Calvinistische Studenten /OENSDAG 7 SEPTEMBER 1932 192- TWEEDE BLAD PAG. 5 Congres fe Lunteren >rof. Dooyeweerd spreekt over De Zin der Historie is bijna traditie geworden, dat de ste week van September de Calvinisti- e studenten in congres bijeenkomen in bekende conferentie-oord van den Z.S.R. Lunteren. a den loop van den middag kwamen ze ïr van wijd en zijd, begunstigd door rlijk weder, dat een goede week in Lun- In doet verwachten. Trouwens, bet pro- mma doet niet minder de verwachtingen g gespannen zijn. ,een wonder, dat de deelname dit jaar tengewoon groot is. Ongeveer 190 deel- aers lieten zich inschrijven, een getal, himmer bereikt is. 'a de reünie en den verkwikkenden maal opent om 7 uur de congres-voorzitter, heer C. J. Woudstra, het congres en pt een woord van welkom toe aan spre- s, afgevaardigden, gasten en overige deel- lers, en wijdt eenige gevoelvolle woorden de nagedachtenis van den overleden Th. Heemskerk, die zich nog bereid I verklaard op dit congres te spreken, e laatste woorden werden door de aan- ;igen staande aangehoord, èrvolgens spreekt devoorzitter zijn ope gswoord' uit, dat zich concentreert om yraag: Synthese of Antithese? e kosmosgedachte, de overtuiging, dat jen eeuwige, onveranderlijke wereldorde vraagt naar een wijsbegeerte, om die eldorde te doorzien. Elke wijsbegeerte t uit van, en is terug te voeren op een sidee, een grondgedachte, die de richting het denken bepaalt. Om tot een har- ïisch wereldbeeld, een gesloten wereld- chouwing te komen, is eenheid van ken, consequente doorvoering der wets- noodzakelijk. e antithetische denkhouding, die er naar teft haar grondgedachten tot in alle erdeelen harer wereldbeschouwing door /oeren, is daarom te verkiezen boven de thetische denkhouding, die tot harmonie jht te komen door verbinding van onder- I tegenstrijdige gedachten, iettemin speelt de synthese-gedachte een bte' rol. Allereerst in de praktijk van het jn, waar een compromis soms noodzake kan zijn, maar nimmer bevredigend is. onderwijs-pacificatie, de oplossing van schoolstrijd door een synthese tusschen e antithetisch tegenover elkaar staande adgedachten, is hiervan een duidelijk rbeeld. Maar ook in 't theoretisch denken •dt naar synthese gestreeft, bijv. tusschen Istelijk geloof en humanistische met ae Kantiaansche of "Hegeliaansohe wijs- eerte. Deze synthese-pogingen zijn èn r het Christelijke, èn voor het humanis me denlken ten ©enenmale onaanvaard- r. Want hier staat het geloof in die souvereiniteit Gods tegenover het geloof in de souvereiniteit der menschelijke rede, het Christelijk transcendentie-standpunt tegen over 't humanistisch irr. ïanentie-standpunt Hier ligt een onoverbrugbare kloof, de wortel der antithese. De geschiedenis leert, dat 't Christendom, vanaf zijn eerste wijsgeerig optreden, allerlei lieidlensche denkbeelden onveranderd over neemt. In geringe mate vindt men dit bij Augustinus, die bij Plato, in sterke mate bij Thomas van Aquino, die bij Aristosteles aansluiting zoekt. Kort na Thomas komen de christelijke en de heidensche grondge dachte in het Thomisme weer antithetisch tegenover elkaar te staan in Reformatie en Humanisme. Calvijn schakelt de heidensche philosophie als grondslag voor 't christelijk denken uit en bouwt een christelijke levens- en wereldbeschouwing op uit een christelijke wetsidee. Wil het Calvinisme ook in de toekomst in staat zijn, een eigen licht te laten vallen op de groote cultuur-vraagstukken, dan zal het den weg van de antithese moeten blijven volgen. Hierna houdt Prof. Dr. T. Hoekstra, van Kampen, een avondtoespraak over het onderwerp: Onze religieuse ervaring. Spr. wijst op twee stroomingen, welke in de wereld gezien worden, een materialis tische en een religieuse strooming, waarvan de eerste zich van vele geesten meester heft gemaakt. Op religieus gebied wil men roering, innerlijke genieting, streeling van het gemoed. Men zoekt een God, Die Zich in het diepst van 't menschelijlc hart verbergt. Tegenover het eenzijdig objectieve of sub jectieve stelt spr., dat het objectieve sub jectief moet worden aanvaard. Spr. gaat na den verschillenden stand van het geestelijk leven in de laatste eeuwen en tracht ook begin van de twintigste eeuw te bepalen. Gelukkig wordt in den laatsten tijd weer nadruk gelegd op de beleving van de be lijdenis. Spr. omschrijft de religieuse ervaring als ervaring, die de christen onder de leiding des H. Geestes opdoet. De bevinding raakt heel onze menschelijke psyche. Alle ervaringen in het leven staan onder religieus aspect. Spr. geeft enkele voorbeel den van de groote waarde, die de religieuse ervaring in het leven van den christen heeft. De bevinding zet een stempel op het geloof en omgekeerd, er is geen echte religieuse ervaring zonder geloof. Voorts ontwikkelt zich de religieuse erva ring aan de hand der openbaring, de H. Schrift De bevinding heeft niet alleen haar voedingsbodem, maar ook haar maatstaf in de H. Schrift. Er is in de religieuse ervaring typeering in sekse, karakter, enz. Er is in het geeste lijk leven een eindelooze variatie, waarin de grootheid Gods moet bewonderd worden. Spr. besluit met de vermaning, dat ook in ons leven de heilige trilogie van ellende, verlossing en dankbaarheid tot realiseering moet komen. Na dit diep-ernstig woord zingen wij Ps. 253 en dankt Prof Hoekstra met ons. De qerste dag is ten einde. De inzet van het congres was weer best TWEEDE DAG. Reeds zijn vele gasten in het conferentie oord gearriveerd, die een onmisbaar deel vormen van de congressisten en de aantrek kelijkheid van het congres vergrooten. Be halve de sprekers merken we o.a. op de pro fessoren Ridderbos, Van Gelderen en Ger- brandy met mevr. Gerbrandy-Sikkel. de hee- ren J. Schouten van Rotterdam en Mr. H. Bijleveld met mevr. Bijleveld-Dake van Am sterdam, Dr. G. B. Wurth van Rotterdam, Ds. B. W. Ganzevoort van Gent, Ds. H. A. Wiersinga /an Vlissingen, Drs. L. Horvath van 's-Gravenhage en Pastor O. Weber van W u ppertal-Elberf el d. Als afgevaardigden zijn aanwezig: Dr. B. A. Knoppers, namens den Ned. Bond van J. V. op G. G. en mej. J. C. Rutgers en de heer J. I. Doorninck namens de N. C. S. V. De tweede dag werd geopend met bijbel lezing en gebed door den heer S. Schou ten van Leiden. Besloten werd, gezien het gunstige weder, om in de hei te vergaderen, waar allen zioh schaarden om Prof. Dr. TL Dooye weerd van Amsterdam, die een uitvoerig referaat hield over: „De zin der historie". De vraag inzake den normatieven zin van de leiding Gods in de historie is voor de Christelijke geschiedbeschouwing van essen tieel evenwicht. En niet slechts voor de geschiedbeschouwing alleen, maar voor de geheele levens- en wereldbeschouwing. Want het inzicht in de zinstructuur der historie is conditio sine qua non voor een juiste opvatting van de structuur van al die zijden der tijdelijke werkelijkheid, die naar de goddelijke scheppingsorde op het substraat van den historischen wetskring rusten. Van dit inzicht is afhankelijk onze kijk op de verhouding van constante en wisselendp beginselen in alle normatieve wetskringen, onize kijk ook met name op de verhouding van goddelijk beginsel en mensohelijke vor- mings- of positiveeringsarbeid. Want geen enkele norm voor onze tijdelijke geestes activiteit is ons door God anders dan in beginselvorm gegeven. En het zijn immers competente menschel ij ke orga nen in maatschaps- of gemeenschapsfunctie, die geroepen zijn. om zulke beginselen tot concrete voor mdivldueele toepassing geschikte normen te positiveeren. Onze moderne Christelijke historiebeschou wing is met name in 't staatkundig denken sterk beïnvloed door de geschiedopvatting der Historische school in Duitschland, die via Stahl in onze anti-revolutionaire staats leer is geïntroduceerd. Deze invloed moet als noodlottig worden beschouwd. De Christelijke historiebeschou wing werd immers daardoor geinfecbeerd met de irrationalistische romantische wijs begeerte, die via Schelling haar beslag kreeg op Stahl en door Stahl weer op Groen. Zoo kwam de gedachte op, dat de histo rische ontwikkeling als des te heiliger moet worden beschouwd, naarmate ze, als in een onbewust groeiproces, buiten 's menschen toedoen zich voltrokken heeft en werd „Gods leiding in de geschiedenis" schier vereen zelvigd met „Gods verborgen raad". Dit romantisch irrationalisme is van humanis- tischen huize. Het komt met de Calvinis tische levens- en wereldbeschouwing, dde de geheele linie ernst wil maken met onverzoenlijke tegenstelling tusschen Christelijke openbaring en afgodische ver absoluteering van het tijdelijke, in heftig innerlijk conflict. Rationalisme en irratio nalisme zijn slechts twee uitersten binnen hetzelfde grondraam van de humanistische levens- en wereldbeschouwing, die haar uit gangspunt in de immanente, tijdelijke rede functies zoekt Het rationalisme poogt de individueele subjectszijde der tijdelijke wer kelijkheid te herleiden tot haar wetszijde en maakt zich du& schuldig aan wets-v< absoluteering. Het irrationalisme tracht om gekeerd de wet tot een onzelfstandige functie van de individueele subjectszijde der tijdelijke werkelijkheid te herleiden en hypostaseert dus de individueele subjecti viteit ten koste van de wet, waaraar door God is onderworpen. Waar het uitgangspunt der wijsbegeerte niet in de Christelijke religie, maar imma nent in de tijdelijke rede-functies wordt gezocht, volgt noodwendig een loochening van de door God in de tijdelijke werkelijk heid gestelde kosmische orde en beproeft de verabsoluteerde rede zelf orde te schep pen in den chaos. Het wijsgeerig denken verabsoluteert dan beurtelings deze of gene zin-zijde der tijde lijke werkelijkheid en beproeft alle overige daartoe te herleiden. Zoo ontstond ook het irrationalistisch historisme, dat in de subjectieve historische zin-zijde der werkelijkheid de ware en volle werkelijk heid zocht En zoo ontstond ook de verkeerde opvat ting van „Gods leiding in de geschiedenis", als zou deze zich bij voorkeur openbaren in een irrationeel, buiten Gods geopenbaar- den wil omgaand, ontwikkelingsproces. dat als zoodanig buiten 's menschen toedoen over ons komt Deze gedachte verlamt het levensbeginsel der Christelijke historieopvat ting, die ons in de geschiedontwikkeling een eminent belangrijke taak voor oogen houdt, die wij in Gods kracht hebben te volbrengen. Als de norm voor de historie-ontwikkeling identiek wordt met Gods verborgen raad, die geheel buiten ons toedoen zich voltrekt, welke stimulans hebben wij dan nog in den strijd op het dramatisch kampveld van de historie, waarin het wapenschild van Chris tus' koningschap, als het symbool van de zin-volheid Zijner macht in de historie-ont wikkeling, boven de gelederen moet worden agen? Deze geheele romantische be schouwing is tegen-schriftuurlijk en moet daarom uit onze Calvinistische historie-be schouwing met wortel en tak worden uitge roeid. Het Calvinisme moet uit zijn Christelijke wetsidee. die de Goddelijke SchriftoDen- baring tot richtsnoer heeft, ziin eenig moge lijk standpunt tegenover de historie bepalen. En dan is de eerste waarheid, die in de heerschende geschied-philosophie doorloo pend moest worden ontkend, deze, dat de historie een wetskring is met eigen onherleidbare zinstructuur en met eigen wets- en subjectszijde. Een wets kring, die zijn zin slechts heeft in den vollen tijdelijken samenhang der wetskringen en die evenals alle apdere kringen zijn tijde lijken zin slechts put uit den boven-tijde- lijken religieuzen wortel van het mensohen- geslacht ,die in Adam van zijn Schepper afviel, maar in Christus weer op God gericht zerd. En ook in de onherleidbare zin-structuur an den historischen wetskring weerspiegelt zich de tijdelijke samenhang met alle andere zin-zijden der tijdelijke werkelijkheid. In die zin-structuur is een z i n-k e r n aan te wijzen die de souvereiniteit in eigen kring der historie als wetskring waarborgt En voorts vinden wij bij zin-ontleding daarin analogi sche en anticipeerende zin-momenten, waar van de eerste terugwijzen naar den zin van alle latere kringen. De onherleidbare zin kern der historie is de beschaving, die in samenhang met alle vroegere kringen in voortdurende beweging en ontwikkeling is. Het eerste terugwijzend, analogisch zin moment, dat wij bij verdere analyse van den zin der geschiedenis vinden, is de logische analogie, die toont, dat de historie noodwendig den kring van het logisch denken tot substraat heeft Daar mede is tevens aan den historischen wets kring het normatief karakter verzekerd, zoowel naar de wets- als naar de subjects zijde. De wetten, die de historische ontwik keling beheerschen, zijn geen natuur wetten, doch normen, die door God slechts als individueele beginselen der beschavingsontwikkeling gesteld zijn. Maar dan moeten die beginselen ook noodzakelijk door bewusten menschelijken wil worden gevormd en gepositiveerd tot con crete historische normen, die ons naar onze historische subjectszijde binden. Dat wij hier inderdaad met normen hebben te doen blijkt hieruit, dat de mensch subjectief de wetten der historie-ontwikkeling kan schen den. overtreden. Wij noemen zulk een overtreding reactie in afkeurenden zin. Zoo zeggen wij, dat de contra-revolutionaire richting in de staatkunde reactionair was, inzooverre zij met miskenning van Gods leiding in de geschiedenis, die als ge- openbaarden Wil slechts uit concrete histo rische ontwikkelingsnormen valt te onder kennen, ons staatsbestel wilde terugschroe ven tot de historische structuur van het „ancien régime". De „reactie" draagt, als anti-normatieve gedraging een onherleid- baren historischen zin. Want ze is nimmer te herleiden t'ot schending van sociale omgangsnormen, rechtsnormen, zede normen, geloofsnormen enz. De reactionair kan met de beste zedelijke intenties en vol maakt binnen de perken van het positieve recht, zijn anti-normatieve historische werk zaamheid ontplooien. De historische beginselen moeten worden gevormd door menschelijke wilsactiviteit. Maar niet willekeurige individuen „maken" of- zeggen wij beter „vormen" historie. Dit kan slechts geschieden door hen., die daar toe de historische macht bezitten. Daarmede raken wij een nieuwe analogie in den zin der historie, die naar den zin der natuur-zijden der werkelijkheid terugwijst. Maar de historische macht als beschavings factor i s geen natuur kracht, maar normatieve roepangsmacht in de menschelijke beschavingsontwikkeling voor welks ontplooiing God reeds bij de Schep ping Zijn ordinantie stelde: (Gen. 1 vers 26). De machtsverwerving over de natuur, om de natuurfuncties in doorgeestelij king en zin-verdieping te richten op de boven-tijde lijke religieuze zin-volheid der Schepping, de eere van Gods naam, was het primaire goddelijk beginsel voor de historie-ontwik keling. Maar de verwerving der historische roe- pingsmacht heeft voor den Christen na den zondeval der menschheid een nog veel uni- verseeler zin en beteekenis gekregen. Want de historische wetskring is als substraat 't knooppunt van heel de dynamiek, van alle zin-verdieping in de na-historische wets kringen. Christus is de historische Machthebber bij uitnemendheid, wijl Hem, als Hoofd van het herboren menschengeslacht, toekomt alle macht op aarde. De doorwerking der Christelijke beginse len in wetenschap, sociaal verkeer, econo misch leven, kunst, recht, moraal en geloof hangt naar Gods wereldorde zelf aan de verwerving der historische roepingsmacht door het Christendom. Daarom denke men niet klein over do macht in de beschavings-ontwikkelingl Zoo staat de Calvinistische historiebe schouwing ex origine anti-thetisch tegen over alle romantische quietisme. Want het Calvinisme is naar zijn zin het „Christen dom van de daad", het „Christendom van groote keur" ook in den strijd tusschen Civitas Dei en Civitas Terrena op het, hart en zinnen vaak verbijsterend, kampveld der historie! Ook daar waar de civitas terrena tijdlelijlc zich van de roepingsmacht en de vorming der historie meester maakt, kan zij toch slechts historie vormen, in positiveering van historische beginselen, door God in den zin der geschiedenis gelegd. Maar dit vor mingsproces en het daarop rustend geeste lijk ontsluitfngsproces in de overige norma tieve zijden der tijdelijke werkelijkheid ont beert dan de richting op de boven-tijdelijka religieuze zin-volheid. Zoo heeft in den Aufklarungtijd 't huma nisme zijn historische roepingsmacht laten leiden, niet door het Christelijk geloof, maan door het apostatisch 'geloof in de souverei niteit van het natuurwetenschappelijk den ken. Het vormde historie uit het godde lijk beginsel, dat de mensch de natuur heeft te onderwerpen, op de basis van het ver diepte natuurwetenschappelijk denken. Maar het trok tegelijk door zijn rede-vergoding het proces der tijdelijke zin-ontsluiting af van God, waardoor moraal- en geloofsleven, economie en kunst verdorden onder de in werking van het rationalistisch naturalisme* Het Calvinisme versta zijn roeping in de moderne cultuur. Gelijk het eenmaal in Gods kracht zijn onuitwischbaar stempel od de Westersche beschaving heeft gedrukt, zoo heeft het opnieuw een leidende rol in de historische ontwikkeling te veroveren. En het zal dat zeker, ondanks zijn momen teel betrekkelijk geringen invloed, wanneer het opnieuw, gelijk eertijds, de liefde tot uit breiding van Gods Koninkrijk en de man nelijke stalende levenskracht van 't bergen! verzettend geloof als een vuur zal doen uit slaan over een wereld, die door de doode- lijke nacht van het moderne ongeloof is overschaduwd. Want Christus heeft niet tevergeefs ge zegd: „Mij is gegeven alle macht in Hemeï en op aarde" en niet tevergeefs: „Vreest niet. Ik heb de wereld overwonnenl"- Discnssie, Op dit referaat volgde een breede discus sie, welke des middags werd voortgezet* Prof. van Gelderen toonde op etymo logische gronden aan, dat het beter was hier van .geschiedenis" en niet van „histo rie" te spreken, waarmede de referent zich kon vereenigen. Ds. Wiersinga stelde een belangrijke vraag over de beteekenis van de zonde in de geschiedenis, welke vraag breedvoerig door referent beantwoord werd. In deze bespreking werden ook de politici, de heeren Bijleveld en Schouten, uit hun tent gelokt. Dr. Wurth vroeg in lichtingen over het standpunt van referent ten opzichte van het compromis in verband met de ethiek. Ten slotte stelde Prof. Ger- brand v een aantal vragen, wat aanlei ding gaf tot een colloquium tusschen Prof, Dooyeweerd en Pr of. Gerbrandy, Dit belangwekkend referaat nam een groot deel van den dag in beslag. De avond bracht ons weer samen om te luisteren naar een toespraak van D r. G. P. Itterson van 's-Gravenhage over het on derwerp: „Gereformeerde vroomheid". Hiervan hopen wij morgen verslag tq geven. De per van de Duitsche Rijksmarine liggen broederlijk naast elkaar op het schepenkerkhof in de haven van Kielte wachten totdat zij afgebroken en als oud ijzer verkocht zullen worden. eis je euiDet tol ie gebeurenwanneer ie korenschoven op ie wagen wilt laden en ie ontdekt, dat er twee sctioone Maaen - - _.v.slaapsters achter. Mggen, Het hotel te Strcsa, waar de conferentie wordt gehouden die zich met het economisch en financieel herstel van, Midden- en Zuid-Oost-Europa zal bezig houden Met geknoopte staarten en marien staan de stevige paarden in lange rijen. Deze Fokpaardendag werd georganiseerd door de Vereeniging tot Bevordering der Paardenfokkerij in Breda. CermakChicago's burgemeester die in Londen is, vraagt den weg 'n Engelsche bulldog die 57 maal een eerste prijs heeft behaald.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 5