kleumer-krantje NIEUWE LEIDSCHE COURANT Voor de Meisjes 'n Speldenkussent.e Deze week brengen wc een speldenkussen. Ziet er nog al raar uit hé? Nou, het heeft eerlijk gezegd, meer weg van 'n slee dan van 'n kussen en we zou- aen misschim juister van 'n speldenhakje kunnen sproken, want je begint met het maken van een kartonnen doosje, waarvan de bovenste teekening Ucn „uitslag" laat zien. 3 M S 2 __/p el dEtiLy^erLtjE De maten staan er bij; de stippellijnen zijn rits- lijnen. Heb vooral erg in de plakstrookjes, die ko men aan de binnenzijde. Verder geloof ik niet, dat het bakje nog bijzondere moeilijkheden zou kunnen opleveren. Het komt op pootjes te staan. Eén zoo'n pootie slaat afzonderlijk geschetst. Met de gchar- ceerde (gestreepte) strookjes p'ak je die pootjes vast togen den onderkant van het doosje en aan de „ijzers". Van karton, dan wel te verstaan! De rugleuning wordt heel sierlijk wat omgebogen. Tenslotte komt er nog een deksel op het doosje. Hierover komt een lapje fluweel, waaronder ste vige watten. Aan de onderzijde van dit deksel plakken we een lintje vast, dat ter weerszijden uit steekt. dit dient, om het dekseltje op te tillen. Ook kunnen we èn doosje èn leuning bekleeden. Hoe beter je je best erop 9oet, des te grooter de vol doening. Opiossing Zie, dat je vijf gelijke kaatsballen of houten dito's te pakken krijgt, h.v. stuiters, al is de knikken- tijd afgeloopon, en heerscht jo-jo! Hang ze op zooals onze teekening laat zien. We steken de touwtjes, die je op onze schets ziet, door kleino lapjes katoen en plakken ze zoo op de ballen vast Begrepen? Vooral dus geen gaatjes in dit kost bare speelgoed! Hangen ze? Prachtig. Til nu „beur", zeggen ze in den Achterhoek bal A op en laat hem tegen B aankomen. Wat gebeurt er? B vliegt natuurlijk op zij! Mis poes! De bewe ging wordt overgebracht naar E. De laatste bal gaat dus de hoogte in en de andere blijven stil hangen. Had je niet gedacht, hé? Nee, dat ligt niet zoo voor de handt Denk erom: het koordje van A moet strak blijven tijdens het o»»tliinn! Van Jan en Zus door Th. André van oe *ebus tn he* vorige nummer Een vriend, die in donkere dagen bij ons blijft, is als een licht in den nacht, dat ons gelegenheid geeft de voorwerpen om ons heen te zien en ons daardoor niet eenzaam te gevoelen. van oe raaaseis in net vorige nummer I. Het graan. II. BijenvoedseJ. III. De kelder 'n Leuk spel voor een langen winteravond Ver-volg Hg gaat de tuin uit en steekt de straat-weg o-ver. E-ven kijkt hij om zich heen. Neen, er is nie-mand. De voer-man is in het huis van de dok-ter. En de deur van het huis is dicht. Het paard staat heel stil. Een groot dek ligt over zijn rug. Jan kijkt nog eens om zich heen. En dan, dan wipt hij op de wagen. Hg wenkt Zus. „Kom maar", roept hg, „ik zit hier zoo fijn." Zou Zus ook gaan? Ze durft niet goed. Ze mag de tuin niet uit. En ze is ook bang. dat er een man ko-men zal, die Jan en haar uit de wa-gen zal ja-gen, als ze er in zit-ten. „Kom te-rug, Janroept ze. Maar Jan komt niet. Hij kruipt ver-der in de wa-gen. Kijk daar is hg weer. „Nu heb ik een echt huis", roept hij naar Zus. ,.En zoo groot! Ik ben nu een rijk heer. Je mag wel bg me ko-men wo-nen, Zus." Zus zou toch ook wel eens wil-len kg-ken. Maar ze durft niet goed. Toch maar e-ven doen. Wip, daar is ze al bij de wa-gen. En dan klimt ze ook op de wa-gen. Ze vindt het er wel wat don-ker. Maar het is toch wel leuk. Wil-len we spe-len, dat we uit rg-den gaan," vraagt Jan. Hg klimt o-ver de leu-ning van het bank-je, dat voor in de wa-gen is en gaat op de bok zit-ten. Nu wordt Zus bang. „Niet doen Jan", zegt ze. Maar Jan vindt het veel te pret-tig. Hij grijpt de leid-sels en zegt„Vort, paard". En dan dan heft het paard de kop op en gaat stap-pen. Zus huilt van angst. Maar Jan lacht. „Ik ben koet-sier", roept hij. „Ik zal jou wel weer naar huis rij-den." Maar Zus huilt maar. Ze is zoo bang! O, zoo bang. Jan roept maar: „Vort, paard". En 't paard je stapt maar. Stapt maar aan. Als ze een eind-je ge-re-den heb-ben wil Jan te-ri^g. Maar het paard-je loopt door. „Ik moet naar huis", zegt Jan te-gen het paard. Maar het paard luis-tert niet naar de klei-ne koet-sier. Het stapt maar voort. Al-tijd voort. Daar gaat de deur van het dok-ters-huis o-pen. Er komt een man uit het huis. Hg kgkt ver-baasd. Waar is zijn wa-gen? Waar is zijn paard? Hij kijkt naar links. Hg kijkt naar rechts. O, wacht, daar in de ver-te, daar rgdt zgn wa-gen. En dan zet de man het op een loo-pen. H\| holt o-ver de weg. Hij moet de wa-gen ïn- lia-len. Wat was hij ook dom, om dat paard al-leen te la-ten staan. Maar dat doet hij wel meer. En Han is nog nooit weg-ge-loo-pen. Maar wat is dat? Hoort hg goed? Huilt daar ie-mand? O, kijk, in de wa-gen staat een klein meis-je. Iloe komt dat nou? Het meis-je is erg bang. Wat doet die stou-te meid ook in de wa-gen. De man loopt nog har-der. Nog har-der. Ja, hg zal de wa-gen wel in-ha-len. „O, Jan", huilt Zus. „Daar komt de man aan." En nu gaat Jan ook hui-len. O, o! Die man zal hem pak-ken en mis-schien wel mee-ne-men. „Ho dan, paard. Sta toch stil, stout paard", huilt Jan. Maar Hnn lui-stert niet naar de klei-ne koet sier. Hg stapt maar voort. Al-tijd maar voort. (Vol-gen-de week ver-der.) Naar Spanje door Tante Riek Dag lieve Moes, ik kom uit school, Ik ga met mgn paardje rijden. Wg gaan naar verre landen toe, Mgn paard is vlug en wordt nooit moe. Wg reizen met ons beiden. Naar Spanje wil ik het eerste heen Dat land ga ik eens bezoeken Want daar woont onze goede Sint en 'k weet dat hg het prettig vindt, als ik hem op kom zoeken. Waarom ik juist daar heen wil gaan. Dat zal ik U vertellen. Verleden week kwam Sint bij mg, toen bracht hij mee, ik was zoo big, twee mooie groote bellen Zie zoo, nu ben je opgetuigd, Nu kan de reis beginnen. Al ben je maar een hobbelpaard Je rijdt vol zwiermet groote vaart Het mooie Spanje binnen. 37o rsrsss a -I .Ll- ZATERDAG 10 DECEMBER No 50 JAARGANG 1932 ONDAGSBLAD behoorende bij „VAN JUDA" De schepter de wetgever dat Silo koi zijn. Genesis 49 Als Jakob zijn einde voelt naderen, roept hij no? eenmaal zijn zonen rondom zijn sterfbed samen om zijn uitersten wil hun bekend te maken. Maar vooraf heeft hij hun profetisch Gods raad en wil te openbaren: wat hun in de navolgende dagen wedervaren zal". Hij begint van den oudste. Maar hier wordt het vaderhart geschokt door de herinnering aan een schanddaad, die zelfs de vaderliefde niet kan weg- .nemen. En ook bij de twee die dan volgen wordt de zegening afgekeerd door den vloek, dien zij met hun gewelddaden over zich gehaald hebben. Maar bij Juda klaart zijn gelaat op: „Juda, gij zijt het, u zuilen uwe broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen." Dan, het geheim van Juda's zegen ligt in een ander die nog komen moet. Immers, de schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever (beter vertaald: de heenschersstaf) van tusschen zijn vou ten totdat Silo komt. Zoo wordt de kring gedurig enger, waarbinnen de komende Zaligmaker verschijnen zal. Eerst was hij voorzegd aan het zaad der vrouw. Maar reeds in het tweede gelid valt van de twee een door de moordende hand zijns broeders. En het moet wachten op een nieuw zaad eer de hoop op vervulling der belofte kan herleven. Dan wordt de beperking nog enger, want Noach met zijn huis is de eenige die van het eersie meiïischengeslacht overblijft. En terwijl in zijn drie zonen de aarde overspreid wordt, is al lean Abraham de man op wien de beloften komen. Dan komt nogmaals de schittering. Ismaël is het niet, maar Izak. En nogmaals, van Izaks zonen is het niet Ezau, maar Jakob. En onder Jakobs zonen is het niet de eerstgeborene, is het ook niet de zoon die den vader de liefste is naar het vleesch, maar Juda. En Juda alweer niet omdat hij in zichzelf voor treffelijke. is dan de anderen, maar omdat uit hem Silo zal voortkomen. Silo, dat is de Vrede vorst Maar met het enger worden van den kring, waar binnen de Beloofde verschijnen zal wint ook zijn beeld aan helderheid. Eerst in het paradijs is het de zoon der vrouw die den verleider en wederpartijder, in wiens macht wij gekomen waren, zal vernietigen. Bij Abraham is het reeds: In uwen zade zullen gezegend worden alle volken der aarde. Hier in Jakobs profetie treedt de beloofde naar voren in de koningsgestalte. Dat koninklijke heeft reeds op den persoon van Juda zijn stempel gezet: al wat ons uil de geschiedenis van Juda bekend is teekent een koninklijk, nobel karakter. En nu moet men niet zeggen, dat dit koninklijk karakter op zijn grootcn nazaat is overgegaan. Want met zoo te spreken zou worden voorbijgezien, dat Silo die eenst later komen zal, lang van te voren reeds is. Niet Juda zet zijn stempel op Silo. Juist andersom: Silo verleent aan Juda zijn be- teekenis. Daarom kan Jakobs profetie van den komenden Silo een aanknoopingspunt vinden in den persoon van Juda, want Juda is onder al zijn broeders het beeld van den komenden Vredevorst. Hij is het die bij Dothan Jozefs leven redt. Hij is het die het beslissende woord spreekt, waardoor vader Jakob ten slotte Benjamin laat meegaan naar Egypte. Als Jozefs beker bij Benjamin gevonden is, dan is hij het die tot den onderkoning vao Egypte het woord richt. En later heeft ook de stam van Juda in Draël den voorrang. Bij de legering van de stammen rondom den tabernakel heeft Juda de eereplaats. Bij het optrekken door de woestijn gaat Juda voor aan. Juda wordt door den Heere aangewezen om het eerst den krijg aan te binden tegen de volken die Kanaan bezet houden. Het koningshuis is uit Juda. Als de tien stammen weggevoerd zijn in ballingschap, wordt Juda won derlijk behouden. En wel moet ook Juda in bal lingschap gaan; maar als de jaren der balling schap voorbij zijn, keert Juda terug, terwijl de andere 6tammen onvindbaar zijn geworden. Zoo heeft reeds Juda onder zijn broeders en de stam uit hem gesproten onder de stammen Israëls een leidende positie. Maar dit alles is toch maar weer een wazig beeld van wat Silo zelf zijn zal. Want er is in Juda zoo veel dat niet bij de koningsgestalte behoort en niet met de positie van een koning strookt. Maar dit alles is toch maar weer een wazig beeld van wat Silo zelf zijn zal. Want er is in Juda zoo veel dat niet bij de koningsgestalte hoort en niet met de positie van een koning strookt. In den tijd der richteren onderscheidt Juda zich in geen enkel opzicht. Het koningshuis is uit Juda, ja, maar reeds aan den tweeden koning uit dat huis wordt de afscheuring van het grootste deel des volks aangezegd. En met Rehabeam komt do stam van Juda voor goed alleen te staan. Dat zijn broeders hem loven, ge hoort er niets van. Van een nederbuigen van zijn broeders voor hem is geen sprake. Nog minder van een heerschen over de volken. Slechts voor een korten tijd, onder Salomo's regeering, is het zoo geweest. Neen, de heerlijkheid van deze heerschappij breekt eerst door als Silo komt. Hij is de eenige om wicn het in Juda gaat. Juda is er om de plaats voor hem gereed te maken. Dat is Juda's geringheid èn zijn voorrecht tegelijk. Dat is Juda's armoede èn zijn zaligheid. Juda is ledig, maar dat ledig wordt door Silo vervuld. Daarom kon wat Jakob van Juda gezegd heeft eerst ten volle gezien worden met de komst van dien eenen, om wien alles riep. Schepter en heerschers- staf, ze waren wel bij Juda. Maar de hand, die den schepter zou zwaaien en den heerschersstaf zou omklemmen, was er nog niet. Maar als hij komt, dan buigen zich voor hem neder alle engelen Gods, die zijn komst in de wereld Banden Zondagsblad Vanaf heden zijn banden voor het Zondagsblad te bestellen. Prijs voor jaargang 1932 - 65 cents -Op te ceven aan de Administratie verheerlijken in hun lied, waarin ze ook spreken van vrede op aarde; hemelsche, waarachtige vrede; niet vrede der mensehen, maar vrede Gods. Als hij geboren is, dan komen de heidenen van verre om hem te aanbidden en hem te vereeren met hun geschenken; want „hem zullen de volke ren gehoorzaam zijn." Dit is nu het wonderlijke in Gods bestel. Wij zouden het willen zoeken in expansie. Wij zouden voor Juda altijd breeder plaats en meer invloed gezocht hebben, opdat het rijk zoo voor den komenden Vredevorst bereid zou worden. Maar Gods gangen zijn anders. Inperking, vermin dering moet Juda's lot zijn. Dan blijft er niets van Juda over dan Silo, die hem beloofd is. En ais Silo er dan is, dan breekt van Silo de luister uit over al de volkeren. Toch alweer niet in den uitwendigen zin. Want tegen Gods heilig kind Jezus zijn vergaderd beide Herodus en Pontius Pilatus met de volken Israels. Het is geworden een Koning aan een kruis. In plaats van hem gehoorzaamheid te bewijzen, ver treden hem de heidenen. In plaats van hulde brengen ze hem schimp en hoon. De gehoorzaamheid komt eerst als bij ter rechter hand des Vaders is verheven en zijn Evangelie onder de volken wordt gepredikt. Ach, wie de wereld van thans aanschouwt, gevoelt indien hij althans zelf in dien Silo don vrede zijns harte vond zoo pijnlijk conflict met de profetie door Jakob gesproken. Is 'dan het woord toch verijdeld, nadat het eerst scheen in vervulling gegaan te zijn? Maar neen, dit kan niet. Zie dan ook maar hoe zijn evangelie onder volken voortgaat, hoe onder alle volkeren hij zijn onderdanen vergadert. En wel komt uit den afgrond de geest op, die de volkeren nog eens zoekt te vergaderen tegen God en zijn gezalfde. Maar ook die vijandschap is een onbedoelde hulde aan zijn heerschappij. En ze zal zich in het eind te pletter loopen op -Ie macht van hem, die komen zal om de volken te richten. f,De aankondiging aan Maria" Fragment door E. L. S. „Opwaartsche Wegen" Zg hoorde, als in nieuwen droom verloren, 't Geheim, dat Gabriël haar moest vertrouwen: Uw oogen zullen Hem het eerst aanschouwen, Dien Israël wachtte eeuwenlang tevoren. Zóó mocht nooit eenig mensch aan God behooren: Gij zijt gezegend boven alle vrouwen, In U wil God Zgn diepste liefd' ontvouwen, God wordt in U als Menschenzoon geboren. G' ontvangt het kind van nooit gedoofd verwachten Vreugde en hoop van duizenden geslachten. Gods diep geheim zal rgpen in Uw schoot, Hij heeft zichzelf verborgen in Uw nood. U kwam Hij tot dit smartlijk heil verhoogen Uw nederheid was lieflijk in Zijn oogen. 360

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9