VA'Mfrótfl h Mtl M
LU
(U
53-s-S
G. K. A. Nonhebel
Apotheker te Middelburg
Van een hardnekkige
juffrouw en nog wat
Een gebeurtenis, die de aanleidende oorzaak werd
tot mijn artikel: Roesten in de kerk", was de
navolgende.
Op een dezer avonden dan, ontdekte ik op de
eerste rij vlak voor mijn oatheDer (catheTer is heel
wat anders!) een vrijwel bejaarde, deftig doende
juffrouw. Nie'tegenstaande de tropische hitte in
de zaal (men meent altijd, dat het tot de welleven
de gastvrijiheidsuitingen behoort om den spreker
een heel warm plaatsje liefst vlak naast de kachel
te moeten toebedeelen, iets waaraan de 6preker
zelf wel het allerminst behoefte heeft), droeg
deze juffrouw een dikke mantel met een zware
ouderwetsche bonten kraag en een zeer strijdlustig
uitziende kapothoed. Voorts had ze nog mede ge
bracht, een wollen zwarten omslagdoek met balle
tjes, een paarlemoeren brillendoos en helaas
ookeen stevige verwaarloosde Bronchitis.
Kort na mijn aanvang, toen de juffrouw blijkbaar
„op temperatuur" was gekomen, begon ze te hoes
ten. In het eerst hinderde dit mij nog niet zoo erg,
maar toen dit zonder ophouden sohel en doordrin
gend een kwartier geduurd had, hield ik even op
en presenteerde haar een salmiakpastillj, waarop
ze met een schelle, vinnige stem zeide, „dat ze
niets moest bobben van die nieuwerwetsche kwak
zalverij". Deze kleine episode veroorzaakte ten ha
ren koste een opgewekte hilariteit. Onder voort
zetting dier droge hoest partij, sukkelden we ver
der zoo door tot de pauze. Daar ik ook nog een paar
onschuldige hoestpoeders bij me had, verzocht ik
haar er een te nemen, waarop ze nog vinniger zei:
„dat ze dat vergift niet hebben wou".
Toen een dor bestuursleden haar voorstelde kalm
naar huis te gaan, daar de benauwde, wanne zaal
zeer slecht voor haar borst was of anders ter wille
yan den spreker achter in de zaal te gaan zitten,
zwol ze op van kwaadaardigheid en onder een
hoestbui, die ons in de noodzakelijkheid bracht
een beetje achterwaarts koers te houden, zei ze
hijgend: „daar motten de sprekers maar tegen
kunnen, iedereen hoest wel eens! ik heb voor mijn
plaats betaald en ik ga niet weg ook."
Toen ik na de pauze weer begonnen was (en de
juffrouw natuurlijk ook), weid mijn verstoord
heid plotseling verdreven doordat mijn oog viel
op het onmiskenbaar humoristische, dat bij derge-
,yHelp mij nu ook eens even", riep ze ongeduldig.
M'k Höb al touw... stil maar... 'k heb het al"
zei de boer door z'n tandon heen, terwijl hij z'n
best deed de pijp onder 't spreken in den mond te
houden en 't touwtje, dat geheel in elkaar gefri-
meld uit z'n vestzak was te voorschijn gekomen,
los te peuteren. Eindelijk ja, en nu probeerden vier
werkhanden eendrachtelijk van 't pakje iets be
hoorlijks te maken.
„Zoo kan 't wel", zei hij, hopende dat 't nu einde
lijk z'n vrouw naar den zin zou zijn.
„Dan zoo maar" zei zij, 'n tikje verdrietig omdat
't niet beter gelukt was.
De kwitantie was in 'n enveloppe gedaan en die
bovenin 't sigarenkistje gestopt.
„Vrouw, doe nu je mantel aan, anders wordt 't te
laat. De menschcn zouden onderhand op bed
kunnen liggen".
„Ja, ik ben al klaar jij moet je dikke jas aan
doen hoor, want het is koud"
't Was tien minuten loopen naar de boerderij.
Toen ze 'n uur later terug waren, al op bed lagen
en z'n vrouw al sliep, moest hij telkens er aan
denken dat hij nu 'n tekst had gekregen. En dat
op Sinterklaasavond, niet eens uit Ezechiël, maar
n psalm 'n kleine Met 'n blijden glimlach
op 't gezicht, als van een pasgestorven doode die
den hemel zag open gaan, sliep hij in.
RECTIFICATIE
De twee laatste regels van het verhaal „Bonds-
bezoek in 't Zondagsblad van vorige week (blz,
355) behoorden daar natuurlijk niet thuis.
In een onbewaakt oogenblik hadden ze hun plaats
onder aan de 2e kolom verlaten.
De aandachtige lezer zal de desertcuns ongetwij
feld zelf wel terecht hebben gebracht.
lïj'Ke gelegenheden zoo vaak voor den dag komt
Door al dat hoesten was deze zoo deftig doende
juffrouw een beetje uit haar evenwicht geraakt en
gleed bij iederen heftigen aanval de omslagdoek
op den grond, kroop de blinkende brilledoos hals
starrig weg in de plooien van haar japon, wipte de
geweldige bontkraag in de hoogte, draaide de
strijdhaftige kapothoed een kwart slag naar rechts,
die ze dan telkenmale met zóó'n nijdigen ruk weer
recht zette, dat ze naar den linkerkant te ver door
schoot
Nooit bob ik zwaarder koclicurbeid verricht dan
op dien gedenkwaardigen avond.
Vooreerst om onder zulke storende omstandig
heden zijn kontakt met de hoorders niet te ver
liezen, vervolgens om de groote moeilijkheid zijn
voordracht zoodanig te besnoeien (ik snakte na
tuurlijk naar het einde) dat het gehoor er niets
van bemerkte en het verband niet werd verbroken
en ten slotte om me zelf te bedwingen om die juf
frouw (beslist met bijval van de heele zaal, die er
zich ten slotte ook aan ging ergeren) zoo nu en
dan eens in het zonnetje te zetten, temeer, waar
juist in zulke omstandigheden de inblazingen van
kostelijke zetten zoo wonderlijk verscheiden en
veelvuldig in iemand kunnen opwellen.
Eigenaardig toch hoe onverschillig en onacht
zaam en hoe weinig delicaat sommige mensohen
kunnen optreden ten opzichte van hun naasten.
Wanneer men b.v. zijn vacantiedagen buiten door
brengt en in pension of hotel logeert, waar de gas
ten zich gemeenlijk niet te laat ter raste begeven
en met een late trein of andere reisgelegenheid
zal dan een familie arrivoeren, dan kunt ge u er
van verzekerd houden, dat een groot deel der gas
ten óf wakker schrikt óf uit den slaap gehouden
wordt door schetterende stemmen, het hard dicht
slaan van deuren, luid geroep op de gangen, etc.
Als er een gezelschap des morgens heel vroeg ver
trekt, dan staat het vast, dat ze In de mcening
verkeeren, dat de wereld alleen voor hen draait en
dat zij het middenpunt daarvan innemen. Of het
heele pension 2 uur te vroeg uit den slaap wordt
gerukt, dat dringt niet eens tot hen door. Ook het
meenemen van hondjes, die op ieder geruchtje
's nachts uitvallen of wel baby's, die door ver
andering van omgeving en vooral voedsel, uit hun
gewonen doen geraakt, do gasten door hun alles
doordringend gejubel tot wanhoop brengen. (Als
u een luid-huilende baby midden onder een forto
spelend orkest van Mengelberg zoudt zetten, dan
hoort u de baby bovenuit) of wel verwende kin
deren, wier nukken en luimen gasten en personeel
den geheelen dag tot ergernis zijn, dat alles ge
tuigt van een egoïsme, een gemis aan gevoel voor
wellevendheid en beschaving, dat niet te huis be
hoort in een omgeving, die gjrekend mag worden
tot een behoorlijk opgevoed en beschaafd milieu.
Dat de anccre gasten daar vertoeven voor rust en
aangename verpoozing van harden arbeid, dat is
een factor, waarmede ze geen rekening houden.
Dat baby's vaak zoo tergend lang en luid kunnen
schreeuwen is vaak een gevolg van het feit, dat de
moeder óf uit gemakzucht óf uit gebrek aan vol
harding als zij bij de eerste proef teleurstelling
ondervindt, haar kind het voedsel toedient, dat de
natuur heeft beschikt voor de kalfjes instede van
het zelf te voeden. Daar koemelk grofvlokkig in de
zure babymaag zioh afscheidt, ondervindt de klei
ne hiervan een zeer bezwaard, onaangenaam ge
voel, en de eenige manier om zijn ongenoegen te
toonen isschreeuwen.
Nog bedenkelijker wordt het, zoo men het wiegt
of in de armen schommelt, daar dan alle factoren
bijeen zijn om die melk te k a r n e n en boter-
klompjes te vormen, die hij heelemaal niet kan
verteren en wijselijk naar buiten ziet te werken,
welke monspartij natuurlijk onder het luidste ge-
jubel wordt volbracht
Voor een winkel
door
Ali Kooi
Voor een groote, lichte winkel
Stond een grijze, oude heer.
Peinzend en diep ernstig keek hij
In de etalage neer!
Met een rimpel in z'n voorhoofd
En een vinger langs z'n neus...
't Was zoo moeilijk iets te kiezen
Dit zoo'n uitgebreide keus
Sinterklaas!
Beverig en wat gebogen
Kwam een oud Mevrouwtje aan.
Met een glimlach in haar oogen
Bleef ze voor den winkel staan.
Telde in gedachten de steeds
Grootere klein-kindcr-schaar.
Telde éventjes haar geld en
Kocht toen blij... als ieder jaar...
Sinterklaas!
Zij, héél blond en hij, héél donker,
Arm in arm, dicht bij elkaar,
Stond daar voor de winkelramen
Een verloofd, nog jeugdig paar.
„Nu, wat zijn je wenschen?" vroeg hij
En z'n leuke jongenskop
Boog zich even naar het meisje,
„Noem gerust je wenschen op!"
Sinterklaasl
„Mammie, en die leuke spoortrein
En die stoomboot met een fluit"
't Kleine vingertje van 't ventje
Zweefde langs de lichte ruit
En hij gluurde en hij tuurde,
Heel de etalage door...
Mammie, in haar bont gedoken
Lachte: ,,'k Zal het zeggen, hoor!"
Sinterklaas!
In een raf'lig zomerjurkje
En op klompjes met een gót,
Stond het kleine schooiers-meisje
Voor de winkel in de stad.
Uit haar hol en bleek gezichtje
Straalde oogjes, o, zoo blij
„Zou hij dit jaar óók eens komen
Bij m'n zusjeen bij mij
Sinterklaas
Uit: „De jonge vrouw" November 1931.
,,Eenddoor Germarine de Cosier,
364
Lisifill
6*5 S>
rtl»niU?DCNi
5 aizi^ a"
O rt 4a
•3 U-X O1 ■S S M'jï s S 'a'3J=,3.S O O - - ij g g g-g-s
g IIIJLa!li.-iü-s
3-3'*
c -8 F, E
litUil
j-3 8-^-=s 0.° c g gf-sg ëi
e "F-S M
p g
Uilen en Valken
(Een babbeltie over onderwijs
en opvoeding)
door
J. C. Wirtz Czn.
I.
Er zijn van die spreekwoorden, die iedereen kent
en ook gebruikt en waarop toch van toepassing
is: „een spreekwoord niet altijd een waar woord".
Dit geldt ook van de uitdrukking: „Ieder gelooft
zijn uil een valk te zijn". Wie dat zegt, bedoelt
er mee, dat alle oudere menen, dat altans hun
kinderen veel aanleg hebben; alles kunnen leren,
wat ze maar willen en volstrekt niet dom zijn.
Als die kinderen toch verongelukken, ligt het aan
de school, aan de meesters en leraars of aan an
dere omstandigheden, doch niet aan de kinderen
en nog minder aan de ouders. Gelukkig zijn er
ook nog ouders, die niet zo blind zijn en wel
degelijk een open oog hebben voor de aanleg van
hun kinderen.
Het eigenaardige is echter, dat de mensen, die het
bovenbedoelde spreekwoord gebruiken noch de
uilen noch de valken kennen, want de uilen zijn
niet dom en de valken zijn niet zo verstandig, als
men wel denkt
Opa, mevrouw, ik zie uw verbaasd gezicht en ik
weet, wat U zeggen wil n.l. dit: „Maar als ik in de
dierentuin kom, zie ik de uilen toch altijd met een
heel dom gezicht op him stok zitten en er is
haast geen uitdrukking in hun ogen". Volkomen
waar, mevrouw! Maar mag ik U ook eens wat vra
gen? Uw echtgenoot is een heel intelligent man,
een verstandig zakenman. En hebt U nu wol eens
uw man goed bekeken als hij slaapt en met de
mond half open snorkt? Ziet hij er dan zo in
telligent uit? Immers neen! Welnu, de uilen die
U in de dierentuin ziet, slapen. Het zijn nacht
vogels; als zij slapen hebben zij echter de ogen
niet dicht, doch er zit een dun vlies over. Als U
de uilen wil leren kennen, moet U ze 's nachts
bestuderen en dan zult U zien, dat ze heel knap
zijn in het vangen van hun prooi. Dan zult U
meteen zien, dat het heel nuttige dieren zijn, die
jacht makèn op muizen en ander ontuig.
Ja, de uilen zijn volstrekt niet dom, integendeel
ze zijn het symbool der wijsheid. Minerva, de go
din der wijsheid, wordt altijd afgebeeld mei een
uil; en in Athene, waar men haar als godin ver
eerde, werden de uilen zo goed verzorgd, dat men
togen iemand, die overbodig werk doet, zegt, dat
hij geen uilen naar Athene behoeft te sturen, evenr
min als balken naar Noorwegen.
En nu de valk! Dat is ook een roofvogel, maar die
maakt jacht op allerlei kleine vogels en verslindt
ook nuttige vogeltjes, zangvogels, enz. zonder on
derscheid, terwijl de uilen juist schadelijk ge
dierte verslinden.
En dan is er nog een verschil: de valken laten
zich africhten en de uilen niet. Daarom kon de
adel in vroegere tijden op de valkenjacht gaan.
Dan ging men geen valken vangen, maar men
had do valken afgericht om kleine vogels te ver
rassen, die ze dan bij hun meestere of meesteres
sen brachten.
En nu beweer ik, dat onze tijd grote behoefte heeft
aan uilen en niet aan valken. De uil is zo ver*
standig om alleen datgene te doen, wat in zijn
aard ligt en waartoe God hem aanleg gegeven
heeft. Daarom gaat een uil nooit bij daglicht op
de jacht, alleen in het nachtelik duister. Zo iets
dat doen naar hun aard moeten we onze kin
deren al heel vroeg leren en daarom moeten we
nauwkeurig er op letten welke aanleg God hun ge
schonken heeft Maar helaas! vele ouders houden
meer van valken. Ze hebben al uitgemaakt, dat
hun kinderen moeten studeren en dus eerst
klaargemaakt moeten worden voor het gymna
sium of voor de H.B.S. En naar die inriohtingen
moeten ze vooral niet later dan op hun 12e jaar.
Welnu er zijn scholen, waar men in 5 jaar een
leerplan afwerkt, waarover de gewone volksschool
zes jaar doet Dat kan met kinderen, die een
beetje boven het normale zijn: voor alle anderen
wordt het africhten; zo worden het valken, geen
echte, maar kunstmatige valken, die heel hun
leven aan het kettinkje zitten en uitvliegen op
bevel van een ander!
Soms is daarmee behoorlik wat te verdienen,
want er zijn altijd wel mensen, die graag veol
kettinkjes in de hand hebben om hun creaturen
naar hun wil te gebruiken. De vraag is echter
allereerst, of de maatschappij daarmee gebaat is.
Wie rondom zich ziet, vindt overal mensen, die
hun werk meest zuchtend verrichten, niet alleen
in de fabrieken, maar tot zelfs op de hoogste trap
der moatschappelike ladder. Dat komt voorname-
lik, omdat die mensen opgeleid zijn voor een mooi
baantje, waarvoor zij echter niet deugen.
i andere betrekking zouden ze wel op hun
plaats zijn, maar hun ouders hebben ze in een
verkeerde richting gedreven en daardoor vindt
men tal van mensen, die de maatschappelike
vooruitgang niet dienen, doch wel tegenhouden.
Dat is voor hen en voor heel de maatschappij
nadeelig. Geen vooruitzicht op een mooie winst
gevende positie, geen eerzucht, geen mensenvrees
of mensenbehagen moet ons leiden bij de opvoe
ding onzer kinderen, doch alleen de aanleg, dien
God hun schonk moet beslissen. En als dit de
maatstaf is, mogen we God bidden, of Hij ook de
weg wil aanwijzen en ons de middelen wil ver
schaffen om onze kinderen tot hun werkelike be
stemming te brengen.
Helaas! er zijn nog tal van ouders, die zich door
andere motieven laten leiden en hun kroost als
valken laten africhten. Dat africhten kost altijd
moeite en aan hen, die afgericht worden, baart
het veel verdriet al reeds in de tijd, waarin het
gebeurt. En niet alleen aan hen, ook aan de huis
genoten. Laten we maar even een kijkje nemen
in een gezin, waar zo'n slachtoffer van de voort-
uitgang huiswerk zit te maken. Moeder zit rustig
te naaien, maar wordt plotseling opgeschrikt,
want Marietje schreit
„Wat scheelt er nu weer aan, Marie?"
„Och, moeder! ik kan die nare som maar niet goed
krijgen, en dan moet ik nog mijn Franse thema's
maken en ook nog jaartallen en aardrijkskunde
leren!"
„Ja, kind, ik kan je niet helpen; begin nu eerst
maar aan je thema's; als Bertus thuis komt, wil
dit. wel even aan de som helpen".
Een uurtje later komt Bertus, krijgt een kopje
koffie en als hij dan wil gaan lezen, komt moeder
met haar verzoek.
„Toe, Bertus! wil jij Marie nog even helpen aan
haar som; ze heeft er al om zitten huilen!"
„Is het al weer zo; ik kan tegenwoordig iedere
avond nog weer les geven, maar zonder lesgeld.
Enfin, vooruit maar weer". Bertus maakt de
som en Marie schrijft ze over.
Weer wat later:
„Marie, kijk eens naar de klok; 't is al over half
elf; je moet noodig naar bed".
„Ja, moeder, maar de jaartallen en de aardrijks
kunde?"
„Goed, kindje! Tc zal je om zes uur roepen; ga
nu maar gauw naar boven".
En Marie, die volgens alle hygiënisten 8 k 9 uur
moet slapen, ligt hoogstens 7 uur te bed, waarvan
een deel nog in slapeloosheid wordt doorgebracht.
„No. 18"
(Een Sinterk aas-historie)
Gré
Ast
(Slot)
Amice.
Ik heb naar een winkelpand voor je uitgekeken,
En dat komt ook wel voor elkaar. Wat ik je even
wel raden wil, is dit, begin niet eerder voor je een
.vrouw mee kunt brengen. Ik spreek uit ervaring.
Mijn zaak marcheert goed, en ik kon een best le
ven hebben als m'n nichtje me niet zooveel hoofd
brekens bezorgde. *k Meende toentertijd, daar we
beiden alleen stonden, er goed aan te doen, haar
bij me te nemen.
*k Heb er weinig pleizler van beleefd. Ze heeft de
heele dag haar verstand bij een jongen. En elk
oogenblik zanikt ze me om een vrije avond. Laat
ik haar gaan, dan zit ik er over in, of dat wel
goed gaat Weiger ik, dan heb ik van haar kant
alles te wachten.
Zoo ook de avond van 5 Dec. Ik kreeg het ver
zoek van een zekere Mijnheer Dijkman, even bij
hem te willen aankomen, (daar hij met een erge
verkoudheid aan huis gebonden was), om met
hem te spreken over een kistje sigaren, dat bij een
goed vriend bezorgd moest worden.
Toen ik terugkwam, was Mien bezig een klant te
helpen. Ik wou dat werk van haar over nemen.
Nee, zei ze, ik kan me best redden. Gaat U maar
naar binnen, er is zooeven iemand gekomen, die U,
spreken wil. En daar zat me in mijn stoeleen
gefabriceerde juffrouw, gekleed met mantel en
hoed uit het jaar achttienhonderd. Haar gezicht
deed me denken aan een roode kool, waarvan ik
Kinderportret.
Foto van Br. Ing. K. Keller, Frankfurt a. M.
een afschuw heb. En in haar vingers, als bananen
zoo geel, hield ze een papier met het bericht:
„Mijnheer,
Ik heb gehoord dat Uw nichtje trouwen gaat.
Kunt U mij gebruiken als huishoudster? U zult
werkelijk plezier van mij hebben. Ik loop nooit
uit. Ben voordeelig in de kost. Spreek niet
tegen.
Mijn naam is Dirkje. Wilt U mij een andere
geven, dan vind ik dat wel goed.
Ik kan dadelijk bij U blijven. Wanneer Uw
nichtje op visite moet, dan heeft U gezelligheid
van mij
Kerel nog toe. 't Was om uit je vel te springen.
*k Heb het monster beetgepakt en een-twee-drie de
bijkeuken in gesmeten. Maar bij dat gehaast ver
zwikte ik m'n enkel, met het ongelukkig gevolg,
dat ik de eerste paar uur niet staan kon. En geen
winkel kon waarnemen.
Dat moest ik toen tegen wil en dank wel aan
Mien overlaten.
En ze had weg gewild naar een vriendin, met wie
ze een afspraakje had gemaakt. Ja, dat kon ik ook
niet helpen. Ik dacht maar zoo, dan moeten ze zul
ke rare dingen niet uithalen. Ik had m'n nek wel
kunnen breken. En of het nu was uit dankbaarheid
.voor de goede afloop, of dat ze spijt begon te krij
gen van haar grap, Mien was voor het eerst een
beetje meelevend. Ik wist gewoon niet wat me over-
kwam, toen ze heel belangstellend vroeg, heeft U
nog eige pijn Oom? Zou zooiets lang duren?
De volgende dag heb ik pas begrepen dat het een
trucje van haar was. Maar op dat oogenblik deed
het me goed. En daar heeft zij ook al weer van ge
profiteerd. Ze vroeg me, of Dirk als hij haar kwam
halen, bij haar blijven mocht, anders was 't zoo
sneu voor hem alleen weer weg te moeten gaan.
Ik bleek werkelijk in de stemming te zijn, om „ja"
te zeggen.
*t Woord was er uit voor ik me goed had bedacht.
En daarmee heb ik mezelf dan ook in nog grootec
verlegenheid gebracht
Mien laat me straks voor goed alleen. Ook al weer
door mijn toegevendheid.
De jongen viel me die avond werkelijk mee. En
zooals ze elkaar verrasten met dingen voor H huis
houden, ik moest wel gelooven dat 't meenens wal
met die twee.
En toen er voor mij een vergoeding kwam, in de
Vorm van een verlichte naamplaat, heb ik me
tegelijk over laten halen, om toestemming te geveni
ivoor hun verloving.
Ze hebben me vriendelijk bedankt en willen graag
een betere hulp voor me zoeken.
Ik zal maar afwachten.
Ja, zoo'n Sinterklaasavond kan rare gevolgen heb»
ben.
Tot ziens.
363