kleu-ter-kranlje ë£.sï2- - a;- P. Voor knutselaars 'n Mandje van raffia Je snijdt eerst wat kartonmodclletjes. De bovenste figuur tweemaal, dit voor vóór- en achterkant Verder snijd je vier rechthoeken, groo: 6V2 X 5 c.M.; dit zijn de zijkanten en de kleppen. Nu maken we nog een rechthoek 8X 5 c.M. voor den bodem. Wanneer allee uitgesneden is wordt ieder kartonnetje afzonderlijk met raffia omwoeld. (Je weet natuurlijk wel, dat je raffia in alle handwerkwinkels in verschillende kleur kunt koopen.) Denk erom, dat je bij het omwoelen van de boven ste figuur aan den onderkant telkens twee draden over elkaar laat vallen, anders kom je aan de bovenzijde niet goed uit. Leg nu den voor-, zij-, achter- en nog eens een zijkant tegen elkaar en vlecht er met gekleurd raffia een paar draden door, zooals de onderste tcckcning laat zien. Knoop de uiteinden vast, rijg den bodem er onder en breng hengsel en kleppen aan. De kleppen worden draaihoai aan de zijkanten bevestigd. Noem nu een s okje van 5 c.M. Omwind hot stokje met raffia en zet het tegelijk met het hengsel, in het midden met een paar spijkertjes vast. Op dit stokje rusten in 't midden, de klep pen. Raffia moet vóór het gebruik nat gemaaktt worden. Opiossingen van ae rfebus in net vorige nummer Laat geen smet kleven op uwe weldadigheid, geen spijtig woord op cenige goede gave. van het letterraadsel in het vorige nummer „Maaneclips". 1. M. Romeinsch "oor: 1000 2. Sas; 3. baars; bronzen; 5. kregelige personen zijn gramstorige personen; 6. dorschers; 7. grillig; 8. grind; 9. opa; 10. S, Romeinsch letterteckcn voor het getal 70! Ban-ge Roos-je door Tan-te Mien-tje Ver-volg Daar gaat ge-luk-kig een deur er-gens in het ach-ter-huis. „Melk-boero melk-boer" roept Roos-je heel hard. „Kom toch, melk boer de poes wil me krab-be-len Maar och, die dom-me Roos-jeDe poes snuf- ïelt al-leen maar eens aan haar bee-nenze 1 e n k t hee-le-maal niet aan krab-benEn 1 aar is die Roos-je nu zoo bang van Lan hoort zij op-eens een be-ve-ri-ge stem v ak bij haar oor en zij schrikt al-weer. „Hij d,et je niks, hoor klei-ne meid! Je hoeft niet b:.ng te zijn, hoor D3 melk-boer wil nog meer zeg-gen, maar (La klei-ne ban-ge Roos-je is zoo vree-se- li'k ge-schrok-ken. O, wat praat die melk- bt er raar en hij beeft hee-le-maalzyn h n-den be-ven zoo 0, o, wat a-ke-lig waar is de ge-wo-ne melk-boer dan? 0. wèg, weg, naar Moe-der toegauw! Roos-je ver-geet de kan en de cen-ten ze loopt de groo-te zwar-te poes bij-na on-der- ste-bo-venen ze vliegt de deur weer uitze laat hem wyd ach-ter zich o-pen- staan en ze holtze holt En de ou-de melk-boer schudt ver-baasd zijn hoofd en kijkt naar de kan en naar de ze-ven cen-ten „Heb ik van men le-ven E-ven-tjes la-ter moet de melk-boer wéér naar vo-ren ko-men. Als hij ziet, wie de klant is, gaat hij hard-op la-chen. Het is Roos-je's Moe-deren Roos-je is toch ook maar weer ge-ko-men met haar vin-ger in de mond staat ze ach-ter haar Moe-der en kijkt toch nog een beet-je ver-le-gen naar de melk boer De poes is weg. Als Moe-der ge-zegd heeft, wat zij heb-ben moet, gaat de melk-boer kar-ne-melk in de kan gie-ten. On-der-de-hand moet hij maar la-chen. „Bang zus-je! En ik hou juist zoo veel van klei-ne kin-der-tjes" zegt hij. En hij steekt Roos-je o-ver de toon-bank heen zijn be-ve- ri-ge hand toe. „Jij had mij ook nog nooit ge-zien, hè? Ik zit ook al-tyd haast in de ka-mer. Maar ik houd er zoo van, af en toe nog eens de klan-ten te be-die-nen Zul je een vol-gen-de keer niet meer bang zijn, juf-fer-tje?" „Neen me-neer" zegt Roos-je dap-per en ze geeft de ou-de melk-boer een ste-vi-ge hand. „Nee hoor! Ik ben niks bang van U, me neer Moe-der lacht. „En de poes? ben je daar ook niet meer bang vanik ge-loof nog wel een beet-je, hè?""" Nu moet de melk-boer wéér la-chen. „Dat is de ou-we kat", zegt hij. „Dat is de moe-der van het klein-tje. Maar het is een lie-ve poes, hoor Roos-je! Je moet maar eens met on-ze poe-sen-fa-mi-lie ko-men spe-len je zal eens zien, wat een goei-e maat-jes je dan met el-kaar wordt!" Dat wil Roos-je wel, en blij stapt ze met haar Moe-der de win-kel uit; van ach-ter de toon-bank kijkt de ou-de melk-boer ze na en hij lacht Ou-de Moe-der Lin-de-laan Om zes uur is ze op-ge-staan, De ou-de moe-der Lin-de-laan. Om ze-ven uur schrapt ze peen-tjes, Dat doet ze heel al-leen-tjes. Om acht uur maakt ze kof-fie klaar, De hee-le ka-mer ruikt er naar. Om ne-gen uur gaat ze naar de schuur En maakt een praat-je met haar buur. Om tien uur hakt ze gauw-tjes Een hee-le mand met hout-jes. En loopt het te-gen el-lef uur, Dan zet ze 't e-ten op het vuur. Om twaalf uur is het e-ten gaar, En maakt ze vlug de ta-fel klaar. Peen met peu-len, visch met roet O, wat smaakt dat e-ten goed! Wie loopt er mee? eens zóó to loopen, dat je alle zwarte halfrondjes aan jc rechterhand houdt, dat de wegen elkander niet kruisen en dat jc géén twéé keer denzelfden weg doortrekt. Volgende week de oplossing! Kunstjes en spelletjes Welke naam? Eén der jongens, Willem bijv. gant do kamer uit, nadat hij met een ander, laten we zeggen: met Jan, heeft afgesproken samen het kunstje te doen. Als hij wog is noemen de overigen den naam van een stad, bijvoorbeeld: Parijs. Dan wordt Willem binnengeroepen en Jan vraagt: Is bet Nfjmegen? Neen. Is het Amsterdam? Neen. Is het Ficntjc? Neen. Is het Leeuwarden? Neen. Is het Parijs? Ja! De proef wordt vijf of zes maal herhaald en tel kens znl Wim het raden, terwijl do medespelers tevergeefs pogen te ontdokken hoe hij 't weten kan. Zelfs kan men de medespelers laten zeggen hoeveel maal Jan mag vragen eer Willem ja moet antwoorden. Ook mogen ze Jan goed in de galen thoudon om te zien, of hij Willem soms bij een der namen een tecken geeft. Het geheim is eenvoudig. Jan heeft met Willem afgesproken, dat de naam n& den naam, die met een L. begint, de juiste is. Inplaats van een L. kan je natuurlijk ook een andere letter nemen, bijv. een klinker aan 'tslot van een persoons- of plauts- naam, enz. Maar 't moeten natuurlijk letter- of klinkers zijn, die niet zoo heel vaak voorkomen, voor 't géval dat een ander dor aanwezigen een persoons- of plaatsnaam er tusschendoor roept. Grapjes Papa: Miesje, wat voor een pop wil je voor je verjaardag hebben? Miesje: Een tweeling, paps! Onderwijzeres: Wie was Columbus, Piet? Piet: Een vogel, juffrouw. Onderwijzeres: Een vogel, Piet? Piet: Ja, want ze hebben het toch altijd over het el van Columbus! 360 i6isgsSig8i:*as'ds ïiisUs ZATERDAG 26 NOVEMBER No. 48 JAARGANG 1932 ONDAGSBLAD behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT Het zaad der vrouw zal vijandschai Onze Catechismus heeft ons geleerd dat het Evan gelie eerst door Godzelf in het paradijs is geopen baard. Geopenbaard, dat is het juiste woord. Want het was verborgen in God. Het was wel in zijn eeuwigen raad, in de gedachten zijns harten. Maar geen schepsel zou het ooit gevonden hebben, indien het Hem niet behaagd had het bekend te maken. Het was ook niet door de mcnschelijke rede uit te vorschcn. Als een of ander menschelijk werkstuk verstoord is, dan kan uit den aard der verstoring gewoonlijk ook worden afgeleid wat tot herstel kon leiden. Maar zoo was het niet, toen door 's menschcn zondeval heel Gods wereld was ontzet cn uit haar voegen gelicht. Wel leert onze Catechismus in Zondag 5 wat tot onze verlossing noodig was. Maar dit kan alleen omdat de verlossing er nu is. Van te voren was dit niet te zeggen. De blijde boodschap der verlossing mag de geval len mcnsch beluisteren in een woord dat God sprak tot de slang en in haar tot den duivel wiens werktuig zc was. De vloek komt over dit dier. Maar in één adem wordt daaraan verbondon wat ge zoudt kunnen noemen dc oorlogsverklaring aan den duivel. Dit is wel opmerkelijk, God richt zich met deze eerste openbaring van zijn raadslag tot onze ver lossing niet tot den mcnsch zelf, maar tot den gemecnschappelijken wederpartijder. Het is een oordeel dat Hij velt over don verleider. En dit oordeel spreekt God uit voor dc ooren van den mcnsch. Hij neemt het voor den schul digen mcnsch op tegen den duivel. Hij verbreekt de samenspanning die tusschen duivel cn mcnsch was ontstaan en stelt er vijandschap voor in dc plaats. Dan dreigt Hij den verleider dat uit deze vrouw zal voortkomen Eén, die hem den kop zal vermor zelen. En door dit vonnis en deze dreiging wordt de gevallen mcnsch getroost. Nu dit woord in vervulling is .gegaan, verstaan wij het beter dan zij die cr voor het eerst door getroost werden in hun ellende. Wij bemerken hier uit, dat de goboorte van Christus, zijn strijd, zijn lijden en dood, maar ook zijn ovei*winning op don duivel reeds eeuwen te voren was aangekondigd. We zien eruit, dat God zijn belofte vervult. En wat er nog niet van vervuld werd, zal Hij ook vervullen. Ja, de vervulling is veel rijker dan wij uit dc belofte kunnen opmaken. Van Gods zijde ligt in de belofte reeds do vervulling in baar geheel. Maar dc mcnsch die deze belofte qpvangt, verstaat dien rijkdom niet terstond. Toch is het een cn dezelfde troost in dezelfde ellende. Daarom grijpt de lezing van het dorde hoofdstuk van Genesis ons nog steeds aan. We gevoelen onmiddellijk, dat wc hier te doen hebben met onzen val, met onze ellende. Wc gevoelen ons verwant aan dio eerste menschcn. In hun ver bijstering en verslagenheid, maar ook in dc ver troosting, die zij voor hun verdrijving uit liet paradijs bobben ontvangen. Dc nadruk valt in deze eerste ojwmibnring van het Evangelie der verlossing op het zaad der vrouw. De zonde is door een mcnsch in de wereld gekomen en door de zonde de dood. Maar ook door eencn mensch wondt de verlossing gewerkt. Bij het nadertn van het feest der gedachtenis van Christus' goboorte gaan onze gedachten telken jarc weer terug naar wat God ter voorbereiding daarvan heeft gesproken en gedaan. Dit heeft de christelijke kerk van ouds genoemd het advent. Advent is afgeleid van een latijnsch woord, dat beteekent aankomen, naderen. De ver lossing kwam reeds uit de verte aan onmiddellijk na den val. We aanbidden hierin Gods eeuwige ontfermingen, waartoe Hij zichzcll bewoog. En we belijden met onze Kerk in art. XVII van haar Confessie: Wij gcloovcn, dat onze goede God, door zijn wonder lijke wijsheid cn goedheid, ziende dat zich de mcnsch alzoo in den lichamelijkcn en geestelijken dood geworpen, en geheel ellendig gemaakt had, zichzelven begeven heeft om hem tc zoeken, toen liij al bevende voor Hem vlood, en heeft hem getroost, belovende hem zijnen Zoon te geven, die worden zou uit eene vrouw, om don kop der slang to vermorzelen, cn hem .gelukzalig te maken. Hot valt hierbij op, dat God wel spreekt van het zaad der vrouw, maar den man, die cr bij stond, met geen woord noemt. Door Adams val was het gehcele mcnschelijke geslacht verloren. Maar met dien val heeft Adam als hoofd van ons mensche lijk geslacht ook afgedaan. Ik zal vijandschap zetten tusschen u en tusschen deze vrouw, zoo heet het, en tusschen uw zaad cn tusschen haar zaad: datzclve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermor zelen. Hier valt de man geheel buiten. Maar ook de vrouw kan uit zichzelve den ver losser niet voortbrengen. De verlosser zal wel uit haar geboren worden. Maar dit kan alleen en zal alleen geschieden door een wonder Gods. Dit is niet aanstonds door de eerste menschcn, die dit woord opvingen, ten volle zoo verstaan. Want als Eva haren eersten zoon baart, dan jubelt ze: Ik he>b eencn man van den Heere ver kregen. Helaas, bittere teleurstelling, als in dezen man straks de zondo zich zoo vreeselijk blijkt voort te zetten. Maar die teleurstelling moest juist dienen om do verwachting te vestigen op het ware zaad der vrouw dat komende was. En als nu do volheid des tijds daar is, en Gods belofte verijdeld schijnt, als Gods volk, waarop dc belofte is komen to rusten, zelf onder de goddc- looze tyrannie van een Ilcrodee gebogen gaat, dan r.:omt God zijn belofte weer op. Dan zendt Hij zijnen engel tot een maagd in Nazareth. Dan hernieuwt Hij zijn belofte, maar nu niet meer zonder een tijd daarbij tc noemen. Neen, dan is hot: Gij zijt gezegend onder de vrouwen; gij zult bevrucht worden en ecnen zoon baren cn zuit zijn naam boeten Jezus. En als zc dan dc vraag stelt: Hoe zal dat wezen, dewijl ik gccncn man bekenne?, dan is het ant woord: Dc Heilige Geest 7-al over u komen cn de kracht des Allerhoogstcn zal u overschaduwen. Zij zelve herinnert zich de aloude belofte niet meer. En die bclofto wordt ook niet met zooveel ivoorden herhaald. Toch wordt ze vervuld. En als dan Jozef zich moe peinst over wat hij hij Maria ontdekt heeft, dan wordt ook hij ver troost. En de engel zegt hom, dat dit alles ge schied is, opdat vervuld zou worden het profeti sche woord: Zie, dc maagd znl zwarteer worden Banden Zondagsblad Nogmaals deelcn wij onzen lezers mede dat aaa 't einde van den jaargang tegen lagen prijs banden voor 't Zondagsblad zullen verkrijgbaar worden gesteld. Tevens stellen we ons voor bij eiken band een volledig inhoudsregister te verstrekken. Degenen, die ons Zondagsblad bewaren, en dat zullen er wel zeer velen zijn, kunnen reeds nu met een en ander rekening houden. DIRECTI&, cn ecu zoon baron, en gij zult zijnen naam heetea Emmanuel, God met ons. Zoo is de verlossing aangekondigd, voorbereid en vervuld. De verlossing, die in onze natuur, onder ons geslacht wordt teweeggebracht, en die toch niet is uit onze natuur, maar uit God alleen. Dat staat van het begin af vast. En zoo is het ook in al de ecuwen, die daarna gevolgd zijn. tel kens herhaald. Zoo is het in den loop der historie telkens weer gebleken. Zoo is het geschied in de volheid des tijds. En zoo staat het er ook voor met betrekking tot uw eigen persoon. Hoe ge u ook af peinst, gij kunt niets tot uw verlossing bijbrengen. Al wat ge doet, ge raakt er altijd verder van af. Maar daarom moet uw oog ook gericht zijn op Hem, die uit een vrouw geboren werd, die uw vleesch cn bloed heeft aangenomen, die het wonder der verlossing heeft gewerkt in die natuur die gezondigd had. Opdat een iegelijk, Jie in hem gelooft, niet ver- derve, maar het eeuwige leven hebbe. Uit het: Christelijk Gevecht van Dirk Rafaelsz Kamphuyzen De Kroon is niet zoo waard en zoet, Waaraan men licht geraken kan, Dan die, gehaald door zweet cn bloed, Niet staat gereed voor allen man. Dat d' aardsche mensch het hoogste Goed Goed-dunkelijk verhopen den, Is omdat hij niet wel bevroedt Dc waardigheid van 's Hemels erf. Die in zijn harte naar waardij d' Onsterfelijkheid heeft geschat, Gelooft oer, dat z' cr niet cn zij, Dan dat men z' heeft door lichter pad. 353

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 11