kleu-her-krantje
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
Voor knutselaars
Een cache-pot
Als je bloempo ten hebt, die heel leelijk zijn ge
worden, is dit nu eens een fijn werkje om ze
prachtig op te knappenl
Ons voorbeeld geeft een zcskantige bekleeding
voor een flinken pot met een middellijn van pl.m.
15 cM. Is de pot grooter of kleiner, wijzig dan de
maten naar evenredigheid. Begin met de teekening
op 'n stevig stuk karton over te trekken, alleen
in omtrek. Snijd het geteekende uit en je hebt
een „malletje" dat eenvoudig omgetrokken wordt.
Plaats nu dit malletje op 'n vel dun karton. Links
beneden beginnen! Trek langs den omtrek en leg 't
malletje langs de lange rechterzijde; wéér omtrek
ken en zóó vaak herhalen tot de zes vlakken er
op staan. Aan het laatste vak teekon je een plak-
strook. Snijd den omtrek van het geheel uit en
rits de lijnen tusschen de vlakken.
Als voorbeeld van versiering kozen wij twee distel
knoppen, maar jullie moogt gerust wat anders
nemenl
Oplossingen
van de lucifers-puzzle !n het vorige nummer
De oplossing geeft aan, op welke wijze je de drie
lucif"rs moet verleggen om twee vierkanten te
krijgen.
van de Rebus in het vorige nummer
In leder mensch ligt de onverwoestbare drang tot
den arbeid als bevred.ging van zijn levensgeluk.
van het Letterraadsel in het vorige nummer
„Olympische spelen!"
I. Het nul-teckcn, als beeld der eeuwigheid, als
niets, als -veinig hij is 'n groote null"); 2. Alk;
3. lijm; 4. gamme; 5 papa's; 6. bericht; 7. versche;
8. gedachten; 9 boschduif; 10. gerecht; 11. borstel;
12. popen; 13. geest; 14. Olm; 15. eer; 16. N voor
Noorden.
van de raadsels in het vorige nummer
I. Een turf.
II. Tusschen kop en staart.
III. Do Barbiers.
Dat stou-te strijk-ij-zer
door
Greeth Gilhuis-Smitskamp
Ilen-kie is bij Moe-der in de keu-ken.
Hen-kie speelt zoet.
Hy zit op een stoof. Die stoof is zijn au-to.
En met die au-to rydt Hen-kie heel de keu
ken rond.
Toe-toe! Toe-toe-oe
Uit de weg, men-schen! An-ders rijd ik over
je heenToe-oe
O, nu komt er ie-mand on-der de au-to! Het
is lap-pen Lijs, de pop van Hen-kie's zus-je.
Lijs lag zoo maar op de grond. En nu is ze
o-ver-re-den
„Dan moet je maar naar het zie-ken-huis,"
zegt Hen-kie. Hy pakt Lijs op, en stopt haar
in de stoof. Nu is de stoof een zie-ken-au-to!
Toe-toe!! Daar gaat de au-to weer. Hij gaat
naar het zie-ken-huis. Dat is on-der de ta-fel.
Hen-kie belt aan het zie-ken-huis.
„Dag dok-ter," zegt hy, „daar is Lys. Ze is
hee-le-maal o-ver-re-den. Het is haar ei-gen
schuld. Dan moet ze maar niet mid-den op
de weg gaan lig-gen!"
„Wat speel je leuk!", zegt Moe-der. Moe-der
is ook in de keu-ken. Ze staat te stry-ken.
Raadselrijm:
Met welke pen kun je niet schrijven?
Noem een schip, dat niet kan d-ijven.
Welke Koning heeft geen kroon?
Welke knecht verdient geen loon?
Wie leeft tanden, die niet bijten?
Welke sikken zijn geen geiten?
Wie zijn mond sprak nooit een woord?
Noem een oor, dat nimmer hoort
Volgende week de oplossingen.
Kunstjes en spelletjes
Een aardigheidje met luci'ers
Leg vier driehoekjes, elk met 3 lucifers. Nu kun
jo door slechts van twee driehoekjes één lucifer to
„Toe-toe!!", roept Hen-kie. „Ik ga U o-ver-
ry-den, hoor Moe!"
Moe-der lacht, en springt op-zij. „Ga weg,
au-to-man," zegt Moe-der, „ik heb nog zoo
veel te doen
Daar gaat de bel. Nu moet Moe-der o-pen-
doen.
Hen-kie staat juist by Moe-der, hij kykt
naar het stryk-y-zer.
„Henk", zegt Moe-der, „zal je daar niet aan-
ko-men als Moe-der weg is? Het is heet, het
brandt, net als de ka-chel."
Moe-der gaat weg.
Hen-kie kykt naar het stryk-y-zer. Zou het
heusch heet zyn? Zou hjj eens e-ven voe-len,
heel e-ven-tjes maar?
Hen-kie pakt het stryk-y-zer beet.
„Au, au!!" roept hy. „Au, Moes, mijn
hand
Hij holt hard naar Moe-der. De tra-nen loo-
pen o-ver zijn wan-gen. „O Moes-je, myn
hand! Dat stou-te striik-y-zer is zoo heet!"
Moe-der kykt naar zyn hand-je. Het ziet
rood van bin-nen.
„Nee," zegt Moe-der, „het stryk-yzer is niet
stout, maar H e n k i e is stout. Kom maar
gauw mee!"
Ze smeert zalf op Hen-kie's hand. „Je bent
een on-ge-hoor-za-me jon-gen," zegt Moe-der.
„Dat mag niet. Als je on-ge-hoor-zaam bent
is de lie-ve Ilee-re in de he-mel be-droefd."
Hen-kie kükt naar de grond.
„Ik zal het nooit meer doen, Moe-der," zegt
hii zacht.
En dan mag hij ge-luk-kig Moe-der weer een
kus- je ge-ven.
Moeder helpen
door
Hens
Moeder heeft het meer dan druk,
Maar ze heeft een groot geluk:
Kleine Riekje helpt haar trouw
Als een echte werkvrouw.
Alles kan zyglazen zeemen,
Vloer aanvegen, stof afnemen.
Zelf maakt zij haar bed al op,
Naait al kleêrtjes voor de pop.
Helpen kan zy al met strijken.
Naar den kachel kan zy kyken,
Schoenen poetsen, kopjes wasschen,
Op haar jongste broertje passen.
Thee en koffie schenkt zij in.
Alle werk doet zy met zin.
Van den bakker neemt zij brood.
Is nu Riekje klein of groot?
Weet je wel, wal Moeder zeit?
Riekje is een reuzemeid.
verleggen, daarmee makkelijk den naam van ccn
bekenden harpspeler vormen.
Het gaat zóó:
t>AV>
Dit zijn de driehoekjes. Do naam is:
O A Vl>
Grapie
Jan en Jaak, twee kleine jongens, spreken af, om
't hardst te loopen naar een omgevallen eik.
Jan tot Jaak: Als ik 't eerste aan kom, zal ik or
met dit stuk krijt een witte streep op gevenl
Jaak: Goed, en als ik er 't eerste aankom, zal
ik de streep uitvegen, dan kun je zien, dat ik er
't eerste was!
344
ZATERDAG 12 NOVEMBER No. 46 JAARGANG 1932
0NDAG5
behoorende bij
Trotschheden
Houd uwen knecht ook terug van trotsch
heden; laat ze niet over ml) heorschen;
dan zal lk oprecht zijn on roln van groote
overtreding.
Psalm 10 14.
Wie. zoude de afdwalingen verstaan? zoo moeet
David uitroepen. En hij voegde er de bede aan
toe: reinig mij van de verborgen afdwalingen.
Maar behalve afdwalingen zijn er ook andere
zonden. Afdwalingen ontstaan door onachtzaam
heid. Er zijn echter ook zonden die voortkomen
uit wat hij noemt: trotschheden.
Bij deze laatste is het geen onbedachtzaamheid
waardoor de zonde veroorzaakt wordt, maar veel
meer moedwil, opzet. Neen, niet dat hij dan de
zonde als zonde wil. Dat zou aan het duivelsche
raken.
Neen, het gaat hierbij om iets heel anders. Het
gaat er dan om of hij zijn eigen wil zal vast
houden en handhaven dan wei verzaken. Zooals
toen hij Joab bevel gaf het volk te tellen en hij
zich daarvan niet liet afbrengen, maar zijn wil
tegen alle waarschuwing in bleef doorzetten.
Dat tellen van het volk bedoelde niet het aanleg
gen of bijhouden van de statistiek van het konink
rijk, maar het wegen van zijn macht in vergelij
king met andere koningen, om daarop dan roem
te dragen en zich niet minder te weten dan do
koningen der omliggende landen.
We weten uit het vervolg van de geschiedenis,
hoe groote zonde die telling in des Heeren oogen
is geweest. Door zijn trotschheid viel hij in
„groote overtreding".
Trotschheid is hier niet hoogmoed zonder meer.
Hoogmoed kan er zijn in ins hart zonder dat we
die naar buiten laten merken. Iemand kan zijn
kennis, zijn bekwaamheden, zijn deugd en gods
vrucht, hij kan zijn eigen persoon overschatten,
zonder het daarom nog te zeggen.
Maar trotschheid, dat is de hoogmoed in actie.
Niet zoozeer hoogmoed die zich in woorden uit
spreekt. Maar hoogmoed die zich in doden toont.
Die trotschheid komt dan vooral uit in het willen
heorschen over anderen. Alles moet voor den
trotschaard bukken Hij duldt geen tegenspraak.
Hij duldt niet eens dat zijn wil geto°tst wordt aan
hooger wet. Zijn eigen wil is zijn eenige wet.
Maar dit maakt hem dan ook blind voor recht
en billijkheid. He» breekt in hem allo zelfcritiek.
Het verhindert alle zelfbezinning. Als een onbe
suisd paard draaft hij daarheen.
We weten niet In welken tijd van zijn leven David
dezen psalm heeft gemaakt. Indien in het Inatste
van zijn leven, dan kan deze bede wel gesteund
zijn door de herinnoring aan zijn zonde in het
tellen van het volk. Rn, ach. waarom niet ook
door de herinnering aan de zonde met Bathseba
en al wat daarmee samenhing. Want ook hierin
heeft zich trotsch gedragen als een echt hcidcnsche
despoot uit het Oosten van die dagen.
Maar ook veel eerder heeft David in Saul het
toonbeeld voor oogen gehad, waartoe trotschheid
den mensch voert. En met dat toonbeeld voor
oogen moest hij wel gedrongen worden tot de bede:
houd uwen knecht ook terug van trotschheden.
Hij ziet het gevaar waaraan hij bloot staat. En
hij weet dat hij zichzelf ook voor de zonden van
trotschheid niet afdoende kan bewaren. Evenmin
als voor dc zonden van afdwaling.
Daarom bidt hij don Heere dat Hij, die almachtig
is en ook over zijn hart regeert, hem wil tegen
houden eer hij aan do trotschheid toe is.
Hij bidt dit onbepaald, aan den Ileere overlatende
welk middel Hij daarvoor noodig zal keuren. Ook
al weet hij, dat er naar Gods wijsheid soms harde
middelen noodig zijn om ons klein te houden.
Maar hoe pijnlijk die middelen ook mogen zijn, ze
treffen nimmer zoo pijnlijk a's de straf op de
zonde. Weerhouden te worden van trotschheden,
al geschiedt het met een greep die u wondt, is
nimmer zoo erg als do vernedering van den
trotschaard.
En daarom: Heere, gij kent mijn hart, gij weet
de binnenste bewegingen van mijn ziel; houd mij
toch terug van trotschheden!
Want hij ziet nog iets anders. Dit ligt uitgedrukt
in de bede: laat ze niet over mij hccrschcn.
De trotschaard meent te heenschcn. Maar in wer
kelijkheid is hij de ellendige slaal van zijn eigen
hoovaardij. Hij wii alles voor zich doen bukken
en hij duldt geen tegenspraak ol crltlek; hij kent
geen bezinning. Neen, want dan zou hij trotsch
heid moeten veroordeelen en laten varen. En dit
juist wil hij niet Hij kan het niet willen, want
die trotschheid is zijn eenig vertrouwen. Als hij
daarvan afziet is hij verloren.
Zoo houdt zijn eigen trotschheid hem gevangen.
Ze heerscht over hem. Zonder dat hij zelf het
bemerkt.
Die trotschheid doet hem ook allee zien in een
valsch licht. Ze vertroebelt zijn oordeel. Ze doet
hem allerlei booze vermoedens koesteren aan
gaande een ieder die hem tegenstaat.
Moest David dan niet bidden gelijk hij hier deed?
En is die bede niet een waarschuwing voor ons?
Een waarschuwing, ja, èn een aansporing om
dezelfde bede te bidden!
Van de verhooring" van deze bede verwachtte
David veel: dan zal ik oprecht zijn en rein van
groote overtreding.
De trotschaard is dus niet oprecht, ook al ver
zekert hij zelf van wel. Neen, want de trotsch
aard leeft in een leugenwereld. Hij beeldt zich in,
dat hij den weg naar het geluk bewandelt, en hij
gaat regelrecht zijn ondergang tegemoet.
En dc trotschaard valt ook in groote overtreding.
Daar kan hij niet buiten blijven. Zijn trotschheid
zelve is groote overtreding: omdat hij aan zijn
eigen wil ten koste van alles vasthoudt, vraagt
hij niet naar den wil van God als eenige regel
voor ons doen en laten.
Want trotschheid doet zich wel gelden in de ver
houding tot den naaste, maar In den grond is ze:
zich niet willen onderwerpen aan God, voor Hem
niet willen bukken, zijn wil en wet te verwerpen.
En dit moet voeren van kwaad tot erger. Deze
zonde gelijk elke zonde heeft niets in zich waar
door ze tot stilstaan komt.
Maar daar staat dan ook tegenover, dat, zoo do
Heere hem wederhoudt van trotschheden, zoodat
deze niet over hem heorschen, hij ook de hope
heeft, dat hij oprecht zal zijn en rein van grooto
overtreding.
Oprecht niet alleen in het spreken en den omgang
met menschen, maar allereerst jegens God den
Heere. Van nature zijn wij dat niet. Want in den
grond zijn we van nature vijanden en haters Gods.
Maar door vrees worden we weerhouden dit te
laten blijken. En nu kwecken we bij ons zelf een
vroomheid aan, die wel een schijn heeft voor men
schen, maar waarvan God wee; dat het niet uit
het diepst van ons hart voortkomt.
Maar als de Heere ons hart vernieuwt dan wordt
het anders; dan gaan wc in oprechtheid, van harte
Ilom dienen. Dan zijn we waarlijk zijn knechten.
Banden Zondagsblad
Nogmaals deelen wij onzen lezers mede dat aaa
't einde van den jaargang tegen lagen prijs banden
voor 't Zondagsblad zullen verkrijgbaar worden
gesteld.
Tevens stellen we ons voor bij eiken band een
volledig inhoudsregister te verstrekken.
Degenen, die ons Zondagsblad bewaren, en dat
zullen er wel zeer velen zijn, kunnen reeds nu
met een en ander rekening houden.
DIRECTIE.
En als nu de Heere zijn knecht afhoudt van
trotschheden, dan zal deze zich oprecht als knecht
gedragen. Dan zuilen zijn innerlijke gezindheid
en zijn uiterlijk gedrag met elkaar in overeen
stemming zijn.
En zoo mag hij dan ook vertrouwen, dat de Heerp
hem bewaren zal van groote overtreding.
Wie ootmoedig met den Heere wandelt, die onder*
gaat de heiligende en vernieuwende inwerkingen
van zijn Geest en blijft verre van groote over
treding.
Niet van alle zonde blijft hij vrij. Want het blijft
altijd: wie zoude de afdwalingen verstaan? üp
zondeloosheid kan ook dc uitncmcndste van °s Hee
ren knechten niet roemen. En daarom hebben ze
hun zaligheid alleen door de vergeving hunner
zonden.
Maar daarbij mag hij dan het getuigenis in zijn
consciëntie hebben, dat hij rein is van groote over
treding. Niet van alle zonde. Maar dan toch wol
van zulke zonden, waarom de naam des Heeren
gesmaad zou worden en zijn toorn tegen zijn knecht
zou worden ontstoken en waardoor zijn consciën
tie zou worden verwond.
Ook hier komt hoogmoed voor de verbreking en
gaat de nederigheio voor de ecro.
Van de eenvoud en
stilte des harten
Jan 'etswaart
O eenvoud en der dingen grond,
des harten nedrigheid;
Wat zoekt en dorst de droge mond,
Wat pijnt het hart en strydt?
O stilte, die niet van de aard
maar eeuwig in ons leeft,
als zich de ziel gewonnen
aan Gods grootheid overgeeft.
O, zoete stroom van leven
waar het hart in rusten gaat,
als alle gronden wankelen
en alle rust vergaat.
O, hart, keer tot Gods stilte in
en tot de ootmoedigheid,
van ware eenvoud het begin
en diepe zaligheid.
337