Zorgelijke economische toestand ZATERDAG 9 JULI 1932 DERDE BLAD PAG. 10 uitgaven, voor zoover deze voor bezuiniging in aanmerking komen c. de personeelssubsidies met 9.4 (dus een gelijke korting als voor het Rijksperso neel) te verminderen. In totaal zal op het N.O. 2.6 millioen moeten worden bezuinigd. IV. Concentratie van openbare lagere scho len in de richting van ten minste een twee- mansschool, welke volgens het thans aan hangig wetsontwerp tot wijziging der L. 0.- wet als minimum 46 leerlingen zou moeten tellen. Uiteindelijke besparing 500.000. V. Concentratie van U. L. O. scholen in de richting van driemansscholen op den voet van het aanhangig wetsontwerp, met gelegenheid tot differentiatie, naar beneden tot tweemansschol en. Bezuiniging 750.000.- VI. Opvoering van de minimum-aantallen leerlingen, volgens art 73 L.O.-wet noodig voor de oprichting van nieuwe bijzondere lagere ulo-scholen, met 50 en in aan sluiting daaraan opvoering van de minima in art 19 der L.O. wet voor het openbaar onderwijs eveneens met 50 VIII. Doorvoering van de z.g. 45 schaal, opgenomen in het thans aanhangig wets ontwerp tot wijziging der L.O. wet. Bezuini ging 5.300.000.—. IX. Vervanging van leerkrachten in de laagste twee klassen der lagere school door lager bezoldigde (als regel vrouwelijke) leer krachten, in het bezit van een speciaal hier voor te introduceeren onderwijsbevoegdheid. Bezuiniging op den duur 4.millioen. X. Verbod voor de gemeentebesturen tot aanstelling van z.g. boventallige onderwij zers. De hieruit voortvloeiende bezuiniging, welke op ongeveer 9 millioen gesteld kan worden, komt geheel ten goede aan de ge meenten. XI. Opneming in Art. 6 der L. O. wet van de bevoegdheid om maximunveischen te stel len ten aanzien van de oprichting en de inrichting van scholen, ten einde zoo noo dig soberheid daarbij te kunnen afdwingen. XII. Verschillende kleinere bezuinigings maatregelen t.o.v. Kunsten en Wetenschap pen, waardoor een besparing verkregen wordt van totaal 110.000. Voorts wordt aanbevolen het denkbeeld om de leeftijdsgrens voor de toelating tot de lagere school waarvan een belangrijke bezuiniging het gevolg zou kunnen zijn in studie tedoen nemen. In het geheel zullen de bij Hoofdstuk H Voorgestelde bezuinigingen kunnen bedragen 15.054.000.—, terwijl bij het hooger Onder- nriia non vonh rWkOÏ n cr van inkomsten kail HOOFDSTUK J. DEPARTEMENT VAN FINANCIEN De voornaamste bezuinigingsmaatregelen 'die in dit hoofdstuk worden voorgesteld, be treffen afdeeling VII Rijksgebouwendienst en afd. IX Pensioenuitgaven. T.a.v. eerstgenoemde afdeeling wordt o.a. ïn overweging gegeven de posten bestemd voor bouw en exploitatie en voor onderhoud van Rijksgebouwen met resp. °0 en 10 te verminderen. Met nog eenige andere ver soberingsmaatregelen kan aldus een bezui niging bereikt worden van 1.388.000. Wat betreft afd. IX wordt door de com missie voorgesteld de door het Rijk betaalde annuïteit aan het Burgerlijk Pensioenfonds van 31 millioen tijdelijk met 10 te Verlagen, op grond van de omstandigheid, 'dat de tweede wetenschappelijk balans van het Pensioenfonds heeft doen zien, dat het balanstekort per ultimo 1927, ondanks een belangrijk lagere Rijksbijdrage van 31% millioen in de periode 1922—1927 omstreeks 38 millioen lager is dan het tekort op de eerste balans. De hieruit voortvloeiende bezuiniging be- 'draagt 3.1 millioen. Met nog cenige kleine bezuiniging zal de totale uitgaven-verlaging, in hoofdstuk J Voorgesteld, bedragen 4.882.000. HOOFDSTUK K DEPARTEMENT VAN DEFENSIE Marine. Ten aanzien van de Marine worden de Volgende voorstellen gedaan: I Opdracht aan een deskundige commis sie,' bestaande uit vertegenwoordigers van de Departementen van Defensie, Koloniën en Financiën om de organisatie der Marine hier te lande in verband met de vlootsterkte in Indië te herzien, met het doel te geraken tot een besparing van 10 pCt., of 1.3 mil lioen op de kosten van de Marine-organi satie. Hierbij waren de volgende beginselen in acht te nemen: a. het aantal der onderzeebooten voor Nederland moet geleidelijk beperkt worden tot ten hoogste 7, zijnde dit het aantal mo derne vaartuigen thans in Nederland aan wezig; b. eerste opleidingen moeten v. z. m. ge concentreerd en de voortgezette opleidingen moeten voor zooveel mogelijk naar Indie verplaatst worden; dit laatste indien vast staat, dat tengevolge daarvan in Nederland met minder personeel kan worden volstaan en in Indië geen uitbreiding behoeft plaats te hebben: 4 c het oud- en verouderd materiaal dient opgeruimd te worden en voor zooveel noodig geleidelijk vervangen door nieuw, voor op leiding geschikt materiaal. II. Opheffing van den afzonderlijken Marine-vlicgdienst in Nederland conform het voorstel der zgn. Commissie-Woltman. Be zuiniging ruim 1 millioen. III. Opheffing van de Rijkswerf te Helle- voetsluis conform de voorstellen der z.g.n. Commissio-Guépin, alsmede doelmatiger or ganisatie van de werf tc Willemsoord. Be zuiniging 500.000.—. IV. Vermindering met 20 pCt. van de ver strekking van inventarisgoederen en van brandstoffen voor vooroefeningen. Besparing f 200.000.—. Landmacht. Ten aanzien van de Lnndmacht stelt de Commissie voor, evenals bij do Marine, 10 pCt. of 3,5 millioen te hesparen op de kosten van de eigenlijke legerorganisatio, terwijl cr bovendien van uitgegaan wordt, dat do be zuiniging op de legerorganisatio dienstbaar wordt aan het vrijmaken van gelden voor de oefening en uitrusting van het leger tot een bedrag van f 1.5 millioen. De Commissie acht het mogelijk deze bezuiniging te berei ken door: a. vermindering van de vredes- en van de borlogssterkte met acht regimenten infantc- rie, gepaard met verlaging van het contin- I gent met 2150 en van de oorlogssterkte mpt ruim 23000 man. Bezuiniging rond f 2,3 mil- b. zoodanige uitdunning van de beroeps kaders, dat het resteerend te bezuinigen be drag bereikt wordt. Ten slotte wordt voorgesteld een korting van 15 pet toe te passen op de materieele uitgaven van de Defensiebegrooting, met uit zondering evenwel van de aanschaffingen van nieuw materieel, daar hierop zoowel voor zee- als voor landmacht reeds zóó be langrijk bezuinigd is, dat een verdere be perking daarvan niet verantwoord is te ach ten. Bezuiniging rond f 2.400.000. Met nog eenige bezuinigingen van gerin ger omvang, o. a. op het Loodswezen (f 105.000) en op de afd. Hydrographie (f 25000), kan in totaal volgens Hoofdstuk K een bedrag van f 7.503.000 bezuinigd worden. I. Opheffing van het Wegenfonds er stelling bij de wet van één R ij ks ver keer sfonds, zoodat de eenheid van het verkeersvraagstuk tot uitdrukking komt in de Rijksbegrooting. Alle inkomsten terzake van het verkeer zullen strekken tot dekking van de uitgaven te dier zake, terwijl één Rijksbijdrage den sluitpost vormt. Verder zullen de exploitatievoorwaarden der verschillende verkeersmiddelen onder ling meer aan elkaar gelijk gemaakt moeten orden, in verband waarmede door de Com missie wordt voorgesteld een extra belas ting van het motorverkeer te heffen. De verbetering van den stand van het budget die uit de vorming van dit verkeers- fonds en de daarmede verband houdende maatregelen zal voortvloeien, kan gesteld orden op rond f 20 millioen. II. Reorganisatie van den Waterstaats dienst, waardoor een aanmerkelijke verla ging van de personeelskosten mogelijk zal worden. Bezuiniging tenminste f 500.000. III. Verlangzaming van het tempo van uitvoering van verschillende groote water staatswerken. Bezuiniging f 3,7 millioen. IV. Verlaging tot de helft van het bij art. 192 der begrooting uitgetrokken bedrag voor aanleg en verbetering van spoorwegwerken bij Amsterdam. Bezuiniging f 900.000. V. Overbrenging van de werkzaamheden in het bureau Scheepvaart (opgenomen in de afdeeling Vervoer en Mijnwezen van het Departement van Waterstaat) naar de Hoofd inspectie voor de Scheepvaart: hergroepee ring en inkrimping van het aantal inspec tie-districten der Scheepvaart Voorts afvoer uit de begrooting van het salaris voor het sinds langen tijd niet vervuld ambt van Voorzitter van den Raad voor de Scheep vaart Met eenige kleinere bezuinigingen zal de besparing in totaal kunnen bedragen rond f 56000. VI. Versobering van de organisatie van het Meteorologisch Instituut door afschaf fing van de eigen zendinstallatie, door uit voering van de door de zgn. Scheepvaart- commissie gedane voorstellen, alsmede door inperking met 12 pet. van de personeelsfor matie. Bezuiniging f 36000. VI. Bezuiniging van 12 pet op de kosten der personeelsformatie van het Staatsvis- sehershavenbedrijf, alsmede 15 pet korting j de materieele uitgaven. De besparing, die uit deze en uit even tueel e andere maatregelen voortvloeit, zal ten minste f 40.000 moeten bedragen en kan mindering worden gebracht op.de aan het havenbedrijf uit 's Rijkskas verstrekte uit- keering. De Zuiderzee. Ten aanzien van het Zuiderzeefonds wordt gewezen op de zeer belangrijke financieele consekwenties, welke zouden voortvloeien uit de aanvatting v$n de N.O.-inpoldering, elke naar het inzicht der Commissie een beletsel vormen om daartoe in de tegenwoor dige omstandigheden te besluiten. Met nog eenige bezuinigingen van gerin gere omvang (toe te passen op den Geolo- gischen Dienst, de Luchtvaart, het Toezicht op het vervoer van ontplofbare stoffen en Mijnwezen) zal de totale verbetering van den stand van het budget als gevolg van de voorstellen bij Hoofdstuk L bedragen f 25.335.000. De voornaamste op dit Departement be trekking hebbende bezuinigingsvoorstellen zijn: I. Herindeeling der districten van het stoomwezen met dien verstande dat deze van 7 op 6 worden teruggebracht Hierdoor zal het mogelijk zijn een formatie inperking te bereiken, waarmede een bezuiniging op de personeelskosten verkregen wordt van f 26000. II. Vermindering van de kosten der per soneelsformatie der arbeids- en haveninspec tie. Deze bezuiniging, welke rond f 180.000 opbrengt, zal bereikt kunnen worden o. a. door het aantal districten van 11 op 10 te brengen. III. Vermindering van de Rijksbijdrage aan het Invaliditeitsfonds met f 4 millioen zijnde de administratiekosten van de Invali diteitswet) op grond dat de R.V.B. evenals elke levensverzekeringsmaatschappij, haar eigen administratiekosten zal moeten be talen. Verder wordt op dezelfde principieele over weging voorgesteld te schrappen: u. de in art. 18 begrepen personeelsuitga- en voor de voorzitters der Raden van Ar beid, ten bedrage van rond f 241.000. b. de in dc artL 19 en 20 bedoelde kosten van den Verzekeringsraad van rond 1102 000. c. de in art. 23 bedoelde kosten voor ver zonding der dienststukken betreffende de wet, ten bedrage van f 460.000. In totaal zou dus de begrooting hierdoor kunnen worden verlaagd met f 4,8 millioen. IV. Tijdelijke onttrekking van de reserve an het Invaliditeitsfonds van 'a jaars f 3 millioen. V. Zoodanige vermindering van de door het Rijk aan het Ouderdomsfonds verschul digde annuiteit, dat alleen voorkomen wordt dat het in «lat fonds bestaande tekort groo- ter wordt. Het inhalen van dit tekort zal dus uitgesteld moeten worden tot betere tijden. In aanmerking genomen, dat in de over 1933 verschuldigde annuiteit begrepen is een bedrag van pl.in. f 27 millioen aan rente en pl.m. f 4,5 millioen aan aflossing, wordt voorgesteld tijdelijk het laatstgenoemd be drag uit de jaarlijksche bijdrage te lichten en die dus terug te brengen tot rond f 27 millioen. VI. Beperking van de Nijverheidsvoorlich ting en invoering van het zelfbedruipings beginsel van het Nijverheidslaboratorium beperking van de personeelsorganisatie van den Octrooiraad, daar de achterstand in de afdoening van octrooiaanvragen grootendeeis is of binnenkort zal worden ingehaald, ter wijl bovendien het aantal ontvangen nieuwe octrooiaanvragen in den laatsten tijd vrij sterk is verminderd. Bezuiniging in totaal 1 47000. VII. Fusie van de inspectie inzake de be strijding van epidemische en besmettelijke ziekten met die inzake kinderhygiène, tuber culosebestrijding en bestrijding van ge slachtsziekten; opheffing van de Brucella. Bang Commissie; vermindering van het voor wering van epidemische en besmettelijke ziekten uitgetrokken crediet van f 50.000. Bezuiniging in totaal f 93.900. VIII. Vereenvoudiging in de toepassing van de Warenwet o. m. dooj concentratie in de organisatie der Keuringsdiensten en door beperking van de werkzaamheden. Uit eindelijke besparing f 350.000. IX. Het brengen onder één leiding van bet Centraal laboratorium voor de Volks gezondheid en het Rijks Serologisch Insti tuut. Hierdoor wordt een besparing mogelijk van f 27000 op de personeelsformatie. X. Concentratie van de opleiding voor vroedvrouwen (opheffing van de Rijks kweekschool te Amsterdam of Rotterdam), alsmede versobering van de organisatie der kweekschool voor vroedvrouwen te Heerlen. Bezuiniging in totaal f 130.000. XI. Verschillende kleinere bezuinigings maatregelen op het gebied der Volksgezond heid, waaruit een besparing voortvloeit van totaal f 96000. In het geheel zal de verlaging van uit gaven in Hoofdstuk M besproken, kunnen bedragen f 13.297.000. HOOFDSTUK N. KOLONIËN. Voorgesteld wordt door een ingrijpende versobering van de huishouding van Suri name de Rijksbijdrage terug te brengen töt ten hoogste i 2 millioen, en ten hoogste de helft van het daardoor te besparen bedrag beschikbaar te stellen voor welvaartspalitiek. Voorts wordt in overweging gegeven, dè kosten der militaire bezetting van Suriname terug te brengen tot het niveau van 1918 en i verband daarmede te verlagen met onge- jer f 300.000. Ten aanzien van Curasao wordt voorge steld de militaire bezetting van 1 compagnie mariniers in 1933 tot de helft te verminde en haar in 1934 geheel op te heffen. Bezuiniging f 420.000. In totaal bedragen de bij Hoofdstuk N 'oorgestelde bezuinigingen f 1.340.000. Hierin is betoogd, hoezeer er bén nauw verband bestaat tusschen de financiën van het Rijk en die der gemeenten en hoe dus pogingen om de eerste in orde te houden, moeten falen, indien de laatste buiten be schouwing worden gelaten. Verschillende maatregelen worden bespro ken, welke in het belang van een doelmatig beheer en de veiligstelling van de gemeente- (inanciën behooren te worden getroffen, ter wijl ten slotte beschouwingen worden gewijd aan de mogelijkheid om op de kosten van het gansche gemeentewezen te bezuinigen, door organisatie van samenwerking, combi neering van functies en vereeniging van daarvoor in aanmerking komende gemeen- SAMENVATTING VAN DE FINANCIEELE RESULTATEN VAN DE VOORSTELLEN DER COMMISSIE. F.en samenvatting van de in verschillende hoofdstukken van dit verslag voorgestelde maatregelen, welke verbetering van den stand van het budget beoogen en die, hetzij dadelijk, hetzij in de naaste toekomst, ver wezenlijkt kunnen worden, leidt tot de vol gende uitkomst: dier Colleges, hetzij van de zijde der Regee ring, het noodige zal worden verricht of voorgesteld om ook op die uitgaven de be zuinigingen aan te. brengen, welke door de tijdsomstandigheden worden geboden. Deze bezuinigingen moeten dus in reke hing worden gebracht boven het door ons becijferd bedrag van f 102.000.000, waarmede de stand der begrooting bij opvolging van onze voorstellen zal worden verbeterd. HOOFDSTUK Q. SLOTBESCHOUWING. In clit hoofdstuk geeft de commissie zich rekenschap.' van de vraag, of en in hoeverre een bedrag van ruim f 102 millioen, waar mede bij aanvaarding van haar voorstellen de stapd van het Rijksbudget verbeterd zou luinnen worden, geacht zou mogen worden in een juiste verhouding te staan tot het ggen door den nood der tijden wordt voor beschreven. Teneinde hieromtrent zoo goed mogelijk een inzicht te verkrijgen, legt de commissie over een staat, vermeldende hoofdstuks- gowijze de gewone uitgaven volgens de Rijksrekeningen in de twee jaïen onmiddel lijk aan den oorlog voorafgaande,'benevens in de laatste twee jaren waarvan de Rijks rekeningen definitief vastgesteld 'en statis-, tisch bewerkt zijn, zijnde onderscheidenlijk de jaren 1913 en 1914 en 1927 en 1928. Een vergelijking van deze cijfers doet zien. dat in de periode 1927)1928 de Rijksuitgaven voor den gewonen dienst zijn gestegen tot ongeveer 2.S mial het peil van de periode 1913/14. In deze stijging hebben de verschillende Hoofdstukken een uiteenloopend aandeel go- had. "Het sterkst zijn gestegen de hoofdstuk ken Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen eiï Arbeid, Handel en Nijverheid, welke in 1927/28 meer dan het viervoudige bedragen van 1913/14. Duidelijk spreekt uit dit overzicht de in- -vloed, diep de ondcrwijswetgeving, de so- ciélfc- verzekering en de toenemende zorg voor werkloozen en volksgezondheid (wo ningbouw) op het budget hebben uitge oefend. Ook de lasten van de Staatsschuld zijn aanzien^jk; hpoger geworden. Ihtusschen beteekenf déze' uitgavenstijging geenszins een gelijke drukverzwaring, want ook het vóiksinkomen is in dezelfde periode toegenomen, zij het niet in dezelfde niate als de"uitgaven. Uit de gegevens omtrent de inkomstenbelasting en de vermogensbelas ting kan worden afgeleid, dat in de periode 1915—1929 het volksinkomen ongeveer ls verdubbeld. Volgens de cijfers der in 1915 ingevoerde Rijksinkomstenbelasting bedroeg het belast baar inkomen in het jaar 1915/16 1334494000 welk cijfer in verhouding met latere jaren te laag is,, omdat de eontrole toen nog niet had doorgewerkt. Stellen wij, om een zuiverder vergelijking te verkrijgen, dat cijfer op rond 2 milliard, daai blijkt bii vergelijking met het belasting jaar 1928/1929 in welk jaar het belastbaar inkomen 4028615000 - bedroeg, dat ih deze periode het inkomen ongeveer verdubbeld is. Dezelfde uitkomst geeft een vergelijking der kohieren van de vermogensblasting, vol gens welke het totaal bedrag der vermogens in 1915/16 beliep 7.379.246.000 "tegen 14.S84.162.000 in 1928—1929. Het staat dus wel vast, dat in boven gemeld tijdvak het uitgavenpeil sterker is gestegen dan het volksinkomen. Vooral in dien men in aanmerking neemt, dat de uit gavenstijging in de jaren na 1928 geenszins in een verminderd tempo is voortgegaan (volgens de nog niet statistisch bewerkte ..rijksrekening over 1929 bedroeg in dat jaar het totaal der gewone uitgaven 598.252.079, dit is 25 millioen hooger dan het jaar te- Het behoeft dan ook geen verwondering te wekken, dat opvolgende ministers van Financiën telkenjare bij de indiening van de begrooting hébben gewaarschuwd tegen cle voortgaande verzwaring van den belas tingdruk, als gevolg van het steeds stijgen de uitgavenpeil, welke verzwaring een toe nemende bedreiging van de volkswelvaart Thans is in de regelmatige stijging van het volksinkomén een keerpunt gekomen. Tii hoofdstuk CL van haar rapport heeft de commissie een uiteraard globale schatting gemaakt van de daling van het belastbaar inkomen In de naaste toekomst. Of die daling 30 pCt of 50 pCt. zal bedragen, kan op dit oogenblik niemand met eenige zeker heid zeggen, maar een daling met 30 pCt. ligt toch wel aan den aptimi„Stischen kant. De consekwentiö daarvan is dan echter, dat, nu reeds in de voorafgaande jaren het uit- gavenaccres, in verhouding tot de toene ming van de draagkracht, te groot is ge weest, een vermindering van die-draagkracht met een derde gedeelte zeker, een gelijke mindering van het uitgavenpeil met zich zal moeten brengen, dat wil zeggen een ver laging der gewone uitgaven met 200 inplaats van met 100 millioen. In dit licht bezien acht de Commissie de mogelijkheid geenszins uitgesloten, dat de thans door haar voorgedragen besparings^. voorstellen nog slechts een eerste schrede zullen vormen op -den moeilijken weg der budgetverlaging, die spoedig door een tw< den stap van niet minder verre strekking gevolgd zal moeten worden. Met temeer vertrouwen moge'zij de spoe dige invoering van de in dit rapport, ont wikkelde besparingsvoorstellen dringend aanbevelen; hoe eerder daartoe wordt be sloten, hoe grooter de kans is dat verdere stappen zullen kunnen worden vermeden. De Commissie meent haar verslag niet te mogen afsluiten zonder haar groote erken telijkheid uit te spreken voor de steun en de voorlichting, welke zij zoowel van ambte lijke als van niet-ambtelijke zijde heeft ondervonden. In het bijzonder vermeldt zij hier de ambtenaren van de Generale The saurie van het Departement van Financiën, hulp zij zoo vaak en nirr een beroep heeft moeton doen. Hoofdstak D of 28.945.000 323.000 m F 3.140.000 G 1.697.000 H 15.404.000 J 4.882.000 K 7.503.000 L 25.335.000 M 13.297.000 N 1.340.000 Totaal 101.866.000 rond j 102 millioen. ongerekend de voorgestelde verlaging van uitgaven, welke zich niet onder cijfers laten brengen, b.v. die, welke het gevolg zuilen zijn van de reorganisatie der politie en van do versoberingen in de gemeentelijke orga- uisatiën en die ongetwijfeld zeer belangrijk zullen zijn, zoomede, behoudens die, welke niet het gewone budget zullen ontlasten, als de voorgestelde verlaging van den werkloo zensteun. In het hooger genoemd bedrag zijn be grepen de verhoogingen van inkomsten, als gevolg van door ons voorgestelde maatrege- n de Hoofdstukken F (Justitie) en H (Onderwijs), ten bedrage van resp. f 500.000 en f 850.000 of ongeveer f 850.000. Uiteraard zijn hier niet vermeld de maat regelen, welke uitsluitend beoogen de ge- meentefinanciën te ontlasten, als de afschaf fing van de boventallige onderwijzers e. a. Ter voorkoming van misverstand moge ei ten slotte op worden gewezen, dat in het be drag van f 102.000.000 begrepen zijn de f 7 millioen tijdelijke korting, welke met in gang van 1 Maart j.l. werd. ingevoerd, en de f 2.5 millioen, welke de bestaande ongohuw denaftrék van 3 pcL van het salaris oplevert. Het bedrag van f 102 millioen kan dus niet zonder meer gesteld worden tegenover bet voor 1933 geraamde begrootingstekort van f 108 millioen hetwelk verkregen werd nadat het budget de gunstige werking van deze verlaging ad f 7 plus f 2,5 millioen reeds had ondergaan. Wij teekenen tenslotte hierbij aan, dat de Commissie heeft gemeend zich tc moe ten onthouden van het voorstellen van be zuinigingen op de personeelsuitgaven, be grepen in het Ilde Hoofdstuk der Rijks- hegrooting, van do Hooge Colleges van Staat, en het Kahinet der Koningin, aangezien zij er van overtuigd is, dat, hetzij van de zijde NEDERLAND ALS ECONOMISCHE EENHEID GEZIEN, VERKEERT IN ERNSTIG GEVAAR NOG GEEN ENKEL LICHTPUNT AAN DE ECONOMISCHE HORIZONT Aan het rapport-W e 11 c r wordt voorts nog het volgende ontleend: Over den algemeenen economischen toestand in Nederland v^ördt gezegd, dat uit het in het rapport ge geven overzicht van het economisch leven veilig kan worden afgeleid, dat die toestand op het oogenblik tot groote bezorgdheid aan leiding geeft. Tot voor zeer korten tijd waren er in ons land nog tal van optimisten te vinden, die van oordeel waren, dat men verkeerd deed met zich over de algemeene situatie al te ongerust te maken en dat het vooral ver- keerd was om aan die ongerustheid in het publiek uiting te geven. Wie zijn waarschuwende stem deed hoo ien en op de naderende onweerswolken wees, Averd door velen als een soort défai- tist beschouwd. Het verloop der omstandigheden in bin nen- en buitenland heeft thans wel uitge wezen, dat men met z.g. „Sunshine-cam paigns" geen crisis vermag te bestrijden; Economische verschijnselen vap een om vang als wij in het huidige tijdsgewricht, aanschouwen, behooren van meet <ff aan moedig onder de oogen te worden gezien. Het voeren van struisvogelpolitiek is in deze omstandigheden minder verantwoord dart ooit. -En daarom verdient het aanbeveling niet voor de waarheid uit den weg te gaan, doch ruiterlijk te erkennen, dat de Nederlandscho volksgemeenschap zich op het oogenblik in een toestand bevindt, die krachtdadig in grijpen ln haar hulshouding noodzakelijk maakt Het mag een gelukkig verschijnsel heo- ten dat zij, die vooraanstaande posities in het economische leven bokloeden, niet scliro men dit standpunt in te nemen. Herinnerd wordt aan de door den thans afgetreden voorzitter van de Amsterdamsche Kamer van Koophandel bij het einde van het jaar 1931 gesproken woorden, die aan duidelijk heid niets te wenschen overlieten, aan de redevoering van den voorzitter van de Rot- terdamschc Kamer van Koophandel, bij de jaarwisseling, waarin van den droevlgen toestand in het Rotterdam/ach havenbedrijf een weinig troostrijk beeld wordt opgehan gen, en op die van don voorzitter der ütrechtsche Kamer van Koophandel, welke 'ovéneéns eon weinig opwekkend beeld gcoft van de algemeene situatie. Ook wordt ge wezen op de wnarsehuwende woorden, bij herhaling van de ministerstafel in de beide Kamers van ons Parlemont gesproken, wan neer van de zijde van bepaalde groepen aandrang.werd geoefend om instede van tot bezuiniging tot het doen van nieuwe uit gaven over to gaan. 1-Iet besef, (lat hot hoog tijd is om mot betrekking tot de draagkracht van ons na tionale inkomen den stormbal te hijschen. begint gelukkig meeren meer door te dringen. Men gaat inzienv dat pus nationaal, ver mogen allerminst intact is gebleven en ons nationale inkomen van alle kanton aange tast wordt. Wat het vermogen betreft, geve men zich slechts rekenschap van de koersverliezen, welke op het effectenbezit zijn geleden en denke men aan het groeiend aantal landen, dat zijn buitenlandsche verplichtingen op al of niet aanvaardbare gronden eenvoudig repudieert. En wat het inkomen betreft is iedere toe lichting overbodig. Van onze voornaamste bronnen van inkomsten is een deel vrijwel opgedroogd, Indië heeft alle remises stop gezet en moet voor de instandhouding van zijn bestuurskader een beroep op de moe- derlandsche schatkist doen. Van geen en kele tak van bedrijf, die in concurrentie met het buitenland werkt, kan gezegd wor den, dat er winsten van beteelcenis gemaakt worden. Slechts do z.g. beschutte bedrijven hebben zich tot dusverre nog betrekkelijk goed aan den invloed van de crisis kunnen onttrekken, maar hot behoeft geen betoog, dat deze winsten in de practijk alleen op een önderlinge verzekering tusschen de bur gers van één staat neerkomen en dat het nationaal vermogen, als geheel gezien, van dezen schijnbloei geen profijt trekt. Het valt tc betreuren, dat er geen sta- listieken bestaan, met behulp waarvan de vermindering van ons nationale inkomen en ons nationaal vermogen eenigermate be naderd kan worden. De cijfers der belasting opbrengsten over de afgeloopen jaren ge ven voor het heden en de onmiddellijke toekomst geen bruikbaren maatstaf, wijl de meeste-ongunstige factoren zich eerst in den loop van 1931 geopenbaard hebben. In dit verband echter geven do gedaalde beurs koersen, ook al kan hieraan niet in ieder opzicht doorslag gevende beteekenis ge hecht worden helaas een onmiskenbare aanwijzing. Do beurs registreert dioorgaans de hul- digo waarde en rentabiliteit, mitsgaders de onmiddellijke vooruitzichten van een fonds mot vrij groote zuiverheid. De koersen van de meeste ter beurze van Amsterdam geno teorde aandeelen hobben een peil bereikt, dat angstwekkend moet worden genoemd. Die koersen zijn, zoo hoort men veelal ver klaren, verre benedon de Intrinsieke waar de en weerspiegelen alleen de angst-psychose, die zich van talloozen hoeft meester ge maakt. Wij zouden tegon deze al te gemakkelijke redoneering wijlen-waarschuwen. Bij een korte hevigo reactie in de beursmoteerin- gen kan oon dergelijke verklaring wel eens In overeenstemming met do waarheid zijn. De voortdurende daling sedert 1029, welke slechts enkele malen in verband met de ojitimistlsche mededeelingen en pogingen van aommige staatshoofden en staatslieden door een kort redres werd onderbroken, moet andere "an diepere oorzakon hebben. Diepere oorzaken. Men behoeft, wat ons land betreft, naar die diepere oorzaken waarlijk niet lang te zoeken. Geen land toch ondervindt door zijn kwetsbare geographische en economische po sitie op het oogenblik meer do gevoigon van het horfjoron mercantilisme der buurstaten. Als typlich vrijhandelsland, d. w. z. als land, welks economische structuur geba seerd is op don onbelemmerden in- en uitvoer van alle producten, hetzij grond stoffen, half- of e.indfnhrikntcn, wordt Ne derlnnd op het oogenblik eenvoudigweg in zijn bestaansmogelijkheid bedreigd. Tegcr, onzen wil worden wij in de poaltlo van een zooveel mogolijk ..self-supporting country" gedreven. Uit lijfsbehoud neemt de Neder landsche regeering in deze dagen maatre- gelen, waarvan zij de principieele onjuist heid erkent, doch waartoe zij zich door de gedragingen der andere landen genoodzaakt ziet Maar het is duidelijk, dat deze gedrags lijn onmogelijk gedurende langen tijd voort gang kan hebben zonder voor het Nederland sche volk als geheel tot een zeer groote ver arming te leiden. Nederland is als self supporting land niet in staat een bevolking van den omvang der tegenwoordige te voeden, laat staan in wel vaart te doeirleven. Nog gezwegen van het ontzaglijke kapitaalverlies, dat met een om schakeling van het gansche economische le ven naar een „zelfgenoegzame' productie ge paard zou gaan. Wij moeten derhalve koste wat het wil trachten van den internationalen goe- derenruil.i die met de opbouw van ons be drijfsleven onverbrekelijk verbonden is, te redden, wat te redden is. Tegenover een groot gedeelte van de kort zichtige maatregelen, welke door sommige regeeringen ter zoogenaamde bescherming van hun landbouw en industrie genomen worden, staan wij natuurlijk machteloos. Regeering'en, die niet schromen van haar macht gebruik te .maken om in een of an dere vorm een embargo op den import uit bet buitenland te leggen, kunnen het Ne- derlr.ndsche product eenvoudig van haar markten weren. Doch tot zulk een uiterste is men nog geenszins overal gekomen, en zal men ver moedelijk niet komen, omdat in de prac tijk bijna geen enkel land een zoodanig sta dium kan bereiken, dat alle invoer uit het buitenland kan worden geweerd. Dat beduidt dus, dat er altijd markten in het buitenland zullen over blijven, waar het Nederlandsche product gekocht zal worden, onder de voorwaarde natuurlijk, dat 't voor een prijs wordt aangeboden, die aanlokke lijk is. En zie hier juist het punt, waarom het gaat Als gevolg toch van verschillen de factoren wordt het voor den Nederlana- schen producent steeds moeilijker zijn goe deren naar het buitenland te verkoopon te gen een prijs, die in de oogen van dat bui tenland genade kan vinden. Wij zijn, in één woord gezegd, minder Konkurrenz- luhig geworden. Voor een belangrijk deel is dit te wijten aan den relatief te hoogen loonstandaard, die in Nederland geldt. Tot September 1931 deelden wij het voor recht een hoogen loonstandaard en dus een hoogen kostprijs van de meeste producten te bezitten met een aantal andere landen. Sedert den val van het pond sterling zijn wij te dezen opzichte in een volkome: geïsoleerde positie geraakt en bewegen de door Nederlandse!-o ondernemers betaalde looneji zich op een niveau, dat 25 tot 30 pet. hooger is dan dat van Engeland en de Scandinavische rijken. Dat een dergelijke verstijving van één der voornaamste factoren van den kostprijs niet gehandhaafd kan blijven, zonder het gan sche economische leven aan den ondergang bloot te stellen, behoort tot de waarheden, waarvoor in Nederland nog steeds al te velen het oos wenschen te sluiten. -En- toch-zal men ook te onzent aan de crisis slechts w-erstand kunnen bieden, in dien men bereid is zich aan de inter nationale toestand aan te pas senen een aanmerkelijke verso bering, zoowel in de huishouding der individuen als in /lie van de gemeenschapsorganen te aan vaarden. De geslonken en in tal van gevallen zelfs geheel verdwenen rentabili teit der particuliere ondernemingen, bene vens het vermogensverlies, dat bijkans allo effectenbezitters heeft getroffen, zal zich in toenemende mate op de inkomsten van den Staat en de lagere publiekrechtelijke licha men projecteeren. Nog slechts aan het begin. Wij staan nog slechts aan het begin van dit proces. De wijze van belastingheffing in ons land is een zoodanige, dat met name ten aanzien van de inkomstenbelasting de huidi ge catastrophe eerst na geruimen tijd in de opbrengst der belastingen haar reflex zal vin den, hetgeen er helaas toe bijdraagt, dat de ernst van het gebeuren nog slechts tot be trekkelijk weinigen doordringt. De groote massa, die door het uitblijven van de zoo noodzakelijke loonaanpassing van de crisis verhoudingsgewijs nog niet zooveel bespeurt en feitelijk alleen door de toenemen de werkloosheid contact met de economische realiteit heeft, verkeert, mede als gevolg eener onjuiste voorlichting, nog steeds in een onwetendheid, die haar voor leder voor stel, hetwelk met „nominale" loonsverlaging gepaard gaat, ontoegankelijk maakt. Dat deze „nominale" loonsverlaging in geenen deele gelijk te stellen is met ecu „reëele" loonsverlaging, en dut tengevolge van de daling der indexcijfors van de kleinhandelsprijzen (do daling van dc ge middelde kosten van levensonderhoud vu een arbeidersgezin in onze groote stedi u kan voor dn periode van 1 Januari 1927 1 Januari 1932 zondnr bezwaar op 20 pet. gesteld worden. Slechts één factor van be teekenis heeft aan deze daling weerst* l gebodon, nl. de huurprijs der woningen en de tarieven van de moeste overheidsbedrij ven. Aangenomen .mag echter worden, dat ook hierin binnen afzienbaren lijd verande ring zal intreden) de loonen ten spijt van de zich verscherpende crisis in de laatste Jaren een vrij belangrijke feitelijke verhooging hebben ondergaan, zoodal eon geringe vermindering van het nominale be drag volstrekt geon aantasting van het levenspeil van do arbeiders en beamb ten beduidt het is alles reeds zoo vaak betoogd, dat het MJna onnoodig is het hier nog eens te herhalen. Nog steeds echter hoort men de reeds mug door dc omstandigheden achterhaalde eco nomische „theorie" verkondigen, dat do handhaving van hr»t hooge nominale loon koopkracht schept en dat door het scheppen van deze fictieve koopkracht het economi sche leven op gang kan worden gebracht. Alsof deze zoogenaamde koopkracht in sbaat ware, het totale Inkomen der volk«cemeon- schap. dat in de laatste instantie uit inter nationaal gewaardeerde goederen en dien sten bestaat, te yergronten en alsof het bui tenland, dint zich van deze theorie niets aantrekt, dan meer neieino- zal toonen om is te duro pivdurt te koonen. Do economische omstandigheden het kan nauwelijks genoeg worden herhaald be wijzen iederen dag opnieuw, dat Nederland, als economische eenheid gezien in ernstig gevaar verkeert. Het valt uit den aard der zaak niet te voorspellen, hoe lang de crisis zal duren', nog minder of onze natio in staat zal zijn, met behoud van zijn voornaamste bestaansmid delen uit deze crisis weder te voorschijn ta

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 8