeren.
De kapitein van dat schip zeide, „dat één
ding hem zeer verbaasde, namelijk dat ik
zoo luid sprak, en hij vroeg me of de
ning en de koningin van het land, waar ik
vandaan gekomen was, zwaar van gehoor
waren. Ik vertelde hem, dat ik langer dan
twee jaar daaraan gewoon was geweest,
dat ik mij evenzeer verwonderde over de
stemmen van hem en van zijn mannen, die
mij toeschenen enkel te fluisteren, en toch
kon ik ze goed verstaan. Maar, als ik in
dat land sprak, was ik als een man die op
straat praat tegen een ander, die uit den
tóp van een toren kijkt, tenzij dat ik op een
tafel geplaatst werd, of iemand mij in zijn
hand hield. Ik vertelde hem, dat ik even
eens iets anders opgemerkt had, toen iK
pas in het schip was, en de zeelui allen om
me heen stonden. Ik had gemeend dat zy
de meest nietige wezentjes waren, die ik
ooit gezien had. Want toen ik in het land
van dien vorst was kon ik het niet verdra
gen, mijzelf in een spiegel te bekijken, na
dat mijn oogen aan zulke geweldige voor
werpen gewend waren, omdat, de vergelij
king mij zulk een verachtelijken dunk van
mijzelf gaf.
Da kapitein zeide dat hij, toen wij aan den
maaltijd waren, had opgemerkt, dat ik naar
de dingen om mij heen met een soort van
verbazing keek, en dat ik nauwelijks in
staat scheen mijn lachen te bedwingen. Hij
had niet geweten, wat hij daarvan moest i
denken, maar schreef het toe aan dc een
of andere heisenkwaal.
Ik antwoordde, dat ik er zelf verbaasd over
was, hoe ik mijn lach had kunnen bedwin
gen, toen ik zijn borden zag ter grootte
van een drie-siuiversstuk, een zwijnsschen-
kel van nauwelijks één hap, een kop niet
eens zoo groot als een notendop, en zoo ging
ik door en beschreef op dezelfde manier
zijn huisraad en mondkost Want ofschoon
de koningin, toen ik in haar dienst .was,
voor mij een stel kleine gebruiksvoorwerpen
had laten maken, waren mijn gedachten ge
heel vervuld van wat ik aan alle kanten
om mij heen aanschouwde, en zag '.t mijn
eigen kleinheid door de vingers, precies zoo
als men dat ook 1.e gen gebreken doet!!"
Gebrek
i werkelijkheidszin
Een volgende reeks van zoe- en land-avoo-
turen brengen onzen Guli ver op het vliegen
de eiland Laputa, een plek van den aard
bodem, die bewoond werd door filosofen en
wiskunstlgen, die eveneens duchtig door
het scherpe vernuft van den schrijver in de
maling worden genomen. Reeds het voor
komen van deze menschen was uitermat»
lachwekkend.
„Hun hooiden waren alle terzijde genijgd,
naar rechts of naar links; één van huil
oogen was binnenwaarts gekoerd, en hu
andere blikte rechtstreeks naar het hoogst,
punt des hemels.
Hier en daar bemerkte ik velen, die a.s
knechten gekleed gingen, en die droegen in
hun handen een stok, waaraan, als eer
dorschvlegel, een gevulde blaas vastge
maakt was. In elke blaas was een kleine
hoeveelheid gedroogde erwten of kleine kif
zeisteentjes, zooals men mij latei mededeel
de. Met deze blazen klanoorden zij nu <*u
dan tegen mond en ooreu van wie bij he*i
stonden, van welke man euvra Ik toen de
bedoeling nog niet begreep Het schijnt dat
het biein van doe menschen zoo door in
tense bespiegelingen in beslag wordt geno
men, dat zij niet in staat zijn te spreken, of
oru de i'-espraken van anderen te beluiste
ren, tenzij dat ze van tevoren gewekt wil
den door de een of andorc uiterlijke aan
raking van hun spreek- en gehoor-organen.
Om deze redenen hebben zij, die zich dezs
weelde kunnen veroorloven, alti'd een kla.i-
peraai in hun huishoudmg, als lid van hun
personeel, en zonder hem gaan zij nooit uit,
of op bezoek. De taak van dezen functior-
naris is, zio er twee, drie of meer personen
in elkanders gezelschap zijn, zachtjes den
mond van hem aan te raken, wiens beurt
van spreken het is, en het rechter oor van
hem of hen, tot wie de spreke^ zich richt.
!Seze klapperaar wórdt even ééns--vlijtig ge
bruikt, om zijn meester op diens wandelin
gen te vergezellen, en hem bij gelegenheid
een zacht tikje op zijn oogen te geven, om
dat hij altijd zoo ;n gepeins Is verzonken,
dat hij groot gevaar loopt in eiken afgrond
te vallen en zijn hoofd te stooten tegen
iedere paal. of om op straat de anderen te
gen het lijf te loopen, respectievelijk zelf in
dén goot te worden gedrongen."
Is ooit een zeker soort van onpractische,
buiten het leven staande geleerdheid op
'oven scherpe, afdoende manier aan de
kaak gestald?
Een eiland als Laputa was vanzelfsprekend
ook een universiteit njk. Swift laat zijn
Gulliver ook daar een bezoek brengen, en
verhaalt uitvoerige- wat hij er al zoo aan
schouwde.
,De eerste dien ik aanschouwde was een man
van mager voorkomen, wiens handen en
gezicht onder het roet zaten. Zijn haar en
baard waren lang, onverzorgd en op onder
scheiden plaatsen geschroeid. Zijn kleeren,
hemd en huid hadden alle dezelfde kleur.
Reeds acht jaren was hij bezig met de uit
werking van een ontwerp, om zonnestralen
uit komkommers te distilleeren. Deze zou
den in hermetisch gesloten flesschen wor
den gedaan en gebruikt om de lucht in ru
we zomers te verwarmen. Hij vertelde mij,
dat hij zonder twijfel over nog acht Jaar In
staat zou zijn om de tuinen van den gou
verneur tegen redelijken prijs van zonne
schijn te voorzien.
ïli een andere afdeeling was ik ten zeerste
ingenomen met een uitvinder, die een ma
nier had ontdekt om den grond door var
kens te laten omwerken, waardoor de kos
ten van ploegen, paarden en arbeid werden
bespaard. Deze methode is als volgt: be
graaf in den akker, op 15 cM. van elkander
en 20 cM. diepte, een hoeveelheid eikels,
dadels, hazelnooten en ander varkensvoer
of groente, waarop deze beesten het mees»
belust zijn. Vervólgens jaagt men er zes
honderd of meer in het veld. waar zij in
een paar dagen tijds den heden bodem zul
len opwoeien, op zoek naar voedsel. Daar
door maken zij den grond et? schikt voor be
zaaiing, terwijl ze hom gelijkertijd beme>
ten Weliswaar werden bij eerste proefne
ming de moeite en last zeer groot bevonden
en oogst was er weinig of niet. maar onge
twijfeld kin de/.i uitvinding nog veel ver
betering ondergaan."
Swift als misanthroop
Gaandeweg wordt In Gulliver's Rc'zro de
humor van den auteur grimmiger. Het is
of hij do teleurstellingen, die hij in eigen
leven ondervond, en die zijn trotsch karak
ter hem zeer moeilijk deden verdragen, aan
heel de menschheid wreken wil. Blijkbaar
is hij er op uit om zijn woord, dat hij dit
boek had geschreven „meer om de wereld
te. kwellen, dan om haar te vermaken", waar
te maken.
Gulliver komt op een soort van Toovenaars-
Eiland, door welks vorst hij in audiëntie
wordt ontvangen. In zijn paleis brengt hil
eenigen tijd als gast door, hoewel de
geboden gastvrijheid hem eerst zwaar viel.
daar heel de hofhouding van dezen monarch
uit spokén en geestverschijningen bestond.
In dit luguber milieu heeft Gulliver gelegen
heid, om met alle reeds lang heengegane
historische persoonlijkheden, kennis te ma
ken. De wrok van den auteur over de ver
meende achterstelling, die hij van de rijks-
grooten in eigen land zou hebben ondervon
den, uit zich hier op een wijze, die alle per
ken te buiten gaat
Op zijn verzoek, om „een dozijn of wat'
voormalige koningen te aanschouwen met
negen of tien generaties van hun voorvade
ren, ondergaat hij een teleurstelling, die hij
„smartelijk en onverwacht" noemt:
„Want, in stede van een langen stoet met
koninklijke diadêraon zag ik in één familie
twee vioolspelers, drie opgedirkte hovelin
gen, en een Italiaanschen prelaat In een
andere een barbier, een aht en twee kardi
nalen. Ik heb te veel vereering voor ge
kroonde hoofden om langer bij zulk een
leer onderwérp te verwijlen. Maar wat gra
ven, markiezen, hertogen enz. betreft, was
ik niet zoo scrupuleus. En ik geef toe dat
ik niet zonder een zeker vermaak van de
gelegenheid gebruik maakte om eens de
speciale trekken, waardoor zekere families
zich onderscheiden, tot hun oorsprong na
te gaan. Ik kon duidelijk ontdekken hoa
zeker geslacht aan ecu lange kin kwam;
waarom een ander tijdens twee generaties
zooveel schelmen voortbracht, en in de twee
daaropvolgende generaties zooveel gekken;
waarom een derde niet goed snik was, een
vierde uit afzetters bestond, enz."
Ten besluite willen wij nog het een er
der verhalen over Gulliver's wederwaardig
heden in het Land der Paarden.
In hun taal. want deze viervoeters zijn
zoover .geëvolueerd dat zij er gedaoh-
temvisseling op kunnen nahouden in hun
taal ontbreken voor verkeerde dingen
zelfs de woorden. Moet Gulliver bijvoorbeeld
aan den Paarden-Koning duidelijk maken,
wat liegen is, dan kan hij dit niet ander»
doen door zich te behelpen met de omschrij
ving: zeggen, dat wat niet is.
Vanzelfsprekend is ook weder in dit PaaJ*
denland de oorlog een van de problemen,
waar de avonturier
de meeste moeite
mee heeft Hij kan
vooreerst in de Paar
den'aal dit begrip
met. geen enkel
woord omkleeden en
is hij er eindelijk ia
geslaagd de portée
daarvan toch aan
den Paardenkning to
laten voelen, dan
rijst weer een nieuwe
berg van moeilijk
heden, want zijne
majesteit wil thans
weten om wat voor
redenen, men tot
log voeren overgaat.
Swift, die toch zei!
predikant en later
deken was, in dienst
der Engelsche Staats
moet een nieuw kerk, laat zich hier
wel van een hee!
eigenaard igen kant
kennen frivoler dan voor een dienaar van
het Evangelie past!
„Verschil van opinie", zoo verklaart Gulli
ver, in een van zijn gesprekken met het Ko
ningspaard, „heeft vele millioenen levens
gekost Bijvoorbeeld: of vleesch brood is, o!
brood vleesch; of het sap van een zekere
besvrucht bloed is of wijn
Dit is een onwaardige manier om het vraag
stuk der transsubstantiatie, waarover om.
Protestanten en Katholieken stredén, in het
geding te trekkèn. Swift toont zich hier de
verbeten misanthroop, voor wieü naar het
schijnt, niets meer heilig is.
Uit alle landen, waarin de zwervende Gulliver
zijns ondanks terecht kwam, ging hij gaarne
weer heen omdat hij er nog 6*eeds onder
de menschen was? In het Paardenland bevalt
het hem echter zoo goed, dat hij er zijn Ie-
ven lang zou willen blijven. Maar het wordt
hem verboden, omdat de overheid bevreesd
is, dat er van dezen mensch op de dieren
een degenereerende invloed zal uitgaan!
Hier ls de schrijver aan het einde van zijn
tocht: zijn satire is in menschenhaat ver
keerd, hij heeft zich als het ware van zijn
eigen geslacht losgemaakt
Deze geesteshouding heeft zich bitter op
hem gewroken. Hij is er zelf door ten onder
gegaan.
Een wonderlijke Visch
De visch, waarvan wij hier een afbeelding
geven, is een der vele vreemdsoortige we
zens, die leven in de schijnbaar ondoorgron
delijke diepten der zee. Deze visch, die to'.
de familie der z.g. zeepaardjes behoort, en
in de wetenschap bekend is als P h y 11 o p-
teryx eques, heeft zijn benaming van
„Fetzenfisch", zooals de Duitschers hem be
titelen, hetgeen men met „Flardenvisch"
zou kunnen vertalen, te danken aan zijn
eigenaardigen lichaamsbouw.
Hij heeft niet, zooals andere visschen, kom
vormige plaatjes aan de kieuwopeningen,
doch in plaats daarvan paarsgewijs ge
plaatste trossen. Dc bek bestaat uit een
soort van kokervormlg verlengstuk, en de
bovenkaak is beweeglijk. De groote kieuw
deksels zijn overtrokken met een stevige
De „flardenvisch", ofschoon verwant ai
tneer bekende zeepaardje, dat zooveel In de
Middeiiandsche Zee voorkomt, wordt slechts
aangetroffen in de Stille Zuidzee. Hy is 12
tot 15 cM. groot Zijn kleur is iu den i
aschgrauw, doch zoodra hij in het water
komt, wordt hij glanzig groen of blauw. De
romp is ineengedrukt en'de kop maakt daar
mede een hoek, hetgeen aan het lichaam
het voorkomen van een paardje geeft Zijn
kop heeft merkwaardige uitsteeksels van
kraakbeen, maar is toch symmetrisch. De
ruggegraat is bijzonder dik en voorzien
zoogenaamde doornsgewijze uitsteeksels.
Slechts de rugvin is een eigenlijke vin. De
overige vinnen worden waarschijnlijk ver
vangen door de handvormige verhevenhed'-n
Deze eigenaardige- dingen hangen als 1 -
den van een kleed, aan alle kanten van 't
lichaam af. De staart is eveneens met der
gelijke doornige draden of smalle f'viv*
versierd.
Reeds langen tijd trok deze merkwaardige
visch de aandacht van de natuuronderzoe
kers. Het is echter moeilijk, hem goed te
keren kennen. Wanneer deze dieren wor
den gevangen, sterven zij spoedig.
De flardenvisch leeft temidden van zeeplan
ten, die uiterlijk zeer veel overeenkomst met
hom hebben. Zij leven tezamen in groote
scholen, alsof ze zich ervan bewust zijn,
dat de omringende plantenwereld hen mas
keert en beschermt
Wanneer zij in rust zijn nemen zij de meest
verschillende houdingen aan. Sommigen
houden hun kop recht overeind, anderen
steken hem omlaag of geheel terzijde.
Wat hun beweging aangaat, deze geschiedt
zeer traag, het is alsof zij door het water
voortkruipen. Om hun voedsel te bemachti
gen wikkelen zij hun zeer beweeglijken
staart om een waterplant cn zoo, goed ver
borgen, loeren zij rustig op buit Met hun
onbeweeglijke, betrekkelijk groote oogen,
schijnen ze uitstekend te kunnen zien.
Kleine weekdieren, zooals jongo kreeften,
wormen met. honderden pooten. leven en
woelen dooreen tus chon de zeeplanten. Er
is dus genoeg voedsel voor deze water
piraten in hun rafelig bedel aarspakje! Alles
wordt levend naar binnen gewerkt en dal
zeer gulzig, ondanks de zeer kleine bek-
opening.
De voortplanting dezer visschen geschiedt
ook'al op een bijzondere manier, 't Wijfje
heeft namelijk de gewoonte, haar eitjes aaa
het lichaam van haar gemaal te hangen.
Het mannetje draagt deze overal met zich
mede, terwijl ze zich intusschen ontwikke
len. zoodat het wel lijkt, alsof de kleine
visch jes door het mannetje voortgebracht
worden.
Tot nog toe heeft men niet kunnen o xtdek-
ken of deze zonderlinge visch voor den
mensch van eenig nut kan wezen. Het dier
dat slechts „vel over been" is, heeft alleen
waarde als curiositeit voor de verzamelaars
en de musea.