fieh Yz TwncCs-lxatye,
10 WOENSDAG 21 SEPTEMBER 1932 VIERDE BLAD PAG. H
DE PERS EN DE TROONREDE
EEN PROGRAM GEEFT DIT
STAATSSTUK NIET
INSTEMMING EN CRITIEK
Hierover is heel de pers het eens: deze
Troonrede is geen program; belooft niets en
geeft geen verkiezingsleuzen. Overigens,
zooveel kranten, zooveel meeningen; al valt
bet oordeel in 't algemeen niet ongunstig
uit, omdat do Troonrede past op de tijds
omstandigheden.
De voornaamste persstemmen laten we
spreken.
Een Ietwat concrete formuleering.
zoekt men in de Troonrede tevergeefs, zegt
De Standaard en herinnerend aan «het
anti-rev. verkiezingsmanifest zal men besef
fen, zegt het blad,
dat we het in de Regeering niet kunnen
misprijzen, wanneer ook zij zich niet gaan
laat en plannen wereldkundig maakt, die
misschien reeds na een maand, wegens
veranderde omstandigheden, gewijzigd of
opgegeven moeten worden.
Niet laken dus.
Maar ook niet prijzen.
Want om te kunnen prijzen, zou de
Regeering juist wèi een program hebben
moeten ontvouwen en zou men het met
dat program eens moeten zijn.
En daarvan is geen sprake. De Troon
rede bevat juist geen mededeelingen van
dien aard en is slechts een koninklijke
mededeeling nopens den toestand waarin
land en volk verkeeren. Een mededeeling,
die op zichzelf natuurlijk ook al geen
nieuws brengen kon, maar die in zoo
verre toch een verrassing opleverde als
gezegd werd, dat in de Overzeesche
Gewest.m „meer en meer in alle maat
schappelijke kringen" de overtuiging
doorgedrongen is van de noodzakelijkheid
van het streven om de kosten der lands
huishouding met de middelen in over
eenstemming te brengen.
Slechts een voorlooplg oordeel
kan thans gegeven worden, zegt de Neder
lander.
Dit geldt al dadelijk in zeer sterke mate
van het onderwerp, dat in de discussie
der laatste weken altoos weder met
klem werd op den voorgrond geschoven:
de werkloozenzorg.
Wat zal de regeering hiermede doen?
Eerst Millioenen-nota en Begrooting zul
len een scherp omlijnd antwoord moge
lijk maken. Voorshands weten wij alleen,
dat moeilijkheden van geldelijker. aard
sterk aanwezig zijn; dat herstel van het
bedrijfsleven als eerste noodzakelijkheid
wordt gezien; dat slechts met de uiterste
inspanning onze sociale voorzieningen,
„in betere tijden" op een bepaald peil
gebracht, op dat pedl zullen kunnen wor
den gehandhaafd.
Laat op den voorgrond treden wat de
natie vereenigt, niet wat haar verdeelt.
Zoo klonk het heden uit Koninklijken
mond. Zoo moge het voortklinken tot aan
de uiterste hoeken van ons land, in alle
harten èn alle hersenen.
Er is inderdaad een gezamenlijk lqgd
te dragen en een gezamenlijk werk ie
doen.
Dat daarbij diezelfde Koninklijke mond
naar Gods hulp henen wijst en op Gods
hulp voor de sterking van ons volk hoopt
in andere en warmer termen dan die
de schablone van een Troonrede pleegt
aan te dragenook dit is overeenkom
stig den ernst der huidige dagen. Het zal
klaren weerklank vinden in de ziel van
honderdduizenden. En het moge daar
worden omgezet in een bede voor Konin
gin en Raadslieden der Kroon, voor Volk
en voor Volksvertegenwoordiging.
In eendracht met Godl
Welke maatregelen noodig zijn,
De troonrede is meer een proclamatie
tot parlement en volk, dan een troon
rede in den gewonen zin van hel woord.
Zij constateert, dat het schip van staat
worstelt in dc branding. De regcering is
met den ernstigen wil bezield het in vei
lige haven te brengen. Al de aandacht
is gevestigd op het stuurmansschap daar
toe vereischt, en een hproep wordt ge
daan op de medewerking van de be
manning, van het volk.
Immers kan de regcering slechts haar
doel bereiken als hot volk in al zijn la
gen de werkelijkheid wil zien.
In sobere taal wordt de aard van de
crisis, waarin wij ons thans bevinden,
eeteekend. En dan geeft de troonrede
geen maatregelen aan, maar enkeleniet
scherp geteekende r i c h 11 ijn e n.
Goede richtlijnen voorzeker.
De noodklok klept,
aldus Friesch Dagblad. Zij
roept hot gansche Nederlandsche volk
met haar koperen klank toe, zich krach
tig aanéén te sluiten, opdat het niet
stoffelijk en geestelijk onderga. Ze heft
ook, in een gevoel van diepe afhanke
lijkheid, het hoofd op tot God en smeekt
om de hul'pe des Heeren, opdat wij dit
weergalooze gevaar nog te hoven mogen
komen
Inderdaad een waardig Staatsstuk,
uitgekomen in een plechtig oogenblik.
Een oogeniblik, een tijdsgewricht, zóo
ernstig, dat zelfs alle vorstelijke zwier
terecht ontbreekt en reeds de eerste vol
zin met sombere bewoordingen u plaats
midden in de ellende des volks, en niet
meer van donkerheid, maar van duis
ternis gewaagt. Menschelijke wijsheid
schiet hier te iiort Alleen met Gods
hulp verwacht on«e Regeering er in te
kunnen slagen het Schip van Staat door
deze ongekende "brandingen te sturen.
De oproep tot eendracht
heeft vooral de aandacht van De Zeeuw:
Moge dit ernstige woord weerklank
vinden hij ong volk in al zijn geledingen.
Niet door verdachtmaking cn opruiing
ook al geschiedt dit soms met vrome
termen maar door ernstige samen
werking en gemeen overleg tusschen
Regeering en Volksvertegenwoordiging
kan een uitkomst worden bereikt die
aan den ernst van den toestand beant
woordt.
Als er bij ons volk gevonden wordt
die onmisbare eendracht, dan i9 er
hoop. dat naar de bede waarmede de
Troonrede besluit, Gods 'hulp het volk
zal sterken en de arbeid van de Sta ten-
Generaal met Gods zegen zal worden
bekroond.
Als geheel genomen beantwoordt deze
Troonrede aan do verwachtingen.
Betreurd kan alleen worden dat ook
aan de zedelijke crisis, die ons volksle
ven bedreigt, niet afzonderlijk aandacht
is geschonken.
Van een crisis-troonrede
spreekt De Maasbode (r.k.), doch
naar onze meening heeft de Koninklijke
Boodschap het juiste midden bewaard:
zij is waar, maar niet wanhopig; zij
vraagt offers, maar kondigt geen afbraak
aan; zij bedient zich van forsche woor
den, maar laat plaats aan het menschelijk
gevoel. De stijl van deze Troonrede ver
raadt een geest, die de beenderen der
departementen tot een levend organisme
maakt; een Regeering spreekt en niet een
reeks Ministers.
Nieuwe wetten worden niet aangekondigd,
Een aparte, vrij groote en zeer onze
opmerkzaamheid vragende paragraaf,
wijdt de Troonrede aan het ontzettende
vraagstuk der werkloosheid. Dit bewijst,
dat de van zekere zijde zoo gesmade
mannen, aan wie de Voorzienigheid den
last der leiding op de schouders legde,
diep doordrongen zijn van de noodzake
lijkheid eener vooral op dit punt inten
sieve regeeringsbemoeienis, niet alleen
van flnancieelen aard.
En voorts:
De Regeering doet een beroep op de
eendracht van ons volk en zij vraagt den
zegen van God over haar ontzagwekkend
moeilijken arbeid. Wij begrijpen en waar-
deeren, dat zij behoefte gevoelt aan Gods
hulp en rekenend op die hulp, hadden
wij ook durven hopen op een ietwat m?er
bemoedigenden toon in de Koninklijke
Boodschap.
Duister document
zet D e T ij d boven de beschouwing. De
noodklok luidt van de eerste tot de laatste
zinsnede met het donkerste accent.
Dat we nog het leven halen en de
bevolking door overvloedige oogsten ge
vrijwaard bleef tegen voedselgebrek, was
in de Troonrede van het vorig jaar ten
minste nog een lichttikje. Het politieke
document is ditmaal zoo zwaar oecono-
misch belast, dat zelfs de gebruikelijke
paragraaf over de diplomatieke betrek
kingen met het buitenland achterwege
•bleef.
Thema en tendenz van de bittere Wel-
ter-economie zijn overgenomen, maar uit
niets blijkt, in hoeverre de Regcering zelf
standig zal bezuinigen en wellicht nieu
we bronnen aanboren.
Hot voornaamste staatkundige docu
ment voor het komend beleid zwijgt met
opzettelijke zorg over de bezuiniging,
waarmee de regeering onderwijs, defen
sie en justitie zal belasten. De Minister
raad en geen afzonderlijk departements
hoofd heeft in het stuk een beetje alge
meen en raadselachtig gesproken. Deze
troonrede geeft wol den toon aan. maar
de muziek zal straks worden gehoord in
de millioenen-nota, en die is een realis
tische partituur.
Alles nog in mineur,
Zij die verwacht mochten hebben, dat
de Regeering in de Troonrede eens pre
cies zou aangeven wat haar plannen zijn
met betrekking tot de crisis, komen wel
héél sterk bedrogen uit. De rede staat wel
gehéél in het teeken der maluise, maar
iets tastbaars ter afwending wordt niet
aangekondigd.
Zoo blijft er ten slotte niets over dan
een bede om Gods hulp en een aanspo
ring tot eendraobt onder het volk, even
als „in de donkerste dagen zijnor roem
rijke geschiedenis". Niet wat verdeelt
maar wat de Natie vereent, moet op den
voorgrond komen.
Vaag en schemerig
noemt de Volkskrant (r.k.) de Troon
rede. waarin niet op de nobelste wijze wordt
gesproken over de werkloosheid-
Dient men de werkloosheid niet met
andere oogen te bekijken, en behoort de
overheid, een christelijke overheid, de
zedelijke ontwrichting niet als een veul
ernstiger „euvel" te beschouwen?
Er is één lichtpunt in de Troonrede, en
wij maken daarvan erkentelijk gewag.
Het peil van sociale voorziening, in
betere tijden bereikt, zal worden gehand
haafd.
Hiermee zijn de niet geheel onbaat-
zuchlige suggesties afgewezen om onze
sociale voorzieningen voor oud-roest op
den vuilnishoop te werpen.
Zij die op afbraak van ons sociaal ge
bouw het is nog volstrekt niet onder
de kap belust zijn en den tijd daar
voor gunstig achten (heeft niet een li
beraal blad geschreven dat zijn partij de
omstandigheden mee heeft?), zullen te
leurgesteld worden.
Wat schailt er achter,
Hoe moer men deze Troonrede leest,
hoe meer vermoedens men in zich wekt.
Doch hoe minder zekerheid men krijgt.
Deze Troonrede houdt zich in de ruimte,
te zeer in de ruimte. Haast bij elke
paragraaf vraagt men zich af: wat schuilt
erachter? Wat is de Regeering van plan?
Wat bedoelt zij daarmee?
Stellig hudden wij niet verwacht, dat
er nu plots, in aeze Troonrede, een stort
vloed van maatregelen zou bekend wor
den, welke de Regeering zal nemen naar
aanleiding van het Rapport Weiter. Dat
komt na. Straks als de Begrooting wordt
ingediend. Misschien morgen al, ter illus
tratie van de Millioenenrede.
Maar van de Troonrede zelf hadden we
toch i'ts meer positiefs verwacht De
eene paragraaf na de andere stelt onder
dit opzicht teleur.
Troon-weeklacht
luidt het opschrift in de Nieuwe Rott.
Crt (lib.). Het is geen woord, dat ver
trouwen wekt:
In plaats daarvan hebben wij één lange
jammerklacht gekregen, zóó somber, zóó
zonder eenige opwekking, zóó zonder
eenig teoken van regceringszelfvertrou
wen, dat van de geheele rede slechts een
neerdrukkende werking kan uitgaan.
Een nietszeggende algemeenheid over
de Overzeesche gewesten, een peroratie
over de donkerste dagen der roemrijke
geschiedenis van ons Volk en de
sprekende film is uit
Wij zullen over dit staatsstuk niets
verder zeggen. Men kan er kolommen om
hoen vol schrijven, maar wie, gelijk de
Troonrede verlangt, „de werkelijkheid
onverbloemd voor oogen stelt", kan over
hot stuk niets anders uiten, dan diepe
teleurstelling over zooveel leegheid.
Een weeklacht van een slappe regee
ring.
Stormklok,
De Troonrede bepaalt zich ditmaal tot
het ééne kernprobleem waarvoor de natie
zich geplaatst vindt: het behoud
voor allen van de materieele grondsla
gen onzer samenleving, zonder welke de
sociale, geestelijke en cultureele waarden
tot ineenstorting zouden worden gedoemd.
De koninklijke boodschap onthoudt zich
van alle bijkomstigheden. Zelfs de ge
bruikelijke beleefdheidsparagraaf over de
betrekkingen tot de buitenlandsche mo
gendheden ontbreekt
het in betere tijden bereikte hooge peil
der sociale voorzieningen zal echter a 1
het moet, ook geen heilig huisje mogen
blijven. Het levensbelang van de natie
gaat vóór de eer om de wereld een voor
beeld te geven. Op dit punt spreekt de
troonrede onduidelijke orakeltaal, die een
lichte huivering voor linkervleugels doet
vermoeden.
Overigens kan zij
in (het laatste levensjaar van dit kabinet
geen boud en breed opgezet visionair
program zijn, ook daar niemand weet hoe
de crisis zich verder zal ontwikkelen, en
hoe het buitenland, waarvan onze wel
vaart zoo zeer afhankelijk is, zich verder
zal gedragen.
Niet meer dan proloog,
de Regeering een beroep doet op de
medewerking van de Staten-Generaal om
den inderdaad hoogst ernstigen tijd, dien
ons Vaderland beleeft, zoo goed mogelijk
door te komen. Op welke wijze de Regee
ring zich voorstelt dat dit het beste kan
geschieden, zullen wij eerst morgen, als
Hoofdzaak is op dit oogenblik, dat de
roepstem van de Regcering zal worden
verstaan door allen die hun vaderland
lief hebben. En dat wel in dien zin, dat
dezen zich bereid zullen verklaren tot
dat gemeen overleg, dat met het „tering
naar de nering" als leus alleen ons land
van financieele catastrophe kan redden.
Moge bij dat overleg een flinke meerder
heid in de Staten-Generaal slechts één
belang als richtsnoer nemen, te weten
het Landsbelang. Dat dit belang
niet alleen gezonde critiek op de Regee-
ringsmaatregelen zal toelaten, maar die
zelfs eischt, zal, naar wij vertrouwen,
voor ons overbodige opmerking zijn.
Voor elke uitlegging vatbaar.
Van het liberale blad aan de Maas naar
de roode pers is voor ditmaal geen groote
stap. De z.g. Arbeiderspers geeft dubbel
commentaar.
In Volk en andere kopbladen een be
schouwing van de redactie; in Voor
waarts, evenals vorig jaar, een artikel
van den heer Vliegen.
Het Volk gromt, omdat er in de Troon
rede niets staat over het rapport-Wolter. En
het blad maakt allerlei veronderstellingen,
waarom zoo weinig gezegd wordt
Zeker is het. dat deze troonrede zorg
vuldig zoo opgesteld is, dat men er niets
met zekerheid uit kan afleiden. De werk
loozenzorg biedt „schier onoplosbarr
moeilijkheden". Zal de steun dus aan
getast worden? Het staat er niet De
moeilijkheden zijn niet
zijn het slechts „schier".
Omtrent de welterij van regeeringswege
weten wij dus nog niets. Nog één dag en
uit de millioenennota zullen wij meer
weten. De troonrede is met opzet tot een
onbeduidend staatsstuk gemaakt
Beneden noodzakelijk peil
zoo klaagt ook de heer Vliegen. Hij gaat
alle alinea's na en concludeert telkens: nu
weten wij nog niets.
Het volk behoeft thans eendracht ter
ontplooiing van al zijn stoffelijke en
zedelijke krachten. Wat vereenigt. niet
wat verdeelt trede op den voorgrond.
Best, maar wét gaat de regeering ons
voorleggen? Daaromtrent bevat deze
troonrede niets, maar dan ook niets.
Had er nu werkelijk niets in dienen te
staan over de plannen-Welter, die maan
denlang 'hèt onderwerp in de publieke
opinie zijn geweest?
Merkwaardig is ook, dat er geen woord
gewijd is aan de moeilijkheden der ge
meenten, die toch ook van een aard zijn,
dat ze de vermelding wel waard waren
geweest.
En hiermee sluiten we ons overzicht
Gemengd Nieuws.
BRAND DOOR HEMELVUUR.
Te Weert ontstond door het inslaan van
den bliksem brand in de boerderij van den
landbouwer H. van der Putten aan het
Vlasven op 't gehucht Laar. De huisvrouw
bevond zich alleen met haar kind in huis
en spoedde zich naar de buren om hulp. In
haar zenuwachtigheid dacht ze niet aan
haar kind, dat zich zelf echtot in veilig
heid wist te brengen.
De buren stonden machteloos tegenover
het hevig woedende vuur en moesten zien,
dat 't huis met huisraad totaal uitbrandde
Een stalling, die bij de woning was ge
bouwd, bleef gespaard. Verzekering dekt de
schade.
INBRAAK IN EE'? KERK
Te Enschede is door verbreking van een
ruit ingebroken in de consistoriekamer van
de Gereformeerde kerk aan de Haaksber
gerstraat. Twee gevulde bussen mét collec
tegeld zijn meegenomen, terwijl een andere
bus ter plaatse geledigd wertL
WUEXSUAG 21 SEPTEMBER
R-: B.B.C.-orkes
39.00 Hulzen NCRV: Engelsch v. pevorderdei
20.00 Hulzen NCRV: ^Herdenking 60.Jarig be
9 SO Huizen NCRV. P.-
22 SEPTEMBER
en KRO: Morrenconcert
irsum AVRU: Ur«muroonmuzl
r s u m AVRO: Klein orkcit
n NCRV: Orsmofoonmuzlek
r a u m AVRO: GramoR onmuzl
en NCRV: Gramofoonmuziek
en KRO: Gramofoonmuzlek
sr sum AVRO: Piano-rccltal
i AVRO: K imer-orkest
Radio Nieuws.
10.45 Huize
11.00 Huize
11.30 H I 1 v e
12.01 H I 1 v®
12.15 Hu I ze
12.2b K a 1 u i
14.15 H 11 v e
14.30 Hilve
15.00 H t e
17 45 Huil
18.65 Lo n
19.00 H I 1
i r s u m AVRO: Kind
"Nvtórsis;
en NCRV: NCRV-org
e n R Militair orke.
i AVRO: Kova.
20.00 Hulzen NCRV. Kle'ia-orkeet
ÏV22 Hilversum AVRO: Kookprsetje
14.00 Hulzen NCRV: Cursus handwerken
15.00 Huizen NCRV: Vrouwenhalfuurtie
\l°fcW.V Hursus handenarbeid
18.46 H u i z en NCRV: Cursus kuipptn en sto
versieren
19.00 Hulzen NCRV: Declamatie door H Fee
a NCRV: Zlekenuur Da Tn. Kra-
Hulzen KRO: Politieberichten
il'.l Hu ,en NCRV: Politieberichten
19.45 Huizen NCRV: Persberichten
DOODELIJKE AUTO-AANRIJDING.
Op den straatweg Enschedé—Oldenzaal
reden s avonds twee aan elkaar gekop
pelde met hout beladen wagens op den
weg naar Overdinkel. Daar de vracht ach
ter dc wagens uitstak had men de voor
geschreven veiligheidsmaatregelen geno
men en twee mannen aan de zij laten loo-
pen. Een automobilist uit Enschedé wilde
den wagen passeeren, doch kwam daarbij
in aanraking met den linksloopenden man,
de 35-jarige Wildeboer uit Overdinkel, die
hij meesleurde. De auto kwam ook met den
rechts loopenden man in aanraking. Deze
laatste kwam met lichte wonden er af,
doch W. bleek inwendige kneuzingen te
hebben opgeloopen, waaraan hij in een
ziekenhuis te Enschedé is overleden.
De automobilist verklaarde, dat W. plot
seling naar links is uitgeweken.
De politie stelt een onderzoek in.
DE BRANDENDE JAS.
Vier personen uit Meppel reden met een
truc, waarop een luxe auto stond, in de
richting Almelo. Op den Almeloschenweg,
nabij den tweeden overweg, was een jas
van een der inzittenden van den truc ge
zakt. met het gevolg dat de jas in brand
raakte. Door den sdhrik vielen twee dei-
inzittenden van den truc en kwamen op
den weg terecht De 29-jarige Van der Laan
was er ernstig aan toe. Dr. van Douveren,
uit Raalte, die spoedig ter plaatse was,
constateerde een schedelfractuur. De ge
wonde werd naar het R. K. ziekenhuis te
Raalte vervoerd. Men vreest voor zijn le
ven. De andere persoon, G., eveneens uit
Meppel, had alleen eenige schaafwonden
aan het hoofd.
Toen dokter v. Douveren met zijn auto
huiswaarts keerde, raakte de auto door on
bekende oorzaak in brand en brandde go-
heel uit Door ijlings uit de auto te spiin-
gen, iwist hij oich te redden.
DE VAL VAN KONSTANTINOPEL
Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsch door ALMA
(130
Het was goed, broeders, dat gij zweegt;
want indien iemand gezegd had dat zijn
Kerk de Kerk was der Apostelen, hoe zou hij
zich losgemaakt hebben van het feit, dat hier
twee partijen zijn vertegenwoordigd, die er
ieder voor zich aanspraak op maken de eeni
ge ware Kerk te zijn? Of zoo hij beweren
mocht, dat beide partijen tot dezelfde Kerk
behooren en te zamen de eenige ware...
waarom dan geweigerd gebruik te maken
van de Heilige Eucharistie? Waartoe dan
eigenlijk verdeeldheid? Hebt gij nimmer dit
woord gehoord: Ieder koninkrijk dat tegen
zichzelf verdeeld is zal vergaan?
Mannen broeders, laat niemand van hier
gaan in de mèening, dat zijn Kerk, welke
ook, de Kerk der Apostelen is. Ziet hij uit
naar het gemeenschappelijk bezit, dat een
wet was voor de eerste broeders, zijn uitzien
zal te vergeefs zijn. Zoekt hij naar eensge
zindheid, hij vindt in plaats daarvan af
gunst, haat, beleediging, strijd. Neen, uw
Geloofsbelijdenis is van menschon, niet van
Christus; en het beeld van Christus daarin
is een misleiding en een valstrik.
Bij deze woorden werd de banier der Man-
ganesers plotseling omhoog geheven en voor
waarts gedragen, tot op e.cn paar pas af-
stands van hot hek. De Abt plaatste er zich
vóór en riep met luide stem: Hoogeerwaar
de, die man is een ketter! Ik beschuldig.-.
Hij kon niet voortgaan; de menigte sprong
Jammerend op. iDe prinses en de vrouwen
op de galerijen stonden eveneens op. De
prinses was doodsbleek en beefde zeer. Aan
mogelijk gevaar voor Sergius had zij niet
gedacht, toen zij hem het teeken tot sproken
gaf. De kalmte en berusting, waarmee hij
zijn beschuldiger aanzag, herinnerde haar
zijn Meester voor Pilatus. Zij ging weer zitten
en bad voor hem en voor de zaak die hij
bepleitte.
De Patriarch wuifde met de hand dat
men zou zwijgen en zeide: Broide-rs, het
kan zijn dat Sergius door den Geest gedron
gen werd tot spreken, zooals hij nok zelf
verklaard heeft. Laat ons geduld hobben pn
hem tot het einde hooren.
Daarop keerde hij zich tot Sergius en ver
zocht hem voort te gaan.
Mannen broeders, vervolgde deze, de
driehonderd Bisschoppen en Presbyters, van
wie gij uw Geloofsbelijdenissen hebt, namen
de Twee Artikelen uit 's Heeren Geloofs-
"belijdenis en zij voegden er andere bij. Wie
van u kan bij voorbeeld een woord van on
zen Heere aanwijzen, dat over zijn uitgaan
uit het wezen van God handelt! Of waar
heeft onze Heere het geloof in den persoon
dos Heiligen Geestes noodzakelijk gesteld
ter zaligheid? Ik ben do weg, zei onze
Heere. Neen, riepen de driehonderd, wij ';la
de weg, en wilt gij behouden worden, dan
moet gij evengoed in ons gelooven, als 'r.
God en Zijn Zoon.
Allen, zelfs de Abt, staarden den spieker
met zeker ontzag aan, en de plechtige stilte
werd nog dieper, toen zijn geheele wezer.
een verandering onderging- Hij boog het
hoofd een weinig voorover en zijn stem
deed een klagenden toon hooren.
De Geest die bekrachtigd heeft en mij
drong tot u te spreken, broeders, geeft mij
te kennen dat mijn taak zoo goed als ge
ëindigd is.
Hij greep een punt van de Panaria, zoo
dat allen opnieuw getroffen werdon door
zijr gelijkenis met hun ideaal van den ge-
zegenden Meester.
Het kwam mij voor dat ik tot snreken
gedrongen werd omdat gij de Werke-ijke
Tegenwoordigheid die zoo gane hglij'c in
ons midden verkeerde beleedigdet; want
waarlijk, wanneer het berouw ons heeft
aangegrepen, ligt het in onze natuur znrht-
nucdiger te luisteren naar hetg«n ons tot
ons wolzijn wordt gezegd. Daarom bid ik u
om uwszelfs wil mijn woorden Ie overden
ken. Indien onze Heere werkelijk een Ge-
h nfsbelijdenis achterliet, die alles bevat wat
wij noodig hebben tor zaligheid, kon Hij
dan iets anders bedoelen, dan dat zij in red
dende reinheid zou blijven voortbestaan tot
dat Hij wederkwam? En als dat zijn be
doeling was, en niet-geinspireerde mannen
niettemin andere Artikelen gevoegr' hebben
bij het eenvoudig geloof, dat Hij van o
vraagde, waardoor zij het zooveel te moei
lijker voor ons maakten tot Hem te gaan
naar de plaats, die Hij voor ons heeft be
reid... zijn zij dan niet overweldigers? En
moeten wij de Artikelen die zij opgesteld
hebben niet beschouwen als krijgslisten,
gevaarlijk voor onze zielen?
Voorts, de uitnemendheid der Geloofsbe
lijdenis van onzen Heere, waaraan zij altijd
gekend kan worden, wanneer er strijd over
is, haar hoogere wijsheid boven het werk
van menschen, bestaat hierin, dat zij ons
toestaat onderling te verschillen in zaken
die buiten het geloof liggen, zonder onze
betrekking tot den gezegenden Meester te
verzwakken, of ons aandeel in zijn geloften
in gevaar te brengen; zulke zaken zijn bij
voorbeeld als werken, die slechts getuigen
zijn van geloof en vormen van eeredienst;
en de bediening van de twee ordinanties der
Kerk; en God en zijn oorsprong, en of de
Hemel hier is of daar, of zoo of anders zou
zijn. Want waarlijk, onze Heere kende ons,
en wist dat het in onzen aard ligt ons met
nietigheden te vermoeien, en te peinzen over
dingen, die wij niet bestemd zijn te weten
gedurende ons leven op aarde, daar onze
geest rusteloos is en altijd voortloopt, zoo
als de wateren eener rivier op hun weg
naar zee.
Indien de Kerk der Apostelen vrede bracht
aan haar leden, zoodat niemand van hen
gebrek leed, zegt uw ondervinding u dan
niet, waarin uw Kerken, gebouwd op de Ge
loofsbelijdenis der driehonderd Bisschoppen,
afwijken? Begrijpt gij niet dat als gij reeds
meer dan één Kerk hebt, sommigen onder
u, de twistgierigen en eerzuchtigen, op hun
beurt nieuwe Geloofsbelijdenissen zullen op
stellen, zoodat ten laatste de aarde vol zal
worden van mededingende Kerken, in dier
voege dat Godsdienst 'n last zal worden voor
de armen, en een stopwoord voor dwazen, die
er vermaak in stellen te beweren dat er geen
God is? Hoeveel heter voor de tucht de i
loovlgen bijeen te houden en den heiligen
oorlog te strijden tegen de zonde en hne
sterkten, één Kerk krachtig in eendracht,
dan honderd Kerken onder verBCh'Ile- 'c be-.
namingen en tegen haarzelve verdeeld?
Schrijft hetgeen gij gezien hebt, en het
geen is, en hetgeen geschieden zaï na dezen,
lezen wij in de Openbaring van Johannes,
en aan het einde van zijn boek plaatst hij
deze woorden als waarschuwing: indien
Iemand tot deze dingen toedoet, God zal over
hem toedoen de plagen, die in dit boek
geschreven zijn. In kan niet zien, broe
ders, in welk opzicht die misdaad grooter
zou zijn dan de toevoeging van Artikelen
aan onzes Heeren Geloofsbelijdenis; evenmin
weet ik wie meer roden hebben om bevreesd
te zijn voor de aangekondigde plagen, dan
de priester of de prediker die uit hoogmoed,
of eerzucht, of vrees voor het verlies van
plaats of inkomen, moedwillig een terug
keer naar de Kerk der Apostelen en haar
eenheid zou verhinderen. Ik, die zeer goed
weet wat hot leven van een boeteling is, en
hoe uw geest zich bezig houdt in de een
zaamheid uwer cel, gaf u rijke stof tot over-
denking. Mannen broeders, vrede zij u
ellen!
De hermlet knielde voor den spreker neer
en kuste snikkend zijn hand, de overige
toehoorders zagen elkander vragend aan;-.,
niet lang echter, want het oogenblik. waarop
dc Abt wachtte, was gekomen. Hij trad
nader, en zei: Deze man, Hoogeerwaarde
behoert tot mijn Orde. In uw bijzijn heeft
hij de Geloofsbelijdenis belasterd, de rots
waarop de Vaderen onze heilige Kerk ge
grondvest hebben. Hij heeft zelfs beproefd
een Geloofsbelijdenis voor zichzelf te mnken
en waarde ze ons voor te leggen, zp u voor te
•eggen, Hoogeerwaarde, Ja zelfs Zijne Ma
historie onzer oude en beroemde Broeder
schap een zoodanig voorbeeld van ketterij
is geweest, eischen wij dezen afvallige op
ten onderzoek en ter terechtstelling. Lever
hem aan ons uit, opdat wij naar recht met
bom handelen.
Du lru,rch sloeg de handen samen en zag
naar boven, als vraagde hij God om raad.
Lijn iwijtel en aarzeling waren duidelijk
zichtbaar. Ontzetting beving de talrijko
«chare. Tiinscs Irene stond op van haar
plaats et trachtte de aandacht des Keizers
t«* trekken, u aar ook hij wachtte in span
ning wat do J-'-iriarch ucen zou.
Toen sprak fergius: Wees niet bekom
merd. Hoogeerwaarde. Lever mij aan mijn
Orde uit- Het ik verkeerd gedaan, dan ver-
dieu ik te sterven; maar indien ik gesproken
heb wat de Geest mij ingaf, dan is God
maf Mig om mij te redden. Ik ben niet be
vreesd voor het onderzoek.
De Patriarch zag hem aan... tranen ver
duisterden z(jn oogen... nog aarzelde hij.
Ik wil niet dot uw geweten verontrust
wordt om mijnentwil. Hoogeerwaarde, daar
om verzoek ik u niet meer dat gij mij uit-
levert aan mijn Broederschap. Ik ga Mij-
willig met hen mee.
Tot den Abt zei hij: Zeg niets meer. b« t
ik u- Zie, ik ben bereid om te doen wat gij
verlangt
Eischt Blue Band - dan weet
U voor 100 °/o wat U eet
Versch gekarnd met 25%
allerfijnste Roomboter
onder Rijkscontrole.