JEUGD VOOR DE naai? nnq ui .ibuui si „uoii«bi> »ïtp{ uap ui" jnnjtm op ut laq jwptuo *loiu 'uoStma 'uoqSwp Jap pioaujoppuu uop uj si 1, NIÏZ bNU VVKS 3IVJ LETTERKUNDIGE KRONIEK I. Belangrijke Letterkundige werken. Leidraad hij de studie der NedcrJ. li'eratuur, door Dr Jos. J. Gielen, Leeraar Hoofdakte-kursus te Hulst Doel I. Uitg. J. Muusses, Purmcrend. II. Stroomingen en Gestalten, Geschiedenis der Nederl. letteren, door Dr K. H. de Raaf en J. J. Griss, met medewerking van Dr N. A. Donkersloot voor de literatuur na 1914. 2e herziene en vermecrd. druk. Uitg.: Brusse, Rotterdam 1932. III. Een Nieuwe bundel5e deel. Bloemlezing van Nederl poëzie en proza voor de hoogere klassen van Gymnasia, Hoogere Burgerscholen an voor zcl-fstudie door Dr K. H. de Raaf en J. J. Griss met medewci-king van Dr N. A. Donkersloot voor de literatuur na 1914. 3e vermeerd. druk. Uitg.: idem. IV. Nederlandsche Letterkunde. Beknopt overzicht van de vroegste tijden tot op heden, door A. L. J. Wijtzes, 3c herz. druk. Uitg.: J. B. Wolters, Groningen. V. Het literaire kunstwerk, door W. Kramer, leeraar aan de R. H.B.S. te Wageningcn. Uitg.: J. B. Wolters, Groningen. Het boekje van Pater Jos. J. Gielen is bedoeld voor de hoofdakte-candidaten. Tegenwoordig wordt op *t hoofdakte-examen heel wat dieper dan vroeger op de letterkundige verschijnselen, op „gestalten" en „stnoommgen" ingegaan dan voorheen. Vroeger kon je volstaan met in vogelvlucht, d.i. vluchtig kennis te nemen van 't gan;?ch zeer uit gebreid terrein; je kon volstaan met een hap en een snap. Dat gaat nu niet meer. Vandaar dat de schrijver van „belangrijke letterkundige werken" is begonnen, op verzoek, een leidraad te schrijven, die in een serie van eenige declen het gansche terrein zal bestrijken van onze lettercnscliat. Dr Gielen is docent aan oen hoofdaktecursus en blijkens de lessen die hier in dit werkje worden ge geven een uitnemend docent. Van 't doceeren geldt nog altoos: Wie goed onderscheidt doceert cn leert goed. Want die onderwezen worden, 1 lobben de kunst af te kijken van den loeraar, dc kunst „des onderscheids". In dit nauwkeurig onderscheiden, d.i. ontleden van het kunstwerk, toont de schrijver zich hier een bekwaam docent, die de stof uitnemend bchecrscht en dus andoren met succes kan 1 cc ren. Niet alleen studenten voor dc hoofdakte, ook zij, die door zelfstudie in hun vrije tijd graag op de hoogte willen komen met onze literatuur, doen goed dit werkje ach aan te schaffen* *t Is slechts een leidraad, d.w.z. voorop sta: de leaing der wenken zelf die in aparte uitgave, moe ren deels niet duur, verschenen zijn. De hoofdstukken hectcn: Karei ende Elegast, Beatrijs (vergeleken met latere bewerkingen, o.a. van Bouten» cn Teiilinck), Van den Vos Reiiraerde, Het Lied in de Middeleeuwen (hier zijn de 1 i ede ren zelf opgenomen), Middeleeuws proza (niet bloem lezing) Esmoreit, (een „aJiel" spel), Den Spyeghel der Salichheyt van Elckerlyc (een z.g."x zin-ne^pel), Rederijkers (met bloemlezing) Hervorming en Let terkunde (idem) De Vroeg Renaisonce (klem). Aan de hier geci'eerde onderwerpen heme kt ge wel, dat de hoofdmomenten dor letteren aan de orde komen en zooals gezegd, bizonder hekier en inzichtelijk. 't Komt mij voor, dat de Middeleeuwen een betere beurt kregen dan de tijden, waarin de rederijkers beginnen op te treilen; ook, dat Marnix er wel wat sober af komt. Het is te loven in dezen R.-katho- lieken literator, dat hij zoo objectief mogelijk ook de Geuzenliederen waardeert. Wel is *t een „omissie" dat bij de rederijkere niet vermeld wordt hun betoekenis als wegtiereidere voor de Hervorming. Wij wijzen uitdrukkelijk op de bizonder geslaagde, minutieus-degelijke bespreking van *t dierenepos „Van den Vos Reinaerde". Zoo'n leid road leert bewonderen de rijkdom van een kunstwerk als dit onvergankelijk monument van Hollandsch realisme cn humor. Voor zelfstudie is ook bizondcr aan te bevelen „Stroomingen cn Gestalten", waarin ruim 21Ó bladzijden gewijd zijn aan de .geestelijke strem mingen en cultuurverschijnselen, die dc ontwik kelingsgang der Hteratuui beïnvloeden en bepalen, •cn ruim 400 -pagina's beslaat het tweede gedeelte van dit werk, waar de afzonderlijke figuren, de „gestalten", bespreken worden. Het was een goede keus van Dr dc Raaf en Griss den dichter Anth. Donker (pseudoniem van Dr N. A. Donkersloot) te verzoeken het tijdperk na den oorlog voor zijn rekening te nemen. Hij is behalve dichter een scherpzinnig en tegelijk breed-waar- decrende, ruim-voelende criticus-essayist, die in het tijdschrift „De Stem" geregeld „kronickt" en leider is van het z.g.n. „Critisch Bulletin", dat een aparte uitgave vormt. Men moge het niot ^ens zijn met zijn waardeerin gen, (hij is in geestelijk opzicht: agnosticist) hij markeert de hedendaagschu moderne literatuur in enkele scherpe lijnen, hij overziet en doorziet en zijn cxposé's boeien door de wijze waarop hij ze étaleert; zijn proza mag cr zijn. Wie dus iets naders wil weten omtrent de moderne romantiek (Slauerhof, Marsman, Den Doolaard, etc.) of omtrent de „nieuwe prozastijl", het vita lisme van n Marsman of 't vrije vers of ook over het' expressionisme (we leven tegenwoordig snel en rijk aan „ismen"), die Kan hier te gast gaan en bij Donker zijn licht opsteken. Bij deze „Strooniingen cn Gestalten" behoort ils bloemlezing „Een nieuwe bundel",, door dezelfde auteurs samengesteld. Deel I en II zijn leesboeken voor de aanvangs klanken van 't voortgezet onderwijs. Hier zijn oudere en nieuwere schrijvers (schrijfsters) door elkaar geplaa'pt. Deel IIIV vormen een der beste ïiterair-historisehe bloemlezingen: deel III omvat de 13e18e eeuw, deel IV ie 18e19e eeuw, en deel V, dc lijvigste bundel, (ruim 600 pagina's) loopt van 18801931 en geeft de Vlaamsche lette ren van 1830—1931. Deel V is dus „bij"; maar wie dit boek doorbla dert, zoekt tevergjefs naai' de namen van wie wij rekenen tot de Christelijke literatuur een s'een:je te hebben bijgedrag?n, zooals we beeld- en breed sprakig zeggen. Natuuriijk is Willem- tie Mérode aanwezig en Jarq. v. d. Waals. Doch van de prozaïsten niet eens Haspels, noch Schrijver, noch Wilma, nooh Hcndr.a Kuyper-van Oordt. „Van hen, dit, niet meetelden", zoo heet een boek van L E. cn ze bedoelt er mee de R.-katholicke vaderlanders in Je bloeitijd der 17e cn de pruiken tijd der 18c eeuw. Wc zullen ons moeten getroosten vooreerst nog niet „officieel" mee te tellen. We zijn op dit punt niet verwend, gelukkig. Wel is waar, kreger de succes-nummers A. M. de Jong en .lo v. Ammere-KüUcr hier ook nog geen beurt. Die zijn tronwens al populair genoeg dan dat een bloemlezing hier nog wat helpen zou. Doch: Carry van Buggen, die torenhoog uits'eekt boven een Jeanne Kloos-Revneke van Sluwe, mis sen we hier en laatstgenoemde doet mee. Giza Ritschl (wie herinnert zich harer?) mocht een vol gend maal wel bijgezet worden in bet graf der vergetelheid. Is Willem Srhürmann of Johannes Reddingius zoo veel krachtiger of fijner prozaïst dan Wilma, J. L F. de Liefde of Hendra Kuyper-van Oordt? Zoo zouden we kunnen voortgaan. Natuurlijk: elke bloemlezer, met name die de histoire contempo raine" aan dc orde stelt, is beperkt of liever: moet zich beperken in zijn keus. Het wordt echter wel tijd voor een daad van een voudige rechtvaardigheid ten aanzien van enkele zoo oven genoemde au'eurs. Overigens: Deel V van „Een nieuwe bundel" een bloemlezing die in 't bizonder tie aller nieuwste li'eratuur in haar grillige kleedij en haar vaak nog grilliger mentaliteit recht tracht te doen. Nauurlijk is over tien jaar menige naam van die allemieuws'cn nauwelijks meer bekend. Wie houdt de kaleidoscoop der kunst bij? Wie snapt dit vens van den Vlamme Paul van Ostayen: MELOPEE Onder de maan schuift de lange rivier Over de lange rivier schuift moede dc maan Onder de maan op dc lange rivier schuift de kano naar zee. Langs ho' hoogriet langs de laagwei schuift de kano naar zee Schuift met-tic schuivende maan de kano naar zee Zo zijn ze -gezellen naar zee, de kano, de maan en de man. Waarom schuiven de maan cn de man getweeën gedwee naar zee? Dit ia wel oen uiterste, maar dit l>c<wij«t dam toch de vcrwardlieid iler gereten, die experimenteeren oprtïoop van een gedicht. „Nederlandschc letterkunde" van A. L. J. Wijtzes, directeur van de Sneekcr kweekschool, is een be knopt werkje, en als zoodanig d.w.z. als een be knopt overzicht heeft het rijn verdienste. Bij zoo'n boekje behoort natuurlijk dc monde linge les en vooral: de bloemlezing of het kunst werk, gedicht of roman. Eigenlijk moesten we een breed opgezet werk be zitten als: „St-roomingcn en Ges'alten", maar dan van uit onze eigen levens- en wereldbeschouwing geschreven; vooral ten aanzien van de „stroomin- gen" hebben we behoefte aan richtlijnen, aan een eigen norm. Dan kunnen we ook de gestalten doorzien zooals ze zich in de kunst uitleven. Als beknopt overzicht heeft dit boekje zich reetls een plaats veroverd blijkens de derde herdruk. Hiér doen ook mee, die elders niet meetelden: Jongere christelijke dichtere krijgen hier een apart hoofdstukje, als ook de Christelijke romanschrij- De karakteristiek der gestalten en der kunst is niet altijd even goed getroffen; eigen stijl heeft dc auteur daarin niot. B.v. als het van mevr. Sevensmn-Themmcn heet: „Haar laatste boeken: „Als nieuw geboren kinderkens" (1929) en „Daden, die koeren" beginnen iets verstandelijks te vertoo- nen dat door de dialoog die in de regel levendig is, niet geheel wordt weggenomen", dan voelen we dat hier niet klaar omschroven is wat wordt bedoeld. De „insider" a'.lcen snapt wat dc „clou" is. Overigens: we waardecren dit werkje als een hand reiking voor onze jongeren tot in- en ovei-zicht van wat andere een verwarrelde veelheid lijkt, 't Is gelllustireertl met tal va-n goede portretten. Het werkje van den heer W. Kramer, leeraar aan de R.H.B.S. te Wagcningen, bedoelt te zijn: „een inleiding tot het lezen van literaire kunst". D.w;z. lezen met begrip ten aanzien van inhoud en vorm als organische eenheid. „Het kunstwerk is een levensvorm, kennis van de materie en z'.i wetten, waarin dc kunstenaar rijn diepste leven verworkelikt, i9 nodig om tot dat leven door te dringen". Dit boekje mikt dus hoog: 't wil de lezcrrs iets nader brengen aan het mysterie van „'t innerlifc scheppende leven" dat zich manifesteert in taai en dichtvormen. Het motto dat aan 't boekje voorafgaat luidt, vertaald: „liet kunstgenot wordt verrijkt en verdiept, wan neer men 't gevoel heeft, het kunstwerk aan te kunnen niet alleen door intuïtief verstaan, maar ook met klaar begrip." De schrijver is een kunstgevoelig en kunstzinnig mcnsch, die met liefde zich wijdde aan deze studie, welker resultaten hij ons hier uitstalt in een veelheid van verrassende citaten, illustrce- rende wat hij als theorie, als norm en regel, heeft gevonden. Natuurlijk leeft ook deze schrijver bij geleend licht Vandaar een rijke literatuur-opgave Pr verdere studie. Naast „Woordkunst", het bekende cn veel ge bruikte werkje van wijlen Poelhekke, herzien door Dr. G. Brom, kan Kramers boek goede diensten bewijzen. Hij iaat U de schoonheden zien in poëzie cn proza die ge licht voorbij gaat of die ge, ge nietende, nu beter, bewuster doorziet *t Gaat hier over: Ritme, Maat, Rijm, Plastiek, Het beeld, Vorm en Inhoud, Dichtsoorten, Stijl en Stijlrichtingen. Om bij dit laatstgenoemde onderwerp te blijven: Kramer kaïukteriscert aldus het z.g.n. expres sionisme. „Tegenover de rust van de klassieke stijl, de brede analyse van het naturalisme, de zinnenwecldc van het impressionisme, het teer- doorlichte symbool van romantiek en symbolisme de onrust van het moderne leven: een snel, ge broken ritme, dat dc zin verbreekt tot hartstoch telijke uitroep, tot krachtgolaóen fragment; het barokke beeld, het woord, da als een lichtsein opflitst. Mareman's „Saito Motalc" is een tvpiea voorbeeld van deze stijl in het vers, zijn „De Vlie gende Hollander" in proza". Maar: Marsman is zelf dit station al weer lang voorbij. En vergeten we niet: dc kunst der grootcn stoort zich weinig aan het „isme" van een bepaal de tijd; welks kenmerken zegt Kramer terecht het sterkst sproken in de decadente figuren van zekere periode. De grooten richten hun tijd, omdat hun kunst van cn voor alle tijden is. Kramer's boekje veronderstelt veel belezenheid, en kennis van de moderne talen. Het is een te waardecren bijdrage tot het verstaan van literaire schoonheid waarvan wij er niot gauw te veel bobben. Wie door zolllitudie steeds meer intenser wil. tracb'en te profitocren van de omgang met literaire vcrecJiijnselen cn verschijningen, vindt in boven besproken werken aanbevelenswaardige gidsen. A. W'APENAAi» z De avonturen van Fernando Maegelhaes door G. K. de Wilde I. De ontsnapping Rtsjrtsj Onafgebroken, nu en dan een schichtige blik achterwaarts werpend, werkte Louis de Torrcra Hij smeerde wat vet aan de gleuf, die de vijl gemaakt had in de ijzeren staaf; luisterde even of er geen onraad was; of de wachters niet na derden, dan werkte hij weer door, terwijl het zweet hem van het gezicht droop door de inge spannen arbeid en door het ongemakkelijke van lijn houding. Rtsjrtsj Dieper drong de vijl in het roestige ijzer, zoo nu en dan piepte het werktuig even. Dan hield Louis in plotselinge schrik opluisterde weer Ondanks het moeizaam werk had hij een blij de glans van hoop in zijn oogen, ondanks de lange gevangenschap waren nu zijn bewegingen krachtig. Tien maanden in dezelfde cel duren eindeloos lang! Zou er een kans zijn, te ontkomen? Misschien? 't Was zeker, dat hij vrienden had, hier in Sevilla. Dat moést! Maar Werken! Vooruit! De vijl trok weer dc gleuf steeds dieper. Louis wrikte eens; de staaf voor het celgat bood nog Weerstand. Werken! vooruit! Eindelijk eens vrij! Rtsjrtsj Bijna geluidloos deed dc vijl haar werk. Als 't niet gevaarlijk was geweest, deze plotse ling, uitbundige vroolijkheid, dan had Louis wel op de maat mee willen zingen, een van die •yroolijke, Portugeesche zeeliedjes bijvoorbeeld, zoo ,Vol van rhythme. Neen, dat zou dwaasheid zijn! Nu niet beder ven, wat zoo mooi leek. En onder het werken dacht hij aan zijn vader land, aan Portugal, dat hij zoo lief had. Dacht hij aan zijn Koning, in wiens dienst hij stond. Spoedig zou hij weer vrij zijn. Spoedig! Zingen kon hij niet cn dus neuriede Louis wat mee op de maat Rtsjrtsj Gauw vrij! zong de vijl, nu en dan even knersenu. Eensklaps schrikte Louis. Hij tuimelde bijna \an de ruwhouten stoel waarop hij stond. De vijl onder zijn krib! Het boek, dat op tafel Jag, opengeslagen. Lezen nu! Zijn hart bonsde. Tersluiks blikte hij even omhoog naai1 het luchtgat. Hij zag de ingegroefde gleuf blinken in het zonlicht, fel en helder! En in zijn angst voor ontdekking leek hem die schittering feller dan ooit tevoren. Stapstapstapstap! Langzaam kwam iemand nader. Bijna was hij voor de celdeur. Louis herademde, gelukkig voorbijgegaan! Nog even werken dan! Louis wachtte nog enkele minuten of niets zijn rust meer verstoorde, dan klom hij weer op zijn stoel en hervatte zijn werk met koortsachtige En onder het vlotten van de arbeid, verdween langzamerhand het geringste spoor van angst en kwam weer de blijdschap boven. De zon begin echter stil aan tc dalen cn Louis begreep, dat veiligheid hem gebood op te houden met het werk. De wacht zou nu wel spoedig komen. Hij stapte dus van zijn stoel af, na nog eens even aan de staaf gewrikt te hebben of ze al dan niet meegaf. Er zat nog geen beweging in, maar Louis troostte er zich mee, dat het morgen toch wel lukken zou. Hij nam een stukje van zijn brood af cn rolde dit over dc smerige vloer van zijn cel en na deze bewerking drukte hij het in de gemaakte ope ning. Nu was de groef wel niet onzichtbaar voor een speurend oog, maar het leek van beneden af of er niets aan de staaf was gebeurd. Na deze voorzichtigheidsmaatregel stopte Louis de vijl in een hoek onder wat stof en aarde en zet te hij zich aan tafel en deed alsof hij aandachtig las in een klein latijnsch boekske. Louis wachtte en luisterde! Hoe vroom dc mon nik ook geweest was, hoe schoon ook de gedach ten waren, die hij in dit wei-kje had neergelegd, 't interesseerde Louis niet op dit oogenblik. Zoo dadelijk zou de wacht komen, zou hij weer een briefje krijgen, zooals tevoren? Weer kwamen voetstappen nader. Een sleutel rammelde, het slot werd omgedraaid cn de gren del weggeschoven. Voor de deur stond een Spaansc-he hellebaardier, die met een kort gebaar Louis uitnoodigde naar buiten te Komen. Loom, alsof het hem niet vcol schelen kon, stond Louis op. Inwendig popelde hij! Kalm slenterde hij de gang in, maakte een weerstrevigo beweging, toen de hand van den hellebaardier hem aa istootte cn tot doorloopcn maande. Kalm vriendje! dreigde de soldaat. An ders Louis vond het beter maar niet te informeeren naar het vervolg van de zin, hij liep de gang af, die rechtstreeks naar het bastion van de gevange nis voerde. In tijd van oorlog deed deze tevens dienst als vesting en als steunpunt var de Spaan- sche macht in deze landstreek, waar het aantal Mooren zoo groot was, rad zij een onschatbare waarde. Dit alles boezemde Louis op et oogenblik in het geheel geen belang in, hij knipperde even m de oogen tegen het late daglicht, dan slen terde hij wat heen en weer, nu eens voor, dan achter den hellebaardier, die dit eentonig wan delen al gauw opgaf en wat aan de Zuidzijde te gen de muur ging leunen, waar hij een prachtig ui eht had over Sevilla en de Guadalquivier. Op d rivier lag een vijftal schepen, waarvan er een hoog in top de Koningsvlag droeg, ten teeken, dat daa. de bevelhebber van de kleine vloot aan boord het commando voerde. Kijk! wees hij Louis De vloot van Fer nando de Magallanes. Ze zullen nu wel gauw ver-' trekken, jullie Portugeezcn hebben wel wat te veel verbeelding. Niet? Dc soldaat lachte hartelijk cn bleef intusschen de vloot in het vizier houden. Daardoor bemerkte hij niet, dat Louis riem woedend aankeek. Verrader! zei hij zachtjes. Verrader van je land. Dat ben je, Magelhais! Maar hij zei het niet hardop, Louis had geleerd te zwijgen, gedurende zijn gevangenschap. Hij zei al.een kalm: Je moet zc-ggen Fernao de Magolhaes. Beroof hem nic-t van zijn naam ook, zijn eer heeft hij alreeds verloren. De soldaat schoot weer in een onbedaarlijke Och wat! smaalde hij. Je Fernando is een Spanjaard geworden cn dus zal hij nu Magella- nes heeten. Snap je? Die tongval van jullie Por tugeezcn kunnen we ons niet aanwennen. En dat hindert ook niet! Fernando is ónze man en ik wou, dat ik meekor» met de vloot En jij? Hij keerde zich naar Louis om diens meening te hooren, maar deze had zich al afgewend en slenterde naar de Noordkant van de vestingwal. Wat kon hem eigenlijk die kletspraat van dien Spanjaard schelen. Daar aan de Noordkant moest hij wezen. Hij ging op de grond zitten en wachtte, zijn rug geleund tegen de muur. De hellebaardier haalde zijn schouders op, toen hij Louis weer op zijn gewone plaats zag zitten. Zat hij weer aan de Noordzij. Wel, laat zit^ ten. Ontsnappen kan hij toch niet. (Wordt vervolgd). Mededeeling prijsvraag Volgende week beginnen we met een nieuwe prijsvraag! Bereid je er al vast maar op voor. 't Wordt héél iets anders dan do vorige ltee- ren; je zult er weken mee bezig kunnen zijn! Om na te teekenen en te kleuren G-»nzen-Lies]e 7

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 12