Kribbe en doeken
door
Annie Vreeland
Advocaat de Recht probeerde lachend, met toch
al de ambtelijke ernst op zijn gelaat, zich vrij te
maken uit de greep van drie paar blank-mollige
handjes in z'n donkere jas.
„Nou loslaten jongens, vader is toch al laat door
z'n hulp bij de kerstboom".
De „jongens", een meisjestweeling met het oudere
zusje, gaven hem eindelijk vrij met zichtbare
spijt
„Maar u komt toch dd&d'lijk terug?" pruilde
Betty met haar liefste gezichtje. „Er moeten nog
van die blinkende slingers in de hooge takken
worden gewonden, en"
„En kaarsjes", zei Goosje geestdriftig, „en"
„En de engeltjes", vulde Elly, de kleine naamge
noot van haar moeder, aan met plechtige stem.
„En sneeuw, en dan nog die dun zilveren haren."
„Ja, ja," zei de Recht, ,,'k weet wel, dat 'k aan
jullie dwinglandij niet ontkom. Ga nu maar gauw
door de tochtdeur, eer jullie kou vatten kunt."
Hij bukte z'n lange gestalte nog even naar de
drie blozende meisjes. Toen stond hij buiten in de
wintersche koude. De wind striemde en sneed z'n
gezicht. Hij lachte nog stil na om de drift van
zijn trio. Ze sleepten hem telkens terug uit de
ernstige sfeer, die z'n ambt om hem scihep. Van
middag kreeg hij geen rust, voor hij de blinkende
piek aan de hooge dcnnentop had bevestigd, en
wat zacht blauwe en roze appels, met glinsterend
zilver, klemde in de donkere lakken.
Hij lachte nog om het gouden volle maangezicht,
dat ze bij de boominkoopcn cadeau kregen, en
een zichtbaar plaatsje onder de piek heb
ben moest En ook ontroerden de kleinen hem
telkens weer door de ernst, waarmee ze naar 't
Kerstfeest verlangden.
Hij zag Elly's zorgend beweeg door het huis
wat bezat hij toch schatten
De druk der actentasch tegen z'n arm herinnerde
hem 't doel van zijn gang. Hij was op weg naar
het sombere huis, waar de menschen voor hun
openbare misslagen boetten. Voor enkele maan
den nam hij de verdediging op zich voor een
cliënt, van inbraak beschuldigd. De recherche
zocht lang vruchteloos naar den dader, 't Huis,
waar uit een schrijftafel een bedrag door braak
werd ontvreemd, stond die week onbewoond, en
aanwijzende sporen bleven niet achter. Anonyme
verdachtmaking richtte de aandacht op Marks.
Zijn strafregister bleek blank, doch hij was ge-
ruimen tijd zonder werk, en kort na de braak was
er opvallend veel gekocht voor de garderobe van
't eenig kind.
Mooi wollen kleertjes gaven de eens wat have-
looze jongen in de arm'lijke buurt 't aanzien van
een klein prinsje. Jaloersch zagen de moeders
z'n gezeul met een reusachtige beer, die reeds in
de verte al z'n belletjes tingelen deed.
De aanwijzingen lokten een huiszoeking uit, doch
niets verdachts werd gevonden. Alleen trof de
recherche 't contrast tusschen de bleek verscha-
meldc ouders, en 't welvarende, goed gekleede
kind.
Op een grondkussen zat het rustig te spelen, en
z'n verwonderd onschuldige oogjes zochten van
de afgekloven Teddybeer-neus de mannen der Wet.
Marks liet betalingsbewijzen zien van de kleer
tjes, hij werkte juist enkele weken in den tijd
van de braak. De jongen was hun eenigste schat,
die ze van de verdiensten 't meeste verwenden,
't Klopte, wat hij zei van het werk, en een poos
bleef Marks na 't verhoor ongemoeid- Doch nog
meer bezwarende aanwijzingen hoopten zich te
gen hem op. En op een dag, dat weer die vreemde
mannen verschenen, ontkwam hij niet aan de
gcrechtigheidsarm. Ze namen hem mee, ondanks
de protesten der wanhopige vrouw, en de roeren
de omklemming van 't verschrikt huilende kind.
De Recht geloofde de onschuld, door z'n cliënt
voortdurend betuigd. Hij bezocht ook de vrouw,
en was verrukt over Paultje. 't Ontroerde hem, zoo
gretig de gevangene hem na dit bezoek alles
vroeg over 't kind. Of 't wel gezond was, en en
of er voldoende eten in huis was
Z'n verdediger stelde hem gerust. Er werd reeds
gezorgd, hij moest nu eerst meewerken aan de
ontzenuwing van 't bewijsmateriaal.
't Hof achtte, ook na het warme pleidooi, de on
schuld van Marks niet bewezen, 't Vonnis was:
een half jaar gevangenisstraf.
De Recht ging voor Marks direct in hooger be
roep. Z'n sympathie groeide voor hem, vooral om
z'n groote liefde voor 't kind.
Hij vond waardevolle getuigen ii décharge, cn
was vol goeden moed voor een gunstiger afloop
der zaak, die weer na enkele weken zou dienen.
Vanmiddag wilde hij van Marks nog eenige in
lichtingen hebben. De dikke poortdeuren vielen
dof en zwaar achter hom dicht. Ondanks zijn be
kendheid met dit sombere huis, huiverde hij,
toen zijn stappen hol klonken in de eenzame gan
gen.
De zonde-tragiek werd hier geborgen, bijna scheen
het, of de dikke muren de doordringing van 't
Kerstlicht moesten weerhouden. Met deernis dacht
hij aan zijn cliënt Gescheiden van zijn gezin op
't feest van het Kind een moment stelde hij
zich in Marks' plaats, en wist toen, hoe zwaar
deze 't had.
„We zullen spoedig je onschuld bewijzen" deed
hij stil z'n belofte.
In de kaalgrauwe cel vond hij Marks niet, als
anders, rustig en recht Hij steunde 't magere,
zorg-doorgroefd en ongesoigneerde gezicht in de
handen, en zag nauwelijks op, toen de Recht hem
vroeg naar zijn welstand. Voor hem lag een
illustratie opengeslagen.
De advocaat trok een blank vel papier uit zijn
tasch, en schroefde zijn vulpen vast open. Hij
kende wel die trieste stemmingen bij zijn cliën
ten.
De Vlucht naar Egt/jtfr Benjamin Miller
v
Die illustratie herinneringen aan 't Kerstfeest,
de vertwijfeling, op de feestdagen door bittere
eenzaamheid te worden verteerd hij kende zoo
de symptonen.
Misschien hielp de onschuld hier mee, de opslui
ting lichter te dragen.
De Recht wilde zijn vragen gaan stellen, toen hij
meer nauwkeurig de illustraties bezag.
De Heilige Nacht
Maria en Jozef 't Heilige Kind de schamele
naaktheid van kribbe en stal. Onwillekeurig ver
geleek hij die met de plaats, waar hij stond.
De schamelheid van den Zaligmaker der wereld
manifesteerde zich op de teekening sterk. Een
simpele doek, om de teere leden geslagen, was
voor 't goddelijk Kind alle bedekking
Marks zag plotseling op. De Recht ontstelde van
de verandering in z'n gezicht, 't Beeld van verla
tenheid zonk diep neer in zijn hart
Een magere hand wees naar 't blanco-papier, en
Marks stootte schor uit: bergt u dat maar
weer weg, of nee misschien is 't nog noo-
dig voor wat 'k u ga zeggen.''
Getroffen door z'n wanhopige toon, zweeg de
Recht
„U hoeft geen moeite te doen voor uw plei
dooi", zei Marks dof. ,,'k Verklaar me hier
schuldig"
„He wat?" stoof de Recht verschrikt achteruit
Kreeg Marks hallucinaties
Hij bewoog zich mechanisch weer voorwaarts,
wilde kalmeerend een hand leggen op de schok
kende schouders.
„Schuldig", zei Marks, -nu haast toonloos. „Hóórt u
schuldig!"
De Recht steunde zich aan de rand van de ruw
houten tafel. Hij hoorde de holle stem ketsen te
gen de muren.
,,'k Deed et voor Paultje"
Marks snikte, schor droog, liet z'n hoofd dieper
zakken.
„We hadden geen kleertjes meer voor hem 't
schimmetje, dat 'k met die paar weken werken
verdiende, slonk weg aan achterstallige huur en
wat bikken. En 't was toen zoo koud. 'k
Kon 't niet aanzien dat 't kind zoo verkom
meren ging. 't Was altijd zoo'n lekker mollige
jongen. Toen. op een donkere avond, klom ik
door een venster naar binnen, en deed het.
Geen cent van 't geld heb 'k besteed voor
mezelf. Door wist van niets, ze dacht, dat 'k die
dwaze inkoopen van die extraatjes deed. En 't
stond 'em zoo lokker, die warm wollen pakjes, en
hij was zoo blij met die Teddy-beer".
Marks zag niet meer zijn bezoeker. Z'n dof don
kere oogen staarden ver weg, of ze door de muur-
beslotenheid heen konden zien de tevredenheid
van zijn Paultje.
Toen dwaalde z'n blik terug naar de plaat.
„Ilad je nooit spijt?" brak de Recht de pijn
lijke stilte.
„Nooit," zei Marks heesch. ,,'t Was of ik goed
deed, terwille van 't kind Dit hier hij wees
naar de plaat, heb ik nooit vroeger begrepen.
Je leert et als kind van de kribbe en doeken.
Maar de werkelijkheid gaat je in 't leven zoo
dikwijls voorbij. Hier in de eenzaamheid,
heb je voor nadenken dubbel den tijd. Toen kwam
die plaat 'k Zat er gewoon naar te kijken
Maar 't was, of dat Kind met me ging praten.
Van Zijn eigen naaktheid en kou me ver
telde, en van z'n Vader, bij Wie Hij 't zoo heer
lijk en goed had. En 't nam niks weg uit
de wereld hoewel toch alles van Hem was...
toen Het later moest zwerven.
Ik praatte al, dat mijn Paultje niet tegen ge
brek kon, en toen scheen de kribbe nog harder."
Zijn snikken gingen nu wild over de plaat. Hun
leed schrijnde dicht langs de Recht Als een wil
de smartvlaag stormde de mogelijkheid om hem
van ontbering en armoe voor zijn eigen, dierbare
trio. Een moment vergat hij z'n ambt, cn was
maar vader alleen. Natuurlijk 't mocht niet
nooit wat Marks deed. Maar zijn oordeel ver
zachtte in begrijpende deernis. De verdrietige kop
hief zich hooger, en de plaat kwam weer vrij.
„Nou veracht u me zeker, dat 'k zoolang u
bedroog"
Schuw spiedden z'n oogen in 't andere gezicht
De Recht verdroeg bijna niet langer de gewonde
geslagenheid in zijn houding.
„Nee", zei hij, 'k ben niet beter dan jij. 't Is
één Zaligmaker, Die ons beiden gaf 't toeken
van kribbe cn doeken, 'k Zal nu om voorwaarde
lijk straf voor je pleiten. Met je vrouw zal ik
spreken, en op 't feest wordt voor haar cn
Paultje1gezorgd, 't Is nu aan jou, om te be
wijzen, dat 't teeken van kribbe en doeken je tot
zegen geweest is."
Do gevangene knikte. Met z'n mouw wreef hij de
leed- en berouwsporon voorzichtig weg van de
plaat. Toen hij weer durfde zien naar het Kind,
was 't, of Dit vriendelijk lachte.
r
op jooa iuoSijso^aq ej jipouq uaa uop uoureos
•„SaouaS uotui jnaa si pjooa\ jup ug
'uaAinpoAV Jap ubjm uaa uo uozaaAi jap jopuo^
worden. Met andere woorden hoopte hij, dat in
deze eigenaardigheid een verborgen zegen mocht
liggen.
't Spreekt vanzelf dat deze Kerstpreek van Scharp
heel het godgeleerde Nederland in beweging
bracht. Het voor en tegen werd bepleit. Sommigen
kwamen er tegen op, dat het Heilig Kerstevangelie
gebruikt werd voor „vroom taalkundig knutsel
werk".
Maar hoe het ook zij, de uitgever is er althans
niet slecht mee geweest. Nog in 1858 is de vijfde
druk dezer Kerstpreek verschenen.
Had Ds. Scharp zich .reeds naam gemaakt door de
Kerstpreek zonder R, in de Kerstdagen van 1801
zou hij het nog eens anders probeeren.
De dominé kreeg het in zijn hoofd om de Rotter
dammers eens te onthalen op een dichterlijke
K e rs t p re d i k at i e. Ook dit speeld^ de onver
schrokken prediker klaar. De gehcele godsdienst
oefening werd door hem in dichtmaat geleid.
Het votum, de tekst, de preek, de afkondigingen,
de collecte enz. werd alles in versmaat voorgedra
gen. Teneinde van deze bediening vaa het Kerst
evangelie een indruk te krijgen, nemen wij er iets
uit over.
Hij vangt den kerkdienst aldus aan:
„Onze aanvang, voortgang en 't gezegendst einde
tevens,
Zij in uw naam alleen, o oorsprong onzes levens!
Drie-eenig, zalig God! o Vader Zoon en Geest!
Die zijt, die weezen zult, die eeuwig zyt geweest!"
Na een dichterlijke inleiding, waarin hij zijn
vreugde uit, dat het heden weer Kerstdag is, geeft
hij zijn tekst Lukas 2 30 af op deze wijze:
„Dit (zegt hij) is Gods Zoon,
Gedaald van 's Hemels troon
Wiens goedheid, wiens vermogen
Het donkere gezicht
Van 't Heidendom erlicht
cn Israël zal verhoogen".
Als de zang der gemeente dien van het koor moet
vervangen, dan wordt dit aldus aangekondigd:
„Dat zich nu bij het Choor ook de Gemeente paar'
En zinge tot den Lof van den Alzcgenaar
Zoo gunstrijk als almachtig.
Het eerste en tweede vers uit Psalm vieren
a c h t i g.
Dc collecte 1
udt 1
aanbevolen:
„Eer dat het feestgezang nu worde voortgezet
Wcnsch ik, dat gij gedenkt aan Jezus liefdewet:
„Geef hongerigen brood en wilt de naakten
Behoeften zijn hier veel, en op u zien de armen,
„Diakenen! Schept moed! Hoe talrijk is de
schaarl
Licht wacht een volle hand reeds den inzamelaar.
Bij velden, wit en rijp, kan men geen wanoogst
duchten;
Verzamelt vlijtig schoof en vruchten!"
Dan heet het weer voor den tusschenzang:
„Psalm een en twintig kent gij allen
Zoo 't de Gemeente mocht gevallen,
Om kort te zijn, zing' men thans meerder niet
Dan 't tweede en vijfde vers van "t opgegeven
lied.
Als de Kerstpreek steeds in dichtmaat uitge
sproken is, kondigt Ds. Scharp het nagebed aan:
„Gunt nog één oogenblik
Geliefdenl hier vergaderd
Nu met een nagebed
Den Eeuwigen genaderd".
Na dit gebed gpeft hij den nazang van dezen
merkwaardigen kerkdienst op.
„Elk uwer weet, wat psalmenmaat
„Op honderd vier en dertig staat
„Koorzangers rijst nu op
„Zingt staande eer men henen ga,
(En dat volgt de Gemeente na!)
Op d i 0 wijs, 't .aatste vers,
Van ons, zoo stichtelijk Avondlied
Wie onzer kent wie bidt dat niet?"
Ten slotte de zegen, ook al op rijm gebracht. Het
woprdje „A m e n" is het eenige woordje proza in
deze merkwaardige Kerstprediking.
Is het wonder, dat stad en land van Ds. Scharp
gewaagde?
Toch zij men voorzichtig om hem te beoordcelen
over zijn twee Kerstpreeken. Men moet heel zijn
levenswerk bijeen zien en dan kan van hem ook
getuigd worden, ondanks zijn eigenaardigheden,
dat hij is geweest een goede en getrouwe dienst
knecht des Heeren.
Goes, December 1932.
DE DINGEN DIE
OM ONS ZIJN
door
G. Sevensma-Themmen
De stilte van Kerstmis
Hoe men onzen tijd ook tyj>eercn mag, in de eeuw
der stilte leven we in elk geval niet. Er zijn nog
wel veilige plekjes, waar geen claxons toeteren,
waar de motoren geen knaleffecten laten dave
ren, maar zelfs in die beschutte hoekjes dringen
de geluiden van ons vermechaniseerde leven
langzamerhand door: het centonig-snorrende ge
luid van de dorschmachine vervangt er het zan
gerig, rhythmisch geklep der vlegels en de stilte,
die er nog is, weegt kostbaar als een broos bezit
De stilte! Men klaagt er dikwijls over, dat de
kinderen vooral de stadskinderen, zoo druk zijn
tegenwoordig. Maar hoe kan het ook anders? Zij
brengen hun prilste jeugd dikwijls door in een
omgeving, waarin het voor middernacht mis
schien niet rustig wordt, omdat er of in huis zelf
of bij de buren altijd wel ergens een piano-, gra-
mofoon- of radiogeluid is. En wanneer ze de huis
kamer als speelterrein verwisselen voor de straai,
dan wordt het er werkelijk niet beter op, want
de rauwe chaos van geluiden, die tusschen onze
stadshuizen weerkaatsen, is gewoonlijk niet erg
geschikt om een kalmeerenden invloed op de
jeugd uit te oefenen. Waar vinden we nog stilte?
Zelfs in onze kerkdiensten dringt dikwijls sto
rend nog het getjingel van trams of het gedaver
van autobussen door en de kerkgangers zelf kun
nen zich voor den aanvang van den dienst soms
nog maar nauwlijks tot stilte voegen
En midden in dat rumoer staat nu ons Kerstfeest.
Waar vinden we de stilte om het te vieren met
ons hart?
Vooral Kerstfeest is gemeengoed geworden voor
de drukke wereld, die houdt van festijn. Kerst
stemming wordt ons overal opgedrongen: in elke
uitstalling staat een Kerstboom, gloeien de roode
lichten, wandelt een Kerstmannetje in de sneeuw
in elk café, in elke hotel-hall zit een strijkje
achter den grooten boom en speelt:
„Stille nacht, heilige nacht
Want dat oude, bekende lied hoort er immers bij
en onder gezellig gekout luistert men soms ook
nog in een even verteedering Zoo lief toch
dat oude vers een herinnering aan jeugd en
idealen Ja, zoo gaat de tijd voorbij de tijd
van .Stille nacht, heilige nacht Het leven is
nu te druk om stil te staan en te luisteren.
Maar Kerstmis is niet iets liefs, iets ouds, Kerst
mis is een heilige ernst, een geweldigheid, een
verblindend licht in onzer zonden nacht. Al te
veel omhullen ook wij het met sluiers van gezel
ligheid, met drukte van Kerstfeestvieringen, met
allerlei nuttige, maar onnoodige beslommeringen,
waarmede wij de stilte ontvluchten. Daarom wor
den we van het jaareinde zoo moe Telkens ver
wachten we, als we het Kerstfeest tegemoet gaan,
dat er nu iets nieuw zal gaan worden en telkens
treden we er uit te voorschijn, met een zwaardo-
ren last beladen. Maar dat nieuwe valt ons ook
niet toe als een geschenk van den Kerstboom.
Om die vernieuwing moeten we worstelen, om die
vernieuwing moeten we de stilte aandurven, de
naakte stilte, waarin alle stemmen zwijgen, waar
in geen zoete verteedering is van een lief, oud
versje, maar waarin ons hart zijn schuld kan uit
zeggen voor Gods aangezicht Dan wordt Kerst
feest geen weeke stemming om met een glimlach
op weg te drijven, maar dan wordt het een bange
realiteit. De bange realiteit van een stilte vol nood,
waarin oen antwoord moet komen. En dat ant
woord is Christus. Alleen in de stilte kan Christus
tot ons komen. Alleen in de stilte kunnen we het
Kerstwonder aanschouwen en aanbidden. Zong
Adama van Scheltema niet:
Zij die stilte vreezen
Hebben nooit hun hart gelezen,
Hebben nooit geknield?
Zij, die alle stilte vreezen En het lijkt er veel
op, dat de mcnsch van onzen tijd de stilte vreest.
Liever geluid, rumoer, plezier dan de stilte, want
stilte is bezinning en in de bezinning staan wc
voor een waarheid, die schudt aan ons veilige be
staan, die ons dingen toont, welke we liever niet
zien. Het is veel rustiger en gemakkelijker over
zijn hart heen te leven dan in dat hart te lezen;
men kan nu eenmaal niet alles zoo zwaar opne
men, dan zou men geen leven meer hebben. Zoo
is de redencering dikwijls, de redeneering van
laksheid en egoïsme. En wie zich overgeclt aan
onzer tijden nood, aan den nood der zielen voor
al, voor dien zou het ook te zwaar zijn om to
dragen als er geen Kerstfeest was. Maar Chris*
tus is er, Hij is het Licht in den nacht.
Ziet, die 't Woord is zonder spreken;
Ziet, die Vorst is zonder pracht;
Ziet, die 't al is in gebreken;
Ziet, die 't Licht is in den nacht,
Ziet, die 't goed is dat zoo zoet is,
Wordt verstooten, wordt veracht.
Hij is gisteren en heden dezelfde en wie Hem vant
ganscher harte zoekt, van dien zal Hij zich la
ten vinden.
In de stilte In de stilte van verootmoediging
en berouw. Want ook wij dragen mede aan do
schuld van onzen tijd. En midden in het rumoer
van dien tijd plaatst Hij ons met de ontzaglijk©
taak om Zijne getuigen te zijn. Niet de rust ach
ter de kloostermuren is ons deel, maar de wit-
schuiménde branding van het leven bruist om
ons heen. Zullon wij staande kunnen blijven in
die woelende zee? Alleen als ons oog gevestigd
blijft op Hem, die in majesteitelijke rust wandelt
over de golven, die stilte gebieden kan en ons
in die stilte uit zal leiden het einde tegemoet.
Johannes Mulders
te Boyl
5