t n it 0 w n i e u i n V7 c n
door
G. K. A. Nonhebel
Apotheker te Middelburg
Herinneringen
uit vervlogen tijden
Lange jaren geleden bereikte me eens op een
middag een lang telegram, inhoudende, dat de
spreker van een Vereeniging, op een der dorpen
ge>estigd, plotseling verhinderd was door onge
steldheid op te treden en of ik nu zijn plaats kon
innemen. Daar ik nu juist ergens een lezing had
gehouden over „Tabak" en deze nog in elkaar
stond, zoo seinde ik terug, dat ik hun daarmede
met het oog op den korten tijd van voorbereiding,
kon dienen, terwijl ik tevens informeerde, of er
gas of electriciteit was met het oog op de projec
tie van lichtbeelden.
Hierop volgde een bericht, dat zij mij gaarne ver
wachtten met dat onderwerp en dat ze helaas
alleen over petroleumlicht beschikten. De be
zwaren, verbonden aan lezingen op dorpen, zijn
vaak de vervoermiddelen. Of men komt altijd
©en kwartier te laat óf men is er drie uur te
vroeg. In zoo'n geval kan men natuurlijk niet te
laat verschijnen. Daar ik wel beschikte over
vloeibare zuurstof, maar niet over waterstof en
de tijd te kort was om dit nog te laten komen,
zoo moest ik beproeven door een zeer lichtsterke
lietslantaarn de lens van ons projectictoestel zóó
helder te verlichten, dat de beelden, hoewel erg
klein, toch nog duidelijk zichtbaar waren.
Daar door het ongunstige trcinuur mijn middag
maal er bij inschoot, besloten we in het eenvou
dige koffiehuis een boterham te nuttigen, welk
plan door den secretaris dier vereeniging werd
gewijzigd doordat hij ons gastvrij aanbood zijn
gasten te zijn.
Toen nu de koffietafel gereed was, noodigde de
cordate vrouw des huizes ons uit en schikten wij
ons met zijn tienen aan tafel. Toen mijn met
gezel toevallig had plaats genomen in een leu
ningstoel, hoorden wij in eens de met boterham
men beladen binnentredende gastvrouw met een
gebiedende stentorstem tot hem zeggen: „Der uut,
gauw der uut zeg ik je, da's de stoel van den
baes". Verschrikt sprong hij uit den stoel, die dan
ook door den naderenden „baes" plechtstatig werd
ingenomen.
De hevige wind, die bij onze aankomst woei, was
inmiddels tot een storm aangewakkerd. Het voor
de lezing bestemde lokaal was in een vrij afge
legen geheel alleenstaand schoolgebouw. We
waren wat vroeg om een ^n ander op te stellen
cn onze tooverlantaarn te beproeven.
Het lokaal was nog in diepe duisternis gehuld,
zoodat wc de lampen moesten aansteken, die wel
©ens gebrand hadden, maar blijkens de harde en
verkoolde pit, was dat al heel lang geleden. Toen
dan ook de illuminatie was voltooid, konden we
stonden ze met alle kracht te walmen, zooals in
die gevallen pleegt te geschieden.
Het podium, waarop een catheder was geplaatst,
bestond uit een tiental planken, die los over cenigc
rijen biertonnen waren gelegd en eischte een
stap van 65 c.M. om er op te komen.
Boven de catheder brandde een petroleumlamp.
Niettegenstaande de geweldige storm waren vele
gemcentenaren opgekomen om den spreker te
liooren, die een lezing met lichtbeelden over een
Bijbelsch onderwerp zou houden en die nu ver
namen, dat ze door ongesteldheid van hem, een
populair wetenschappelijke voordracht zouden
mogen beluisteren van mij over: Tai.ak.
Nadat de Voorzitter mij had bedankt voor mijn
hulp in dezen besteeg ik het geïmproviseerde po
dium. Een in aanbouw zijnde en bij ongeluk in
eenstortende stelling zou zeker niet minder lawaai
hebben veroorzaakt dan ik op die rommelend©
tonnen. Toen ik echter een kwartier aan den gang
was en nog niet het minste contakt met mijn
hoorders had (behalve het bestuur), begreep ik,
dat hier een fout was begaan, waarvan menig
spreker de dupe is, n.l. dat het uit den aard der
zaak vooruitstrevend bestuur, dat zijn leden wil
ontwikkelen, er niet altijd genoeg rekening mee
houdt, dat een groot deel der minder ontwikkel
den aan dit soort lezingen eenvoudig maling heeft
en hun smaak en neiging tot een heel ander genre
uitgaan.
Op dit momentvoelde ik een droppel op mijn
neus vallen en naar boven ziende bemerkte ik
tot mijn schrik, dat het geen lek was in den zolder,
maar dat de petroleumlamp al bezig was voor een
tweede droppel te zorgen. Het verschuiven van de
catheder daarop veroorzaakte dan ook een soort
aardbeving.
Daar ik de gewoonte heb dc aandacht zoo nu en
dan te prikkelen door een bonmot of anecdote, lan
ceerde ik een bij mijn onderwerp passende klucht,
die als oen tooverslag de gemoederen in de goede
stemming bracht.
Op eenmaal kwam de geduchte bij me boven:
„wanneer ik nu dit publick, dat blijkbaar om ta
bak alleen maar geeft om zo te rooken, eens de
rest van den den avond ging vergasten op een
bonte mengeling van luimige ervaringen en ge
beurtenissen, die in mijn leven lieusch niet spaar
zaam zijn voorgekomen, dan zou ik hen toch ten
minste behoeden om te moeten lu<stercn naar een
onderwerp, dat hen nu eenmaal niet vermocht te
boeien."
En zie daar! Op eenmaal een zoo geweldige ruk
wind, dat er naast mijn luidruchtig podium een
ruit werd ingestormd, waardoor mijn lamp werd
uitgeblazen.
Door den geweldigen tocht verdreven van mijn
holderdebolder podium cn druppende lamp, kon
ik nu gevoegelijk mijn wensch volgen cn mijn
publiek ter wille zijn.
Hoewel het bestuur het betreurde maar een halve
voordracht gehoord te hebben, zoo gaven ze mij
in dezen toch gelijk, maar als ik nti nog aan
dien vreemden avond denk, dan vervult me toch
altijd nog een eigenaardig gevoel van schaamte.
Door Polens Laagvlakte
Reisherinneringen van
Jan H. de Groot
Madonna's langs iedere weg. Een kloos-
terbezoek. Markt in een Poolsoh boerendorp
Zij was dc eerste die mij iels bijzonders te ver
tellen had toen ik de Duitsche grens passeerde
en Polen binnenvoer.
De boerenvrouw.
Niet do zwaarbewapende en gelaarsde douane
Overqroolmocdcr en achterkleinkind.
j40
officier, die m'n pas controleerde cn voorts zoo
vriendelijk was m'n geopende koffer te negeeren,
waar de cigarcttenpakjcs eigenlijk voor het
grijpen lagen.
Maar dc boerenvrouw.
Op een perron van een tusschenstation zaten er
een tweetal op een bank. De doek om het hoofd
geknoopt, de voeten bar en stoffig, de huid bruin
van handen en gezicht en de oogen helder licht
blauw.
Madonna's van een simpel prentje. Pakken en
manden en bussen staan naast hen opgetast. Hun
bagage, ze komen van de markt.
Maria met de hoofddoek cn barrevoets wandelt
langs iedere Poolsche weg.
Er is een Maria die het perron aanveegt, een
Maria die tusschcn een groep mannen op de
spoorbaan werkt. Ze stampt sintels in de zwarte
grond. Maria's waken bij dc kooien en wieden op
de akkers.
Er is iets wonderschoons in de Poolsclic boeren
vrouw, iets dat we niet dadelijk realisceren kun
nen maar dat ons wel onmiddellijk toespreekt.
Het zit niet in die hoofddoek; het is iets dat van
binnen uit zachtjes uitstraalt.
.Een moederlijke bezorgdheid, alles en een ieder
omvattend, ondanks een zekere geslotenheid, een
zekere stroefheid en een zekere achterdocht als
u wilt, maar toch onloochenbaar, een bereidheid
om het nedcrigsten allerzwaarste te doen en te
dragen. Taai en blij en arm cn zóó rustig.
Welk land bezit ook moeders die zoo geleden heb
ben als de Moeders van Polen? Er is iets van adel
Het klooster te Bilany.
in deze wiedende en werkende grauwe klein©
vrouwen met de gekleurde hoofddoek en de barre
voeten.
In mijn waggongang staat een jong Poolsch stads
meisje naast mijn raam naar buiten te kijken.
Eigenlijk kijkt ze niet naar buiten net zoo min
als ik, we doen maar alsof, wc spelen verstop
pertje met elkaar en toch vertellen we onze
wensch, dat we elkaar aan willen zien, mogelijk
wat met elkaar willen praten als er een taal is
die we gemeenschappelijk spreken kunnen. We
wachten op dat oogenblik zonder al te opvallend
te doen. En dat gelukt, natuurlijk gelukt dat.
We kijken elkaar aan en lachen, en dat wisten
wc alle twee al dat het zoo zou gaan. Ze is blond
en mooi en het roode korte mouwloozo jasje staat
h'r snoezig, maar het verschil in uiterlijk is sym
bool voor het verschil in innerlijk. Dit mooio
vreemde kind mist dc stille zelfbewuste en toch
naievc waardigheid, en bezorgde moederlijkheid,
van die jonge vrouw die geleund op een lang©
stok aan een grasberm een koe te grazen weidde,
de voeten bar, dc hardgele hoofddoek om.
Op de Rijnek, de prachtige marktplaats van Kra
kow, piet de gothische Lakenhal en de renaissance
Maria-kerk met haar beide verschillende torens,
zag ik op marktdagen dc boerenbevolking tesamen-
gestroomd, de mannen en dc vrouwen oud en ge
rimpeld, of jong en gaaf, gehurkt bij wat kippen,
wat bloemen, een handjevol groenten uitgespreid
op een lapje katoen. En telkens trof me de waar
dige rust van deze stille menschen.
Er is geen geschreeuw op een Krakoviaanscho
marktdag.
En dc genoeglijke vriendelijkheid van de monter©
oude overgrootmoeder, met een gezicht van een
gerimpelde goud rein it op een hekstocp te Wawel,
het oude Koningsslot, zal ik niet vergeten en do
glundere leut in haar oogen toen mijn gids haar
vroeg te willen poseeren voor mijn camera met
de jongste van haar geslacht in de armen.
Het was Pinksteren in Mei toen ik het oude
Klooster te Bilany bezocht in de heuvels buiten
Krakow. Het is eens in 't jaar op dc Pinkster-
feestdagen opengesteld voor het publiek.
In de met bloemen versierde cathedraal was het
stampvol. Vele wandelaars uit Krakow, dames met
roode lipjes cn heeren in plus-four, knielden er op
de steenen. De boerenvrouwen bogen met het hoqfd
tot op dc vloer. Mannen kropen naar voren en
kinderen lagen als kleurige hoopjes biddend tus
schcn de biddende en wandelende massa.
Een priester sprak dan.
Er was een majestueuse aandacht. Banken zijn
er weinig in een Poolsche kerk, men staat of
knielt.
Ik verstond de man natuurlijk niet. Ik hoorde
alleen hoe mooi de Poolsche taal is.
Maar ik begreep veel van wat hij zei.
Een paar woorden legden het genoegzame ver-
B.v. mission en Polski en dan had ik zijn oogen,
zijn handen en zijn stem. Ik maakte uit zijn gloed
volle rede een pleidooi op voor het formecren van
een Poolsche zending.
Later hoorde ik „Protestantism Hollanderski" en
zijn stem zwol aan tot een hevige verontwaardi
ging. Ik glimlachte bedenkelijk naar mijn fransch-
6prekende begeleider. Met enkele woorden zetto
hij des priesters rede uiteen. Het was een ernstig©
waarschuwing voor het Protestantisme, waarvan
de haaixlstcdcn zich bevinden in Holland en
Duitschland.
Merkwaardig, zóó de naam van mijn vaderland
ergens ver in liet Oosten van Europa te moeten
hooren op een plek waar eens in het jaar het
publiek toegelaten wordt.
Aan de poort vonden wc bij onze terugkeer jong©
monniken, die bidprentjes verkochten of weg
gaven. Ook ik kreeg er een toegestoken maar ilc
maakte geen aanstalten het aan te nemen. Toen
drukte hij het mij nijdig in de arm. Ik antwoordde
hom met een glimlach, die hij stellig niet begre
pen heeft.
Zestig, misschien tachtig kilometer ten Oosten'
van Krakow, midden in het Poolsche laagland ligt
een dubbel-plaatsje Slotwina-Brzesko. Daar moeten
we uitstappen om dc wandeling naar Okocim te
beginnen waar een groote bierbrouwerij het doel
van een studenten-excursie is. Ik ben gast in hun
midden. De bierbrouwerij interesseert me inder
daad weinig, maar ik ben een dug temidden van
jonge Poolsche kerels en enkele Poolsche meisjes
en we sjouwen langs dc onafzienbare korenakkers,
die nog maar heel jong groen gespriet staan, want
dc wereld ligt in dc nieuwe zon van Mei.
Dat is het belangrijke voorrecht, het doel der
excursie komt er minder op aan al is cn blijft een
bierbrouwerij een interessant bedrijf en al verwon
dert het je even, hier dc allermodernste middelen
der techniek toegepast te zien.
Aan het stationnetje wachten een dozijn koet
siers met onmogelijke wrakke karretjes. Een bos
hooi in een jutezak die betere dagen gekend heeft,
is bij ieder op de achtcrveeren gebonden.
Zoo hotsebotsen een paar vehikels voor ons uit.
Wij prcferecrcn onze stelten, trouwens, 6tel je het
wagentje voor, bemand met een viertal joelende
studenten. Ik vermoed dat het zou aankomen met
hot paard in de wagen en de jongens er juichende
voor, tenzij het karretje reeds voordien bezweken
zou zijn, hetgeen het waarschijnlijkste is.
Wc wandelen achter elkaar langs de rand van de
akkers naar een kerkspits boven een boomen-
groep. Daar ligt het dorpje Slotwina.
Een oude en een jonge boerenvrouw die aan den
arbeid zijn met schoffel en hark groeten ons
vriendelijk. Lachend staan ze toe dat ik een plaatje
van hen maak.
In Slotwina is er markt.
De lange platte boerenwagens zijn geladen met
hooi. Te midden daarvan staan open manden met
flink uit de kluiten gewassen ganzen-jongen.
Bij hun lange halzen worden ze een voor een op
dc arm getild en ieder van ons onderhoudt zich
eenige oogcnblikken met zijn snaterende kapitool-
redder. Dc boeren hebben schik om onze vrij-
Markt te Slotwina-Brzesko.
postige vogelroof. Ze laten het ook toe dat ik on
gevraagd boven op een wagen klim en de ge-
heele marktplaats kiek, alleen een meisje naast
dc donkere rug van haar moeder op een wagen,
kijkt ietwat bedenkelijk als ik mijn camera op
haar richt.
Het is een warm feestelijk gezicht deze markt
tusschcn dc blauw gekalkte oude huizen en do
winkels waar de Poolsche Joden met hun lange
zwarte habyten, gekrulde haren bij de slapen en
de ronde hoedjes, te verkoopen staan. En de zon
over de kleurige hoofddoeken en het geel van
stroo en hooi juicht aan een parelmoeren hemel.
Als we Slotwina door zijn passeoren w© een
groote kerkruine, herinnering -aan den oorlog te
gen de Bolsjewïki.
Iets verder ligt Brzesko, dan buigt de weg haaks
naar links en voor ons ligt het fabriekscomplex
Okocym. Twee enorme osscbecsten voor een wa
gen gespannen, komen langzaam de weg af ons
tegemoet.
Wc zijn zeer gastvrij door de directie ontvangen.
Een warme lunch en glazen bier en een speech.
Ik moet in het Ilollandsch een toespraak houden
die natuurlijk niet verstaan wordt, maar ze hebben
nog nooit Hollandsch gehoord en daarom wordt
het gevraagd. Dan vraagt de leider of ik het ge
sprokene in het Engelsch wil vertalen. Ik doe
dat zoo goed en zoo kwaad als het gaat en zeg
hun hoe verrast ik was en verwonderd Polen een
land te vinden vol beschaving en ontwikkeling, ro
mantiek en gastvrijheid, hoe prettig ik me voelde
opgenomen te zijn in de sfeer van hun leven als
een goede vriend, en dat ik de Polen en hun va
derland het allerbeste tocwcnsch. Onder gejuich
vertaalt de leider mijn woorden weer in het
Poolsch.
Tegen dc avond woi'den de studenten bepaald
yroolijk en ik voel me plotseling geroepen Marysia
de jongste studente, in bescherming te nemen,
's Avonds boemelen we zingend door de donker©
landen terug naar Krakow. En toen de jongens
eindelijk schor en moegezongen waren ving
Marysia aan met een kleine zuivere stem volks
liedjes te zingen, begeleid door rhythmisch ge
stamp der wielen. En dat was het schoonste van
de dag.
Humor
uit het Soldatenleven
'Arms Hexamen
door
S. Mulder
Neen, van schuld wil ik (mijzelf heelemaal niet
vrijpleiten; ik heb wel eens te veel opgeschept
over Friesland, de mooie Fryske tael, het beste
Frieschc vee, veel melk, hoog vetgehalte, beste
kleipotcrs, kaas- cn botermakers, zuivelfabrieks-
directcuren, enz. enz.; en misschien veel te veel
gehekeld die stadsche opscheppers, die niet leven,
maar worden geleefd.
Ik heb nu mijn straf gehad.
Drie Friezen, een uit de Lemmer, 'n ander uit
Heeg en de derde heelemaal van Schiermonnik
oog, kwamen bij ons in garnizoen en natuurlijk
in het Tehuis.
Maar, o jammer, alle drie werden afgekeurd.
Dat is voor mij een strop.
Want nu moet ik voortdurend hooren: „Alles wat
uit Friesland komt, wordt afgekeurd".
De stand van den strijd HollandFriesland is
hier op 't oogenblik 1—0.
Op z'n minst moet nu de gelijkmaker komen.
De Hollanders zeggen, zoodra ze 'n woord
Frieseh hooren: „Knau, knaul"
Hieronder volgt nu „Hollandsch" uit het
schrift van Harm:
lietjes schrift
het lied ge tietelt
een speelman en Rovcrschootn
een krase speelman ging
met krasse schreedcn al naar
zijn rijs het donkeredennewouwt
in, om wel ge zond huis waars
weer te keerren cn zijn moeder
nog eens weer te zien wat zal
zij zig daar in verhueggen
als hij het gouwt stuk
over geeft, dat geef weer vruegt
naar zooveel biter lijden cn als
zij hoort dat liaare zoon nog
leeft, daar treedt op eens een
wilde woeste Rover met
blanke staal op de harme jonge
ling toe staa buelderd hij
staa dra en geef tu hoofer
zoo niet zoo uwe dood is
daar wand het geld aan uw
steld ons nog niet te vreeden
maar ook wensscn wij dat go
onssên bont zuelt treeden
zoo niet het uur van huwe
dood is daar.
Dan zien we zavons heefen
naar die sterren die daar vonklen
in het veraement die nog grootcr
zijn dan onssc haarde waar van
niemand de ge hijmenkend
cn dan zien wc zavons heefen
naar die sterren die daar vonklen
in het verne ment dan begind
men hijglik te be seffen datje
maar een nietig schepsclbcnd
verzoek
den 29 ceptem
ber 1931
Do Hier onder ge teeken
de Dienst Plichtige verzoekt om
Kleeding en
uitrusting
Aand Hijnd zijner heer ste
Hoefning tijd ind Garnizoen
Hachter te Laatcn
Boerenwagen op dc markte te Slotwina-Brzesko.
Dagboek
12 October.
kennes maaking met
Doomenee van Humlcn van d'c
Grevemeerdo go meent©
hierna steets op Kategzaisie
ge wees zijnd©
G November.
aan dc bijbelleesing
deel ge nomen op smaandags.
16 ouwgustus.
Prcis schieten int
Milter te huis
hierbij zeventwintig perzoonnen
aanwesig geweest en vijf prijscn
28 October.
aan teekning van het
lid geworden zijnd
van do bestrijding tegen
het zoosjalisme en het komenis
-me hier van lid zijnde
Zie zoo, dat is nog eens wat anders dan dat Frie-
sche geknauknau, hè?
Maar onze Harm was niet allocn een ijverig scri
bent; hij was ijverig in alle diensten.
De kapitein wilde 'm korporaal maken.
Do sm.i. schudde het hoofd cn zei: „Och, Kapi
tein! doe dat nu niet!"
Gevolg: Examen.
Examen-commissie: Dc Kapitein, 'n luiten de s.m.i,
Dc klas staat klaar.
De Kapitein roept Harm, en zegt:
„Ga jij eens cxerceercn met die klas."
Harm, heelemaal niet verlegen, commandeert;
„Geef Haeht! Nummex-e!
„Rechts Hom!
„Voonvaarts Marscli!
Heen, twee, Heen twee, heen
„HafdcelingAlt!!"
Dat was te veel. De klas barstte in lachen uit.
Do examen commissie probeerde niet to lachen.
De Kapitein had genoeg gehoord, riep Harm en
zeide: „Laat ze maar ini'ukkcn."
•Harm naar de klas.
„Geef Hacht!IlinrukkenOepcl hop!"
Toen kon. de kapitein 't ook niet meer houden,
hij ging vlug naar z'n bureau en schreef op do
nota:
De gewoon dienstplichtige Harm wordt met in
gang van heden bevorderd tot gewoon dienstplich
tig schipper.
'Arm kreeg 'n hanker op z'n mouw.
Ossen al trekdieren hi] Okoeim.
Op de achterqrond een bierbrouwerij.
341