TKUST
Huisbedienden
'n Landgenoot sinds
enkele jaren aan
Afrika's Oostkust
werkzaam, schrijft
Sinds eenigen. tijd
had ik een mooien
grooten hond, een
pracht dier, maar
eigenlijk niet ge-
sohikt voor de tro
pen, omdat zijn pels
te dik was. Het dier
had daardoor te veel
van de warmte te
lijden, en het eind
van het lied is dan
ook geweest, dat ik
liet heb moeten laten
afmaken. Nu woon
ik hier op een boven-
flat, en mijn hond
had daar wel eens
gebrek aan ruimte,
hetgeenzich som
tijds op een minder aangename manier ma
nifesteerde, namelijk in verontreiniging van
mijn verandah. Zoo was het ook op zekeren
avond. Ik kwam thuis en moest constatee-
ren, dat een kleine schoonmaak wel op zijn
plaats zou wezen. Ik riep derhalve Sefoe.
Sefoe is mijn huisjongen, moet u welen. Hij
is steeds gewillig en vroolijk, laoht altoos
en heeft een fijn gevoel van humor. Mijn
opdracht, om met een emmer water en een
bezem den boel wat op te ruimen, weigerde
hij echter pertinent. Zooiets had ik van hem
nog nooit gehooid, en tk moet zeggen, dat
Ihet mij vreemd voor kwam. Ik verzocht hem
opnieuw, de verandah af te spoelen, maar
met geen ander resultaat.
„Dooli waarom wil je dit niet doen?"
Deze vraag was eigenlijk overbodig, immers
ik wist dat Sefoe een belijder van den Islam
is, en dus een afschuw van honden heeft.
Zijn antwoord was typisch. „Nou", zei hij,
„die hond betaalt mij niet, van hem krijg
ik geen salaris, en dus wil ik ook niets
voor hem doen!"
Het wilde er blijkbaar bij hem niet in, dat
deze redeneering in het geheel niet opging,
en eerst nadat ik hem een paar oorvijgen
had toegediend, scheen hij mij te begrijpen,1
en kreeg ik het karweitje gedaan.
Sefoe af. Hij behoefde ook niet weer terug
te komen, ik had hem zijn ontslag gegeven.
.Want geeft men één keer toe aan dergelijke
weigeringen, dan zit men al heel gauw on-
'der den pantoffel, en is het inlandse!* Per
soneel de baas. Want zoo zijn hier de
ewarte huisbedienden. Hébben zij in de
gaten dat de blanke het niet zoo nauw met
de dingen neemt, dan nemen ze het zelf ook
maar gemakkelijk.
Enfin, ik dacht niet meer aan het geval, en
had aan de andere jongens reeds gezegd,
mij een nieuwen huisjongen te zoeken. Den
volgenden morgen werd ik echter gewekt
'door Sefoe, die mij mijn thee kwam brengen.
Werktuigelijk nam ik ze aan, want het
voorval van den vorigen avond was mij door
het hoofd gegaan. Sefoe was intusschen
reeds evenals iederen morgen druk bezig,
met mijn bad gereed te maken, voor scheer
water te zorgen, en mijn schoone kleeren
■yoor dien dag gereed te leggen. Blijkbaar
wilde fliij het doen voorkomen, alsof er gis
teren tussohen ons niets voorgevallen was.
Hij schrok wel een beetje, toen ik hem
vroeg, wat hij eigenlijk hier kwam doen.
Maar de arme stakker is getrouwd met
Salia, en die laat niet met zich 6potten!
Salia had tegen hem gezegd: „Sefoe, je bent
dom! Waar moeten wij nu van eten? Mor
gen ga je weer terug!"
Sefoe had niet durven tegenspreken. Zoo
,was hij dus met hangende pootjes naar zijn
werk gegaan, in de hoop dat ik de heele
historie wel vergeten zou zijn. En nu vroeg
hij, of ik het hem dan maar vergeven wilde,
dat van. gisteravond, want Salia wilde niet
hebben, dat hij bij mij vandaan ging.
Eigenlijk was ik wel blij, dat zijn vrouw
mij op deze manier de zorg bespaarde om
teen nieuwen jongen te zoeken, want in de
eerste plaats was Sefoe een aardige kerel,
die alles voor mij over had, maar bovendien
rwas hij zoo'n beetje een combinatie van
dienstmeisje, werkster, waschvrouw en huis
khecht. Een goede jongen krijgt men niet
zoo heel gemakkelijk.
Sefoe deed alles, al deed hij dan ook weinig
bijzonder goed. Zoo werden bijvoorbeeld
mijn sokken gestopt met dun touw, indien
DOOR
PEMBE YA SHAMBA
hij niet zoo gauw garen bij de hand had.
Ook was het geen zeldzaamheid, dat ik soms
vijf verschillende soorten knoopen aan één
kleedingstuk vond! Of wel hij liet per onge
luk een heete strijkbout te lang op het goed
staan, zoodat er een plek in schroeide, zoo-
al niet erger. Doch dat waren in zijn oogen
slechts kleinigheden, en die hij ook op zijn
eigenaardige manier weer trachtte goed te
maken, bijvoorbeeld door 'hier of daar een
kip te vangen, en die voor mij mee te bren
gen, waarmee, voor zoover het hem betrof,
de zaak weer in het reine was. Soms had
ik de een of andere streek nog niet eens
bemerkt, als Sefoe al met zijn kip aankwam.
Dan begreep ik dadelijk, dat een inspectie
van mijn linnenkast wel weder het een of
het andere aan het licht zou brengen, en
meestal vond ik dan ook de bewijsstukken
weggestopt in een verscholen hoekje.
Zoo zijn hier de huisbedienden. Breken, dat
kunnen ze ookl De voorraad glas en aarde
werk moet- daarom steeds worden nageteld.
Is er iets zoek, dan staan zc erbij met het
meest onschuldige gezicht, en beweren, dat
er toch al een barst in zat, en dat het dus
niet zoo erg is. Wordt er eens iets bekend,
dan is het ongeluk toch heelemaal buiten
•hun schuld geschied, want het bleef bij het
omwasschen zoo maar stuk in hun handen!
Wordt het met de brekerij al te erg, dan
laat ik het ze wel eens een keer vergoeden,
maar ondanks een boos gezicht accepteeren
zc ook dat gelaten, want een neger is een
geweldig fatalist, en „Amria Mungu", „God
heeft het gewild", ligt als in hun mond be-
torvcn.
Elke neger wordt hier aangesproken als
jongen, tenzij dat hij heel oud is, dan is het
woord „Mzee" beter op zijn plaats. (Mzee:
oude).
De leeftijd van huisjongens varieert zoo
tusschen 20 en 45 jaar. Ik heb er reeds een
rijf-en-twintig in mijn dienst gehad. Eén
vas er bij, waarmee niets was aan te van
gen. Dat was Ali. Zoo verzocht ik hem bij-
oprbeeld op een keer^ om een klein beetje
valer in een fleschje te doen. Ali bracht
het fleschje terug, boordevol. Ik maakte hem
er op opmerkzaam, dat dit niet mijn bedoe-
was. En wat antwoordde hij? „Ja, dat
heb ik wel begrepen. Ik heb er dan ook
maar een beetje water in gedaan. Maar het
•fleschje was zoo klein!" Naar zijn begrip
vas blijkbaar een emmer-vol véél, en een
;las-vol een beetje.
Op het oogenblik heb ik een heel geschikte
boy. Hamisi is ongeveer 29 jaar, en spreekt
tamelijk vloeiend Duitsch, want tijdens het
Duitsche protectoraat is hij op school ge
it. Trouw Is hij ook. Lastig is echter,
dat hij den baas over mij speelt, en mij bij
voorbeeld wil dicteeren, wat ik dagelijks
moet dragen. Zoo nu en dan krijg ik zelfs
een uitbrander, als mijn schoenen een beetje
Ofschoon dit va-eemidkliiikend pseudoniem
het niet zou doen vermoeden, is de schrijver
van dit artikel een landgenoot, die aan de
kust van „het werelddeel van ivoor en eb
benhout" werkzaam is. Reeds eerder ver
schenen er stukken van zijn hand in onze
krant. Pembe Ya Shamba, dit kunnen wij
rustig zeggen, zonder iets te verraden, is
de letterlijke overzetting van een goed-Hol-
landsch klinkenden naam in de Swahili-
taal.
sche bijgeloof, dat in dien dag geen heil
ziet.
Als blijvend aandenken wordt de zuigeling,
als ihet een jongen is, met dien dagnaam
aangeduid en heet hij voortaan Juma, liet
meisje Maajuma (dochter des Vrijdags).
Is een kind ongeveer een week oud, dan
wordt zijn hoofdje heelemaal kaal geschoren
en knipt men zijn nagels. Haar, nagels en
nog eenige andere dingen worden vervol
gens begraven, cn op de plek, waar dit
plaats had, plant men een kokosnoot. Bij
deze plechtigheid zijn familieleden en vrien
den tegenwoordig, en natuurlijk ook de
priester. Bij het planten spreekt de vader
de wensch uit, dat zijn kind moge opgroeien
om later de vruchten te eten en de melk te
drinken, als uit deze planting een kokospalm
geworden is.
De palm, die uit deze kokosnooit opgroeit,
is eigendom van het kind, en gaarne toont
het die aan zijn vriendjes, want het be
schouwt dien palm als zijn eigen leven!
Daar de Swahilis belijders zijn van den Is
lam, gebeurt er in hun leven niets, dat niet
in verband staat met den godsdienst. Overi
gens beperkt deze godsdienst zich in den
regel tot het naleven van een officieel ritu
eel, en alles wat daarbuiten valt wordt met
gelatenheid aanvaard. Dan is het „Amria
Mungo", en daaraan kan,men immers zelf
toch niets veranderen?
God staat voor deze menschen zoo ver boven
hen, dat Hij zich met hun persoonlijk leven
niet kan bemoeien. Voor hen geldt alleen:
„Allah ill 'Allah!" God is groot!, en dat is
alles
Zoo spoedig mogelijk wordt het kind dan
ook tot den Islam opgeroepen, hetgeen door
een priester geschiedt Deze fluistert in het
rechteroor van het kind den officieelen op
roep, waarmede hij ook vijfmaal daags alle
geloovigen tot het gebed aanspoort: „God is
onder de modder zitten.
Onlangs voelde ik mij niet erg lekker, en
ging 's avonds een beetje op den divan lig
gen slapen. Zoo tegen een uur of acht kwam
Hamisi en zei: „Nou Bwana, nu moet je
eens wakker worden en wat heen en weer
gaan loopen, of wat anders doen, want an
ders kan je vannacht niet slapen". Zoo is
Hamisi! Hij houdt veel van bloemen en
zorgt er dan ook voor, dat ik steeds boeket
ten op mijn kamer heb. De kunst om die te
rangschikken verstaat hij uitnemend. Waar
hij die bloemen vandaan haalt bleef mij
langen tijd een raadsel. Dit werd onlangs
opgelost, toen ik bezoek kreeg van een drie
tal dames, die zich over mijn boy kwamen
beklagen, omdat hij regelmatig haar tuinen
plunderde!
De dag der geboorte.
De dag der geboorte speelt bij de Swahili-
negers een groote rol. Wordt een kind op
Vrijdag geboren, dan verheugt men zich
daarover, want Vrijdag is hier een feest- en
.geluksdag, in tegenstelling met het Europee
de grootste! God is de grootste! Ik betuig,
dat er geen God is buiten den eenigen waren
God! Ik betuig dat Mohammed de Profeet
van God is! Op tot gebed! Op tot gebed! Op
tot heil! God is de grootste!"
Van nu af aan behoort het kind tot den
lam.
Het voorkomen van witte negers!
Soms komt het wel voor, dat een kind van
negerouders geboren inplaats van een
arte, een witte huidskleur heeft, ofschoon
het overigens alle kenmerken van het zwarto
ras vertoont. Dit is een fenomeen, dat waar
schijnlijk in verband zal staan met het ont
breken van de een of andere substantie in
het bloed of in de opperhuid. De negers
echter hebben er hun eigen uitleg voor! Zij
noemen deze witte negers Mtoto ya
Soheitani, dat wil zeggen „duivelskinderen?'.
Hun venklaring is deze:
Een pasgeboren kind heeft vrijwel dezelfde
huid als een kind van Europeesche ouders.
Eerst na eenigen tijd begint de huid te ver
kleuren, en wordt vervolgens zwart. Daar
de moeder niet al te lang thuis kan blijven,
na de bevalling, want haar taak is in hoofd
zaak het verzorgen van akker en gewas,
neemt zij haar zuigeling met zich mee en
legt dien dan meestal zoolang onder een
struik in haar nabijheid, om hem als het
werk gedaan is, weer mee huistoe te nemen.
Blijkt nu later, dat het kind maar niet zwart
wil worden, dan ligt voor de negers de ver
onderstelling voor de hand, dat de duivel
hun een poets heeft gebokken. Alles name
lijk, wat een beetje geheimzinnig lijkt en
van het gewone afwijkt, wordt aan den dui
vel en de booze geesten toegeschreven.
In het onderhavige geval heeft de duivel
stilletjes liet echte negerkind weggenomen,
en er een ander voor in de plaats gelegd.
Waar die andere kinderen dan vandaan
komen, ka.' men u niet verklaren, blijkbaar
denkt men zóó ver ook liever niet na!
In ieder geval leggen de ouders zich neer
bij het onveranderlijke en zij voeden hun
i witte kind op. alsof het hun eigen was, er
wordt in het geheel geen onderscheid ge
maakt. Het zal ook geen mensch in zijn
hoofd opkomen om zulk een miskleurig we
zentje te plagen of lastig te vallen. Ook
de jongens onder elkaar nemen het witte
makkertje er niet tusschen, hetgeen onze
jongens tot voort>eeld moge strekken!
Dergelijke witte negers komen echter
maar heel zelden voor. Tot nog toe heb
ik er maar één kunnen ontdekken, en aan
dien eene iheb ik een niet al te aangename
herinnering. Hij was namelijk als heler op
getreden bij een diefstal, en ik was ge
noodzaakt hem mee te nemen naar het
politiebureau.
Stelen is iets wat een neger maar al te
g doet. Als hij maar even de kans
schoon ziet, gapt hij wat zijn hart begeert,
en waar zijn blik op valt. Als vrijgezel be
merkt men dat het beste! De suiker- en
melkvoorraden slinken onrustbarend. Ook
de zeep smelt weg als sneeuw voor dé zon.
De kok, de huisbedienden, allen doen mee.
De heele familie leeft zoo'n beetje op den
zak van den baas. Bleef het nu nog maar
bij zeep, suiker en melk, dan was het nog
niet zoo héél erg. Als vrijgezel laat men
dat maar over den kant gaan, omdat men
toch geen dagelijksoh toezicht kan houden
op suiker- en melkpot. De eenige remedie
tegen die kleine gapperijen is het huwelijk,
omdat de vrouwen in den regel dagelijks
inspectie houden, en hierin handiger zijn.
Dit weten de bedienden dan ook heel goed,
en ze zien het derhalve met leede oogen aan
als hun heer aanstalten maakt tot trouwen!
Geeft men de negers een al te vrije uand,
dan kan men er staat op maken, dat ze
deze weelde niet kunnen verdragen. Allengs
rakendan de meeir waardevolle stukken
uit het oog, en gaan via een omweg naar
den opkooper!
Uit het land van Gandhi
De kaste der uitgestootenen
Niemand zal kunnen ontkennen, dat het
eeuwenoude Britsch-indische rijk heden een
grooten tijd doormaakt; het is het object
van een geweldig historisch proces, dat den
toenemenden invloed van de Europeesche
beschaving in het Oosten begeleidt.
De modernere regeerings-methoden en
wijzen van beheer hebben tezamen met een
nog toenemend aantal scholen, fabrieken,
spoorwegen en last not least het overal
doordringende auto-verkeer, veel van het
uiterlijk aanzien van het land gewijzigd.
Tusschen de eerbiedwaardige oude paleizen
en majestueuse tempels rijzen groote waren
huizen en hotels op en blazen reusachtige
fabrieksschoorsteenen hun dampen de lucht
in. Motor-rijwielen en lange files van auto's
vervangen meer en meer de ezels en ossen;
de heilige koeien komen meer en meer in
het gedrang. Veel van het oude, dat Britsch-
lndië zijn specifiek karakter gaf, wordt ge
leidelijk bedolven onder hetgeen Westersche
nieuwigheden ook daarginds weten in te
voeren, veel van wat eeuwen lang zijn be
staan ongewijzigd had weten te handhaven.
Toch is ondanks het vele, dat uiterlijk
andere vormen aanneemt één ding precies
gelijk gebleven. Dit is het kasten-systeem,
dat ongetwijfeld als het gevaarlijkste en
meest verderfelijke tevens te beschouwen is,
dat het tegenwoordige Indië uit zijn ver
leden heeft overgehouden niet alleen, doch
tegelijkertijd in sterke mate heeft aange
kweekt. Vele Indiërs van naam o.m. de be
kende dichter Tagore, zijn dan ook werke
lijk overtuigd, dat 't geheele kasten-systeem
zooals dit nu nog steeds van kracht is, een
onding is. en de grondoorzaak van de natio
nale zwakheid en sociale misstanden van
Britsch-lndië. Tagore gaat zelfs zoo ver, dat
hij de intellectueels klassen beschuldigt, te
weinig oog te hebben voor de vreeselijke
gevolgen, die de verdeeling in zoovele on-
vermengbare volksgroepen en -groepjes niet
alleen voor een groot deel der eigen bevol
king doch eveneens voor den geheelen poli-
tieken toestand heeft.
Ruim 280.000.000 aanhangers der Hindoe-
sche godsdiensten, d.i. ruim 85 pet van de
totale Britsch-indische bevolking, leven nog
steeds in streng kasten-verband. In al deze
groepjes met meestal minder goed klinkende
namen, beslist uitsluitend het toeval der
geboorte onherroepelijk over iemands ge
heele huiselijk en maatschappelijk leven,
over zijn eten en drinken, zijn kleeding en
beroep, maar bovenal over zijn huwelijk en
de maatschappelijke achting, die hem door
lieden van andere geboorte-rang in de toe
komst zal worden toegedragen. Na den in
houd van de oud-Hindoesche geloofsboeken
heeft Brahma tot heil van de wereld, de
vier hoofd-kasten geschapen uit zijn eigen
lichaamsdeelen. Van zijn mond vormde hij
de Brahmanen, van zijn armen maakte hij
de krijgslieden (Ksatryas), uit zijn dijbeenen
ontstonden de handelaren (Vaicyas) en
slotte uit zijn voeten de paria's (Sudra's).
De Brahmanen-groep die, evenals de
andere weer in een aantal kasten en onder
kasten is verdeeld draagt een naam, die
haar steeds geluk zal aanbrengen bij alles
wat men op deze wereld moge verrichten of
ondernemen. De Brahmaan is het erkende
hoofd der gemeensohap. De naam van
groep der strijders i3 reeds de uitdrukking
van een geweldige krachtscapaciteit en als
zoodanig is zajn leven in alle opzichten be
schermd. De kooplieden ontleenen rijkdom
aan hun naam, die zij dan ook zeker zijn,
tijdens hun leven deelachtig te worden.
Naar de oude boeken vormen deze drie
stammen gezamenlijk de basis der geheele
samenleving en van alles wat bestaat. De
Brahmanen, die steeds 't voornaamste deel
vertegenwoordigen, worden beschouwd als
resultaat van alles wat licht en goed is.
Buiten deze drie menschengroepen echter,
staan de paria's, die reeds aan hun bena
ming een veelheid van minder goede tot
uiterst verachtelijke eigenschappen ontlee
nen. In tegenstelling tot de hoogste kaste
der Brahmanen, behooren de paria's, gelijk
de olifanten en t>jgers, tot het rijk van do
duisternis. De heilige boeken, die van de
overige groepen lange beschrijvingen geven,
noemen van de paria's alleen den naam.
Gandhi, wiens geheele leven en werken 't
symbool is geweest tegen de vele verkeerde
toestanden, die bovenstaande verdeeling met
zich bracht, gelooft, dat de natuur met feil-
looze zekerheid op den duur door middel
van de re-incarnatie het maatschappelijk
evenwicht weer zal herstellen.
Want een Brahmaan, die zich tegenover
een andere kaste minder eervol heeft gedra
gen, zal in zijn volgend leven als lid
een lagere kaste worden geboren, terwijl
omgekeerd de paria meer en meer de groe
pen der Brahmanen zal naderen! Met dat
alles verlangt hij echter niet de geheele af
schaffing van het stelsel. Hij wenschte vier
hoofdgroepen te behouden, zonder echter
hun ontelbare onderlinge verdeelingen toe
ranco
wil hij echter niet erkennen, dat de e<
groep van menschen automatisch beter is
hooger staat, dan de andere. „In tegen de* h0 ze
zoo zegt hij, „moeten eerst allen gelijk zijU daf
neer wij, Indiërs in de wereld alsmeli
schen worden behandeld, dan is de eenig
oorzaak te zoeken bij de omstandigheid,
wij zelf een vijfde deel van ons eigen
niet beter hebben behandeld. Wij liebt
den paria uit ons midden gestooten on i
daardoor zelf tot de paria's van het Britse in(laf
keizerrijk geworden. De ongereohtighe
die wij van Engeland ondervinden, is sled
klein, vergeleken bij de groote smarten,
wij den paria's hebben toegevoegd."
Het oude Indië heeft op deze woordl
weer zijn krachten verzameld en hetl
reeds midden in den strijd tegen de Eu|
peesche beschaving, een strijd, die het i
zooveel inspanning en vertrouwen voert, J
zelfs de diepst ingewortelde tradities wordfc
prijsgegeven. Het levenslot van ontelbal
velen zal daardoor worden verlicht.
EERLIKHEID WORD BELOONT'te
'n Seker oneerlike werksman verkeer
rkoc
baie armoedige omstandighede en was sc t
der dak, toe 'n ryk heer dit verneem en 1
sluit om hom 'n verrassing te gee. Hy hu
die man teem goeie betaling om 'n woonhi
te bou, en toe vertrek hy op 'n lange rein
Daar was niemand om toesig te hou nie,
het sy werk vertraag, si gel.
en slegte materiaal gebruik. Bij i
terugkoms van die heer sê die man: „Mcnj Stei
ek bet 'n mooi huis vir u gebou." „Goei n L
antwoord die heer, „nou kan jy dit prese
kry vir jou en jou gesin. Hier is die kae
en transport van die grond." Die man \v
verbouereerd, want hy besof toe, dat hy n
sy werkgever nie, maar homself bedrieg h
Hoe bou ons met al die voorregte en gDus
leenthede van liede vir die ewigheid w indï
ons af wag? id,
keu
lite
DE KOUDSTE STAD TER WEREL
De stad Werohojansk ten Oosten van »ee
rivier de Lena, in Siberië, moet do koudi >rd<
stad ter wereld zijn. Het verblijf is da n i
voor organische wezens zeer moeilijk; m ha<
kan er niet hard loopen of zich snel bev
gen, want de lucht snijdt. Als men met j
handen steen of metaal aanraakt, bran n
men zich als aan gloeiend ijzer, en blijft
huid er aan zitten. Een driedubbele deki1
van rendiervel is bijna niet in staat te v<,on'
hinderen, dat het bloed in de aderen sto ng
en elke ademtocht gaat vergezeld 'van etet
bijna duldeloos pijnlijk gevoel. Alle uitw i) e
semingen bevriezen bijna oogenblikkelijk
veranderen in fijne ijsnaalden, die door h u
wrijven tegen elkaar zwak ritselen met
geluid, dat aan dat van scheurende zij< j
doet denken.
Wanneer een karavaan over de woesa s
vlakten trekt, is hij geheel gehuld in eiiar
blauwachtige nevel, gevormd door d r1
adem van menschen en dieren, en wa F
neer een raaf langzaam door de lueïerd
vliegt, laat hij een lange streep damp acht gei
zich.
INDISCHE DORPSVIJVERS
te staan. De wetten der overerving behooren Niets wordt door een bewoner van
Britsch-Indisch dorp op hoogerem prijs g
z.i. tot de absolute waarheden der natuur,
terwijl bovendien duidelijk is gebleken, dat
de verdeeling in kasten het Hindoeïsme
voor ondergang heeft bewaard. De erken
den zij slechts geroepen
tot het verrichten van
de zgn. onreine beroe
pen, zooals het looien
en tanen van huiden,
en 't schoonhouden der
straten. Als belooning
ontvingen zij de resten
an voedsel, die anders
aan honden zouden zijn
gevoerd, terwijl zij in
vele gevallen zelfs wa
ren genoodzaakt het
vleesch van krengen
ning dezer historische
verdienste neemt ech
ter niet weg, dat dc
minder goede heden
daags dhe toestanden
worden veroordeeld.
De paria's worden be
schouwd als de laag
ste sociale klasse van
Britsch-lndië en wor
den de „onaanraakba-
ren" (untouchables) ge-
Qoemd. Oorspronkelijk
behoorend tot overwon
nen volksstammen, wer-
te eten, om in het leven te blijven. Door de
uitoefening van hun beroep, stonden zij dus
reeds in een slechten reuk: daarbij was hun
voeding onzuiver, terwijl de al geheele ver-
waarloozing van de zijde der overheid den
toestand in hooge mate verergerde. Het aan
raken dezer menschen is voor hoogere kas
ten verboden en zelfs het loopen in hun
schaduw wordt reeds geacht, een verontrei-
nigenden invloed te hebben. De laagste
klassen van de trein, waarin zij alleen
mogen reizen, zijn zeer slecht onderhouden
en vormen dikwijls de haard van een der
vele besmettelijke ziekten, waardoor Britsch
Indië nog steeds wordt bezocht.
De indeeling der kasten staat los van de
bestuursindeeling, die door de Engelsche
regeering is gemaakt. Practisch echter heeft
zij een overwegenden invloed op het maat
schappelijk leven van Indië. De kaste heeft
meestal een raad van vijf leden, die toeziet
dat niemand verboden werk verricht of
andere overtredingen of zonden begaat De
straffen zijn in overeenstemming met de
draagwijdte van het gephegde feit Dit kan
o.m. zijn: het eten of drinken in gezelschap
van iemand uit een lagere kaste of sub-
kaste, het hebben van een geschonden oor
of neus, of te zijn geslagen door iemand van
een lage of onreine kaste. De straffen, die
worden opgelegd, zijn in diverse landstreken
verschillend, de strafbare feiten worden er
naar een andere maatstaf gewaardeerd, zij
zijn b.v. boeten, publieke beschamingen of
uitsluiting van de gemeenschap, voor eeni
gen tijd. Zoodoende worden de grenzen tus
schen de kasten dus stevig in stand ge
houden.
Alleen het woord van Gandhi was in
staat, deze scheidingsmuren wat te verlagen
steld dan de talao of vijver, want Ihet wat
daarvan dient niet alleen het grootste
deelte van het jaar voor de besproeïng, ma
Di
is ook voor den dorpeling de bron, waaru r
hij schept voor zijn dagelijksche drin!'e
waterbehoefte.
De gewone dorpsvijver is een in den vlai u
ken bodem uitgegrA'en meertje, dat hoof* io
zakelijk door de periodieke regens wori
gevuld. Enkele van deze vijvers zijn
vier de zijden met gehouwen steen beklei
en vormen inderdaad sieraden voor do Bei
gaal sche dorpen. Andere zijn op enkt
plaatsen voorzien van trapjes, die er
afdalen en tot enkele voeten onder het watt
reiken. Boven aan den rand van die trapji
is een soort van terrasje, dat van gomt
selde leuningen is voorzien.
In enkele streken worden deze vijvers d<
vermogende Hindoes aangelegd, en vormt
zij des avonds een plaats van samenkom!
voor de dorpsbewoners. De vorsten wei
ijveren met hun rijke onderdanen, om
droge of waterarme streken zulke hassii
te bouwen.
In het droge jaargetijde vermindert ht
water snel, deels door het aanhoudend i
bruik, deels door de verdamping, tot er
Mei bijna geen water meer in de tab
aanwezig is. Dan is het voor de kindei
een groot plezier om door den slijkerit
bodem te waden en.de visch te vangen, dl
in de laagste gedeelten een schuilplaat
heeft gezocht.
Er zjjn vijvers, die zoo droog worden, ds
men in het slijk in korten tijd goede tarwi
erwten en veldvruchten kan verbouwei
Groot is de vreugde der bevolking, als b
het begin van den regentijd de dorpsvijve
zich weer vult. In vele streken wordt dal
feest gevierd. Er worden godsdienstige
megangen gehouden, men offert in de
pels bloemen en vruchten, en jonge meisje
Ofschoon in Drincip.1 niet tegen het r.telsel, voeren langs d-n over dansen uit