VERVOLGVERHAAL De gezegende rit door S. Williams (Slot) Bij de ontmoeting bleek bij vader en schoonzoon groote gereserveerdheid. Lena zag het wel, doch liet niets merken. Ze genoot bijzonder, toen later bleek, dat haar man werkelijk moeite deed het voor vader gezellig te maken. Van 't Goor vertelde den eerstea avond uitvoerig van zijn zorgen. Banga vond, al luisterende, de verklaring van het feit dat Leen's vader zoo oud geworden was. Het „spulletje" was voor hem een heerlijkheid. Daarvoor „Behoefte" hij zooveel jaren. Zoo'n keu terboertje ging er kapot van als ie nou alles los laten moest. Schoonpapa was altijd een werkezel geweest Hij deed heel godsdienstig, maar minstens zes dagen in de week zat ie vol van 't boerewerk. Moeder was anders. Die kon wel psalmen zingen al werd 't heele boeltje verkocht. Zoo'n mensch.... Terwijl Van 't Goor klaagde, zat Banga te peinzen Hij kreeg werkelijk medelijden En, toen de oude eindelijk zwoeg, begon Banga een plan te ontwik kelen, dat de indroeve stemming verdreef. Hij sprak over het houden van pensiongasten in den zomer. Moeder was nog vlug genoeg om de lui te bedienen. Eieren, groenten en aardappelen behoefden niet gekocht te worden. Met een beetje schikking kon een groot deel van 't huis dispo nibel zijn voor de gasten. Zoo was het mogelijk een heel groepje te verzorgen. In 't buitenland zou T nog wel lang blijven rommelen. Hierdoor wer den een massa menschen binnen de grenzen ge houden. Banga gaf allerlei aanwijzingen. Van 't Goor luisterde gretig. Hij zag dat 't kon. *t Was heel laat toen besloten werd te gaan slapen. De Kerstdagen werden gezellig. Telkens ontdekte Van 't Goor iets dat zijn antipathie verminderde. Lena was vroolijk, kleine Klaas zoo grappig, en zusje zoo mooi. Het huis was oud, maar netjes. Ja, in deze Banga zat wel wat goeds. Al dat schil derwerk, en 't behangenknap! Den eersten Kerstdag ging Vaa 't Goor met zijn dochter naar de houten kerk. Alle plaatsen waren bezet. Vreemd, dat zoo'n kerk binnen grooter en mooier was dan je dacht. Het zingen ging te vlug. Nee, dat was aiet bij te houden. Naast de preek stoel wat was die wijd! stond een groote kerstboom met kaarsen en slingers. Mocht dat? En de preek? 't Was niet mogelijk, te zeggen hoe die genoemd moest worden. Dominee sprak zoo gewoon. Toonde niet de waardigheid van 't ambL Nee, hij zag het graag een beetje deftiger. Was de man orthodox? Zingen, sproken, en die boom dood je denken aan wat anders. Maar, wat ie zei, was vost rechtzinnig. „Christus moet geboren wor den in het hart". „Ik leef aiet meer, maar Jezus Christus leeft in mij". Ja, als je dat de Apostel na kon zeggenHet is feest in mijn ziel, Want de Heiland kwam in, Met al Zijn liefde en luister". 7oo'n versje pastte er eigenlijk niet bij. Dan zou je toch weer zeggen Een blik op het doophek bracht vocht in z'n oogen. Daar stond zijn kind als moeder.... Ai- leen „Ik dank U, Vader! Heere des hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt ze den kinderkous geopenbaard; ja Vader! want alzoo is gewoest hot welbehagen voor U" „Alleen kinde ren kunnen Kerstfeest vieren. Wij, groote men schen, moeten kinderlijk, afhankelijk, vol aanbid ding naderen tot den stal". Van 't Goor knikte. Zoo was 't goed. Hij wilde nu niets meer missen. Kort daarop klonk het: Amen. Te gauw! besliste de criticus. Waar bleef de nabetrachting? Onderweg vertelde Lena dat ze ia deze kerk nooit slaap had, en dominee zoo goed begreep. Van 't Goor verzweeg zijn bezwaren Hij zou nu maar wat toegeven. Lena was ook nog jong. „Wa ren er veel mijnwerkers?" vroeg hij. Zij knikte. „Maar, ze waren allemaal fijn in de kleeren!" Le na lachte „Hier komen we nooit achterop", zei ze. Middags kwamen de Brouwers en Jansens. Van 't Goor babbelde druk mee. Brouwer was in zijn oogen een ouderling waar je respect voor kon heb ben. Zoo'n man kon zich ook in Gelderland wel presenteeren. En, Boukje wist wat ze als vrouw van een ambtsdrager verplicht was. Die deed niet mee met de zondige gewoonten van den nieuwen tijd. Ze was eenvoudig. Jansen's vrouw was net een stadsjuffer. Die had de wereld nog lief. Dat zag je direct Haar man deed gewoon. Die was vast degelijker. Van 't Goor begreep van de verhalen over 't mijn werk niets. Paardestallen diep onder den grond? Groote stallen met electrisch licht? En, waren de dieren vet? Ze moesten stikken in 't kolenstof zou je zeggen. Werd met machines voor frissche lucht gezorgd? 't Was vreemd. De dingen waren allemaal geheel anders dan hij zich voorstelde. Nou zat le met mijnwerkers te praten, en 't waren aette, fatsoen lijke menschen. Massa's nieuwe huizen zag ia En, mooie wegen. Je kon hier beter zonder klom pen dan thuis. Over Arie werd ook gesproken. Hij kwam vlak voor de Kerstdagen thuis. Z'n been bleef stijf. En, hij was aog heel zwak. Toen Lena 's avonds vertelde hoeveel jufffrouw Jansen deed voor Ario's gezin, sloeg Van 't Goor vol verbazing op z'n knie. Die juffer? Wie zou 't gelooven. Daa was ze ook veel beter dan hij dacht. Zooveel doen voor roomsche menschen De tweede Kerstdag werd voor Van 't Goor een dag van stil genieten. Geen bezoek, en geen kerkdienst Het laatste was voor Lena aanleiding na het mid dageten vader den Bijbel te geven. Van 't Goor begreep 't. Gelukkig, dat z'n vrouw den leesbril meegaf. Den volgenden morgen, toen hij na 't ontbijt weer stilletjes wilde danken, zei Lena, „vader, straks gaat u weg, bid nu luid met ons". Van 't Goor moest een paar maal slikken, 't Werd hem te machtig. Dat Klaas dit goed vond Met bevende stem werd gedankt voor de gezegende dagen. Oudejaarsavond De kerkgang is achter den rug. Van 't Goor zit op zijn gewone plaats bij de kachel, heeft z'n pijp gestopt en rookt Zijn vrouw schenkt koffie. Ze heeft een heerlijke oudejaarsavond. Toen de dominee dankte voor de zegeningen van het oude jaar, had ze in gedachten allerlei opgesomd. Dat Jan na de reis zoo veel goeds vertelde, en zoo anders werd, behoorde tot het voornaamste. Van 't Goor is niet rustig. Dominee sprak over het belijden van zonden voor God en menschen. Biddend was vergeving gevraagd, maar zijn vrouw weet nog nietVóór het nieuwe jaar begint, wil hij alles vertellen, maar 't is zoo zwaar.... Eindelijk begint Van 't Goor iets te zoggen van het donker verleden. En dan komt ook de belijdenis, „'t Was soms zoo donker voor me. Dan dacht ik: waarvoor leef je nogMaak er een eind aan; je vrouw kan zoo'n man best missen; je kind heeft je niet noodig; wat de dominee vertelt is misschien niet waar. Ik las uit den Bijbel, bad, en was een verharde, oude zondaar. De duivel zat in me.... God heeft me bewaard, anders.... Dat jij zoo drong om naar de kinderen te gaan, was van den Heere. Nou is de haat tegen Klaas ook weg" Zij knikt. „Ja," zegt zo, „nu kun je ook bidden voor een Banga. En dat is noodig, Jan. Klaas is er nog niet Nu vragen we allebei of do Heere hem een nieuw hart wil geven." Twee paar ruwe, vereelte handen vouwen zich Dominee Long spreekt met zijn vrouw over het oude jaar. Zij wist wel, dat dit volgen zou op de preek oven „Komt dan en laat ons samen rechten, zegt do Heere: al waren uwe zonden als schar laken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren zij rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol." Haar man, die bekend staat als een practisrh werker, leeft toch ook bij stemmingen. De sylvester avond heeft voor hem altijd een bijzonder karakter. Ook nu zal hij ernstig vragen wat de oude tijd kring hem leerde. Zeker is, dat het opmaken van de balans er too leidt met ontroering te consta- teeren, hoe in eigen zieleleven veel was dat denken doet aan scharlaken en karmozijn. Dominee Long ziet een groot tekort, maar voor hem is het woord genade meer dan een klank. Niemand in de kerk heeft meer genoten van de preek dan hijzelf. Hij denkt aan allerlei menschen. Ook aan Al richer. Belemmert deze man gezonde voortgang, of Dominee vraagt zijn vrouw. Zij herinnert aan een gesprek met collega Orman. Haar man had toen geklaagd over den ouderling en allerlei verteld. Orman zei: Je moet er voor danken zoo'n man in den kerkeraad te hebben. We mogen niet ver geten, dat in dit heuvelland ook remmen voor 't geestelijk werk noodig zijn. Denk aan je zelf. Je bent zoo impulsief en wilt direct de plannen uit voeren. Jij hebt neiging een massa overhoop te halen. Preekte je wel eens over Martha? Een eminente vrouw. Niet voor zichzelf, maar voor haar Heer werkte ze. En tochJe weet het wel Door je aanleg loop je gevaar altijd bezig te zijn met „veel dienens", en het zitten aan 's Hol lands voeten te vergeten." Vlak voor twaalven zegt dominee Lang: „vrouw, we moeten dit jaar eindigen met danken." In Arie's huis ie, hoewel de kinderen slapen, veel gerucht De Jansens, Brouwers en Banga'3 hebben aan Arie's verzoek om „oud en nieuw" bij hem te vieren, voldaan. Juffrouw Jansen staat voor een heet fornuis en bakt Haar zuster, Boukje, helpt. Arie's vrouw zit met Lena rustig te praten. Zij mogen niet werken. Tine, die do.scepter zwaait, heeft het verboden. Banga en Arie schaken. Al pratende volgen Brou wer en Jansen de ontwikkeling van het spel. Zij behooren nu ook tot tie spelers. Allen zijn ze beginners. Hiervan is Banga de knapste. Hij wint ook nu: Arie's koning staat „mat". Als de schaal met oliebollen op tafel komt en Brouwer sigaren presenteert, wordt het schaak bord op zij gezet en begint het nog meer levendig te worden. Arie vertelt allerlei van 't ziekenhuis. Er is niets ernstigs bij. Banga geniet bijzonder. De oudejaarsavond is voor hem een avond van jolijt. Hij heeft veel degelijks gedaan in 't oude jaar: het slot moet grappig wezen. Luide lachsalvo's klinken, wanneer Arie en Banga probeeren elkaar te overtroeven in 't weer geven van bontgekleurde verhalen. Brouwer heeft moeite mee te doen. Hij denkt aan do preek: „Komt dan en laat ons samen rech tenWat is dat woord geweldig! Verschijnen voor een heilig GodKon hij nu hier maar iets vertellenEen oudejaarsavond mag niet ein digen met lachen. Vlak na een grap van Banga veretrakt zich Arie's gelaat en begint de invalide diep ernstig te vertel len waarom hij en zijn vrouw uitnoodlgden. Ze zijn zoo dankbaar voor de hulp. Zooveel kame raadschap maakt rijk. Ontroering klinkt in Arie's stem als hij vraagt: .Zullen jullie niet te veel medelijden hebben? We zijn vooruit gegaan. Toen we het „avondje" hadden MJ Jan, waren we aimer dan nu." In afgebroken zinnen wordt iets meegedeeld van de geestelijke winst. Als Arie, uitgeput, terugzinkt in de kussens, ver telt Brouwer. Hij ziet klaar hoe Arie's ongeluk zegen bracht in verschillende gezinnen. Voorzich tig en met sobere woorden maakt hij dit duidelijk. Niet alleen Jansen, maar ook Banga knikt toe stemmend. Arie's vrouw iloht devotelijk haar blik naar 't crucifix. Brouwer noemt de tekst van dominee Long's preek en zegt: „Wij zondigden, maar er is vergeving. Arie, Je kunt met Je gezin op ons blijven rekenen. En ik weet: als we goed zien, zeggen we allemaal: jouw tocht van Eindhoven naar huls was, hoe raar het ook klinkt: een qeteqende rit." 406 HERINNERINGEN VAN EEN PREDIKANT Kinderen Gods Ook in Schoonehavens waren richtingen en stroo- iningen, gelijk overal elders in ons lieve vaderland. Deze zeer tnenschelijke ziekte, aan de Hollanders al bijzonder eigen, heeft voor en tegen. De infeolio doet menigmaal de weerstand krachtiger worden, maar kan ook doen verzwakken. Ook Schoone havens was geïnfecteerd, de richtingabacil had zich hier vermenigvuldigd en in groote groepen was de gemeente verdeeld. Sommigen vonden het nuttig, aanhangers van de beschouwing dat infectie veel voor had. Vrede was eigenlijk alleen op 't kerkhof mogelijk, daar deed niemand z'n mond meer open. Maar in de samenleving hoefde Je toch niet te zwijgen, daar was gelegenheid je meening naar voren te brengen en leven moe9t er ook in de geestelijke brouwerij zijn. Anderen betreurden het uiteengaan in groepen; wat had je aan al die verdeeldheid? Meest werk van enkelen met een grooten mond, die heel eigenwijs meenden de wijs heid en waarheid in pacht te hebben. Velen vonden het vechten niet onpleizierig; er moest in een ge meente actie zijn, anders werd het een dooie boel. En zoo leefden naast elkaar en bijwijlen tegen over elkaar zwaar, middensoort en licht. Licht en zwaar vochten wel eens samen, om middensoort een duw te geven; een andere maal verbroederden zich zwaar en middensoort Afzonderlijk was geen enkele groep de sterkste, vandaar het sluiten van verbonden. Van 't dwaze is ieder overtuigd en toch schijnt ontkomen zeer moeilijk. Zouden de drie soorten door van hart tot hart te spreken, elkaar niet meer kunnen vinden? Moeten de ongelukkige stembiljetten in een gemeenschap met louter gees telijke sfeer, nu altijd beslissing geven? Ieder der drie richtingen was overtuigd de ware te zijn. Grappig hoe menschen altijd weer meenen de waarheid in volstrekten ria te bezitten, en hun beschouwing aan een ander willen opdringen. Ieder smulde bij z'n eigen predikant, de geestelijke diners verschilden, geloof ik, meer in vorm dan wat de inhoud betreft. Maar vorm en wezen wor den door de massa vaak verwisseld. In de praktijk van het volle leven is het richting- verschil uitgeschakeld. Zielen die nog niet te veel met het intellect de godsdienstige vragen hebben bezien, weten van richtingen niet af. Persoonlijk sprak ik er liefst nooit over, al wist ik natuurlijk dat de ééne ziel dezelfde waarheid anders aanvoelt dan de andere. En dat kan toch ook niet anders. De Persoon van Christus, die zich In het diepste Innerlijk openbaart, is Zaligmaker van verschillend menschentype. Er Is verscheidenheid van aanleg en karakter, ln willen, gevoelen en denken. Alleen moest de verscheidenheid niet verdoelen, maar vereen igon. Verkwikkend als je zielen ontmoette, die van dat alles geen besef hadden, maar innerlijk worstelden om het eeuwige leven. Want nu en dan moest je andere dingen hooren, vriendelijk werd je dan aangezegd, dat je den weg naar den hemel te ge makkelijk maakte, dat je op moest passen voor een ingebeelden hemel of dat je nog eigenlijk te zwaar was, meer concessie moest doen aan wereld en cultuur. Een buurvrouw had gevraagd of ik spoedig wilde komen, 't zou misschien afloopen en d'r was met de juffrouw van twee-hoog beslist een wonder ge beurd. De patiënte was nu totaal verbeterd, een vrouw van middelbaren leeftijd, uit eenvoudigen volkskring. Na de catechisatie ben ik er 's avonds laat nog heengegaan. Onderweg liep ik te denken aan het wonder dat gebeurd zou zijn. Verstande lijk loop je in je zelf te praten en al wat te kleineeren Ik dacht dat de buurvrouw wel zou hebben overdreven; 't leek me wat opgeschroefd. De menschen spraken zoo gauw van een wonder, als je iets nog best uit omstandigheden on psy chische oorzaken verklaren kon. Aan den anderen kant was de buurvrouw betrouwbaar, geestelijk hoogstaand en daarom zou er toch zeker wel iets bijzonders zijn te ontdekken. Ik werd ontvangen door een dochter, die me ver telde dat moeder zeker aan 't ijlen was geweest. Ze was maar al met de godsdienst bezig geweest, 't scheen een beetje doorloop te zullen worden. Volgens de dochter dus van een wonder geen sprake, heel eenvoudig was alles verklaard uit koorts en zwakheid van hoofd. In de alkoof op 't bed een vrouw van middel baren leeftijd, met trekken op 't gelaat, die een loven van harden strijd openbaarden. De kleur van 't gezicht was geel bleek, de oogen stonden helder en stralend, om de mond speelde een lach, grijs haar omkransde het voorhoofd. Inderdaad ging van het wezen iets bijzonders uit Neen, dat waren geen oogen die koorts lijden of hallucinatie verrieden; ze stonden helder, rustig. Er was totaal geen opgewondenheid, geen over dreven spanning, er was innerlijke ontroering en blijdschap. Ze was blij met een dominé te kunnen spreken, wilde gaarne vertellen wat er gebeurd was, en dan moest ik maar eens zeggen of het een wonder was of niot Met zwakke stem bogon ze haar levensgeschiedenis te vertellen. Als zoovelen had ze een geloovige moeder gehad en een brave vader zonder belang stelling in de geestelijke dingen. Moeder had veel leed stil gedragen, vader was wel oppassend, maar wilde niets van godsdienst weten, werkte tegen. Dat tegenwerken had moeder tranen gekost, vooral ook bij de opvoeding der kinderen. In stille uurtjes had moeder haar toch verteld van den Heiland, haar leeren bidden, 't Zaad was wel uit gestrooid maar 't duurde lang voor het zou opko men. Jong meisje geworden, scheen ze alles ln te zijn vergeten en koos van ganscher harte het loven der wereld; natuurlijk in 't ordentelijke. Ze leerde haar man kennen, die evenals zij niet aan „godsdienst deed". Hij wist te vertellen dat 't allemaal onzin was, dat er honderden godsdiensten waren en niemand precies wist wat waar was. Men sprak elkander tegen, bewijs dat er niets van waar was. Toch was diep in haar innerlijk uitgestrooid zaad aanwezig. En uitgestrooid zaad Iaat zich niet vernietigen door menschelijke redeneeringen. Ze had moe gelachen, mee verworpen en los gelaten, maar 't uitgestrooide zaad ging niet weg en de levenskracht van 't zaad zou openbaar worden. Een paar weken geleden werd ze ziek, heel erg ziek. In haar eenzaamheid had ze wel aan 't ver leden gedacht aan haar moeder, zooals vele ern stige zieken plegen te doen. maar geboden had ze niet, ze had geen behoefte, wist niet wat te zeggen. Totdat hot groote gebeurde in de donkerte van een slapeloozen nacht. Koorts had ze toen niet, ze was volkomen helder. Maar zeer duidelijk had ze licht aanschouwd en den Heiland gezien, die haar waarschuwde en zei dat ze moest gelooven, want anders ging ze verloren. 't Was geen hallucinatie, geen verbeelding, ze had Jezus gezien. En nu geloofde ze echt, nu wist ze dat Jezus haar lief had en dat ze Ln vrede kon sterven. En ze was zoo dankbaar voor Gods go nad e, die haar wilde redden van 't verderf. ,43 dit geen wonder, dominé?" ,,'t Is inderdaad een heerlijk wonder," was m'n antwoord, veel meer kon ik niet zeggen. Een open. baring Gods, doorwerking van uitgestrooid zaad, de Heilige Geest in een alkoof, in een eenvoudige ziel om te vertellen van Gods roeping tot het groote Avondmaal. Haar oogen straalden, de glimlach bleef. Ze praatte maar zachtjes door over 't onbegrijpelijke, dat 't haar was geschied. Als dat haar moeder nog eens had mogen beleven, wat zou dat heerlijk zijn, maar straks zou ze haar moeder daarboven ontmoeten en alles kunnen vertellen. Eenvoudig, onopgesmukt, geestelijk waar had da zieke alles verteld. Ik ging heen met dank in ie ziel, bemoedigd. Onwillekeurig dacht ik aan do dwaze richtingen, aan benauwende dogmatiek, die misschien beswaren zou opwerpen. Deze vrouw was een kind van God en wist van dogmatiek niets af. Ze had den levenden Heiland ontmoet en was gelukkig. Zo juicht nu daarboven zonder ooit te hebben deelgenomen aan den Christolijkcn, kerke- lijken strijd, zonder ooit gekeurd te zijn, of zij naar menschelijke meening er goed voor stond. Maar hot hoogste was zij gewaar geworden, name lijk de ontmoeting van Hem, Die leeft in allo eeuwigheid. Heel weinigen hebben in de stad vaa gejaug en rumoer, geweten van het groote wonder. Dit wonder wordt herhaald in do harten van allen, die kinderlijk zich aan den Heiland geven. Van de Redactie In dit oudejaarsnummer, nu wij weer een jaar gang van ons Zondagsblad afsluiten, willen wij dat doen met een onkel woord aan onze lezers en medewerker». Deze beide in een adem te noemen moge niet vreemd klinken; immers een goede in houd is niet denkbaar zonder het onontbeerlijke 9 contact tusschen lezers en medewerkers. Wat de nu afgeloopen jaargang betreft: dezer dagen verschijnt het Register, welwillend samen gesteld door den heer W. G. Diemer, assistent aan de Openbare Leeszaal te Haarlem. Deze zeer overzichtelijke inhoudsopgave is onmis baar voor ieder die de jaargang geheel wil over zien en nog eens iets wil naslaan, bijv. een boek bespreking of anderszins. Uit dit register blijkt verrassend, hoevele bekende auteurs aan ons Zondagsblad hebben meegewerkt en zulk een goed verzorgd overzicht stemt tot dankbaarheid. Dit register is geheel gratis verkrijgbaar bij de door de Directie beschikbaar gestelde, eveneens goed verzorgde, band, waarvan de prijs zeer ge ring is 0.06). Ieder die hot Zondagsblad bewaarde is nu in de gelegenheid de jaargang te doen inbinden. Ook voor het volgend jaar stellen wij ons voor „elk wat wils" te geven. Zoowel beschouwende en leidinig gevende artikelen over literatuur als actu- eele boekbespreking, schetsen en vervolgverhalen, artikelen over opvoeding, rcislieschrijvingen, levensbeschrijvingen, verzen cn populair-weten- schappelijke bijdragen zullen een plaats vinden, in ons Zondagsblad, dat het ideaal hooghoudt: „familieblad" to zijn. Zoo hopen wij een boeiend en geestig vervolg verhaal te plaatsen van den bekenden auteur K. Lantermans, getiteld: „Hendrik van 't Hop- land". Het is de (dorps)geschiedenis van een op voeding zooalshet niet moet! Wij zien hier een moeder en drie bazige tantes in actie ora „Hcnderik" voor alle onheilen des levens te be warenHet verhaal, vaak zeer humoristisch, is tegelijk tragisch, want het dreigt natuurlijk Jam merlijk mis te gaan met „Hcnderik". Wij houden er niet van een nieuw verhaal te „verklappen" dus zullen het verder voor zich zelf laten spreken, waartoe ook de speciaal daarvoor gemaakte illustraties niet weinig zullen bijdragen. Voorts worden aan de bestaande rubrieken nog ecnige toegevoegd, waarvan wij noemen een serie schetsen over het dagelijksch leven in Indië, ge schreven door mevrouw M. A. M. Renes-Roldingh onder de titel: Bij ons In Batakland. Ook voor de jeugd hebben wij goed nieuws. Mooie prijsvragen zullen geregeld worden opgenomen. En een vervolgverhaaldat wordt weer iets blzonders. De bekende schrijver van „Krijn Touw" en „De geheimzinnige villa", de heer G. K. de Wilde, heeft zijn nieuwste historische verhaal voor onze jeugdrubriek afgestaan. Het verhaal heet: „De avonturen van Fcrnao de Mogelhaes". Fernao de Moegelhaes, een Portugeesch ontdekkingsreizi ger in dienst van de Spoansche kroon, ondernam in 1519 een tocht langs de Braziliaansche kust van Zuid-Amerika om daar een doortocht te vin den naar de Stille Zuidzee. Van de spannende avonturen in vreemde landen, van muiterij en schipbreuk, maar ook van moed en trouw zal dit verhaal vortellen. Besluiten wij deze modedeelingon met de harte lijke wonsch, dat ook in het jaar 1933 het Zon dagsblad zijn eigen plaats in het christelijk gezin zal behouden en tevens de hand tusschen onze auteurs en lezers moge versterken. P. J. R. Gelukkig Nieuwjaar! Foto Ewald, Israel. 403

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 15