VROUWEN
Ons eigen honk
Moderne tafelbedekking
Het heelemaal witte tafellinnen is te
genwoordig minder in tel dan in vroe
ger jaren wel het geval was. Onze
disch, om dit plechtige woord maar
eens to bezigen, zien we graag wat
fleurig en kleurig toegericht niet
meer met het hagellilanke damast en
het statige kristal. Dit «al trouwens,
(natuurlijk behoudens de uitzondering
der messenleggers), in de meeste gezin
nen ook maar weinig gebruikt wor
den ,want maaltijden, waarbij wijnen
worden geserveerd komen vrij spora
disch voor.
Wel zijn er dames,
die gaarne dekken
met een geborduurde
tafellooper, bijvoor
beeld van crème
kleurig linnen, met
een rand in blauwen
toon gehouden, de
mand in houtkleur,
de bloemen rood en
rose, de blaadjes
groen en zwart, zoo
als wij er hier op de
teekening een ge
ven Wie van kruis
steek houdt, vindt
hiermede een vlot en
leuk werk.
Indien een tafel
laken bestemd is
voor zes personen,
moet het een lengte
hebben van 2.05 M.,
bij een breedte van 2
Meter. Voor acht
personen is het 2.55
bij 2 Meter, voor tien
personen 8.05 bij 2
Meter. Alleen de
lengte varieert dus,
naar gelang van het
aantal couverts.
Een bonte kruissteek
maakt de tafel vriendelijk en vroolijk.
Echter moet men er aan denken voor
al met wasch- en kleurecht garen of
katoen te borduren, daar men anders
later, als het voor het eerst uit de
wasch komt, voor heel onaangename
verrassingen kan komen te staan.
Er is zulk een veelheid van kleuren in
borduurgaren verkrijgbaar, dat we
daaruit vrij gemakkelijk een keuze zul
len kunnen doen .De combinaties
zwart-groen of rood-blauw zijn zeer
smaakvol te noemen, neemt men ech
ter meerdere, fraai harmonieerende
kleuren, dan zal men een geheel ver
krijgen, dat bijzonder frisch en lente
achtig feestelijk aandoetl
Het Boek
voor de Vrouw
„Eenvoudige Recepten"
Van Nijgh en van Ditmar te Rotterdam
ontvingen wij „Eenvoudige Recepten",
door Martine Wittop Koning, Leerares
in Koken en Voedingsleer. De schrijf
ster heeft op dit terrein een gevestigde
naam, weinig huisvrouwen zullen nooit
met haar geschriften hebben kennis
gemaakt, maar dat van haar „kook
boek", dat in 1901 voor het eerst ver-
scheen, thans de 54sto druk ons bereik
te, is dunkt ons, toch wel een zeer sterk
staaltje van populariteit Laten wij er
dadelijk aan toevoegen, populariteit in
den allerbcsten zin!'Want dit is een
„kookboek", dat er in alle opzichten
wexen mag, duidelijk, overzichtelijk,
stelselmatig opgezet en uitgewerkt, en
toch geheel vrij gebleven van verve
lend getheoretiseer. Zij heeft haar om
vangrijke stof in een zestiental hoofd
stukken ondergebracht, waaraan in
don regel eerst enkele algemecnc regels
vooraf gaan, en behandelt vervolgens
do bijzonderheden. Wat ons in haar
werk aantrekt is vooral, dat de schrijf
ster hier inderdaad geeft hetgeen de
titel belooft: eenvoudige recepten. Daar
door is «Ij een goede gids voor de
buisvrouw, die haar maaltijden wil va-
riecrcn, zonder in een doolhof van
moeilijkheden te verzeilen, of haar bud
get te overschrijden.
„Eenvoudige Recepten" is 'ets voor
onze lezeressen, voor pas gehuwde
jonge vrouwtjes, maar ook voor haar,
die in de keuken reeds zeer veel er
varing opdeden. Wij bevelen het
gaarne en «onder reservo aan!
Handwerken
Een naaimandje
Als we bij een of andere gelegenheid
met een met versche bloemen opge
maakt mandje worden vereerd, dan
komt na enkele dagen het oogenblik,
dat de bloemen gaan verwelken, en
dan weten we eigenlijk niet goed meer,
wat we dan met zoo'n mandje, dat
toch eigenlijk ook veel te mooi is om
zoo maar weg te gooien, moeten be
ginnen. Gewoonlijk eindigt het er mee,
dat het op den rommelzolder terecht
komt Wat wel jammer is, want we
kunnen er een aardig naaimandje uit
fabriceeren.
Eerst wordt het van *t gewoonlijk
overdadig groote hengsel ontdaan, en
met lakvernis in de bestaande kleur
bijgewerkt Nog beter is het, om aan
het mandje een geheel nieuwe kleur
te geven, die een beetje harmonieert
met het meubilair.
Als do verf of vernis goed droog is,
gaan we het mandje voeren met ge
bloemde satinet, en we brengen langs
den rand een strook aan, waardoor
het mandje kan worden dichtgehaald.
Ook het koordje houden we weer in de
kleur van het satinet
Nu nog een kleurig speldenkussentje
van een overgeschoten lapje van den
binnen-rand, een dito naaldenboekje,
en ons naaimandje is gereed.
Het geeft altijd een prettige voldoe
ning, zoo'n karweitje op te knappen,
omdat we aan iets aardigs, maar dat
niet meer te gebruiken was, een nut
tige bestemming hebben kunnen ge
ven.
Normalisatie van
Textielgoederen
voor de Huishouding
Eoor de Hoofdcommissie voor de Nor
malisatie in Nederland is op initiatief
van de Nederlandsche Vereeniging van
Huisvrouwen ingesteld een commissie
voor de normalisatie van textielgoede
ren vooi de huishouding. Zij beoogt
vermindering te brengen in de bestaan
de groote verscheidenheid van de in
de huishouding meest gebruikte soor
ten van doeken, door het normaliseercn
van afmetingen en kwaliteit daarvan.
Onlangs werd deze commissie geïn
stalleerd door den voorzitter van do
Raad van Bestuur der Hoofdcommissie,
Dr A. C. van Rossom; in de hierna ge
houden vergadering werd besloten in
behandeling te nemen de normalisatie
vap afmetingen en kwaliteit van hand
doeken, stofdoeken, glazendoeken,
werkdoeken, dweilen, lakens en sloo-
pen. Voor aan de weefsels te stellen
technische eischen werd een subcom
missie ingesteld onder leiding van Ir
A. ten Bruggencate.
Het secretariaat wordt vervuld door
het Centraal Normalisatie Bureau, Den
Haag.
Voor
stille oogenblikken
Wal anderen dachten
Een huis wordt gebouwd, maar een
thuis moet gevormd worden.
Wij kunnen de vriendelijkheid van
een ander niet waardeeren, wanneer
wij denken aan al het goed, dat wy
hem hebben
Koba's beurt 't Kind was eigenlijk to
net voor deze volksschool. Ik zag het
al: bedeesd verlegen stond ze naar be
neden te kijken. Ik begreep dat ze wat
zeggen wou.
„Zeg het maar, Koba", moedigde ik
aan. De kleine, moed vattend: „Ik heb
waterpokken gehad. En nu zit er on
der mijn haar nog een waterpok. Als
zuster maar niet denkt, dat het vuil is".
„Ja, ik zie de pok", zegt de zuster.
„Zeg maar tegen moeder, dat je een
mooi, schoon, goed onderhouden polka
kopje hebt, hoor". Verlicht ging Koba
naar haar plaats.
Zoo kwamen alle kinderen onder zus
ters handen. Deze deelde terwijl raad
gevingen en bevelen uit: kammen, was-
s oh en. knippen, reinigen.
Ziezoo, mijn leerlingen waren klaar,
en rustig zaten ze -weer sommetjes te
maken.
's Middags kwam Jopie met een bood
schap van moeder.
„Juffrouw, moeder heeft mij dadelijk
gekamd. Ik moest U dat vertellen.
Weet U, hoeveel beessies er van mijn
kop kwamen?", vroeg Jopie noncha
lant en ruw.
„Zes"', zei ik.
„Zes?", riep Jopie verwonderd. „Mis
hoor, twintig. Vier heele groote en
de andere waren klein. En nu ben ik
zóó schoon, dat moeder zei: „Nu kun
nen de zuster en de juffrouw wel soep
van je kop eten".
En na dit betoog zweeg Joop. 's Avonds
bij mijn diner was ik blij soep van
mijn bord te eten en niet van Jopics
hoofd, dat mij ondanks het reinigings
proces niet smakelijk zou lijken.
Uit den tijd
der sleepjaponnen
Een politie-probleem!
In den „goeden ouden" tijd, toen er
nog sleepjaponnen werden gedragen,
richtte de hoofd-commissaris der
Wecnsche politie een circulaire aan
zijn inspecteurs, die den volgenden in
houd had:
„De vraag is ons gedaan, of het dra
gen van dames-sleepjaponnen op den
openbaren weg niet door de overheid
kan worden verboden. De Oosterrijk-
scho Gezondheidscommissie heeft ver
klaard, dat een verbod betreffende het
dragen van sleepjaponnen op de straat
bepaald aanbevelenswaardig zou zijn,
daar door het naslepen van lange klee
deren het stof omhoog wordt gewerkt,
hetgeen zeer nadeelig is voor de
ademhalingsorganen. De uitvoering
van het verbod schijnt echter, even
als bij alle andere mode-aangelegen
heden, uiterst moeielijk te zijn. Naar
aanleiding hiervan worden de inspec
teurs opgeroepen, mede te deelen, in
hoeverre do noodzakelijkheid en de
uitvoerbaarheid van zulk een verbod
kan worden aangetoond".
Het spijt ons ,dat wij niet kunnen
medcdecleh, hoe dit overheids-onder-
zoek is afgeloopcn. Het had namelijk
plaats in 1891, dus al zeer geruimen
tijd geleden. Maar zou het gewaagd
zijn, te veronderstellen ,dat ook hier
de .sterke arm" het heeft afgelegd te
gen de bekoorlijke grillen van Ma
dame Mode?
Hoe de lucifer ontstond!
Omstreeks het Jaar 1830 had in Wur-
tenberg een zekere Johann Kammeron
de overheid belecdigd, en toefde des
wege in do gevangenis, alwaar hij zich,
om den tijd te dooden, bezig hield met
hot nemen van natuurkundige proe
ven. Bij een van deze proeven raakte
een houtsplinter, die met phosphor was
bestreken, door wrijving in brand.
Johann Klimmeren nam het besluit om,
zoodra hij zijn vrijheid had herwon
nen, zijn uitvinding op groote schaal
te gaan toepassen. Maar de Regeering
legde aan dit plan allerlei hinderpalen
in den weg, en toen Kümmcren einde
lijk vergunning kreeg om een fabriek
te bouwen, was de uitvinding over de
gansche wereld bekend, en Zweden
werd het vaderland van de lucifers.
4
■iff L IVOOR
VRIJDAG 2 SEPTEMBER 1932
Bijblad van de
Nieuwe Leidsche Courant
Verschijnt des Vrijdags
Bureau Breestraat 123 Leiden
Tel. 2710 Postbox 20 Postgiro 58936
B.Conrads&Co.
Rotterdam
Groote Markt 8
Filiaal
's-Gravendijkwal 130
Dames
Handwerken
Zijn kinderen lastig?
Probeer zetebegri jpen!
We klagen er allemaal wel eens over,
hetzij dat we zelf kinderen hebben, of
op die van anderen moeten passen, dat
het jonge goed zoo lastig kan wezen,
dat zo zoo vermoeiend zijn, en zoo ho
peloos kunnen zeuren. Maar komt dat
niet heel dikwijls daardoor, dat wij ze
onbewust, en dus heelemaal te goeder
trouw, als kleine volwassenen bekij
ken? Als we eens wit meer probeer
den, onze kinderen te begrijpen, zou er
dan niet veel minder reden tot klagen,
en ook tot straffen zijn?
De lastigheid, die ons zoo handen vol
werk kan geven, blijkt vaak niet an
ders dan de behoefte van bet kind om
zijn levenslust te uiten, en daar het
heel dikwijls voor deze behoefte nog
niet een uitweg kan vinden, die ons
niet hinderlijk of onaangenaam is,
ontstaat het conflict Zoo wij er ons
eens rekenschap van geven, hoe talloos
veel volwassenen nog niet zoover ge
komen zijn, dat zij hun vriien tijd wer
kelijk prettig en nuttig weten te be
steden, maar spoedig ten prooi zijn
aan verveling, zullen we er ons min
der over verbazen, en nog veel minder
ons er over ergeren, dat het kind vaak
zoo moeilijk en weerspannig is in zijn
zoeken naar bezigheid en vermaak.
Dezer dagen kreeg ik weer eens een
prachtig voorbeeld ervan onder do
oogen, hoe weinig nadenkend en be
grijpend ouderen kunnen zijn ton op
zichte van kinderen. Ik zat in den
trein, tegenover een vader met een
meisje van een jaar of vijf. De vader
las een dagblad en verdiepte zich ge
durende twee-derde van de reis in het
beursnieuws. Het kind kreeg een ba
naan. Deze man was blijkbaar nog
niet tot het Inzicht gerijpt, dat zoo er
al een uur of twee mee heengaan om
het beursnieuws goed onder de knie
te krijgen, het eten van een banaan
veel minder dan twee uur vordert. Het
resultaat was natuurlijk dat het
kleine meisje, zoo om de vijf minuten,
de vermaning kreeg om stil te zitten en
te gaan slapen. Stil zitten deed ze niet
en slapen nog veel minder. Om zelf
«wat rust te-krijgen stelde ik haar voor
de telegraafpalen te tellen tusschen
de stations. Dat deed ze, vol trots, en
ze was er wel een half uur mee bezig.
Het drong tot dezen vader niet door
dat de goede manier om rust te krijgen
er in bestond niet «ichzelf, maar liet
kind wat bezigheid te verschaffen.
Waar het op aan komt is, dat kin
deren in hun waarde worden erkend.
Men moet wat aandacht aan zo beste
den. Niet dat soort aandacht, dat ze
geen oogenblik alleen laat, maar de
aandacht, die ze in hun waarde er
kent. Kinderen moeten voelen dat ze
echt deel uitmaken van het gezin, dat
ze niet maar bijloopertjes zijn. Zij moe
ten zicli ook bewust zijn van het go-
zag hunner ouders, en dit gezag zullen
zij op prijs stellen, als het maar met
begrip en liefde wordt uitgeoefend. Na
tuurlijk zullen ze ook wel eens tegen
dit gezag in opstand kennen, en dat
kan heelemaal geen kwaad, mits zij
daarvoor maar niet op een dwaze ma-
War worden gestraft De beste manier
om dit soort van rebellie te bestrijden,
is het kind door praten te doen begrij
pen, waarom vader of moeder iets van
ze wil. Is men niet in staat, het kind
te overtuigen, dan beteekent dit in
vele gevallen, dat ue kleine rebel al
thans voor een deel gelijk had, en dat
hij het ouderlijk gezag maar eens op
de proef wilde stellen.
Ik wil hiermee natuurlijk heelemaal
niet zeggen, dat ouders of opvoeders
niet het recht zouden hebben, blinde
lings gehoorzaamheid van him kinde
ren te eischen, ook hun gezag is
van God immers, alleen maar, dat
het dikwijls van meer tact getuigt, zoo
men het kind de gehoorzaamheid niet
al te moeilijk maakt
Onwetendheid ten opzichte van de
opvoeding is niet tot de een of andere
maatschappeli j ken kring beperkt,
maar is helaas vrij algemeen. Het feit
op zichzelf dat een man vader, of een
vrouw moeder is, geeft niet de be
kwaamheid welke ertoe noodig is een
kind te leiden. Al zal de natuurlijke
liefde van de ouders voor hun kinderen
de beste drijfveer bij de opvoeding van
hun kroost zijn, behalve liefde is er
ook een massa inzicht en begrip toe
noodig. Het zou een goed ding wezen
indien do dokters, die aanstaande moe
ders tijdens hun zwangerschap bij
staan, ook in staat waren om ze ten
minste één boek over kinder-opvoe 'ing
aan te bevelenl
De taak van don onderwijzer is bij
zonder lastig. Indien hij zijn opvoed
kundige roeping zélf goed opvat, heeft
hij heel vee) kans in conflict te komen
met de ouders, die dit niet doenl Heeft
hij succes waar zij hebben gefaald, zoo
zullen ze er in elk geval weinig van
begrijpen. Want zij vergeten dat een
goed onderwijzer zijn ambt weten
schappelijk bekijkt, en dat hij van het
gedrag en de psychologie van het kind
een speciale studie maakt.
Kinderen kunnen lastig wezen, maar
men mag deze „lastpostjes" niet ver
onachtzamen, dat is het. Zij hebben
hun eigen wereldje, en het-is de roe
ping van alle opvoeders dit wereldje
te ontdekken. Wie de moeilijkheden
van het kind ontdekt, zal ook eerder ln
staat wezen, het kind er uit te helpen.
Zoo'n opvoeder zal door het kind ook
niet als een „groote" worden be
schouwd, zonder meer, dus als iemand
op een afstand, maar veel eer als een
vertrouwde, die óók de vervelende
ondervindingen heeft meegemaakt van
opgevoed wordenl
Wie was Tom Pouce?
Wie onzer vraagt zich niot wel eens
af, als zij bij dubieus weer met haar
„tom-pouco" onder den arm gereed
staat, om uit te gaan, wie nu eigen
lijk die „Tom Pouce" nu wel was, die
zijn naam aan haar elegant para
pluutje af moest staan? Ik denk, dat
wel geen van onze lezeressen veel bij
zonderheden over hem weet, en eer
lijk gezegd, ook wat ik over hem kan
vertellen is maar heel sch&arsch en
blijft hopeloos aan de oppervlakte.
Tom Pouce, of Generaal Tom Pouce,
zooals hij zichzelf graag noemde, was
allerminst een strijdvaardige oude
snorrebaard, (wat zijn titel zou doen
vermoeden!). Hij leefde in de vorige
eeuw, en was een lilliputter van zoo
geringe afmetingen, dat hij door zijn
tijdgenooten voor een der kleinste ver
tegenwoordigers van het menschelijk
ras werd aangezien. Hij zou wellicht
een heel kommervol bestaan hebben
moeten leiden, zoo hij niet op den in
val was gekomen, juist van zijn onge
luk partij te trekken, wat meer onge
lukkige, maar kordate menschenkinde-
ren doen. Zoo kwam hij ertoe, zich
voor geld op kermissen, jaarmarkten
enz. te laten kijken, en wat het mede
lijden der menschheid hem helaas al
licht niet zou geschonken hebben, dat
wist hij los te krijgen van de men-
schelijke nieuwsgierigheid, namelijk
een ruim levensonderhoud. Overigens
moet hij een opgewekt en handig man
neke geweest zijn, dat zijn lot licht
wist te dragen, en bovendien een for
tuin wist bijeen te brengen, grooter
dan van menig mcnsch van normale
afmeting.
„Gelijk zoekt gelijk", zegt het spreek
woord, en ook ten opzichte van Tom
Pouce kwam dit uit. Het generaaltje
zocht net zoo lang rond over de wijde
wereld, tot hij een juffertje had ge
vonden, waarmee hij een paar kon
vormen, zooals de eene laars met de
andere.
De Gencraalsche, Lavinia Pouce, was
bijkans even klein als Zijne Excellen
tie, en het huwelijk viel goed uit. Met
hun buitengewone kleinte liepen zij
samen de wereld rond, en zooals reeds
gezegd, het bracht hun geen wind
eieren op!
Eens waren de gelukkige echtgenoot-
jes, op hun tocht door Amerika, gelo
geerd in een hotel in Wisconsin, dat
rond middernacht in brand geraakte.
Het gebouw stond eensklaps in lichter
laaie, zoodat geen der logeergasten kon
worden gered. Behalve Generaal Tom
Pouce en echtgenoote, wier kleinte in
dit geval hun geluk was. Een politie
agent had nog net tijd om hen ieder
in een deken te rollen, onder den arm
te nemen als een pakje, en zoo weg te
dragen. Mevrouw Lavinia Pouce had,
toen de brand uitbrak, haar prachtige
diamanten aan- en omgehangen, en
haar ringetjes aan haar vingertjes ge
stoken, en zoo werden zij in hun nacht
costuumpjes, net als poppen, ergens
in veiligheid opgebergen.
Beide echtgenooten waren zoo welge
vormd van gelaat en gestalte, en had
den zulke prettige maniertjes, dat
iedereen graag een praatje met ze
maakte. Zij konden ook veel vertellen,
want zij hadden veel gezien op hun
uitgestrekte reizen. De generaal over
leed, als ik het wel heb, in het jaar
1888. Of Lavinia hem nog lang heeft
overleefd?
Dit is alles wat mij bekend is van Tom
Pouce, wiens naam in onze dagen zou
overgaan op het zoo bekende, gemak
kelijke dwerg-parapluutjel
De mensch ziet de goede zijde van
zijn eigen wezen, en de verkeerde zij
de van een ander.
De mensch leert naar den wil van
God te handelen door zich te oefenen
ln zelfverloochening.
Een onsmakelijke
geschiedenis!
Ernbé vertelt in het Aug.-Sept.-nummer
van liet Paedagogisch Tijdschrift de
volgende „onsmakelijke geschiedenis";
Een volksschool in één van onze ste
den. Mijn buurvrouw kwam om 't
hoekje van de deur en zei tot me:
„Zeg, de 1 u i z e n z u s t e r is er. Maak
dat de kinderen in de rij staan".
„De luizenzuster?", vroeg ik, die het
nog nooit meegemaakt had, verwon
derd.
„Ja, de zuster van de geneeskundige
dienst, die de hoofden komt inspectee-
ren. 't Woord spreekt toch voor zich
zelf", zei mijn collega. En meteen trok
ze de deur toe.
Na een poosje moest ik met mijn
leerlingen de klas uit en naar 't
kamertje. De zuster zat daar voor
een tafel, met een aanteokenboek voor
zich. Eén voor één moesten de kinde
ren de rovuo passecren.
Nr. 1, 2, 3 en 4 waren jongens met
kort geknipt haar.
„Dat gaat gauw", zei de zuster, ,,'t is
goed, hoor. Ga maar weer naar je
plaats".
De kinderen, die bekeken waren,
mochten naar hun klas en gaan zitten
teekenen, net zoolang totdat de juf
frouw en alle kindertjes weer terug
waren.
Nr. 5, een jongetje met lang haar, H
leek wel een kunstcnaarakop. Zuster
aan 't kijken en aan 't zoeken. En
jawel. Eén beestje, nog één, en nog
één. En dat zóó maar na een nog ruwe
beschouwing.
„Ventje", zei do zuster, „je moet tegen
moeder zeggen, dat je haar kort go-
knipt moet worden. En dat moeder
je bolletje dan eens lekker moet was-
schcn".
Zuster schreef in het bock naam en
adres van het kereltje. „Mooder vindt
lang haar zoo mooi", zei do jongen
tot me in 't voorbijgaan.
Weer een paar kindertjes klaar. Zus
ter leek erg handig met het werkjo.
Bosjes haar werden van elkaar getrok
ken, vlechtjes uit elkaar gehaald,
kliertjes ontdekt, enz. Toen kwam
Dientje aan de beurt. Je kon zoo wel
zien dat het met dat kopje heelemaal
niet in orde was. Altijd zat zo ook to
krabben. „Zoo meisje", zei de zuster,
„je moet aan moeder vragen, of ze
jc eens flink kamt, zal je?"
„Heeft moeder geen tijd voor", ant
woordde Dien, een brutaaltje, ,,'k Zal
zelf de beessies er wel afhalen".
„Als ik weer kom", ging de zuster on
verstoorbaar voort, „moet je .hoofd
schoon zijn, hoor. Begrepen? Moeder
zal een brief krijgen".
Toen Trui. Oók al één, die niet op
der mondje gevallen was. Krullen had
ze. Maar ónder en tusschen die krulo-
tjcsl Nou! Zuster keek naar mij en
wees de wilde beesten aan.
„Moeder moet je bol nakijken, zus, an
ders word je ziek".
„Ik heb geen luizen", snibt Trui, ach-
terbuurtkind, terug, en boos liep zo
door.
Zuster werkte verder.
„Goed goed prachtig inool
zoo en vlug schoot zuster op. Nu
(Zie vervolg pag. 4, vierde kolom)
T