VERVOLGVERHAAL
De gezegende rit
door
S. Williams
(Slot)
Bij de ontmoeting bleek bij vader en schoonzoon
groote gereserveerdheid. Lena zag het wel, doch
liet niets merken. Ze genoot bijzonder, toen later
bleek, dat haar man werkelijk moeite deed het
voor vader gezellig te maken.
Van 't Goor vertelde den eerstea avond uitvoerig
van zijn zorgen. Banga vond, al luisterende, de
verklaring van het feit dat Leen's vader zoo oud
geworden was.
Het „spulletje" was voor hem een heerlijkheid.
Daarvoor „Behoefte" hij zooveel jaren. Zoo'n keu
terboertje ging er kapot van als ie nou alles los
laten moest. Schoonpapa was altijd een werkezel
geweest Hij deed heel godsdienstig, maar minstens
zes dagen in de week zat ie vol van 't boerewerk.
Moeder was anders. Die kon wel psalmen zingen al
werd 't heele boeltje verkocht. Zoo'n mensch....
Terwijl Van 't Goor klaagde, zat Banga te peinzen
Hij kreeg werkelijk medelijden En, toen de oude
eindelijk zwoeg, begon Banga een plan te ontwik
kelen, dat de indroeve stemming verdreef.
Hij sprak over het houden van pensiongasten in
den zomer. Moeder was nog vlug genoeg om de
lui te bedienen. Eieren, groenten en aardappelen
behoefden niet gekocht te worden. Met een beetje
schikking kon een groot deel van 't huis dispo
nibel zijn voor de gasten. Zoo was het mogelijk
een heel groepje te verzorgen. In 't buitenland zou
T nog wel lang blijven rommelen. Hierdoor wer
den een massa menschen binnen de grenzen ge
houden.
Banga gaf allerlei aanwijzingen.
Van 't Goor luisterde gretig. Hij zag dat 't kon.
*t Was heel laat toen besloten werd te gaan slapen.
De Kerstdagen werden gezellig. Telkens ontdekte
Van 't Goor iets dat zijn antipathie verminderde.
Lena was vroolijk, kleine Klaas zoo grappig, en
zusje zoo mooi. Het huis was oud, maar netjes.
Ja, in deze Banga zat wel wat goeds. Al dat schil
derwerk, en 't behangenknap!
Den eersten Kerstdag ging Vaa 't Goor met zijn
dochter naar de houten kerk. Alle plaatsen waren
bezet. Vreemd, dat zoo'n kerk binnen grooter en
mooier was dan je dacht. Het zingen ging te vlug.
Nee, dat was aiet bij te houden. Naast de preek
stoel wat was die wijd! stond een groote
kerstboom met kaarsen en slingers. Mocht dat?
En de preek? 't Was niet mogelijk, te zeggen hoe
die genoemd moest worden. Dominee sprak zoo
gewoon. Toonde niet de waardigheid van 't ambL
Nee, hij zag het graag een beetje deftiger. Was
de man orthodox? Zingen, sproken, en die boom
dood je denken aan wat anders. Maar, wat ie zei,
was vost rechtzinnig. „Christus moet geboren wor
den in het hart". „Ik leef aiet meer, maar Jezus
Christus leeft in mij".
Ja, als je dat de Apostel na kon zeggenHet
is feest in mijn ziel,
Want de Heiland kwam in,
Met al Zijn liefde en luister".
7oo'n versje pastte er eigenlijk niet bij. Dan zou je
toch weer zeggen
Een blik op het doophek bracht vocht in z'n
oogen. Daar stond zijn kind als moeder.... Ai-
leen „Ik dank U, Vader! Heere des hemels
en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen
en verstandigen verborgen hebt, en hebt ze den
kinderkous geopenbaard; ja Vader! want alzoo is
gewoest hot welbehagen voor U" „Alleen kinde
ren kunnen Kerstfeest vieren. Wij, groote men
schen, moeten kinderlijk, afhankelijk, vol aanbid
ding naderen tot den stal".
Van 't Goor knikte. Zoo was 't goed. Hij wilde nu
niets meer missen. Kort daarop klonk het: Amen.
Te gauw! besliste de criticus.
Waar bleef de nabetrachting?
Onderweg vertelde Lena dat ze ia deze kerk nooit
slaap had, en dominee zoo goed begreep.
Van 't Goor verzweeg zijn bezwaren Hij zou nu
maar wat toegeven. Lena was ook nog jong. „Wa
ren er veel mijnwerkers?" vroeg hij. Zij knikte.
„Maar, ze waren allemaal fijn in de kleeren!" Le
na lachte „Hier komen we nooit achterop", zei ze.
Middags kwamen de Brouwers en Jansens. Van
't Goor babbelde druk mee. Brouwer was in zijn
oogen een ouderling waar je respect voor kon heb
ben. Zoo'n man kon zich ook in Gelderland wel
presenteeren. En, Boukje wist wat ze als vrouw
van een ambtsdrager verplicht was. Die deed niet
mee met de zondige gewoonten van den nieuwen
tijd. Ze was eenvoudig.
Jansen's vrouw was net een stadsjuffer. Die had
de wereld nog lief. Dat zag je direct Haar man
deed gewoon. Die was vast degelijker.
Van 't Goor begreep van de verhalen over 't mijn
werk niets. Paardestallen diep onder den grond?
Groote stallen met electrisch licht? En, waren de
dieren vet? Ze moesten stikken in 't kolenstof zou
je zeggen. Werd met machines voor frissche lucht
gezorgd?
't Was vreemd. De dingen waren allemaal geheel
anders dan hij zich voorstelde. Nou zat le met
mijnwerkers te praten, en 't waren aette, fatsoen
lijke menschen.
Massa's nieuwe huizen zag ia
En, mooie wegen. Je kon hier beter zonder klom
pen dan thuis.
Over Arie werd ook gesproken.
Hij kwam vlak voor de Kerstdagen thuis. Z'n been
bleef stijf. En, hij was aog heel zwak.
Toen Lena 's avonds vertelde hoeveel jufffrouw
Jansen deed voor Ario's gezin, sloeg Van 't Goor
vol verbazing op z'n knie. Die juffer? Wie zou
't gelooven. Daa was ze ook veel beter dan hij
dacht.
Zooveel doen voor roomsche menschen
De tweede Kerstdag werd voor Van 't Goor een
dag van stil genieten.
Geen bezoek, en geen kerkdienst
Het laatste was voor Lena aanleiding na het mid
dageten vader den Bijbel te geven. Van 't Goor
begreep 't. Gelukkig, dat z'n vrouw den leesbril
meegaf.
Den volgenden morgen, toen hij na 't ontbijt weer
stilletjes wilde danken, zei Lena, „vader, straks
gaat u weg, bid nu luid met ons".
Van 't Goor moest een paar maal slikken, 't Werd
hem te machtig.
Dat Klaas dit goed vond
Met bevende stem werd gedankt voor de gezegende
dagen.
Oudejaarsavond
De kerkgang is achter den rug.
Van 't Goor zit op zijn gewone plaats bij de
kachel, heeft z'n pijp gestopt en rookt
Zijn vrouw schenkt koffie. Ze heeft een heerlijke
oudejaarsavond. Toen de dominee dankte voor de
zegeningen van het oude jaar, had ze in gedachten
allerlei opgesomd.
Dat Jan na de reis zoo veel goeds vertelde, en
zoo anders werd, behoorde tot het voornaamste.
Van 't Goor is niet rustig. Dominee sprak over
het belijden van zonden voor God en menschen.
Biddend was vergeving gevraagd, maar zijn vrouw
weet nog nietVóór het nieuwe jaar begint,
wil hij alles vertellen, maar 't is zoo zwaar....
Eindelijk begint Van 't Goor iets te zoggen van
het donker verleden. En dan komt ook de belijdenis,
„'t Was soms zoo donker voor me. Dan dacht ik:
waarvoor leef je nogMaak er een eind aan;
je vrouw kan zoo'n man best missen; je kind heeft
je niet noodig; wat de dominee vertelt is misschien
niet waar. Ik las uit den Bijbel, bad, en was
een verharde, oude zondaar. De duivel zat in me....
God heeft me bewaard, anders.... Dat jij zoo
drong om naar de kinderen te gaan, was van den
Heere. Nou is de haat tegen Klaas ook weg"
Zij knikt. „Ja," zegt zo, „nu kun je ook bidden
voor een Banga. En dat is noodig, Jan. Klaas is
er nog niet Nu vragen we allebei of do Heere
hem een nieuw hart wil geven."
Twee paar ruwe, vereelte handen vouwen zich
Dominee Long spreekt met zijn vrouw over het
oude jaar. Zij wist wel, dat dit volgen zou op de
preek oven „Komt dan en laat ons samen rechten,
zegt do Heere: al waren uwe zonden als schar
laken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren
zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte
wol."
Haar man, die bekend staat als een practisrh
werker, leeft toch ook bij stemmingen. De sylvester
avond heeft voor hem altijd een bijzonder karakter.
Ook nu zal hij ernstig vragen wat de oude tijd
kring hem leerde. Zeker is, dat het opmaken van
de balans er too leidt met ontroering te consta-
teeren, hoe in eigen zieleleven veel was dat denken
doet aan scharlaken en karmozijn.
Dominee Long ziet een groot tekort, maar voor
hem is het woord genade meer dan een klank.
Niemand in de kerk heeft meer genoten van de
preek dan hijzelf.
Hij denkt aan allerlei menschen. Ook aan Al richer.
Belemmert deze man gezonde voortgang, of
Dominee vraagt zijn vrouw. Zij herinnert aan een
gesprek met collega Orman. Haar man had toen
geklaagd over den ouderling en allerlei verteld.
Orman zei: Je moet er voor danken zoo'n man
in den kerkeraad te hebben. We mogen niet ver
geten, dat in dit heuvelland ook remmen voor 't
geestelijk werk noodig zijn. Denk aan je zelf. Je
bent zoo impulsief en wilt direct de plannen uit
voeren. Jij hebt neiging een massa overhoop te
halen. Preekte je wel eens over Martha? Een
eminente vrouw. Niet voor zichzelf, maar voor
haar Heer werkte ze. En tochJe weet het
wel Door je aanleg loop je gevaar altijd bezig te
zijn met „veel dienens", en het zitten aan 's Hol
lands voeten te vergeten."
Vlak voor twaalven zegt dominee Lang: „vrouw,
we moeten dit jaar eindigen met danken."
In Arie's huis ie, hoewel de kinderen slapen, veel
gerucht De Jansens, Brouwers en Banga'3 hebben
aan Arie's verzoek om „oud en nieuw" bij hem te
vieren, voldaan.
Juffrouw Jansen staat voor een heet fornuis en
bakt Haar zuster, Boukje, helpt. Arie's vrouw zit
met Lena rustig te praten.
Zij mogen niet werken. Tine, die do.scepter zwaait,
heeft het verboden.
Banga en Arie schaken. Al pratende volgen Brou
wer en Jansen de ontwikkeling van het spel. Zij
behooren nu ook tot tie spelers.
Allen zijn ze beginners. Hiervan is Banga de
knapste. Hij wint ook nu: Arie's koning staat
„mat".
Als de schaal met oliebollen op tafel komt en
Brouwer sigaren presenteert, wordt het schaak
bord op zij gezet en begint het nog meer levendig
te worden.
Arie vertelt allerlei van 't ziekenhuis. Er is niets
ernstigs bij.
Banga geniet bijzonder. De oudejaarsavond is voor
hem een avond van jolijt. Hij heeft veel degelijks
gedaan in 't oude jaar: het slot moet grappig
wezen. Luide lachsalvo's klinken, wanneer Arie en
Banga probeeren elkaar te overtroeven in 't weer
geven van bontgekleurde verhalen.
Brouwer heeft moeite mee te doen. Hij denkt aan
do preek: „Komt dan en laat ons samen rech
tenWat is dat woord geweldig! Verschijnen
voor een heilig GodKon hij nu hier maar iets
vertellenEen oudejaarsavond mag niet ein
digen met lachen.
Vlak na een grap van Banga veretrakt zich Arie's
gelaat en begint de invalide diep ernstig te vertel
len waarom hij en zijn vrouw uitnoodlgden. Ze
zijn zoo dankbaar voor de hulp. Zooveel kame
raadschap maakt rijk. Ontroering klinkt in Arie's
stem als hij vraagt: .Zullen jullie niet te veel
medelijden hebben? We zijn vooruit gegaan. Toen
we het „avondje" hadden MJ Jan, waren we aimer
dan nu."
In afgebroken zinnen wordt iets meegedeeld van
de geestelijke winst.
Als Arie, uitgeput, terugzinkt in de kussens, ver
telt Brouwer. Hij ziet klaar hoe Arie's ongeluk
zegen bracht in verschillende gezinnen. Voorzich
tig en met sobere woorden maakt hij dit duidelijk.
Niet alleen Jansen, maar ook Banga knikt toe
stemmend. Arie's vrouw iloht devotelijk haar blik
naar 't crucifix.
Brouwer noemt de tekst van dominee Long's preek
en zegt: „Wij zondigden, maar er is vergeving.
Arie, Je kunt met Je gezin op ons blijven rekenen.
En ik weet: als we goed zien, zeggen we allemaal:
jouw tocht van Eindhoven naar huls was, hoe
raar het ook klinkt: een qeteqende rit."
406
HERINNERINGEN VAN EEN PREDIKANT
Kinderen Gods
Ook in Schoonehavens waren richtingen en stroo-
iningen, gelijk overal elders in ons lieve vaderland.
Deze zeer tnenschelijke ziekte, aan de Hollanders
al bijzonder eigen, heeft voor en tegen. De infeolio
doet menigmaal de weerstand krachtiger worden,
maar kan ook doen verzwakken. Ook Schoone
havens was geïnfecteerd, de richtingabacil had zich
hier vermenigvuldigd en in groote groepen was de
gemeente verdeeld. Sommigen vonden het nuttig,
aanhangers van de beschouwing dat infectie veel
voor had. Vrede was eigenlijk alleen op 't kerkhof
mogelijk, daar deed niemand z'n mond meer open.
Maar in de samenleving hoefde Je toch niet te
zwijgen, daar was gelegenheid je meening naar
voren te brengen en leven moe9t er ook in de
geestelijke brouwerij zijn. Anderen betreurden het
uiteengaan in groepen; wat had je aan al die
verdeeldheid? Meest werk van enkelen met een
grooten mond, die heel eigenwijs meenden de wijs
heid en waarheid in pacht te hebben. Velen vonden
het vechten niet onpleizierig; er moest in een ge
meente actie zijn, anders werd het een dooie boel.
En zoo leefden naast elkaar en bijwijlen tegen
over elkaar zwaar, middensoort en licht. Licht en
zwaar vochten wel eens samen, om middensoort
een duw te geven; een andere maal verbroederden
zich zwaar en middensoort Afzonderlijk was geen
enkele groep de sterkste, vandaar het sluiten van
verbonden. Van 't dwaze is ieder overtuigd en toch
schijnt ontkomen zeer moeilijk. Zouden de drie
soorten door van hart tot hart te spreken, elkaar
niet meer kunnen vinden? Moeten de ongelukkige
stembiljetten in een gemeenschap met louter gees
telijke sfeer, nu altijd beslissing geven?
Ieder der drie richtingen was overtuigd de ware
te zijn. Grappig hoe menschen altijd weer meenen
de waarheid in volstrekten ria te bezitten, en
hun beschouwing aan een ander willen opdringen.
Ieder smulde bij z'n eigen predikant, de geestelijke
diners verschilden, geloof ik, meer in vorm dan
wat de inhoud betreft. Maar vorm en wezen wor
den door de massa vaak verwisseld.
In de praktijk van het volle leven is het richting-
verschil uitgeschakeld. Zielen die nog niet te veel
met het intellect de godsdienstige vragen hebben
bezien, weten van richtingen niet af. Persoonlijk
sprak ik er liefst nooit over, al wist ik natuurlijk
dat de ééne ziel dezelfde waarheid anders aanvoelt
dan de andere. En dat kan toch ook niet anders.
De Persoon van Christus, die zich In het diepste
Innerlijk openbaart, is Zaligmaker van verschillend
menschentype. Er Is verscheidenheid van aanleg
en karakter, ln willen, gevoelen en denken. Alleen
moest de verscheidenheid niet verdoelen, maar
vereen igon.
Verkwikkend als je zielen ontmoette, die van dat
alles geen besef hadden, maar innerlijk worstelden
om het eeuwige leven. Want nu en dan moest je
andere dingen hooren, vriendelijk werd je dan
aangezegd, dat je den weg naar den hemel te ge
makkelijk maakte, dat je op moest passen voor
een ingebeelden hemel of dat je nog eigenlijk te
zwaar was, meer concessie moest doen aan
wereld en cultuur.
Een buurvrouw had gevraagd of ik spoedig wilde
komen, 't zou misschien afloopen en d'r was met
de juffrouw van twee-hoog beslist een wonder ge
beurd. De patiënte was nu totaal verbeterd, een
vrouw van middelbaren leeftijd, uit eenvoudigen
volkskring. Na de catechisatie ben ik er 's avonds
laat nog heengegaan. Onderweg liep ik te denken
aan het wonder dat gebeurd zou zijn. Verstande
lijk loop je in je zelf te praten en al wat te
kleineeren Ik dacht dat de buurvrouw wel zou
hebben overdreven; 't leek me wat opgeschroefd.
De menschen spraken zoo gauw van een wonder,
als je iets nog best uit omstandigheden on psy
chische oorzaken verklaren kon. Aan den anderen
kant was de buurvrouw betrouwbaar, geestelijk
hoogstaand en daarom zou er toch zeker wel iets
bijzonders zijn te ontdekken.
Ik werd ontvangen door een dochter, die me ver
telde dat moeder zeker aan 't ijlen was geweest.
Ze was maar al met de godsdienst bezig geweest,
't scheen een beetje doorloop te zullen worden.
Volgens de dochter dus van een wonder geen
sprake, heel eenvoudig was alles verklaard uit
koorts en zwakheid van hoofd.
In de alkoof op 't bed een vrouw van middel
baren leeftijd, met trekken op 't gelaat, die een
loven van harden strijd openbaarden. De kleur
van 't gezicht was geel bleek, de oogen stonden
helder en stralend, om de mond speelde een lach,
grijs haar omkransde het voorhoofd.
Inderdaad ging van het wezen iets bijzonders uit
Neen, dat waren geen oogen die koorts lijden of
hallucinatie verrieden; ze stonden helder, rustig.
Er was totaal geen opgewondenheid, geen over
dreven spanning, er was innerlijke ontroering en
blijdschap. Ze was blij met een dominé te kunnen
spreken, wilde gaarne vertellen wat er gebeurd
was, en dan moest ik maar eens zeggen of het een
wonder was of niot
Met zwakke stem bogon ze haar levensgeschiedenis
te vertellen. Als zoovelen had ze een geloovige
moeder gehad en een brave vader zonder belang
stelling in de geestelijke dingen. Moeder had veel
leed stil gedragen, vader was wel oppassend, maar
wilde niets van godsdienst weten, werkte tegen.
Dat tegenwerken had moeder tranen gekost,
vooral ook bij de opvoeding der kinderen. In stille
uurtjes had moeder haar toch verteld van den
Heiland, haar leeren bidden, 't Zaad was wel uit
gestrooid maar 't duurde lang voor het zou opko
men. Jong meisje geworden, scheen ze alles ln
te zijn vergeten en koos van ganscher harte het
loven der wereld; natuurlijk in 't ordentelijke.
Ze leerde haar man kennen, die evenals zij niet
aan „godsdienst deed". Hij wist te vertellen dat 't
allemaal onzin was, dat er honderden godsdiensten
waren en niemand precies wist wat waar was. Men
sprak elkander tegen, bewijs dat er niets van waar
was. Toch was diep in haar innerlijk uitgestrooid
zaad aanwezig. En uitgestrooid zaad Iaat zich niet
vernietigen door menschelijke redeneeringen. Ze
had moe gelachen, mee verworpen en los gelaten,
maar 't uitgestrooide zaad ging niet weg en de
levenskracht van 't zaad zou openbaar worden.
Een paar weken geleden werd ze ziek, heel erg
ziek. In haar eenzaamheid had ze wel aan 't ver
leden gedacht aan haar moeder, zooals vele ern
stige zieken plegen te doen. maar geboden had ze
niet, ze had geen behoefte, wist niet wat te zeggen.
Totdat hot groote gebeurde in de donkerte van een
slapeloozen nacht. Koorts had ze toen niet, ze was
volkomen helder. Maar zeer duidelijk had ze licht
aanschouwd en den Heiland gezien, die haar
waarschuwde en zei dat ze moest gelooven, want
anders ging ze verloren.
't Was geen hallucinatie, geen verbeelding, ze had
Jezus gezien. En nu geloofde ze echt, nu wist ze
dat Jezus haar lief had en dat ze Ln vrede kon
sterven. En ze was zoo dankbaar voor Gods go
nad e, die haar wilde redden van 't verderf.
,43 dit geen wonder, dominé?"
,,'t Is inderdaad een heerlijk wonder," was m'n
antwoord, veel meer kon ik niet zeggen. Een open.
baring Gods, doorwerking van uitgestrooid zaad,
de Heilige Geest in een alkoof, in een eenvoudige
ziel om te vertellen van Gods roeping tot het
groote Avondmaal.
Haar oogen straalden, de glimlach bleef. Ze praatte
maar zachtjes door over 't onbegrijpelijke, dat 't
haar was geschied. Als dat haar moeder nog eens
had mogen beleven, wat zou dat heerlijk zijn, maar
straks zou ze haar moeder daarboven ontmoeten
en alles kunnen vertellen.
Eenvoudig, onopgesmukt, geestelijk waar had da
zieke alles verteld. Ik ging heen met dank in ie
ziel, bemoedigd. Onwillekeurig dacht ik aan do
dwaze richtingen, aan benauwende dogmatiek, die
misschien beswaren zou opwerpen. Deze vrouw
was een kind van God en wist van dogmatiek niets
af. Ze had den levenden Heiland ontmoet en was
gelukkig. Zo juicht nu daarboven zonder ooit te
hebben deelgenomen aan den Christolijkcn, kerke-
lijken strijd, zonder ooit gekeurd te zijn, of zij
naar menschelijke meening er goed voor stond.
Maar hot hoogste was zij gewaar geworden, name
lijk de ontmoeting van Hem, Die leeft in allo
eeuwigheid. Heel weinigen hebben in de stad vaa
gejaug en rumoer, geweten van het groote wonder.
Dit wonder wordt herhaald in do harten van allen,
die kinderlijk zich aan den Heiland geven.
Van de Redactie
In dit oudejaarsnummer, nu wij weer een jaar
gang van ons Zondagsblad afsluiten, willen wij
dat doen met een onkel woord aan onze lezers en
medewerker». Deze beide in een adem te noemen
moge niet vreemd klinken; immers een goede in
houd is niet denkbaar zonder het onontbeerlijke
9 contact tusschen lezers en medewerkers.
Wat de nu afgeloopen jaargang betreft: dezer
dagen verschijnt het Register, welwillend samen
gesteld door den heer W. G. Diemer, assistent aan
de Openbare Leeszaal te Haarlem.
Deze zeer overzichtelijke inhoudsopgave is onmis
baar voor ieder die de jaargang geheel wil over
zien en nog eens iets wil naslaan, bijv. een boek
bespreking of anderszins.
Uit dit register blijkt verrassend, hoevele bekende
auteurs aan ons Zondagsblad hebben meegewerkt
en zulk een goed verzorgd overzicht stemt tot
dankbaarheid.
Dit register is geheel gratis verkrijgbaar bij de
door de Directie beschikbaar gestelde, eveneens
goed verzorgde, band, waarvan de prijs zeer ge
ring is 0.06). Ieder die hot Zondagsblad
bewaarde is nu in de gelegenheid de jaargang te
doen inbinden.
Ook voor het volgend jaar stellen wij ons voor
„elk wat wils" te geven. Zoowel beschouwende en
leidinig gevende artikelen over literatuur als actu-
eele boekbespreking, schetsen en vervolgverhalen,
artikelen over opvoeding, rcislieschrijvingen,
levensbeschrijvingen, verzen cn populair-weten-
schappelijke bijdragen zullen een plaats vinden,
in ons Zondagsblad, dat het ideaal hooghoudt:
„familieblad" to zijn.
Zoo hopen wij een boeiend en geestig vervolg
verhaal te plaatsen van den bekenden auteur
K. Lantermans, getiteld: „Hendrik van 't Hop-
land". Het is de (dorps)geschiedenis van een op
voeding zooalshet niet moet! Wij zien hier
een moeder en drie bazige tantes in actie ora
„Hcnderik" voor alle onheilen des levens te be
warenHet verhaal, vaak zeer humoristisch, is
tegelijk tragisch, want het dreigt natuurlijk Jam
merlijk mis te gaan met „Hcnderik".
Wij houden er niet van een nieuw verhaal te
„verklappen" dus zullen het verder voor zich zelf
laten spreken, waartoe ook de speciaal daarvoor
gemaakte illustraties niet weinig zullen bijdragen.
Voorts worden aan de bestaande rubrieken nog
ecnige toegevoegd, waarvan wij noemen een serie
schetsen over het dagelijksch leven in Indië, ge
schreven door mevrouw M. A. M. Renes-Roldingh
onder de titel: Bij ons In Batakland.
Ook voor de jeugd hebben wij goed nieuws. Mooie
prijsvragen zullen geregeld worden opgenomen.
En een vervolgverhaaldat wordt weer iets
blzonders. De bekende schrijver van „Krijn Touw"
en „De geheimzinnige villa", de heer G. K. de
Wilde, heeft zijn nieuwste historische verhaal voor
onze jeugdrubriek afgestaan. Het verhaal heet:
„De avonturen van Fcrnao de Mogelhaes". Fernao
de Moegelhaes, een Portugeesch ontdekkingsreizi
ger in dienst van de Spoansche kroon, ondernam
in 1519 een tocht langs de Braziliaansche kust
van Zuid-Amerika om daar een doortocht te vin
den naar de Stille Zuidzee.
Van de spannende avonturen in vreemde landen,
van muiterij en schipbreuk, maar ook van moed
en trouw zal dit verhaal vortellen.
Besluiten wij deze modedeelingon met de harte
lijke wonsch, dat ook in het jaar 1933 het Zon
dagsblad zijn eigen plaats in het christelijk gezin
zal behouden en tevens de hand tusschen onze
auteurs en lezers moge versterken.
P. J. R.
Gelukkig Nieuwjaar! Foto Ewald, Israel.
403