TKUST Huisbedienden 'n Landgenoot sinds enkele jaren aan Afrika's Oostkust werkzaam, schrijft Sinds eenigen. tijd had ik een mooien grooten hond, een pracht dier, maar eigenlijk niet ge- sohikt voor de tro pen, omdat zijn pels te dik was. Het dier had daardoor te veel van de warmte te lijden, en het eind van het lied is dan ook geweest, dat ik liet heb moeten laten afmaken. Nu woon ik hier op een boven- flat, en mijn hond had daar wel eens gebrek aan ruimte, hetgeenzich som tijds op een minder aangename manier ma nifesteerde, namelijk in verontreiniging van mijn verandah. Zoo was het ook op zekeren avond. Ik kwam thuis en moest constatee- ren, dat een kleine schoonmaak wel op zijn plaats zou wezen. Ik riep derhalve Sefoe. Sefoe is mijn huisjongen, moet u welen. Hij is steeds gewillig en vroolijk, laoht altoos en heeft een fijn gevoel van humor. Mijn opdracht, om met een emmer water en een bezem den boel wat op te ruimen, weigerde hij echter pertinent. Zooiets had ik van hem nog nooit gehooid, en tk moet zeggen, dat Ihet mij vreemd voor kwam. Ik verzocht hem opnieuw, de verandah af te spoelen, maar met geen ander resultaat. „Dooli waarom wil je dit niet doen?" Deze vraag was eigenlijk overbodig, immers ik wist dat Sefoe een belijder van den Islam is, en dus een afschuw van honden heeft. Zijn antwoord was typisch. „Nou", zei hij, „die hond betaalt mij niet, van hem krijg ik geen salaris, en dus wil ik ook niets voor hem doen!" Het wilde er blijkbaar bij hem niet in, dat deze redeneering in het geheel niet opging, en eerst nadat ik hem een paar oorvijgen had toegediend, scheen hij mij te begrijpen,1 en kreeg ik het karweitje gedaan. Sefoe af. Hij behoefde ook niet weer terug te komen, ik had hem zijn ontslag gegeven. .Want geeft men één keer toe aan dergelijke weigeringen, dan zit men al heel gauw on- 'der den pantoffel, en is het inlandse!* Per soneel de baas. Want zoo zijn hier de ewarte huisbedienden. Hébben zij in de gaten dat de blanke het niet zoo nauw met de dingen neemt, dan nemen ze het zelf ook maar gemakkelijk. Enfin, ik dacht niet meer aan het geval, en had aan de andere jongens reeds gezegd, mij een nieuwen huisjongen te zoeken. Den volgenden morgen werd ik echter gewekt 'door Sefoe, die mij mijn thee kwam brengen. Werktuigelijk nam ik ze aan, want het voorval van den vorigen avond was mij door het hoofd gegaan. Sefoe was intusschen reeds evenals iederen morgen druk bezig, met mijn bad gereed te maken, voor scheer water te zorgen, en mijn schoone kleeren ■yoor dien dag gereed te leggen. Blijkbaar wilde fliij het doen voorkomen, alsof er gis teren tussohen ons niets voorgevallen was. Hij schrok wel een beetje, toen ik hem vroeg, wat hij eigenlijk hier kwam doen. Maar de arme stakker is getrouwd met Salia, en die laat niet met zich 6potten! Salia had tegen hem gezegd: „Sefoe, je bent dom! Waar moeten wij nu van eten? Mor gen ga je weer terug!" Sefoe had niet durven tegenspreken. Zoo ,was hij dus met hangende pootjes naar zijn werk gegaan, in de hoop dat ik de heele historie wel vergeten zou zijn. En nu vroeg hij, of ik het hem dan maar vergeven wilde, dat van. gisteravond, want Salia wilde niet hebben, dat hij bij mij vandaan ging. Eigenlijk was ik wel blij, dat zijn vrouw mij op deze manier de zorg bespaarde om teen nieuwen jongen te zoeken, want in de eerste plaats was Sefoe een aardige kerel, die alles voor mij over had, maar bovendien rwas hij zoo'n beetje een combinatie van dienstmeisje, werkster, waschvrouw en huis khecht. Een goede jongen krijgt men niet zoo heel gemakkelijk. Sefoe deed alles, al deed hij dan ook weinig bijzonder goed. Zoo werden bijvoorbeeld mijn sokken gestopt met dun touw, indien DOOR PEMBE YA SHAMBA hij niet zoo gauw garen bij de hand had. Ook was het geen zeldzaamheid, dat ik soms vijf verschillende soorten knoopen aan één kleedingstuk vond! Of wel hij liet per onge luk een heete strijkbout te lang op het goed staan, zoodat er een plek in schroeide, zoo- al niet erger. Doch dat waren in zijn oogen slechts kleinigheden, en die hij ook op zijn eigenaardige manier weer trachtte goed te maken, bijvoorbeeld door 'hier of daar een kip te vangen, en die voor mij mee te bren gen, waarmee, voor zoover het hem betrof, de zaak weer in het reine was. Soms had ik de een of andere streek nog niet eens bemerkt, als Sefoe al met zijn kip aankwam. Dan begreep ik dadelijk, dat een inspectie van mijn linnenkast wel weder het een of het andere aan het licht zou brengen, en meestal vond ik dan ook de bewijsstukken weggestopt in een verscholen hoekje. Zoo zijn hier de huisbedienden. Breken, dat kunnen ze ookl De voorraad glas en aarde werk moet- daarom steeds worden nageteld. Is er iets zoek, dan staan zc erbij met het meest onschuldige gezicht, en beweren, dat er toch al een barst in zat, en dat het dus niet zoo erg is. Wordt er eens iets bekend, dan is het ongeluk toch heelemaal buiten •hun schuld geschied, want het bleef bij het omwasschen zoo maar stuk in hun handen! Wordt het met de brekerij al te erg, dan laat ik het ze wel eens een keer vergoeden, maar ondanks een boos gezicht accepteeren zc ook dat gelaten, want een neger is een geweldig fatalist, en „Amria Mungu", „God heeft het gewild", ligt als in hun mond be- torvcn. Elke neger wordt hier aangesproken als jongen, tenzij dat hij heel oud is, dan is het woord „Mzee" beter op zijn plaats. (Mzee: oude). De leeftijd van huisjongens varieert zoo tusschen 20 en 45 jaar. Ik heb er reeds een rijf-en-twintig in mijn dienst gehad. Eén vas er bij, waarmee niets was aan te van gen. Dat was Ali. Zoo verzocht ik hem bij- oprbeeld op een keer^ om een klein beetje valer in een fleschje te doen. Ali bracht het fleschje terug, boordevol. Ik maakte hem er op opmerkzaam, dat dit niet mijn bedoe- was. En wat antwoordde hij? „Ja, dat heb ik wel begrepen. Ik heb er dan ook maar een beetje water in gedaan. Maar het •fleschje was zoo klein!" Naar zijn begrip vas blijkbaar een emmer-vol véél, en een ;las-vol een beetje. Op het oogenblik heb ik een heel geschikte boy. Hamisi is ongeveer 29 jaar, en spreekt tamelijk vloeiend Duitsch, want tijdens het Duitsche protectoraat is hij op school ge it. Trouw Is hij ook. Lastig is echter, dat hij den baas over mij speelt, en mij bij voorbeeld wil dicteeren, wat ik dagelijks moet dragen. Zoo nu en dan krijg ik zelfs een uitbrander, als mijn schoenen een beetje Ofschoon dit va-eemidkliiikend pseudoniem het niet zou doen vermoeden, is de schrijver van dit artikel een landgenoot, die aan de kust van „het werelddeel van ivoor en eb benhout" werkzaam is. Reeds eerder ver schenen er stukken van zijn hand in onze krant. Pembe Ya Shamba, dit kunnen wij rustig zeggen, zonder iets te verraden, is de letterlijke overzetting van een goed-Hol- landsch klinkenden naam in de Swahili- taal. sche bijgeloof, dat in dien dag geen heil ziet. Als blijvend aandenken wordt de zuigeling, als ihet een jongen is, met dien dagnaam aangeduid en heet hij voortaan Juma, liet meisje Maajuma (dochter des Vrijdags). Is een kind ongeveer een week oud, dan wordt zijn hoofdje heelemaal kaal geschoren en knipt men zijn nagels. Haar, nagels en nog eenige andere dingen worden vervol gens begraven, cn op de plek, waar dit plaats had, plant men een kokosnoot. Bij deze plechtigheid zijn familieleden en vrien den tegenwoordig, en natuurlijk ook de priester. Bij het planten spreekt de vader de wensch uit, dat zijn kind moge opgroeien om later de vruchten te eten en de melk te drinken, als uit deze planting een kokospalm geworden is. De palm, die uit deze kokosnooit opgroeit, is eigendom van het kind, en gaarne toont het die aan zijn vriendjes, want het be schouwt dien palm als zijn eigen leven! Daar de Swahilis belijders zijn van den Is lam, gebeurt er in hun leven niets, dat niet in verband staat met den godsdienst. Overi gens beperkt deze godsdienst zich in den regel tot het naleven van een officieel ritu eel, en alles wat daarbuiten valt wordt met gelatenheid aanvaard. Dan is het „Amria Mungo", en daaraan kan,men immers zelf toch niets veranderen? God staat voor deze menschen zoo ver boven hen, dat Hij zich met hun persoonlijk leven niet kan bemoeien. Voor hen geldt alleen: „Allah ill 'Allah!" God is groot!, en dat is alles Zoo spoedig mogelijk wordt het kind dan ook tot den Islam opgeroepen, hetgeen door een priester geschiedt Deze fluistert in het rechteroor van het kind den officieelen op roep, waarmede hij ook vijfmaal daags alle geloovigen tot het gebed aanspoort: „God is onder de modder zitten. Onlangs voelde ik mij niet erg lekker, en ging 's avonds een beetje op den divan lig gen slapen. Zoo tegen een uur of acht kwam Hamisi en zei: „Nou Bwana, nu moet je eens wakker worden en wat heen en weer gaan loopen, of wat anders doen, want an ders kan je vannacht niet slapen". Zoo is Hamisi! Hij houdt veel van bloemen en zorgt er dan ook voor, dat ik steeds boeket ten op mijn kamer heb. De kunst om die te rangschikken verstaat hij uitnemend. Waar hij die bloemen vandaan haalt bleef mij langen tijd een raadsel. Dit werd onlangs opgelost, toen ik bezoek kreeg van een drie tal dames, die zich over mijn boy kwamen beklagen, omdat hij regelmatig haar tuinen plunderde! De dag der geboorte. De dag der geboorte speelt bij de Swahili- negers een groote rol. Wordt een kind op Vrijdag geboren, dan verheugt men zich daarover, want Vrijdag is hier een feest- en .geluksdag, in tegenstelling met het Europee de grootste! God is de grootste! Ik betuig, dat er geen God is buiten den eenigen waren God! Ik betuig dat Mohammed de Profeet van God is! Op tot gebed! Op tot gebed! Op tot heil! God is de grootste!" Van nu af aan behoort het kind tot den lam. Het voorkomen van witte negers! Soms komt het wel voor, dat een kind van negerouders geboren inplaats van een arte, een witte huidskleur heeft, ofschoon het overigens alle kenmerken van het zwarto ras vertoont. Dit is een fenomeen, dat waar schijnlijk in verband zal staan met het ont breken van de een of andere substantie in het bloed of in de opperhuid. De negers echter hebben er hun eigen uitleg voor! Zij noemen deze witte negers Mtoto ya Soheitani, dat wil zeggen „duivelskinderen?'. Hun venklaring is deze: Een pasgeboren kind heeft vrijwel dezelfde huid als een kind van Europeesche ouders. Eerst na eenigen tijd begint de huid te ver kleuren, en wordt vervolgens zwart. Daar de moeder niet al te lang thuis kan blijven, na de bevalling, want haar taak is in hoofd zaak het verzorgen van akker en gewas, neemt zij haar zuigeling met zich mee en legt dien dan meestal zoolang onder een struik in haar nabijheid, om hem als het werk gedaan is, weer mee huistoe te nemen. Blijkt nu later, dat het kind maar niet zwart wil worden, dan ligt voor de negers de ver onderstelling voor de hand, dat de duivel hun een poets heeft gebokken. Alles name lijk, wat een beetje geheimzinnig lijkt en van het gewone afwijkt, wordt aan den dui vel en de booze geesten toegeschreven. In het onderhavige geval heeft de duivel stilletjes liet echte negerkind weggenomen, en er een ander voor in de plaats gelegd. Waar die andere kinderen dan vandaan komen, ka.' men u niet verklaren, blijkbaar denkt men zóó ver ook liever niet na! In ieder geval leggen de ouders zich neer bij het onveranderlijke en zij voeden hun i witte kind op. alsof het hun eigen was, er wordt in het geheel geen onderscheid ge maakt. Het zal ook geen mensch in zijn hoofd opkomen om zulk een miskleurig we zentje te plagen of lastig te vallen. Ook de jongens onder elkaar nemen het witte makkertje er niet tusschen, hetgeen onze jongens tot voort>eeld moge strekken! Dergelijke witte negers komen echter maar heel zelden voor. Tot nog toe heb ik er maar één kunnen ontdekken, en aan dien eene iheb ik een niet al te aangename herinnering. Hij was namelijk als heler op getreden bij een diefstal, en ik was ge noodzaakt hem mee te nemen naar het politiebureau. Stelen is iets wat een neger maar al te g doet. Als hij maar even de kans schoon ziet, gapt hij wat zijn hart begeert, en waar zijn blik op valt. Als vrijgezel be merkt men dat het beste! De suiker- en melkvoorraden slinken onrustbarend. Ook de zeep smelt weg als sneeuw voor dé zon. De kok, de huisbedienden, allen doen mee. De heele familie leeft zoo'n beetje op den zak van den baas. Bleef het nu nog maar bij zeep, suiker en melk, dan was het nog niet zoo héél erg. Als vrijgezel laat men dat maar over den kant gaan, omdat men toch geen dagelijksoh toezicht kan houden op suiker- en melkpot. De eenige remedie tegen die kleine gapperijen is het huwelijk, omdat de vrouwen in den regel dagelijks inspectie houden, en hierin handiger zijn. Dit weten de bedienden dan ook heel goed, en ze zien het derhalve met leede oogen aan als hun heer aanstalten maakt tot trouwen! Geeft men de negers een al te vrije uand, dan kan men er staat op maken, dat ze deze weelde niet kunnen verdragen. Allengs rakendan de meeir waardevolle stukken uit het oog, en gaan via een omweg naar den opkooper! Uit het land van Gandhi De kaste der uitgestootenen Niemand zal kunnen ontkennen, dat het eeuwenoude Britsch-indische rijk heden een grooten tijd doormaakt; het is het object van een geweldig historisch proces, dat den toenemenden invloed van de Europeesche beschaving in het Oosten begeleidt. De modernere regeerings-methoden en wijzen van beheer hebben tezamen met een nog toenemend aantal scholen, fabrieken, spoorwegen en last not least het overal doordringende auto-verkeer, veel van het uiterlijk aanzien van het land gewijzigd. Tusschen de eerbiedwaardige oude paleizen en majestueuse tempels rijzen groote waren huizen en hotels op en blazen reusachtige fabrieksschoorsteenen hun dampen de lucht in. Motor-rijwielen en lange files van auto's vervangen meer en meer de ezels en ossen; de heilige koeien komen meer en meer in het gedrang. Veel van het oude, dat Britsch- lndië zijn specifiek karakter gaf, wordt ge leidelijk bedolven onder hetgeen Westersche nieuwigheden ook daarginds weten in te voeren, veel van wat eeuwen lang zijn be staan ongewijzigd had weten te handhaven. Toch is ondanks het vele, dat uiterlijk andere vormen aanneemt één ding precies gelijk gebleven. Dit is het kasten-systeem, dat ongetwijfeld als het gevaarlijkste en meest verderfelijke tevens te beschouwen is, dat het tegenwoordige Indië uit zijn ver leden heeft overgehouden niet alleen, doch tegelijkertijd in sterke mate heeft aange kweekt. Vele Indiërs van naam o.m. de be kende dichter Tagore, zijn dan ook werke lijk overtuigd, dat 't geheele kasten-systeem zooals dit nu nog steeds van kracht is, een onding is. en de grondoorzaak van de natio nale zwakheid en sociale misstanden van Britsch-lndië. Tagore gaat zelfs zoo ver, dat hij de intellectueels klassen beschuldigt, te weinig oog te hebben voor de vreeselijke gevolgen, die de verdeeling in zoovele on- vermengbare volksgroepen en -groepjes niet alleen voor een groot deel der eigen bevol king doch eveneens voor den geheelen poli- tieken toestand heeft. Ruim 280.000.000 aanhangers der Hindoe- sche godsdiensten, d.i. ruim 85 pet van de totale Britsch-indische bevolking, leven nog steeds in streng kasten-verband. In al deze groepjes met meestal minder goed klinkende namen, beslist uitsluitend het toeval der geboorte onherroepelijk over iemands ge heele huiselijk en maatschappelijk leven, over zijn eten en drinken, zijn kleeding en beroep, maar bovenal over zijn huwelijk en de maatschappelijke achting, die hem door lieden van andere geboorte-rang in de toe komst zal worden toegedragen. Na den in houd van de oud-Hindoesche geloofsboeken heeft Brahma tot heil van de wereld, de vier hoofd-kasten geschapen uit zijn eigen lichaamsdeelen. Van zijn mond vormde hij de Brahmanen, van zijn armen maakte hij de krijgslieden (Ksatryas), uit zijn dijbeenen ontstonden de handelaren (Vaicyas) en slotte uit zijn voeten de paria's (Sudra's). De Brahmanen-groep die, evenals de andere weer in een aantal kasten en onder kasten is verdeeld draagt een naam, die haar steeds geluk zal aanbrengen bij alles wat men op deze wereld moge verrichten of ondernemen. De Brahmaan is het erkende hoofd der gemeensohap. De naam van groep der strijders i3 reeds de uitdrukking van een geweldige krachtscapaciteit en als zoodanig is zajn leven in alle opzichten be schermd. De kooplieden ontleenen rijkdom aan hun naam, die zij dan ook zeker zijn, tijdens hun leven deelachtig te worden. Naar de oude boeken vormen deze drie stammen gezamenlijk de basis der geheele samenleving en van alles wat bestaat. De Brahmanen, die steeds 't voornaamste deel vertegenwoordigen, worden beschouwd als resultaat van alles wat licht en goed is. Buiten deze drie menschengroepen echter, staan de paria's, die reeds aan hun bena ming een veelheid van minder goede tot uiterst verachtelijke eigenschappen ontlee nen. In tegenstelling tot de hoogste kaste der Brahmanen, behooren de paria's, gelijk de olifanten en t>jgers, tot het rijk van do duisternis. De heilige boeken, die van de overige groepen lange beschrijvingen geven, noemen van de paria's alleen den naam. Gandhi, wiens geheele leven en werken 't symbool is geweest tegen de vele verkeerde toestanden, die bovenstaande verdeeling met zich bracht, gelooft, dat de natuur met feil- looze zekerheid op den duur door middel van de re-incarnatie het maatschappelijk evenwicht weer zal herstellen. Want een Brahmaan, die zich tegenover een andere kaste minder eervol heeft gedra gen, zal in zijn volgend leven als lid een lagere kaste worden geboren, terwijl omgekeerd de paria meer en meer de groe pen der Brahmanen zal naderen! Met dat alles verlangt hij echter niet de geheele af schaffing van het stelsel. Hij wenschte vier hoofdgroepen te behouden, zonder echter hun ontelbare onderlinge verdeelingen toe ranco wil hij echter niet erkennen, dat de e< groep van menschen automatisch beter is hooger staat, dan de andere. „In tegen de* h0 ze zoo zegt hij, „moeten eerst allen gelijk zijU daf neer wij, Indiërs in de wereld alsmeli schen worden behandeld, dan is de eenig oorzaak te zoeken bij de omstandigheid, wij zelf een vijfde deel van ons eigen niet beter hebben behandeld. Wij liebt den paria uit ons midden gestooten on i daardoor zelf tot de paria's van het Britse in(laf keizerrijk geworden. De ongereohtighe die wij van Engeland ondervinden, is sled klein, vergeleken bij de groote smarten, wij den paria's hebben toegevoegd." Het oude Indië heeft op deze woordl weer zijn krachten verzameld en hetl reeds midden in den strijd tegen de Eu| peesche beschaving, een strijd, die het i zooveel inspanning en vertrouwen voert, J zelfs de diepst ingewortelde tradities wordfc prijsgegeven. Het levenslot van ontelbal velen zal daardoor worden verlicht. EERLIKHEID WORD BELOONT'te 'n Seker oneerlike werksman verkeer rkoc baie armoedige omstandighede en was sc t der dak, toe 'n ryk heer dit verneem en 1 sluit om hom 'n verrassing te gee. Hy hu die man teem goeie betaling om 'n woonhi te bou, en toe vertrek hy op 'n lange rein Daar was niemand om toesig te hou nie, het sy werk vertraag, si gel. en slegte materiaal gebruik. Bij i terugkoms van die heer sê die man: „Mcnj Stei ek bet 'n mooi huis vir u gebou." „Goei n L antwoord die heer, „nou kan jy dit prese kry vir jou en jou gesin. Hier is die kae en transport van die grond." Die man \v verbouereerd, want hy besof toe, dat hy n sy werkgever nie, maar homself bedrieg h Hoe bou ons met al die voorregte en gDus leenthede van liede vir die ewigheid w indï ons af wag? id, keu lite DE KOUDSTE STAD TER WEREL De stad Werohojansk ten Oosten van »ee rivier de Lena, in Siberië, moet do koudi >rd< stad ter wereld zijn. Het verblijf is da n i voor organische wezens zeer moeilijk; m ha< kan er niet hard loopen of zich snel bev gen, want de lucht snijdt. Als men met j handen steen of metaal aanraakt, bran n men zich als aan gloeiend ijzer, en blijft huid er aan zitten. Een driedubbele deki1 van rendiervel is bijna niet in staat te v<,on' hinderen, dat het bloed in de aderen sto ng en elke ademtocht gaat vergezeld 'van etet bijna duldeloos pijnlijk gevoel. Alle uitw i) e semingen bevriezen bijna oogenblikkelijk veranderen in fijne ijsnaalden, die door h u wrijven tegen elkaar zwak ritselen met geluid, dat aan dat van scheurende zij< j doet denken. Wanneer een karavaan over de woesa s vlakten trekt, is hij geheel gehuld in eiiar blauwachtige nevel, gevormd door d r1 adem van menschen en dieren, en wa F neer een raaf langzaam door de lueïerd vliegt, laat hij een lange streep damp acht gei zich. INDISCHE DORPSVIJVERS te staan. De wetten der overerving behooren Niets wordt door een bewoner van Britsch-Indisch dorp op hoogerem prijs g z.i. tot de absolute waarheden der natuur, terwijl bovendien duidelijk is gebleken, dat de verdeeling in kasten het Hindoeïsme voor ondergang heeft bewaard. De erken den zij slechts geroepen tot het verrichten van de zgn. onreine beroe pen, zooals het looien en tanen van huiden, en 't schoonhouden der straten. Als belooning ontvingen zij de resten an voedsel, die anders aan honden zouden zijn gevoerd, terwijl zij in vele gevallen zelfs wa ren genoodzaakt het vleesch van krengen ning dezer historische verdienste neemt ech ter niet weg, dat dc minder goede heden daags dhe toestanden worden veroordeeld. De paria's worden be schouwd als de laag ste sociale klasse van Britsch-lndië en wor den de „onaanraakba- ren" (untouchables) ge- Qoemd. Oorspronkelijk behoorend tot overwon nen volksstammen, wer- te eten, om in het leven te blijven. Door de uitoefening van hun beroep, stonden zij dus reeds in een slechten reuk: daarbij was hun voeding onzuiver, terwijl de al geheele ver- waarloozing van de zijde der overheid den toestand in hooge mate verergerde. Het aan raken dezer menschen is voor hoogere kas ten verboden en zelfs het loopen in hun schaduw wordt reeds geacht, een verontrei- nigenden invloed te hebben. De laagste klassen van de trein, waarin zij alleen mogen reizen, zijn zeer slecht onderhouden en vormen dikwijls de haard van een der vele besmettelijke ziekten, waardoor Britsch Indië nog steeds wordt bezocht. De indeeling der kasten staat los van de bestuursindeeling, die door de Engelsche regeering is gemaakt. Practisch echter heeft zij een overwegenden invloed op het maat schappelijk leven van Indië. De kaste heeft meestal een raad van vijf leden, die toeziet dat niemand verboden werk verricht of andere overtredingen of zonden begaat De straffen zijn in overeenstemming met de draagwijdte van het gephegde feit Dit kan o.m. zijn: het eten of drinken in gezelschap van iemand uit een lagere kaste of sub- kaste, het hebben van een geschonden oor of neus, of te zijn geslagen door iemand van een lage of onreine kaste. De straffen, die worden opgelegd, zijn in diverse landstreken verschillend, de strafbare feiten worden er naar een andere maatstaf gewaardeerd, zij zijn b.v. boeten, publieke beschamingen of uitsluiting van de gemeenschap, voor eeni gen tijd. Zoodoende worden de grenzen tus schen de kasten dus stevig in stand ge houden. Alleen het woord van Gandhi was in staat, deze scheidingsmuren wat te verlagen steld dan de talao of vijver, want Ihet wat daarvan dient niet alleen het grootste deelte van het jaar voor de besproeïng, ma Di is ook voor den dorpeling de bron, waaru r hij schept voor zijn dagelijksche drin!'e waterbehoefte. De gewone dorpsvijver is een in den vlai u ken bodem uitgegrA'en meertje, dat hoof* io zakelijk door de periodieke regens wori gevuld. Enkele van deze vijvers zijn vier de zijden met gehouwen steen beklei en vormen inderdaad sieraden voor do Bei gaal sche dorpen. Andere zijn op enkt plaatsen voorzien van trapjes, die er afdalen en tot enkele voeten onder het watt reiken. Boven aan den rand van die trapji is een soort van terrasje, dat van gomt selde leuningen is voorzien. In enkele streken worden deze vijvers d< vermogende Hindoes aangelegd, en vormt zij des avonds een plaats van samenkom! voor de dorpsbewoners. De vorsten wei ijveren met hun rijke onderdanen, om droge of waterarme streken zulke hassii te bouwen. In het droge jaargetijde vermindert ht water snel, deels door het aanhoudend i bruik, deels door de verdamping, tot er Mei bijna geen water meer in de tab aanwezig is. Dan is het voor de kindei een groot plezier om door den slijkerit bodem te waden en.de visch te vangen, dl in de laagste gedeelten een schuilplaat heeft gezocht. Er zjjn vijvers, die zoo droog worden, ds men in het slijk in korten tijd goede tarwi erwten en veldvruchten kan verbouwei Groot is de vreugde der bevolking, als b het begin van den regentijd de dorpsvijve zich weer vult. In vele streken wordt dal feest gevierd. Er worden godsdienstige megangen gehouden, men offert in de pels bloemen en vruchten, en jonge meisje Ofschoon in Drincip.1 niet tegen het r.telsel, voeren langs d-n over dansen uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 10