Zorgelijke economische toestand
ZATERDAG 9 JULI 1932
DERDE BLAD PAG. 10
uitgaven, voor zoover deze voor bezuiniging
in aanmerking komen
c. de personeelssubsidies met 9.4 (dus
een gelijke korting als voor het Rijksperso
neel) te verminderen.
In totaal zal op het N.O. 2.6 millioen
moeten worden bezuinigd.
IV. Concentratie van openbare lagere scho
len in de richting van ten minste een twee-
mansschool, welke volgens het thans aan
hangig wetsontwerp tot wijziging der L. 0.-
wet als minimum 46 leerlingen zou moeten
tellen. Uiteindelijke besparing 500.000.
V. Concentratie van U. L. O. scholen in
de richting van driemansscholen op den
voet van het aanhangig wetsontwerp, met
gelegenheid tot differentiatie, naar beneden
tot tweemansschol en. Bezuiniging 750.000.-
VI. Opvoering van de minimum-aantallen
leerlingen, volgens art 73 L.O.-wet noodig
voor de oprichting van nieuwe bijzondere
lagere ulo-scholen, met 50 en in aan
sluiting daaraan opvoering van de minima
in art 19 der L.O. wet voor het openbaar
onderwijs eveneens met 50
VIII. Doorvoering van de z.g. 45 schaal,
opgenomen in het thans aanhangig wets
ontwerp tot wijziging der L.O. wet. Bezuini
ging 5.300.000.—.
IX. Vervanging van leerkrachten in de
laagste twee klassen der lagere school door
lager bezoldigde (als regel vrouwelijke) leer
krachten, in het bezit van een speciaal hier
voor te introduceeren onderwijsbevoegdheid.
Bezuiniging op den duur 4.millioen.
X. Verbod voor de gemeentebesturen tot
aanstelling van z.g. boventallige onderwij
zers. De hieruit voortvloeiende bezuiniging,
welke op ongeveer 9 millioen gesteld kan
worden, komt geheel ten goede aan de ge
meenten.
XI. Opneming in Art. 6 der L. O. wet van
de bevoegdheid om maximunveischen te stel
len ten aanzien van de oprichting en de
inrichting van scholen, ten einde zoo noo
dig soberheid daarbij te kunnen afdwingen.
XII. Verschillende kleinere bezuinigings
maatregelen t.o.v. Kunsten en Wetenschap
pen, waardoor een besparing verkregen
wordt van totaal 110.000.
Voorts wordt aanbevolen het denkbeeld
om de leeftijdsgrens voor de toelating tot de
lagere school waarvan een belangrijke
bezuiniging het gevolg zou kunnen zijn
in studie tedoen nemen.
In het geheel zullen de bij Hoofdstuk H
Voorgestelde bezuinigingen kunnen bedragen
15.054.000.—, terwijl bij het hooger Onder-
nriia non vonh rWkOÏ n cr van inkomsten kail
HOOFDSTUK J.
DEPARTEMENT VAN FINANCIEN
De voornaamste bezuinigingsmaatregelen
'die in dit hoofdstuk worden voorgesteld, be
treffen afdeeling VII Rijksgebouwendienst
en afd. IX Pensioenuitgaven.
T.a.v. eerstgenoemde afdeeling wordt o.a.
ïn overweging gegeven de posten bestemd
voor bouw en exploitatie en voor onderhoud
van Rijksgebouwen met resp. °0 en 10
te verminderen. Met nog eenige andere ver
soberingsmaatregelen kan aldus een bezui
niging bereikt worden van 1.388.000.
Wat betreft afd. IX wordt door de com
missie voorgesteld de door het Rijk betaalde
annuïteit aan het Burgerlijk Pensioenfonds
van 31 millioen tijdelijk met 10 te
Verlagen, op grond van de omstandigheid,
'dat de tweede wetenschappelijk balans van
het Pensioenfonds heeft doen zien, dat het
balanstekort per ultimo 1927, ondanks een
belangrijk lagere Rijksbijdrage van 31%
millioen in de periode 1922—1927 omstreeks
38 millioen lager is dan het tekort op de
eerste balans.
De hieruit voortvloeiende bezuiniging be-
'draagt 3.1 millioen.
Met nog cenige kleine bezuiniging zal de
totale uitgaven-verlaging, in hoofdstuk J
Voorgesteld, bedragen 4.882.000.
HOOFDSTUK K
DEPARTEMENT VAN DEFENSIE
Marine.
Ten aanzien van de Marine worden de
Volgende voorstellen gedaan:
I Opdracht aan een deskundige commis
sie,' bestaande uit vertegenwoordigers van
de Departementen van Defensie, Koloniën en
Financiën om de organisatie der Marine hier
te lande in verband met de vlootsterkte in
Indië te herzien, met het doel te geraken
tot een besparing van 10 pCt., of 1.3 mil
lioen op de kosten van de Marine-organi
satie. Hierbij waren de volgende beginselen
in acht te nemen:
a. het aantal der onderzeebooten voor
Nederland moet geleidelijk beperkt worden
tot ten hoogste 7, zijnde dit het aantal mo
derne vaartuigen thans in Nederland aan
wezig;
b. eerste opleidingen moeten v. z. m. ge
concentreerd en de voortgezette opleidingen
moeten voor zooveel mogelijk naar Indie
verplaatst worden; dit laatste indien vast
staat, dat tengevolge daarvan in Nederland
met minder personeel kan worden volstaan
en in Indië geen uitbreiding behoeft plaats
te hebben: 4
c het oud- en verouderd materiaal dient
opgeruimd te worden en voor zooveel noodig
geleidelijk vervangen door nieuw, voor op
leiding geschikt materiaal.
II. Opheffing van den afzonderlijken
Marine-vlicgdienst in Nederland conform het
voorstel der zgn. Commissie-Woltman. Be
zuiniging ruim 1 millioen.
III. Opheffing van de Rijkswerf te Helle-
voetsluis conform de voorstellen der z.g.n.
Commissio-Guépin, alsmede doelmatiger or
ganisatie van de werf tc Willemsoord. Be
zuiniging 500.000.—.
IV. Vermindering met 20 pCt. van de ver
strekking van inventarisgoederen en van
brandstoffen voor vooroefeningen. Besparing
f 200.000.—.
Landmacht.
Ten aanzien van de Lnndmacht stelt de
Commissie voor, evenals bij do Marine, 10
pCt. of 3,5 millioen te hesparen op de kosten
van de eigenlijke legerorganisatio, terwijl cr
bovendien van uitgegaan wordt, dat do be
zuiniging op de legerorganisatio dienstbaar
wordt aan het vrijmaken van gelden voor
de oefening en uitrusting van het leger tot
een bedrag van f 1.5 millioen. De Commissie
acht het mogelijk deze bezuiniging te berei
ken door:
a. vermindering van de vredes- en van de
borlogssterkte met acht regimenten infantc-
rie, gepaard met verlaging van het contin-
I gent met 2150 en van de oorlogssterkte mpt
ruim 23000 man. Bezuiniging rond f 2,3 mil-
b. zoodanige uitdunning van de beroeps
kaders, dat het resteerend te bezuinigen be
drag bereikt wordt.
Ten slotte wordt voorgesteld een korting
van 15 pet toe te passen op de materieele
uitgaven van de Defensiebegrooting, met uit
zondering evenwel van de aanschaffingen
van nieuw materieel, daar hierop zoowel
voor zee- als voor landmacht reeds zóó be
langrijk bezuinigd is, dat een verdere be
perking daarvan niet verantwoord is te ach
ten. Bezuiniging rond f 2.400.000.
Met nog eenige bezuinigingen van gerin
ger omvang, o. a. op het Loodswezen
(f 105.000) en op de afd. Hydrographie
(f 25000), kan in totaal volgens Hoofdstuk K
een bedrag van f 7.503.000 bezuinigd worden.
I. Opheffing van het Wegenfonds er
stelling bij de wet van één R ij ks ver
keer sfonds, zoodat de eenheid van het
verkeersvraagstuk tot uitdrukking komt in
de Rijksbegrooting. Alle inkomsten terzake
van het verkeer zullen strekken tot dekking
van de uitgaven te dier zake, terwijl één
Rijksbijdrage den sluitpost vormt.
Verder zullen de exploitatievoorwaarden
der verschillende verkeersmiddelen onder
ling meer aan elkaar gelijk gemaakt moeten
orden, in verband waarmede door de Com
missie wordt voorgesteld een extra belas
ting van het motorverkeer te heffen.
De verbetering van den stand van het
budget die uit de vorming van dit verkeers-
fonds en de daarmede verband houdende
maatregelen zal voortvloeien, kan gesteld
orden op rond f 20 millioen.
II. Reorganisatie van den Waterstaats
dienst, waardoor een aanmerkelijke verla
ging van de personeelskosten mogelijk zal
worden. Bezuiniging tenminste f 500.000.
III. Verlangzaming van het tempo van
uitvoering van verschillende groote water
staatswerken. Bezuiniging f 3,7 millioen.
IV. Verlaging tot de helft van het bij art.
192 der begrooting uitgetrokken bedrag voor
aanleg en verbetering van spoorwegwerken
bij Amsterdam. Bezuiniging f 900.000.
V. Overbrenging van de werkzaamheden
in het bureau Scheepvaart (opgenomen in
de afdeeling Vervoer en Mijnwezen van het
Departement van Waterstaat) naar de Hoofd
inspectie voor de Scheepvaart: hergroepee
ring en inkrimping van het aantal inspec
tie-districten der Scheepvaart Voorts afvoer
uit de begrooting van het salaris voor het
sinds langen tijd niet vervuld ambt van
Voorzitter van den Raad voor de Scheep
vaart
Met eenige kleinere bezuinigingen zal de
besparing in totaal kunnen bedragen rond
f 56000.
VI. Versobering van de organisatie van
het Meteorologisch Instituut door afschaf
fing van de eigen zendinstallatie, door uit
voering van de door de zgn. Scheepvaart-
commissie gedane voorstellen, alsmede door
inperking met 12 pet. van de personeelsfor
matie. Bezuiniging f 36000.
VI. Bezuiniging van 12 pet op de kosten
der personeelsformatie van het Staatsvis-
sehershavenbedrijf, alsmede 15 pet korting
j de materieele uitgaven.
De besparing, die uit deze en uit even
tueel e andere maatregelen voortvloeit, zal
ten minste f 40.000 moeten bedragen en kan
mindering worden gebracht op.de aan het
havenbedrijf uit 's Rijkskas verstrekte uit-
keering.
De Zuiderzee.
Ten aanzien van het Zuiderzeefonds wordt
gewezen op de zeer belangrijke financieele
consekwenties, welke zouden voortvloeien
uit de aanvatting v$n de N.O.-inpoldering,
elke naar het inzicht der Commissie een
beletsel vormen om daartoe in de tegenwoor
dige omstandigheden te besluiten.
Met nog eenige bezuinigingen van gerin
gere omvang (toe te passen op den Geolo-
gischen Dienst, de Luchtvaart, het Toezicht
op het vervoer van ontplofbare stoffen en
Mijnwezen) zal de totale verbetering van
den stand van het budget als gevolg van de
voorstellen bij Hoofdstuk L bedragen
f 25.335.000.
De voornaamste op dit Departement be
trekking hebbende bezuinigingsvoorstellen
zijn:
I. Herindeeling der districten van het
stoomwezen met dien verstande dat deze
van 7 op 6 worden teruggebracht Hierdoor
zal het mogelijk zijn een formatie inperking
te bereiken, waarmede een bezuiniging op
de personeelskosten verkregen wordt van
f 26000.
II. Vermindering van de kosten der per
soneelsformatie der arbeids- en haveninspec
tie. Deze bezuiniging, welke rond f 180.000
opbrengt, zal bereikt kunnen worden o. a.
door het aantal districten van 11 op 10 te
brengen.
III. Vermindering van de Rijksbijdrage
aan het Invaliditeitsfonds met f 4 millioen
zijnde de administratiekosten van de Invali
diteitswet) op grond dat de R.V.B. evenals
elke levensverzekeringsmaatschappij, haar
eigen administratiekosten zal moeten be
talen.
Verder wordt op dezelfde principieele over
weging voorgesteld te schrappen:
u. de in art. 18 begrepen personeelsuitga-
en voor de voorzitters der Raden van Ar
beid, ten bedrage van rond f 241.000.
b. de in dc artL 19 en 20 bedoelde kosten
van den Verzekeringsraad van rond 1102 000.
c. de in art. 23 bedoelde kosten voor ver
zonding der dienststukken betreffende de
wet, ten bedrage van f 460.000.
In totaal zou dus de begrooting hierdoor
kunnen worden verlaagd met f 4,8 millioen.
IV. Tijdelijke onttrekking van de reserve
an het Invaliditeitsfonds van 'a jaars
f 3 millioen.
V. Zoodanige vermindering van de door
het Rijk aan het Ouderdomsfonds verschul
digde annuiteit, dat alleen voorkomen wordt
dat het in «lat fonds bestaande tekort groo-
ter wordt. Het inhalen van dit tekort zal
dus uitgesteld moeten worden tot betere
tijden.
In aanmerking genomen, dat in de over
1933 verschuldigde annuiteit begrepen is een
bedrag van pl.in. f 27 millioen aan rente en
pl.m. f 4,5 millioen aan aflossing, wordt
voorgesteld tijdelijk het laatstgenoemd be
drag uit de jaarlijksche bijdrage te lichten
en die dus terug te brengen tot rond
f 27 millioen.
VI. Beperking van de Nijverheidsvoorlich
ting en invoering van het zelfbedruipings
beginsel van het Nijverheidslaboratorium
beperking van de personeelsorganisatie van
den Octrooiraad, daar de achterstand in de
afdoening van octrooiaanvragen grootendeeis
is of binnenkort zal worden ingehaald, ter
wijl bovendien het aantal ontvangen nieuwe
octrooiaanvragen in den laatsten tijd vrij
sterk is verminderd. Bezuiniging in totaal
1 47000.
VII. Fusie van de inspectie inzake de be
strijding van epidemische en besmettelijke
ziekten met die inzake kinderhygiène, tuber
culosebestrijding en bestrijding van ge
slachtsziekten; opheffing van de Brucella.
Bang Commissie; vermindering van het voor
wering van epidemische en besmettelijke
ziekten uitgetrokken crediet van f 50.000.
Bezuiniging in totaal f 93.900.
VIII. Vereenvoudiging in de toepassing
van de Warenwet o. m. dooj concentratie
in de organisatie der Keuringsdiensten en
door beperking van de werkzaamheden. Uit
eindelijke besparing f 350.000.
IX. Het brengen onder één leiding van
bet Centraal laboratorium voor de Volks
gezondheid en het Rijks Serologisch Insti
tuut. Hierdoor wordt een besparing mogelijk
van f 27000 op de personeelsformatie.
X. Concentratie van de opleiding voor
vroedvrouwen (opheffing van de Rijks
kweekschool te Amsterdam of Rotterdam),
alsmede versobering van de organisatie der
kweekschool voor vroedvrouwen te Heerlen.
Bezuiniging in totaal f 130.000.
XI. Verschillende kleinere bezuinigings
maatregelen op het gebied der Volksgezond
heid, waaruit een besparing voortvloeit van
totaal f 96000.
In het geheel zal de verlaging van uit
gaven in Hoofdstuk M besproken, kunnen
bedragen f 13.297.000.
HOOFDSTUK N. KOLONIËN.
Voorgesteld wordt door een ingrijpende
versobering van de huishouding van Suri
name de Rijksbijdrage terug te brengen töt
ten hoogste i 2 millioen, en ten hoogste de
helft van het daardoor te besparen bedrag
beschikbaar te stellen voor welvaartspalitiek.
Voorts wordt in overweging gegeven, dè
kosten der militaire bezetting van Suriname
terug te brengen tot het niveau van 1918 en
i verband daarmede te verlagen met onge-
jer f 300.000.
Ten aanzien van Curasao wordt voorge
steld de militaire bezetting van 1 compagnie
mariniers in 1933 tot de helft te verminde
en haar in 1934 geheel op te heffen.
Bezuiniging f 420.000.
In totaal bedragen de bij Hoofdstuk N
'oorgestelde bezuinigingen f 1.340.000.
Hierin is betoogd, hoezeer er bén nauw
verband bestaat tusschen de financiën van
het Rijk en die der gemeenten en hoe dus
pogingen om de eerste in orde te houden,
moeten falen, indien de laatste buiten be
schouwing worden gelaten.
Verschillende maatregelen worden bespro
ken, welke in het belang van een doelmatig
beheer en de veiligstelling van de gemeente-
(inanciën behooren te worden getroffen, ter
wijl ten slotte beschouwingen worden gewijd
aan de mogelijkheid om op de kosten van
het gansche gemeentewezen te bezuinigen,
door organisatie van samenwerking, combi
neering van functies en vereeniging van
daarvoor in aanmerking komende gemeen-
SAMENVATTING VAN DE FINANCIEELE
RESULTATEN VAN DE VOORSTELLEN
DER COMMISSIE.
F.en samenvatting van de in verschillende
hoofdstukken van dit verslag voorgestelde
maatregelen, welke verbetering van den
stand van het budget beoogen en die, hetzij
dadelijk, hetzij in de naaste toekomst, ver
wezenlijkt kunnen worden, leidt tot de vol
gende uitkomst:
dier Colleges, hetzij van de zijde der Regee
ring, het noodige zal worden verricht of
voorgesteld om ook op die uitgaven de be
zuinigingen aan te. brengen, welke door de
tijdsomstandigheden worden geboden.
Deze bezuinigingen moeten dus in reke
hing worden gebracht boven het door ons
becijferd bedrag van f 102.000.000, waarmede
de stand der begrooting bij opvolging van
onze voorstellen zal worden verbeterd.
HOOFDSTUK Q. SLOTBESCHOUWING.
In clit hoofdstuk geeft de commissie zich
rekenschap.' van de vraag, of en in hoeverre
een bedrag van ruim f 102 millioen, waar
mede bij aanvaarding van haar voorstellen
de stapd van het Rijksbudget verbeterd zou
luinnen worden, geacht zou mogen worden
in een juiste verhouding te staan tot het
ggen door den nood der tijden wordt voor
beschreven.
Teneinde hieromtrent zoo goed mogelijk
een inzicht te verkrijgen, legt de commissie
over een staat, vermeldende hoofdstuks-
gowijze de gewone uitgaven volgens de
Rijksrekeningen in de twee jaïen onmiddel
lijk aan den oorlog voorafgaande,'benevens
in de laatste twee jaren waarvan de Rijks
rekeningen definitief vastgesteld 'en statis-,
tisch bewerkt zijn, zijnde onderscheidenlijk
de jaren 1913 en 1914 en 1927 en 1928.
Een vergelijking van deze cijfers doet zien.
dat in de periode 1927)1928 de Rijksuitgaven
voor den gewonen dienst zijn gestegen tot
ongeveer 2.S mial het peil van de periode
1913/14.
In deze stijging hebben de verschillende
Hoofdstukken een uiteenloopend aandeel go-
had. "Het sterkst zijn gestegen de hoofdstuk
ken Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
eiï Arbeid, Handel en Nijverheid, welke in
1927/28 meer dan het viervoudige bedragen
van 1913/14.
Duidelijk spreekt uit dit overzicht de in-
-vloed, diep de ondcrwijswetgeving, de so-
ciélfc- verzekering en de toenemende zorg
voor werkloozen en volksgezondheid (wo
ningbouw) op het budget hebben uitge
oefend. Ook de lasten van de Staatsschuld
zijn aanzien^jk; hpoger geworden.
Ihtusschen beteekenf déze' uitgavenstijging
geenszins een gelijke drukverzwaring, want
ook het vóiksinkomen is in dezelfde periode
toegenomen, zij het niet in dezelfde niate als
de"uitgaven. Uit de gegevens omtrent de
inkomstenbelasting en de vermogensbelas
ting kan worden afgeleid, dat in de periode
1915—1929 het volksinkomen ongeveer ls
verdubbeld.
Volgens de cijfers der in 1915 ingevoerde
Rijksinkomstenbelasting bedroeg het belast
baar inkomen in het jaar 1915/16 1334494000
welk cijfer in verhouding met latere jaren
te laag is,, omdat de eontrole toen nog niet
had doorgewerkt.
Stellen wij, om een zuiverder vergelijking
te verkrijgen, dat cijfer op rond 2 milliard,
daai blijkt bii vergelijking met het belasting
jaar 1928/1929 in welk jaar het belastbaar
inkomen 4028615000 - bedroeg, dat ih deze
periode het inkomen ongeveer verdubbeld
is. Dezelfde uitkomst geeft een vergelijking
der kohieren van de vermogensblasting, vol
gens welke het totaal bedrag der vermogens
in 1915/16 beliep 7.379.246.000 "tegen
14.S84.162.000 in 1928—1929.
Het staat dus wel vast, dat in boven
gemeld tijdvak het uitgavenpeil sterker is
gestegen dan het volksinkomen. Vooral in
dien men in aanmerking neemt, dat de uit
gavenstijging in de jaren na 1928 geenszins
in een verminderd tempo is voortgegaan
(volgens de nog niet statistisch bewerkte
..rijksrekening over 1929 bedroeg in dat jaar
het totaal der gewone uitgaven 598.252.079,
dit is 25 millioen hooger dan het jaar te-
Het behoeft dan ook geen verwondering
te wekken, dat opvolgende ministers van
Financiën telkenjare bij de indiening van
de begrooting hébben gewaarschuwd tegen
cle voortgaande verzwaring van den belas
tingdruk, als gevolg van het steeds stijgen
de uitgavenpeil, welke verzwaring een toe
nemende bedreiging van de volkswelvaart
Thans is in de regelmatige stijging van
het volksinkomén een keerpunt gekomen.
Tii hoofdstuk CL van haar rapport heeft de
commissie een uiteraard globale schatting
gemaakt van de daling van het belastbaar
inkomen In de naaste toekomst. Of die
daling 30 pCt of 50 pCt. zal bedragen, kan
op dit oogenblik niemand met eenige zeker
heid zeggen, maar een daling met 30 pCt.
ligt toch wel aan den aptimi„Stischen kant.
De consekwentiö daarvan is dan echter, dat,
nu reeds in de voorafgaande jaren het uit-
gavenaccres, in verhouding tot de toene
ming van de draagkracht, te groot is ge
weest, een vermindering van die-draagkracht
met een derde gedeelte zeker, een gelijke
mindering van het uitgavenpeil met zich
zal moeten brengen, dat wil zeggen een ver
laging der gewone uitgaven met 200
inplaats van met 100 millioen.
In dit licht bezien acht de Commissie de
mogelijkheid geenszins uitgesloten, dat de
thans door haar voorgedragen besparings^.
voorstellen nog slechts een eerste schrede
zullen vormen op -den moeilijken weg der
budgetverlaging, die spoedig door een tw<
den stap van niet minder verre strekking
gevolgd zal moeten worden.
Met temeer vertrouwen moge'zij de spoe
dige invoering van de in dit rapport, ont
wikkelde besparingsvoorstellen dringend
aanbevelen; hoe eerder daartoe wordt be
sloten, hoe grooter de kans is dat verdere
stappen zullen kunnen worden vermeden.
De Commissie meent haar verslag niet te
mogen afsluiten zonder haar groote erken
telijkheid uit te spreken voor de steun en
de voorlichting, welke zij zoowel van ambte
lijke als van niet-ambtelijke zijde heeft
ondervonden. In het bijzonder vermeldt zij
hier de ambtenaren van de Generale The
saurie van het Departement van Financiën,
hulp zij zoo vaak en nirr
een beroep heeft moeton doen.
Hoofdstak D
of
28.945.000
323.000
m F 3.140.000
G 1.697.000
H 15.404.000
J 4.882.000
K 7.503.000
L 25.335.000
M 13.297.000
N 1.340.000
Totaal 101.866.000
rond j 102 millioen.
ongerekend de voorgestelde verlaging van
uitgaven, welke zich niet onder cijfers laten
brengen, b.v. die, welke het gevolg zuilen
zijn van de reorganisatie der politie en van
do versoberingen in de gemeentelijke orga-
uisatiën en die ongetwijfeld zeer belangrijk
zullen zijn, zoomede, behoudens die, welke
niet het gewone budget zullen ontlasten, als
de voorgestelde verlaging van den werkloo
zensteun.
In het hooger genoemd bedrag zijn be
grepen de verhoogingen van inkomsten, als
gevolg van door ons voorgestelde maatrege-
n de Hoofdstukken F (Justitie) en H
(Onderwijs), ten bedrage van resp. f 500.000
en f 850.000 of ongeveer f 850.000.
Uiteraard zijn hier niet vermeld de maat
regelen, welke uitsluitend beoogen de ge-
meentefinanciën te ontlasten, als de afschaf
fing van de boventallige onderwijzers e. a.
Ter voorkoming van misverstand moge ei
ten slotte op worden gewezen, dat in het be
drag van f 102.000.000 begrepen zijn de
f 7 millioen tijdelijke korting, welke met in
gang van 1 Maart j.l. werd. ingevoerd, en de
f 2.5 millioen, welke de bestaande ongohuw
denaftrék van 3 pcL van het salaris oplevert.
Het bedrag van f 102 millioen kan dus
niet zonder meer gesteld worden tegenover
bet voor 1933 geraamde begrootingstekort
van f 108 millioen hetwelk verkregen werd
nadat het budget de gunstige werking van
deze verlaging ad f 7 plus f 2,5 millioen
reeds had ondergaan.
Wij teekenen tenslotte hierbij aan, dat
de Commissie heeft gemeend zich tc moe
ten onthouden van het voorstellen van be
zuinigingen op de personeelsuitgaven, be
grepen in het Ilde Hoofdstuk der Rijks-
hegrooting, van do Hooge Colleges van Staat,
en het Kahinet der Koningin, aangezien zij
er van overtuigd is, dat, hetzij van de zijde
NEDERLAND ALS ECONOMISCHE
EENHEID GEZIEN, VERKEERT IN
ERNSTIG GEVAAR
NOG GEEN ENKEL LICHTPUNT
AAN DE ECONOMISCHE
HORIZONT
Aan het rapport-W e 11 c r wordt voorts
nog het volgende ontleend:
Over den algemeenen economischen
toestand in Nederland
v^ördt gezegd, dat uit het in het rapport ge
geven overzicht van het economisch leven
veilig kan worden afgeleid, dat die toestand
op het oogenblik tot groote bezorgdheid aan
leiding geeft.
Tot voor zeer korten tijd waren er in ons
land nog tal van optimisten te vinden, die
van oordeel waren, dat men verkeerd deed
met zich over de algemeene situatie al te
ongerust te maken en dat het vooral ver-
keerd was om aan die ongerustheid in het
publiek uiting te geven.
Wie zijn waarschuwende stem deed hoo
ien en op de naderende onweerswolken
wees, Averd door velen als een soort défai-
tist beschouwd.
Het verloop der omstandigheden in bin
nen- en buitenland heeft thans wel uitge
wezen, dat men met z.g. „Sunshine-cam
paigns" geen crisis vermag te bestrijden;
Economische verschijnselen vap een om
vang als wij in het huidige tijdsgewricht,
aanschouwen, behooren van meet <ff aan
moedig onder de oogen te worden gezien.
Het voeren van struisvogelpolitiek is in
deze omstandigheden minder verantwoord
dart ooit.
-En daarom verdient het aanbeveling niet
voor de waarheid uit den weg te gaan, doch
ruiterlijk te erkennen, dat de Nederlandscho
volksgemeenschap zich op het oogenblik in
een toestand bevindt, die krachtdadig in
grijpen ln haar hulshouding noodzakelijk
maakt
Het mag een gelukkig verschijnsel heo-
ten dat zij, die vooraanstaande posities in
het economische leven bokloeden, niet scliro
men dit standpunt in te nemen. Herinnerd
wordt aan de door den thans afgetreden
voorzitter van de Amsterdamsche Kamer
van Koophandel bij het einde van het jaar
1931 gesproken woorden, die aan duidelijk
heid niets te wenschen overlieten, aan de
redevoering van den voorzitter van de Rot-
terdamschc Kamer van Koophandel, bij de
jaarwisseling, waarin van den droevlgen
toestand in het Rotterdam/ach havenbedrijf
een weinig troostrijk beeld wordt opgehan
gen, en op die van don voorzitter der
ütrechtsche Kamer van Koophandel, welke
'ovéneéns eon weinig opwekkend beeld gcoft
van de algemeene situatie. Ook wordt ge
wezen op de wnarsehuwende woorden, bij
herhaling van de ministerstafel in de beide
Kamers van ons Parlemont gesproken, wan
neer van de zijde van bepaalde groepen
aandrang.werd geoefend om instede van tot
bezuiniging tot het doen van nieuwe uit
gaven over to gaan.
1-Iet besef, (lat hot hoog tijd is om mot
betrekking tot de draagkracht van ons na
tionale inkomen
den stormbal te hijschen.
begint gelukkig meeren meer door te
dringen.
Men gaat inzienv dat pus nationaal, ver
mogen allerminst intact is gebleven en ons
nationale inkomen van alle kanton aange
tast wordt.
Wat het vermogen betreft, geve men zich
slechts rekenschap van de koersverliezen,
welke op het effectenbezit zijn geleden en
denke men aan het groeiend aantal landen,
dat zijn buitenlandsche verplichtingen op
al of niet aanvaardbare gronden eenvoudig
repudieert.
En wat het inkomen betreft is iedere toe
lichting overbodig. Van onze voornaamste
bronnen van inkomsten is een deel vrijwel
opgedroogd, Indië heeft alle remises stop
gezet en moet voor de instandhouding van
zijn bestuurskader een beroep op de moe-
derlandsche schatkist doen. Van geen en
kele tak van bedrijf, die in concurrentie
met het buitenland werkt, kan gezegd wor
den, dat er winsten van beteelcenis gemaakt
worden. Slechts do z.g. beschutte bedrijven
hebben zich tot dusverre nog betrekkelijk
goed aan den invloed van de crisis kunnen
onttrekken, maar hot behoeft geen betoog,
dat deze winsten in de practijk alleen op
een önderlinge verzekering tusschen de bur
gers van één staat neerkomen en dat het
nationaal vermogen, als geheel gezien, van
dezen schijnbloei geen profijt trekt.
Het valt tc betreuren, dat er geen sta-
listieken bestaan, met behulp waarvan de
vermindering van ons nationale inkomen
en ons nationaal vermogen eenigermate be
naderd kan worden. De cijfers der belasting
opbrengsten over de afgeloopen jaren ge
ven voor het heden en de onmiddellijke
toekomst geen bruikbaren maatstaf, wijl de
meeste-ongunstige factoren zich eerst in den
loop van 1931 geopenbaard hebben. In dit
verband echter geven do gedaalde beurs
koersen, ook al kan hieraan niet in ieder
opzicht doorslag gevende beteekenis ge
hecht worden helaas een onmiskenbare
aanwijzing.
Do beurs registreert dioorgaans de hul-
digo waarde en rentabiliteit, mitsgaders de
onmiddellijke vooruitzichten van een fonds
mot vrij groote zuiverheid. De koersen van
de meeste ter beurze van Amsterdam geno
teorde aandeelen hobben een peil bereikt,
dat angstwekkend moet worden genoemd.
Die koersen zijn, zoo hoort men veelal ver
klaren, verre benedon de Intrinsieke waar
de en weerspiegelen alleen de
angst-psychose,
die zich van talloozen hoeft meester ge
maakt.
Wij zouden tegon deze al te gemakkelijke
redoneering wijlen-waarschuwen. Bij een
korte hevigo reactie in de beursmoteerin-
gen kan oon dergelijke verklaring wel eens
In overeenstemming met do waarheid zijn.
De voortdurende daling sedert 1029, welke
slechts enkele malen in verband met de
ojitimistlsche mededeelingen en pogingen
van aommige staatshoofden en staatslieden
door een kort redres werd onderbroken,
moet andere "an diepere oorzakon hebben.
Diepere oorzaken.
Men behoeft, wat ons land betreft, naar
die diepere oorzaken waarlijk niet lang te
zoeken. Geen land toch ondervindt door zijn
kwetsbare geographische en economische po
sitie op het oogenblik meer do gevoigon van
het horfjoron mercantilisme der buurstaten.
Als typlich vrijhandelsland, d. w. z. als
land, welks economische structuur geba
seerd is op don onbelemmerden in- en
uitvoer van alle producten, hetzij grond
stoffen, half- of e.indfnhrikntcn, wordt Ne
derlnnd op het oogenblik eenvoudigweg in
zijn bestaansmogelijkheid bedreigd. Tegcr,
onzen wil worden wij in de poaltlo van een
zooveel mogolijk ..self-supporting country"
gedreven. Uit lijfsbehoud neemt de Neder
landsche regeering in deze dagen maatre-
gelen, waarvan zij de principieele onjuist
heid erkent, doch waartoe zij zich door de
gedragingen der andere landen genoodzaakt
ziet
Maar het is duidelijk, dat deze gedrags
lijn onmogelijk gedurende langen tijd voort
gang kan hebben zonder voor het Nederland
sche volk als geheel tot een zeer groote ver
arming te leiden.
Nederland is als self supporting land niet
in staat een bevolking van den omvang der
tegenwoordige te voeden, laat staan in wel
vaart te doeirleven. Nog gezwegen van het
ontzaglijke kapitaalverlies, dat met een om
schakeling van het gansche economische le
ven naar een „zelfgenoegzame' productie ge
paard zou gaan.
Wij moeten derhalve koste wat het
wil trachten van den internationalen goe-
derenruil.i die met de opbouw van ons be
drijfsleven onverbrekelijk verbonden is, te
redden, wat te redden is.
Tegenover een groot gedeelte van de kort
zichtige maatregelen, welke door sommige
regeeringen ter zoogenaamde bescherming
van hun landbouw en industrie genomen
worden, staan wij natuurlijk machteloos.
Regeering'en, die niet schromen van haar
macht gebruik te .maken om in een of an
dere vorm een embargo op den import uit
bet buitenland te leggen, kunnen het Ne-
derlr.ndsche product eenvoudig van haar
markten weren.
Doch tot zulk een uiterste is men nog
geenszins overal gekomen, en zal men ver
moedelijk niet komen, omdat in de prac
tijk bijna geen enkel land een zoodanig sta
dium kan bereiken, dat alle invoer uit het
buitenland kan worden geweerd.
Dat beduidt dus, dat er altijd markten in
het buitenland zullen over blijven, waar het
Nederlandsche product gekocht zal worden,
onder de voorwaarde natuurlijk, dat 't voor
een prijs wordt aangeboden, die aanlokke
lijk is. En zie hier juist het punt, waarom
het gaat Als gevolg toch van verschillen
de factoren wordt het voor den Nederlana-
schen producent steeds moeilijker zijn goe
deren naar het buitenland te verkoopon te
gen een prijs, die in de oogen van dat bui
tenland genade kan vinden. Wij zijn, in
één woord gezegd, minder Konkurrenz-
luhig geworden. Voor een belangrijk deel
is dit te wijten aan den relatief te hoogen
loonstandaard, die in Nederland geldt.
Tot September 1931 deelden wij het voor
recht een hoogen loonstandaard en dus een
hoogen kostprijs van de meeste producten
te bezitten met een aantal andere landen.
Sedert den val van het pond sterling zijn
wij te dezen opzichte in een
volkome: geïsoleerde positie
geraakt en bewegen de door Nederlandse!-o
ondernemers betaalde looneji zich op een
niveau, dat 25 tot 30 pet. hooger is dan dat
van Engeland en de Scandinavische rijken.
Dat een dergelijke verstijving van één der
voornaamste factoren van den kostprijs niet
gehandhaafd kan blijven, zonder het gan
sche economische leven aan den ondergang
bloot te stellen, behoort tot de waarheden,
waarvoor in Nederland nog steeds al te
velen het oos wenschen te sluiten.
-En- toch-zal men ook te onzent aan de
crisis slechts w-erstand kunnen bieden, in
dien men bereid is zich aan de inter
nationale toestand aan te pas
senen een aanmerkelijke verso
bering, zoowel in de huishouding
der individuen als in /lie van de
gemeenschapsorganen te aan
vaarden. De geslonken en in tal van
gevallen zelfs geheel verdwenen rentabili
teit der particuliere ondernemingen, bene
vens het vermogensverlies, dat bijkans allo
effectenbezitters heeft getroffen, zal zich in
toenemende mate op de inkomsten van den
Staat en de lagere publiekrechtelijke licha
men projecteeren.
Nog slechts aan het begin.
Wij staan nog slechts aan het begin van
dit proces. De wijze van belastingheffing in
ons land is een zoodanige, dat met name ten
aanzien van de inkomstenbelasting de huidi
ge catastrophe eerst na geruimen tijd in de
opbrengst der belastingen haar reflex zal vin
den, hetgeen er helaas toe bijdraagt, dat de
ernst van het gebeuren nog slechts tot be
trekkelijk weinigen doordringt.
De groote massa, die door het uitblijven
van de zoo noodzakelijke loonaanpassing van
de crisis verhoudingsgewijs nog niet zooveel
bespeurt en feitelijk alleen door de toenemen
de werkloosheid contact met de economische
realiteit heeft, verkeert, mede als gevolg
eener onjuiste voorlichting, nog steeds in
een onwetendheid, die haar voor leder voor
stel, hetwelk met „nominale" loonsverlaging
gepaard gaat, ontoegankelijk maakt.
Dat deze „nominale" loonsverlaging in
geenen deele gelijk te stellen is met ecu
„reëele" loonsverlaging, en dut tengevolge
van de daling der indexcijfors van de
kleinhandelsprijzen (do daling van dc ge
middelde kosten van levensonderhoud vu
een arbeidersgezin in onze groote stedi u
kan voor dn periode van 1 Januari 1927
1 Januari 1932 zondnr bezwaar op 20 pet.
gesteld worden. Slechts één factor van be
teekenis heeft aan deze daling weerst* l
gebodon, nl. de huurprijs der woningen en
de tarieven van de moeste overheidsbedrij
ven. Aangenomen .mag echter worden, dat
ook hierin binnen afzienbaren lijd verande
ring zal intreden) de loonen ten spijt van
de zich verscherpende crisis in de laatste
Jaren een vrij belangrijke feitelijke
verhooging hebben ondergaan, zoodal eon
geringe vermindering van het nominale be
drag volstrekt geon aantasting van het
levenspeil van do arbeiders en beamb
ten beduidt het is alles reeds zoo vaak
betoogd, dat het MJna onnoodig is het hier
nog eens te herhalen.
Nog steeds echter hoort men de reeds mug
door dc omstandigheden achterhaalde eco
nomische „theorie" verkondigen, dat do
handhaving van hr»t hooge nominale loon
koopkracht schept en dat door het scheppen
van deze fictieve koopkracht het economi
sche leven op gang kan worden gebracht.
Alsof deze zoogenaamde koopkracht in sbaat
ware, het totale Inkomen der volk«cemeon-
schap. dat in de laatste instantie uit inter
nationaal gewaardeerde goederen en dien
sten bestaat, te yergronten en alsof het bui
tenland, dint zich van deze theorie niets
aantrekt, dan meer neieino- zal toonen om
is te duro pivdurt te koonen.
Do economische omstandigheden het kan
nauwelijks genoeg worden herhaald be
wijzen iederen dag opnieuw, dat Nederland,
als economische eenheid gezien in ernstig
gevaar verkeert.
Het valt uit den aard der zaak niet te
voorspellen, hoe lang de crisis zal duren', nog
minder of onze natio in staat zal zijn, met
behoud van zijn voornaamste bestaansmid
delen uit deze crisis weder te voorschijn ta