Nederlandsche Steenkolenmijnen „WILLEM SOPHIE" Specialiteit Anthraciet-Eierkolen 1c M IJ HENNUMMER 21 SEPTEMBER 1932 De volgorde Zonder dat onze Redactie met dit en de nog vol gende mijnnummcrs bij de volgorde van de te be spreken mijnen een bepaalden graad van waai dee ring wil te kennen geven, meent zi] toch den lezer een korte verklaring omtrent deze volgorde schul dig te zijn. Lag het oorspronkelijk in de bedoeling een be schrijving voor elke mijn afzonderlijk over de to verschijnen nummers te verdeelen, met het oog op de lecswaardigheid meent zij evenwel dit ni°t te moeten doen. Naar gelang van de totale productie der onder scheidene mijnen, zullen deze onder de loupe worden genomen. Achetrcenvolgens zullen dan door ons worden be handeld: 1 De Staatsmijnen. 2 De Oranje-Nassau. 3 Laura en Vereeniging. 4 Dominiale. 5 Willem Sophia. De artikelen der ondersdheidene medewerkers worden eveneens over de verschillende nummers verdeeld. Nogmaals, met onze persoonlijke waardeering houdt dit geen verband. Bij den Aanvang Burgemeester De V1 ug t heeft eens in een bij eenkomst van journalisten gezegd: „De banden, die de magistratuur aan de dagbladpers verbin den, zijn vele. Zij hebben elkander noodig". En de Burgemeester voegde er schertsend aan toe: „Do magistratuur behoeft immers de hulp der dag bladen om de treffende juistheid van haar beleid aan de bevolking te doei. blijken, terwijl aan den anderen kant de journalisten het hooglijk op prijs moeten stellen, datde Overheid hun stof levert voor bespiegelingen van veelzijdigen aard" Bij den Minister President De scherts terzijde stellend. Niemand minder dan Jhr. RuysdeBeerenbrouckis doordrongen van het feit, dat Overheid en Pers elkander noo dig hebben; nu meer dan ooit! „De zorgelijke toestand in het mijnbedrijf, gaat mij zeer ter harte" aldus Z.E. Jhr. Mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck, Minister van Staat en Mi nister van Binncnlandsche Zaken, in een onder houd hetwelk hij ons in verband met deze „Mijnen- nummers" welwillend verleende. „Vandaar dat ik eenigen tijd geleden Ir. Hou ben opdracht gaf een onderzoek 'n te stellen, 'hoe het komt dat nog tal van publiekrechtelijke lichamen onze Hollandsche kolen niet gebruiken. En nu komt Uw blad het streven van de Regecring steunen, door in woord en beeld Uwe talrijke lezers te vertellen van het leven in de mijnen, zoowel boven- als onder den grond. U dient daarmede ongetwijfeld een lands belang en gaarne voldoe ik aan uw verzoek voor het eerste nummer een voorwoord te schrijven. Zegt U maar hoeveel U wilt hebben", en schertsend voegde Z.E. er aan toe: „Ik bedoel niet hoeveel ton kolen, maar copic; een regel of tien?" 's Ministers werktafel lag bezaaid met tal van ge wichtige stukken; een aantal mappen met op schrift: „Direct aan den Minister" wachtten op af doening; de vakjes der wekelijksche agenda waren geheel gevuld met honderden afspraken. En had nog niet juist de kamerbewaarder van den Minis ter ons verteld hoevele hoofdambtenaren en ook particulieren dienzelfdcn dag nog door Z.E. zouden worden ontvangen?Ja, zoo ~ezien mochten we toch heel dankbaar zijn nog op een tiental regels te mogen rekenen. „U had meer van mij venvacht, ik zie het al. Zeg maar op, hoeveel?" „We hadden gehoopt op minstens twee kolom, Excellentie!" Het hooge woord was er uit. „Twee kolom en dat in dezen tijd, waarin we meerdere uren per dag te kort komen; de begroo ting Even een diep nadenken. We hadden gelegenheid Z.E. wat nader op to nemen. Welk een karakteris tieke kop. Wat sprak daaruit een wilskracht, maar ook welk een goedheid viel er van hét ge laat te lezen. Dan plotseling „Ge kunt op mij rekenen, want het betreft hier een algemeen belang, van do eerste orde". Kijk lezer, een relaas van dit onderhoud met onzen Minister-President had wellicht in dit extra-num mer achterweg kunnen blijven, maar het beves tigt nog eens weer zoo overduidelijk, hoe Jhr. Ruys dag en nacht klaar staat, wanneer het be treft het algemeen belang, de belangen van ons land, van een bepaalde industrie, van een deel van ons volk. En terwijl wij dit schrijven, komt ons als vanzelf het knappe gedicht van L e o L e n s weer voor den geest: „Karakteristieke Vloek" U heeft het natuurlijk allen met instemming gelezen (8 Sept. j.l.). Wederom is het ons bevestigd, hoe beschamend en ergerlijk het is, dat een man als Ruys de Beerenbrouck, die de humaniteit zelf is en dio als politicus en particulier een staat van dienst voor de opheffing van de massa heeft als weinigen, dikwijls zoo infaam en persoonlijk bestreden wordt Vandaar dat wij ons onderhoud hier hebben weer gegeven. Het moge voor den heer Ruys een bewijs zijn, dat er ook nog een groote, zeer groote catego rie van Nederlanders is, die diepen eerbied koes tert en groote bewondering heeft voor den enor- men, schier bovenmcnschelijkcn arbeid door hem in 'e lands belang, dag in dag oit, verricht! Gaat dus bij het afdrukken van dit eerste extra nummer, geheel gewijd aan onze Nedcrlandsche mijnen nog eenigc edities zullen volgen on ze hartgrondige dank vooral uit naar Jhr. Ruys de Beerenbrouck, wiens artikel we heden mogen plaatsen, ook de vele autoriteiten en ande ren, die ons van hun belangstelling zoo ruim schoots hebben doen blijken, wijl ze zoo vriende lijk waren ons met een bijdrage te vereeren, kun nen we verzekeren, dat hun medewerking voor onze lezers en voor ons een groote voldoening is. Een voldoening, omdat wij daarin niet alleen een erkenning zien van de beteekenis van ons blad, maai vooral, omdat daarmede het bewijs is gele verd, dat ons dagblad een voorname plaats in neemt in onze samenleving en als zoodanig niet in het minst door onzen eersten Minister wordt er kend. Zoo gaat dan met vereende krachten het eerste „Mijncn"-nummer ter perse. Moge het Nationaal belang, hetwelk wij met deze uitgave beoogen: het gebruik van kolen uit eigen bodem, hierdoor bevorderd worden. Aan onze lezers de taak! Stook in keukenfornuizen en vul- haarden Wl LH ELM I NA- KOLEN in centrale-verwarmings- kachels EMMAKOKES Smeed met •EMM A-, HENDRIK- OF MAURITS- KOLEN Probeer in Uw locomotieven WILHELMINA- BRIKETTEN Koop voor Uw fabriek STAATSMIJN- VETKOLEN Bemest Uw land met AMMONIUM SULFAAT van de STAATSMIJNEN IN LIMBURG TE HEERLEN 1e MIJNENNUMMER Q 21 SEPTEMBER 1932 opsopringsrecht naar petroleum'in gedeelten van ons land gedurende een beperkten termijn te ver zekeren. Wellicht leidt dit onderzoek er toe, dat wij aan de mijnproducten uit onzen eigen bodem petroleum zullen kunnen toevoegen. Dit zijn wel de voornaamste bepalingen van de Mijnwet 1810. Zij hield nog in regelen over bij zondere mijnbelastingen (redevances) en over het toezicht op de mijnen, doch deze regelen zijn door andcro vervangen. Voor de belasting geldt thans de wet van 26 Maart 1920, die alweer in '28 ge wijzigd is. Deze wet heft van de steenkolen eca recht van 10 cent per ton, van de bruinkolen van 3 cent per ton en van het zout van 2 cent per ton; de opbrengst van dit recht wordt naar een in do wet vastgelegden maatstaf verdeeld onder de ge meenten vah een mijndistricL Toezicht op de mijnen Het toezicht op de mijnen is eveneens geheel uit do wet van 1810 verdwenen en door een afzonder lijke wet geregeld genoemd „de Mijnwet 1903" hoewel zo in 1904 in het Staatsblad is geplaatst Deze wet regelt twee onderwerpen, ten eerste het geval, dat de concessionaris nalatig is in de be hoorlijke ontginning van de mijn. Doet zich dit voor, dan kan worden overgegaan tot gerechte- lijken verkoop van de mijn. Eenvoudig gaat dit evenwel niet, omdat vóór dien verkoop tal van formaliteiten vervuld moeten worden en de positie van den concessionaris met vel° waarborgen is omkleed. Toegepast zijn deze bepalingen intus- schcn nog nooit. Het tweede onderwerp van deze wet vormt de ar- beids- en veiligheidswetgeving op do mijnen; do wet bepaalt n.l. dat de arbeids- en veiligheidswet niet van toepassing zijn op de ondergrondsche werken van mijnen, benevens in de daarbij be- hoorendc bovengrondsch gelegen werken en inrich tingen bij Algemecnen Maatregel van Bestuur aan gewezen. Tot dusver zijn alleen de kantoren onder do arbeids- en veiligheidswet gebracht en vallen dus alle andere werken onder de Mijnwet 1903. Laat ik hier even tusschen voegen, dat er strijd bestaat over de vraag of de Hinderwet op mijnen van toepassing is of niet. Praktisch is die wet op do mijnen nooit toegepast. De Mijnwet 1903 geeft zelf geen arbeids- en veiligheidsvoorschriften, doch bepaalt dat dize bij Algemeencn Maatregel van Bestuur worden gegeven. Deze A. M. v. B. is het Mijnreglement 1906, dat meermalen gewijzigd is om het in overeenstemming met den vooruitgang van do techniek te houden. Wat den arbeidsduur betreft geeft ons Mijnregle ment geen algemeene maximumduur voor den bovcngrondschcn arbeid, behalve dan voor jeug dige personen en voor bepaalde zeer verantwoor delijke werkzaamheden. Vrouwenarbeid is zoowel boven- als ondergronds uitgesloten. Voor onder- gronders is het verblijf in de ondergrondsche wer ken per dag op een maximum van acht uren ge steld Voor gevaarlijken en ongezonden arbeid zijn bijzondere regelen gemaakt Door de Internationale Arbeidsconferentie te Gc- nève is in 1931 een ontwerp-conventie aangeno men, waardoor de ondergrondsche arbeidsduur in steenkolenmijnen wordt gesteld op 7% uur per dag. Deze conventie is nog niet geratificeerd en dus ook nog niet in werking getreden. Omtrent de veiligheid en de gezondheid bij den arbeid in de mijnen bevat het Mijnreglement uit voerige bepalingen, die herhaalde malen in ver band met veranderingen in de techniek herzien zijn. Een algeheele nieuwe samenstelling van het Mijnreglement staat op het punt van stapel ge laten te worden. Behalve den arbeid en de veiligheid bevat het Mijnreglement ook de organisatie van het toezicht .Van Staatswege op de naleving; van reglement en wet. Deze dienst: „het Staatstoezicht op de mijnen" vroeger te Heerlen, sinds minister van IJsselstein te Maastricht gevestigd, heeft aan het hoofd den „Hoofdingenieur der mijnen" onder wien inge nieurs en opzichters der mijnen werkzaam zijn* Voor beroep omtrent beslissingen van dien dienst bestaat een Raad van Beroep voor het Mijnwezen. Naast het Staatstoezicht staan eenige arbeiders- controleurs, dit zijn mijnarbeiders, die door hun mede-arbeiders voorgedragen worden en door den Minister voor 5 jaar aangesteld worden, om te inspecteercn en ongevallen te onderzoeken. Zij genieten een bezoldiging uit 's lands kas en toch zijn zij geen ambtenaren. Dat komt zoo, de arbei ders-controleurs zijn vertrouwensmannen van ae arbeiders; de aanwijzing staat natuurlijk sterk onder den invloed van de vakverecnigingen, deze zouden hun vertrouwensmannen ook eigenlijk moeten betalen, hetgeen in Engeland ook geschiedt. Aangezien de mijnwerkersvakvereenigingen hier te lande niet zoo draagkrachtig zijn, heeft de Regeering zich bereid verklaard de kosten dezer controleurs te betalen. Behalve deze schakel tusschen de arbeiders en het bedrijf schrijft het Mijnreglement arbeiderscom missies voor, gekozen door de arbeiders en dienen de om klachten, wcnschen en bezwaren betref fende de veiligheid, de gezondheid en den arbeid ter kennis to brengen van de bestuurders. Vermelding verdient, dat behalve deze voorge schreven commission door de Directies met de vakvereenigingen in het leven geroepen is een contact-commissie om gezamenlijk de arbeids voorwaarden te bespreken. Zie hier een kort overzicht van de wettelijke rege len voor het Mijnwezen. Volmaakt zijn ze evenmin als eenig menschelijk werk, doch dat ze niet vol doen kan bezwaarlijk worden volgehouden. Be staan er dan geen wenschen op dit gebied? Zeker, het is uit den boezem van mijnwerkersbonden, dat vooral verlangens niet naar wijziging, maar naar uitbreiding van wettelijke regeling naar voren worden gebracht De wenschen bestaan vooral hierin, dat men een wettelijke regeling van de contact-commissie wenscht, d. w. z. een bed rij fs- raad, maar dan met uitgebreide bevoegdheden als inzage in de boeken, medezeggenschap in het be drijf, speciaal voor de mijnindustrie, men wil de bevoegdheid van de arbeiders-controleurs uitge breid zien. Voorts bestaat er in den kring van belanghebben den de wensch naar een afzonderlijke regeling omtrent vergoeding van mijnscliade, d. i. schade door verzakkingen aangericht Tot dusver zijn deze wenschen nog niet vervuld. Den Minister staan ook op dit gebied adviseurs ter zijde. In de eerste plaats is de Hoofdingenieur der mijnen behalve chef van het toezicht op de naleving van het Mijnreglement, ook door de wet aangewezen als raadsman bij de toepassing van de Mijnwet, in het bijzonder bij concessiever lening. Maar vervolgens is bij K. B. van 25 April 1913 ingesteld een Mijnraad, die den Minister van raad dient in alle zaken het Mijnwezen betref fende, terwijl nog in het bijzonder aan den Raad is opgedragen het houden van toezicht op do wijze, waarop het Staatsmijnbedrijf in Limburg wordt geleid. In dezen Raad hebben altijd do ervarenste en knapste mannen des lands plaats genomen, ik noem slechts Dr. Lely, Dr. Nolens, zoodat aan 's Raads adviezen groote waarde wordt gehecht. De taak van den Minister van Waterstaat op hot gebied van het Mijnwezen heeft, zooals men uit het bovenstaande aanvoelt, vele facetten. Mon heeft het wetgevende en het juridische gedpelte, het economische deel neemt niet minder plaats in dan het sociale, bij het Staatsmijnbedrijf is het commercieele een groote moot, het internationale overleg is zijn plaats komen innemen, men vindt er moreele kanten aan, ook dramatis.-he, maar daarnaast zelfs humoristische zijden, daarbij geldt het een levend, concurrccrend bedr'jf. Dit alles maakt die taak tot een interessanten arbeid, ook voor hen, die den Minister daarbij, als ambtenaren zijn toegevoegd. Spekholzerheide Huisbrandkolen, Anthraciet in verschillende afmetingen, zoowel in kwaliteit „gewas- schen" als „gebroken" De aangewezen brandstof voor Haarden,Vulkachels, Centrale Verwarming en Fornuizen van Extra kwaliteit ii

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 14