JEUGD VOOR DE VAN BOEKEN EN SCHRIJVERS Stem 1. Ziet gc die poort, ziet ge lat licht? Houid dóórop aan: daar is behoud". leis voor onze Jaarfeesten „Samenspraak en Samenspel" onder re dactie van Dr. J. Haantjes en P. H. Muller. Koning's Uitgeverij, Baarn. Over de vele, miserabele, „samenspraken", waar mee de jaarfeesten onzer christelijke veroenigingen worden opgeluisterd, is reeds veel geschreven. Ik zal daaraan niet veel toevoegen. Er zijn critici, die in een onschuldig „opgevoerd" stukje met alle geweld „toonoel" willen zien. Ik heb nog nimmer geconstateerd, dat er van onze jongens en meisjes, na hun meedoen aan een „sa menspraak", aan het toon eel zijn gegaan. Laten we nuchter blijven. Door declamatie, wilt ge, het sa menspel van meerderen, wordt in menige jongen en meisje ongemeen de gave ontwikkeld, zich vlot en vrijmoedig te uiten. En heusch de behoefte aan „samenspel en sa menspraak" zit er te diep bij de jongeren in, dan dat we die (onnoodig) met alle geweld kun nen uitroeien. We moeten een andere weg vinden: leiding geven. Allereerst blijvend protesteeren tegen het „opvoe ren" van alle mogelijke minderwaardige dingen. "En de meest gevaarlijke „samenspraken" zijn die, welke „ernstig" willen zijn en „dramatisch". Neen weg met de krokodillentranen op het „too- neel" onzer jaarfeesten. A 1 s er iets gekozen moet worden dan kies ik onmiddellijk voor het onschul dige blijspelletjc. En voor de mensclien, die het aandurven iets „ernstigs" op te voeren, is er gelukkig, in plaats van de „christelijke melo-drama's", iets veel beters gekomen: n.m.l. het spreekkoor dat iet9 van deze tijd is. Er zit iets bekorend-suggestiefs in het gemeenschappelijk gesproken woord. De hoeren Dr. J. Haantjes en P. H. Muller, hebben door hun werk in het C.J.M V, de leemte gevoeld: zij zijn gehiikkig niet blijven steken in een nega tieve critiek, wat mij eerlijk gezegd van deze ..be roeps-critici" meevalt en hebben zich voor ailes aangesloten bij de huidige practijk. „Vandaar" aldus de inleiding, „dat wij geen keus deden tusschen de oude samenspraak en het nieu we spreekkoor, maar van beide enkele proeven brachten. Dat de samenspraken beperkt bleven tot het komische genre is niet toevallig; ernstige stof, zielsverwikkelingen behandelend, leent zich sleohts bij uitzondering voor een opvoering d<x>r ama- En nu doet het mij buitengewoon veel genoegen, dat als no 1 van deze serie het reeds bekend ge worden spreekkoor van C. Rijnsdorp „Eens Chris tens Reis" ie uitgegeven. Rijnsdorp is een onzer christelijke auteurs, die met beide boenen in de werkelijkheid staat, die zich nauw verbonden weet met de kring, waaruit hij is voortgekomen en die ,ook als schrijver, iets wil doen, voor „onze menschen". 'Dat hij zich aanpaste bij bestaande mogelijkheden, vind ik allereerst reeds sympathiek. Zoo gebeurde het, dat hij dit najaar, met de leden der Gereformeerde meisjesvereeniging „Eunice" te Delfshaven (Rotterdam), zijn deze zomer geschre ven spreekkoor: „Eens Christens Reis", instudeer de voor liet jaarfeest dezer vereeniging. Toen ik die avond de Mathenesser-kapel binnen kwam, was deze gehoel gevuld met belangstellen den. Ieder was in afwachting van de komende din gen „na de pauze". Iets nieuws trekt; en met „onze" menschen moet je toch altijd nog voorzichtig zijn. Gelukkig maar. Toen het licht doofde, stonden op het podium twee koren; het eene koor in 't wit, 't andere in 't zwart. Rijnsdorp en zijn modewerker stonden er voor. Ik dacht: dit moeten we hebben, deze kant moe ten uit Onze dichters en schrijvers niet in een pu- bliek-verachtend „coterietje" vereenigd, doch te midden van het volk, de kloof overbruggend, die er nog al te veel is tusschen kunstenaars en volk. Is de tijd er rijp voor? Ik geloof het. De stem onzer dichtere en schrijvers moet léven tusschen het volk. Er moet contact zijn want beide, publiek en auteur, hebben eikaars bezieling noodig. Vooraf lichtte de heer Rijnsdorp in 't kort zijn bedoeling toe. „Dcclameeren staat in tusschen zin gen en acteeren en een spreekkoor houdt het mid den tusschen een oratorium en e>en drama. Van 't drama is het nadrukkelijk onderrscheiden door het verhalend element, dat het stuk als geheel samenbindt. Vau het oratorium is 't gescheiden doordat wat de koren mededeelen, in de eerste plaats z i n en pas in de tweede plauts klank is. Een spreekkoor verzinnebeeldt een macht, twee spreekkoren een strijd. De veelvuldige ook onderlinge botsingen tusschen menschen en machten, kunnen in een spreekkoor met solo partijen dankbaar worden uitgebeeld. Niet in vo lume, maar in intensiteit moet een Christelijk spreekkoor zijn kracht zoeken Spr. koos zijn on derwerp, omdat het de strijd tusschen zonde en genade in voortgang uitbeeldt en omdat de Chris- tenreize van Bunyan, algemeen, ofschoon nooit genoeg, bekend is. Indien we evangeliseeren met zangkoren, dan kun nen we met nog meer recht spret kkoren gebrui ken, niet alleen voor evangelisatie in engeren zin (in een zaal of op straat), maar ook in ruimeren zin. Alle kunst die van Christus getuigt behoort tot die ruimer begrepen „evangelisatie". In een spreekkoor kunnen „kunst", „volk" en „geloof' elkaar actief ontmoeten." Toen: het begin. Rijnsdorp sprak de woorden van de Evangelist in die van Christen. Stem 1. „Eens Christens reis het kort bericht, naar John Bunyans onsterfelijk-schoon, aloude boek worde U gedaan. Zoo wees dan stil, neig ziel en oor. Stem 2. Ik heb gedroomd.... Ik zaag een man, gansch haveloos; het aangezicht gekeerd van 't huis. Hij las een boek En op zijn rug, ontorechbaar zwaar was fel gesnoerd, ontzaggelijk, een last Hij schreeuwde en bad: Wat moet ik [doén....? Zevende jaarvergadering Meisjesverg. ,Jtuthte Utrecht, 17 Nov. 1932. Na Delfshaven kwam Utrecht aan de. beurt. Ook hier sprak de heer .lijnsdorp (links) zelf mee. De aandacht was onmiddellijk gespannen. De twee koren, waarvan het eene tot doel had, Christen op zijn reis te bemoedigen en het andere, om hem aan te vallen (respectievelijk het goed en Vwaad gezinde eiement), streden de strijd tus schen zonde en genade. Hoe goed is Rijnsdorps keus geweest Met zulk een classiek gegeven te verwerken, heeft hij zeker het vertrouwen in onze kringen gewonnen voor het spreekkoor. Mijn eenigc bezwaar is, dat de monologen soms iets te lang zijn, waardoor de aandacht niet ge noeg gespannen blijft. Doch als eerste poging is dit spreekkoor geslaagd. Ik geloof zelfs, dat het spreekkoor een goede toekomst heeft in onze krin gen. Ik las reeds van eer. spreekkoor, dat zou zijn uitgevoerd op vergaderingen van het Christelijk Nationaal Vakverbond. Ik weet niet of dit aesthetisch al of niet geslaagd mag beeten, doch dat men ook dóór begrepen heeft dat hier nieuwe mogelijkheden liggen, doet me genoegen. Als no. 2 der serie .Samenspel en samenspraak", worden 3 spreekkoren van M. C. Fallentin gege ven. Deze zijn kleiner van omvang dan dat van Rijnsdorp. De heer Fallentin heeft het gewaagd drie gelijke nissen te „verbeelden", n.m.l.: „Het Groote Avond maal", „De Talenten" en „De Verloren Zoon". Laat ik direct zeggen dat ik, en dat geldt natuur lijk evenzeer van Rijnsdorps spreekkoor, m'n hart vasthoud, als ik denk aan een al te lichtvaardig besluit van de eerste de beste vereeniging, om dat óók eens te probeeren. Laat ik de ernstige raad moge geven, nimmer aan zooiets te beginnen, zonder goede leiding. Soberheid, soberheid en nog eons soberheid is hier geboden. Vooral ook voor de koren van Fallentin geldt dat. Overigens kan ik er veel goeds van zeggen. Het kan alles goed gaan en zelfs 6tichten, doch oppassen blijft hier de boodschap. In de gelijkenis „De Verloren Zoon" zou ik ech ter, het korte, af te breken muzikale intermezzo op blz. 25 liefst wat op de achtergrond houden, aanzwellend en dan langzaam afnemend. Anders vrees ik ernstige sfeerverstoring. Men zou deze „Leekespelen" ook „sprekende ta bleaux" kunnen noemen. Mocht deze serie worden voortgezet, wat zeer te wenschen is, dan dienen de samenstellers aller eerst eens uit te zien naar een goed spreekkoor, waarin de sociale strijd van heden wordt uitge- Rest mij de aankondiging van de nos. 3, 4 en 5 dezer nieuwe serie Als no. 3 geven de samenstellers een blijspel: Pyramus en Thijabe, eveneens van M. C Fallentin. Het gegeven in dit stuk is ontleend aan Shakee- paeres „Midzomernachtdroom." Laat ik direct erkennen dat de heer FallcntLn er uitstekend in is geslaagd een geestige parodie te geven. Het kan een heel aardig succes worden, mils, wan neer de hoorders uit zeer eenvoudige menschen bestaan, deze tevoren behoorlijk wo.den ingelicht over de herkomst van het gegeven, dat reods door de Romeinsche dichter Ovidius werd bewerkt. In het eerste bedrijf overlegt de raad van Zwarten- dijkc op welke wijze de rollen in het door de meester geschreven stuk zullen worden verdeeld. Het tweede bedrijf is geheel op rijm gegeven. Dat gaat zoo toe: MU dunkt, ik zie een stem, 't LUkt wel de stern van Tipaio kier), .r Jurk een alip zie. Als ge U dan nog indenkt dat deze muur even eens wordt voorgesteld door een man, die behan gen is met een bordpapier waarop stccnen zijn ge schilderd en dat de „kier" in de muur wordt voorgesteld door 's mans hand waarvan de vingers gespreid zijn, dan gaat ge begrijpen, dat dit een echt vroolijk stukje is, dat niettemin tóch mét zorg en beschaving dient te worden gespeeld, wil bet niet ontaarden in een grof-goedikoop lach succes. No. 4. J)e Rijmelaars van Ispachan". naar het En- gelsch bewerkt door Leo van Breen, proeft een beetje flauw op do tong. Misschien dat de kleurige aankleeding hier .veel kan goedmaken. No. 5. „Om een hooge hoed", (naar het Engclsch door Dr. J. Haantjes) is een aardig kort stukje. Het prospectus licht de lezer aldus in: „Een keurig De avonturen van Fernando Maegelhaes door G. K. de Wilde De gracht, die op die plaats juist zeer diep en breed was, zoodat het daar veel op een meer geleek, belette inderdaad elke poging, vooral daar Louis niet zwemmen kon. Maar toch, juist die Noordzij had een onweer staanbare aantrekkingskracht voor hem. Was hier niet tweemaal het steentje neergerold, met het uiterst kleine, beschreven stukje perkament Het eerste luidde: Vrienden. Let op. Een kans. Het tweede: De vijl zit in het brood. Houd U gereed1 Dit laatste vooral had hem voel hoop .gegeven. En het was een juiste, ware boodschap gebleken. Plotseling kreeg Louis een schok. Een steentje vloog over de kanteelen heen. Hij sprong echter niet op, maar bleef kalm zitten. Er zat niets aan. 't Was een waarschuwing. De hellebaardier keek even op, maar Louis be hield zijn onbewogen, in niets belangstellend uiter lijk. De soldaat kook weer naar het schitterende pano rama, dat nu juist door de dalende zon aan kleu rige schoonheid won. Weer tikte een steentje Dit was grootcr dan het vorige en er aan zat... een wit stukje perkament. Langzaam richtte Louis zich op, wantrouwig keek de Spanjaard om. Het steentje was wat harder neergetikt dan het vorige. Louis slaagde er in zijn onverschillig uiterlijk te behouden eil keek over de wal uit naar het Noorden, waar in do verte de bergen hoog oprezen. Traag kwam de Spanjaard naar hem toe. Louis kreeg het even benauwd. Als hij het witte plekje eens ontdekte? Louis zag een man te paard zich in snelle ga lop verwijderen en hij vermoedde terecht, dat dit een handlanger was van zijn geheimzinnigen vriend. Of misschien die vriend zelf? De soldaat stond nu naast hem. Ook hij zag de ruiter zich verwijderen. Die rijdt goed, hé? Zoo zou jij ook wel wil len, zei hij dan tegen Louis. Louis knikte maar antwoordde niets. Hij vrees de, dat zijn stem zou trillen en emotie zou ver raden. Terwijl zij zoo stonden, overdacht Louis hoe hij dtimaal het berichtje ongezien zou kun nen bemachtigen. Er kwam hem iets te hulp. E enkanonschot weerklonk van de Zuidkant Nog een. En nog eenl Wat is dat? informeerde Louis. Ook de bewaker was □ieuwsgicrig en liep snel naar de Zuidkant. Louis zorgde wel achter hem aan te loopen. Een vlugge beweging. En een nog vluggere greep. Het berichtje ver dween in zijn zak. De (hellebaardier had niets gemerkt Beneden hem op de rivier wolkte wat kruit damp. Een roeiboot verliet de kade en begaf zich naar het vaartuig der vloot, dat de koningsvlag voerde. O, zei de Spanjaard, Fernando de Magella- nes begeeft zich aan boord. De vloot zal weldra vertrekken. Zie je? Louis zag het inderdaad. Als hij dat vertrek eens had kunnen beletten. Maar jammerhij had gefaald. Verrader! zei.hij zacht. Hij balde zijn vuisten. Kom, zei de soldaat. Je tijd is om. De eon is bijna onder. Naar je cell Louis volgde gedwee. Een kanonschot klonk ■weer, het sein van het wachtschip, dat de zon onder was. Door de nu donker geworden gang, kwam Louis weer in zijn cel terug. Hij was Maegelhaes vergeten nu. Wat bevatte het bericht? Zou hij weer vrij man kunnen wor den? Vanavond, als ge het musketschot hoort. Spring van de noordkant Er ligt een boot. Er zal iemand zijn, las Louis met veel moeite in 't schemerdonker. Vanavond al! Een groote blijdschap trilde door hem heen. Vanavond vrij Maardan moest hij aan 't werk. Nu dadelijk; Hij luisterde even scherp of geen onraad dreigde. Niets hoorde hij in de holle steenen gang. De soldaten zaten waarschijnlijk in het wachtlokaal, zooals elke avond. Hij kon gerust zijn gang gaan. Weer trok de vijl de gleuf steeds dieper en Louis zag met welgevallen, dat het werk goed vorderde. Onafgebroken werkte hij door en hij liet zich niet door zijn vele gedachten afleiden. Wie had hem de vijl bezorgd? Had hij vrien den in het kasteel? Wie was toch de geheimzin nige vriend? Een kennis uit Portugal? Spaansohe vrienden had hij niet. Maar alleh, eenmaal vrij, dan zou alles wel .verklaard worden. Nu werkenl Nog een paar ferme halen! Louis spande zijn spieren, rukte, trok1 De staaf brak met een scherp tikje. Bijna had ihij een juichkreet uitgestooten. Ziezoo, het begin was gemaakt. Nu moest hij de staaf, die hij onderaan had doorgevijld, naar boven buigen, om zoodoende de opening ruim genoeg te maken om zijn lichaam door te latent Dit lukte, al kostte het menige zweetdruppel. Toen hij met dit werk gereed was, bleef Louis even met het gezicht voor de opening staan om wat van de frissche avondlucht naar binnen te Ihalen. Foei, dat was een warm karwei geweest. Nu was het wachten op het schot. Dan zou hij er vandoor gaan. 't Moest voor middernacht ge beuren, want dan kwam de wacht de ronde doen. En al had ze de groef in de staaf niet bemerkt, nu die omgebogen was, moest ze haar zien. Louis overdacht dat hij beter gedaan had, het ombuigen tot het laatste toe uit te stellen. Hij wilde zich laten zakken om wat op zijn krib uit te rusten en kracht voor de komende dingen te verzamelen. Maar plots trok. de schrik als een kramp door hem heen. Op het bastion, dat zijn eenige wan delplaats was geweest gedurende deze tien maan den en waarop zijn cel uitzag, klonken voetr stappen Wie was dat? Ja, natuurlijk! Louis bemerkte, dat er met één factor in het ontvluchtingsplan geen rekening was gehouden. 's Nachts stond er immers een wachtpost op het bastionl En hij zou over dat bastion moeten vluchten. Zoek de vijl teekenfouten Hij dook weg, toen hij de soldaat zag staan op het platvorm. Terwijl hij weer op de rand van rijn krib ging zitten, voelde hij zich beven van teleurstelling. Hij voelde zich ellendig. Diep ellendigi Wat moest hij nu doen? Als zoo dadelijk of straks het schot klonk dan zou hij moeten blijven zitten en niets, niets kun nen doen! Morgen zou de omgebogen staaf ontdekt worden, en danEen andere cel! Geen enkele kansl Louis voelde zich verslagen. Of zou hij het dan toch wagen en den man van het bastion probeeren af te gooien? Zou hij zoo spoedig uit het celgat kunnen komen, dat hij den man overvallen kon? Wapens, behalve de vijl, had hij niet Neen, dat was te gevaarlijk en vast en zeker zou het mislukken. Wat dan? Louis zuchtte eens diep. Geen kans? Hij klom weer op de stoel en keek naar buiten. De soldaat stond nog steeds op dezelfde plaats. Louis zag zijn gezicht van opzij, 't Was Alberi- gue, een vriendelijke goedmoedige baas, maar tochdeze zou hem natuurlijk niet laten ont vluchten. Alberique keerde zich om. Snel dook Louis weer weg, in duizend angsten dat de staaf ontdekt zou worden. Dan was zeker alles verloren! Hij luisterde scherp, maar hij hoorde geen alarm maken. (Wordt vervolgd) Onze nieuwe prijsvraag Die begint vandaag! En een spiksplinternieuwe, zooals we nog niet gehad hebben. Een prijsvraag waaraan ook de jongere broertjes en zusjes zullen en kunnen meedoen. En ook ja alle huisgenooten. En wat het leukste is? Onze nieuwe prijsvraag duurt v ij f weken. Nu even goed opletten! Zie je die plaat, onder aan deze bladzijde, op de plaats waar anders de rebus staat? Natuurlijkdie plaat heb je direct al ge zien, dat is waar ook! Een beetje vreemd plaatje, hè? Netof er iets niet mee in orde is Preciesl Daar gaat het nu om. De teekenaar van doze plaat was nu eens heel expres erg dom. Met de bedoeling om julie scherpzinnigheid te beproeven. In deze plaat komen vijf teeken-fouten voor. En in de vier nog volgende platen eveneens, in ieder vijf fouten. Dus aan het eind, over vijf weken, moet je, als je wilt meedingen naar een prijs, V ij f en twin tig fouten hebben geconstateerd. Dus wachten met inzenden tot over 5 weken. Er worden vijf prijzen beschikbaar gesteld, waarover ik jullie nog wel wat meer zal vertel len, over een poosje. En nu allen aan de gang. Allemaal de hartelijke groeten vaa de JEUGDREDACTEUF (Er volgen nog vier van deze „foutieve" platen) 15

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 12