FEUILLETON
Uw Vader weet
door
M. G. Bakhoven-Michels
(Vervolg.)
Vader gaat achteruit, Vader gaat heen. Dan ben
je vrij, dan kun je doen en laten wat je wilt. Uit
gaan, lezingen en vergaderingen bijwonen, de
nieisjesvereeniging leiden. Naar de getrouwde
broers en zusters gaan, met de kinderen spelen.
Je kunt gaan reizen. Vreemde landen zién.
Als zweepslagen troffen Coba deze overleggingen,
die gedurende den langen winter*telkens waren op
gedoken uit haar onderbewustzijn. De taak bij
vader was haar een last geworden, al meende zij
met toew'jding te dienen.
Vader! I-Iij was bereid om heen te .gaan. Heel den
winter had hij van zijn sterven gesproken als van
een spoedig te ondernemen reis. Zijn papieren
lagen netjes geregeld in de schrijftafel. Coba had
hem alles weer op zijn bed .of op tafel moeten
brengen: hij schiftte en schikte met be\ ••iitle han
den, tot hij rustig zei dat alles in orde kwam.
„He heb voor jou gezorgd, kind; je hoeft niet on
der vreemden te gaan; je lijfrente staat vast; je
hoeft ook niet te trouwen om onder dak te komen."
„Trouwen! Die ik had kunnen krijgen is getrouwd,
daarvoor hebt u wel gezorgd, vader, door uw wei
gering", had Coba gedacht, al zei ze geen woord
Nu stond ze bij vaders bed, vol diepe zelfbeschul
diging. Zij had vaders leven niet vervroolijkt en
verlicht. Integendeel vader had haar" blije liedje
en onbezorgde vreugde moeten missen. Er was
geen levenslust en rust van haar uitgegaan. Vader
moest er onder geleden hebben.
Met tranen in de oogen keek Coba in vaders
rustige, slapendegezicht; 't leek wel of haar
kijken zóó, vader wekte. Hij opende zijn oogen,
trachtte -rijn machtelooze armen op te heffen:
„Wilt u overeind vader?" vroeg Coba.
Hij knikte van ja, en zag haar bewogenheid.
„Vadertje", zei Coba zacht, toen hij makkelijk zat,
in de kussens geleund en zij zijn arme misvorm
de rechterhand tusschen haar smalle vingers hield:
„Ik ben geen lieve blije dochter voor u geweest
dezen winter."
Vader schudde zijn hoofd in begrijpende liefde. „Je
hebt getobd, gemord en gezucht en er zelf het
nleest onder geleden, ^oor mij ben je een toegewijd
kind geweest. Ik heb zooveel, zoo heel veel voor je
gebeden. Ik hob je strijd gezien. Je Vader kind, ik
bedoel je Vader in den hemel weet wat je behoeft."
„O vader, ik heb u verkeerd beschuldigd. Ik dacht
dat u Anton geschreven had. Ik heb mijn brief
kaart indertijd over het Paleis gepost en dacht
dat u zelf naar Anton geschreven had."
„Heb je je kaart over het Paleis gepost, kindje?
Maar dan ligt die er nog in. Die bus wordt dade
lijk na het vertrek van de Koningïn-Mooder bui
len gebruik gesteld."
„Dat wist ik niet," stamelde Coba: „Dus Anton
kreeg mijn kaart nooit? Ik heb mezelf niet aange
boden?"
„Neen Coba, je staat fier tegenover Anton".
Het gneisje ademde verlicht. Dus zij had zich niet
hloot gegeven. Anton versmaadde haar niet, hij be
rustte alleen in vaders weigering.
„Er gebeurt niets bij geval, kind. Uw vader weet
wat gij behoeft. Hij kent jouw eenzaamheid, jouw
behoefte aan liefde. Zoek het bij Hem. Zie je,"
ging vader voort, als zoekend naar woorden: „Je
bent altijd een goed vroom kind geweest. Maar
heb je je hart wel ooit aan den Heere gegeven; heb
je je wel echt ooit veilig in Jezus' armen gevoeld?
De mensch stelt teleur. Ook de liefde van man
of vrouw of het bezit van kinderen kan je de
ware rust niet geven. Het is God, God alleen".
Coba boog haar hoofd in deemoed. Neen tot een
persoonlijke overgave was het nooit gekomen in
haar hart; zij had God nooit gezocht om Hem zelf
en dus nooit in Zijn tegenwoordigheid en wil ge
rust. Stil ging Coba weer naar haar plaats bij 't
veneter. Vaders kussens had zij weer verschikt,
de zieke was blijkbaar vermoeid. Op de tafel lag
.-De navolging van Christus", vaders lievelings
lectuur naast den Bijbel.
Coba sloeg de eerste bladzijden op: „Wie Mij volgt
zal in de duisternis niet wandelen, spreekt de
Heere. Dit zijn de woorden van Christus en zij
vermanen ons Zijn leven en gezindheid na te
volgen."
„Navolgen. Ik kan niet navolgen. Ik moet God
hebben, die mij draagt, me overneemt; ik kan niet
meer alleenig gaan. O God van genade, laat mij
Uw tegenwoordigheid voelen. Geef mij vrede, wen
tel den last af die mijn ziel bezwaart. Doe mij
volkomen rust en levensgeluk vinden in U."
In den stillen nacht, terwijl vader in de aangren
zende kamer licht sluimerde, streed Coba haar
Zich ~elf te verliezen om in Jezus gevonden te
worden. Heel haar levenslot te leggen in de han
den van den Vader, ging boven de kracht van haar
vleesch en bloed.
Heel de winter vol opstand en onvrede, ja, heel
haar leven zonder innerlijke gemeenschap met
God, stond voor haar als een muur. Een muur
waardoor God zelf breken moest om haar sidde
rend en verootmoedigd hart tot rust te bréngen.
Nooit voordien had Coba zich zoo onwaardig en
schuldig gevoeld.
Coba's vader was in vollen vrede heengegaan.
Kort voor Olga's trouwen, zoodat alle feestelijkhe
den werden afgelast. Coba had haar vader stap
voor stap in den langen dodsstrijd kunnen steu-
Na haar Pniëlnacht, waarna zij zeggen kon; Ik
heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en
mijn ziel i_ gered geweest, had zij vader zoo goed
begrepen en de oude man haar.
„De laatste vijand die te niet gedaan wordt, is de
dood, kind," had hij in zware benauwdheid gesta
gen vijand is hij. Maar Jezus Christus heeft over
wonnen." Coba moest lezen, nadat hij uitgeput
was neergezonken. Uit Johannes' Evangelie. In het
huis ïnijns vaders zijn vele woningen en Ik ga
heen om uw plaats te bereiden. Keek Coba even
op, dan wenkte vader met de oogen, „voortgaan
„Nu ga ik heen tot mijn Vader, kind en jjj blijft,
en na het sta op, laat ons van hier gaan, het hei-»
lige boek sloot, lag er hemelglans over zijn gezicht.
>,Nu ga ik heen tot mijn Vader kind en jij blijft
onder Zijn hoede. Laat de kinderen nu allemaal
kamen, lang duurt het niet meer."
Neen het had niet lang geduurd: eer Coba's broers
en zusters waren bijeengeroepen in den vroegen
morgen was vader den drempel der eeuwigheid
overgestapt.
En nu stond zij alleen, na de drukte der begra
fenis zonder dagtaak in haar toch nog jonge
Ja in de gezinnen van de broers en zusters kon
Coba helpen en zij deed het ook wel, zelfs onge
vraagd, doch de dringende dagtaak ontbrak. Coba
was vrij om niets te doen.
Het voorjaar brak uit in bloesemende heerlijkheid.
In het loof op den breeden Heemraadssingel kwin
keleerden de vogels, geurden meitak en sering, (je
braam glorieerde in gouden en melkwitte pracht.
Vol van den grooten vrede haar in haar Pniël
nacht ten deel geworden genoot Coba van de op
standing en vernieuwing der natuur.
Besloop haar een enkele maal de eenzaamheid
wanneer zij terugkeerde in haar doodstille woning
nu zonder vader en zonder dagtaak, dan boog zij
haar knieën en zocht haar Vader in den hemel
totdat zij opnieuw door Hem gevonden werd.
Uw Vader weet wat gij behoeft, had vader nog
kort voor zijn eter ven gezegd, o Heere Gij weet
wat ikn odig heb, stilte of arbeid, maak mij ge-
Het was zes weken na den dood van haar vader,
dat Coba vroeg in den morgen werd gewekt door
de huisbel die met rellende scherpte de stilte in
huis scheurde.
Verschrikt sprong zij uit bed, sloeg haar kimono
om en liep naar de trap. Opentrekken ging niet,
de deur zat op het nachtslot Snel tripte Coba naar
beneden.
Zou er iets zijn met de familie, met de kinderen?
Zij opende het raampje van de buitendeur doch
deinsde ontsteld achteruit, voor haar zag zij de
verloopen tronie, de met bloed beloopen oogen
„Nou, doe open" hakkelde hij met een vloek: „Moet
jij je eigen man
Coba flapte het raampje weer dicht Zij begreep.
Naast haar waren gisteren nieuwe buren gekomen,
eenzelvig als Coba in haar leven met vader ge
worden was, had de naam der nieuwe bewoners
haar geen belang ingeboezemd. Was Anton haar
buur geworden, kreeg zij de jonge Agatha tot
buurtje?
Antons vuist bonsde op de deur: „Nou dan, doe
open of ik sla het ruitje in."
Bevend opende Coba het raampje weer: „Ja bent
verkeerd Anton, je bent een nummer te ver."
Plots wakker uit zijn bedwelming keek Anton het
meisje aan, toen barstte hij los in een hoonend ge
lach: „Ja zeker, ik ben verkeerd, ik had bij jou
moeten zijn, hé. Je had me nogal uitgenoodigd, je
briefkaart draag ik in mijn zak."
(Slot volgt.)
Een Geldersch beekje.
222
HET VERHAAL VAK DEZE WEEK
Uitgestootene
door
Phé Wijnbeek
„Nou adieu dan, Bultje en denk om de af-
spraakl"
Herman Stevens duwde het lage witte hekje, dat
met z'n smalle spijltjes rank en fijntjes stond
tusschen de hooge, voi-groene liguster-hagen, open
zwaaide even, ten groet, in achteloos beweeg
z'n actetasch op maar keerde zich dan, in snel-
herinneren, weer om
„Hé zeg Bultje!"
Gerard bleef staan, wendde vragend het hoofd:
„Ja
„Neem je voor&l je viool mee?"
„Och" er klonk wrevele weifeling in het kleine
woordje.
„Nee zeg, je moet 't doen, hoor Mariette heeft
me speciaal op 't hart gedrukt je dat te vragen!"
„Mari'ëtte?" De mismaakte, gedrongen gestal
te maakte een onwillekeurige beweging om zich
te réchten in de groot-melancholische oogen
lichtte iets „Nu, goed dan" beloofde hij.
Mariëtte Mariëtte had het speciaal gevraagd
bonsde het in z'n hart, als hij., met korte stap
pen verder ging. Een weeë warmte doortrok z'n
hoofd één oogenblik gaf hij zich over in ver-
droomd gelóóvenmaar dan droefde de wee
moed weer in zijn oogen trok star het cynisch,
wétend lachje om z'n smalle lippen wat liep
hij zich te verbeelden, hij, de uitgestootene, de ge
bochelde! In wreede zelfpijniging hei-haalde hij
het ontzettende, het gehate woord gebocheld,
belachelijk mismaakt, clownachtig vergroeid
dat was hij een bul tl
Eéns was er een tijd geweest, dat hij berustte,
God overgaf z'n ellende slechts Hém verlangend
in zijn alleenheid, in de physieke pijn van nooit-
zijn-als-een-ander.
Zijn bijnaam had hij aanvaard zooals die gegeven
werd in goedbedoelde onnadenkendheiddoor de
tijd een klank zonder beteekenis geworden voor
z'n vrienden, kennissen, collega's
Maar toen het groote in zijn leven gekomen was,
datgéne, wat juist in z ij n leven niet komen
mócht maar gekomen was met onweerhoudbare
heftigheid, toen was de stille, overgegeven be
rusting veranderd in cynische bitterheid, in wilde
opstand tegen de Schepper die hem geschapen
had slechts om te lijden. Een bitterheid, die groei
de, éven snel als het nieuwe in hem, het mensche-
lijk-natuurlijke, dat hij bij een ander louter schoon
heid, bij hèm slechts iets belachelijks wist.
Z'n liefde, hevig en sterk, voor Mariëtte, de levens
blije Mariëtte. Zij was de eenige die hem nooit
bij z'n scheldnaam noemde. Het was hem in de
eerste tijd als een vreemd wonder geweest haar
to hooren zeggen zijn naam Gerard w^t
klonk dat warm uit haar lieve mond
Zijn liefde eerst had hij dat schoone, week-
warme gevoel gekoesterd als een kostbare, broze
schat, tóch gelukkig met hetgeen hij buiten z'n
droomen een onbestaanbaarheid wist, maar allengs
was het hem niet genoeg meer, die stil-mooie tce-
derheid, diep verborgen in zijn hart, de kalme,
tevreden gelukssfeer vervaagde waar de wrevel
erbinnen sloop en tusschen de uitbrekende, felle
gloed van z'n passie grijnsde de ellende van ver
ongelijkt, misdeeld te zijn
O, waarom, waarom mocht hij niet zijn als een
ander? Waarom zou rijkmakende, vermooiënde
liefde hèm als iets onzinnigs aangerekend worden?
Had hij niet evengoed een hart als anderen, die
hem voonbijleefden met even-meelijdende blik op
„die stakker" die niet méétreden kon op de groote
levensweg kon hij niet evenzéér liefhebben?
WMrom was er voor anderen geluk, voor hem
slechts ellende weggelegd?
Toen hij dien avond, de vioolkist in z'n hand, de
gang betrad bij de Stevensens, omgreep hem met
een de bekende roezigheid van verjaardag-vieren.
ï)e kapstok hing beladen met mantels "en jassen,
een laag stoeltje, de parapluiebak en de forsche
trapleuning-paal, alles bedolven onder hoeden,
shawls en handschoenen door de dichte deuren
gonsde het geluid van veel opgewonden stemmen.
Hij treuzelde even met zijn jas voelde de oude
vrees tergend ópkomen: er zouden weer vreemde
menochen zijn, die met wreede gretigheid z'n rug
'bekeken, hoofden schudden, éven smoezelden in
gevraag en dan met meewarig geknik hem vrien
delijkjes begroetten, in pijnlijk-opzettelijk niets-
O, als 't niet was om Mariëtte, haar te zien de
heele avond, als 't niet was om voor haér te
spelen
Maar reeds ging de deur open en werd er zelf-
beheersching van hem gevraagd.
Hij feliciteerde plichtmatig, werd voorgesteld aan
deze en gene, kreeg van Herman een joviale te
rechtwijzing over z'n léiitkomen zag zich dan
een stoel aangewezen tusschen Herman en Van
der Linden en wi6t zich opgenomen in de chaos
van gesprekken, lachen en beleefdheidstermen, te
midden van de blauw-gerookte kamer.
Een ondeelbaar oogenblik had hij tegenover Ma
riëtte gestaan, haar zachte hand in de zijne ge
voeld te kort bijna om er van te genieten
en nu zag hij haa.. in handig beweeg, thee
schenken in een kamerhoek haar aandacht bij
de theetafel en tóch volgend de gesprekken, nu
eens hier een accentueerend gezegde plaatsend,
dan weer daar een fijn-geestige opmerking tusschen
werpend. Hij dronk haar heele levendige persoon
lijkheid in met z'n verlangende oogen....
Tot een vraag-om-bevestiging van Herman z'n ge-
dachtenweefsel scheurde en hij zijn aandacht
met kracht bepaalde bij het gesprek waaraan hij
ontgleden was. Maar het boeide hem niet en met
cynisch lachje critiseerde hij de conversatie
naast hem betoogde van der Linden met overtui
gend gesticuleeren zij n inzichten over de Vredes
conferentie, die door de oude Stevens met vuur
weerlegd werden. Herman, Annie van Loon en
haar broer Frits trachtten er telkens iets tusschen
te krijgen bespraken dan opgewonden onder
elkaar de beide standpunten
Ginds kwetterden drie of vier meisjes enthousiast
over de nieuwe voorjaarsmode, het ól of niét
practisch-zijn van de langere rokkenDaar
behandelden de oudere dames met meewarig-sle-
pende stemmen de „malaise" en bij de theetafel
gichelde Trudie Stevens, jolige backfish, met haar
vriendinnetje om alles en niets, terwijl ze Mariëtte
meer in de weg liepen, dan dat ze haar hielpén.
Tegelijk concludeerde hij met plotselinge schok,
dat..Mariëtte en hij de cenigen waren, die neutraal
toeluisterden en hij verbeidde met spanning het
oogenblik, dat ze klaar zou zijn met de theeboel
in welk gesprek zou z ij zich mengen?
Maar hij werd teleurgesteld want juist klonk
haar helle stem over alles heen: „Speel je nu eeps,
Gerard?"
Een algemeen zwijgen viel plotseling in na
tuurlijk nü braken ze, uit beleefdheid, de zoo
interessante gesprekken af nietwaar? Die mis
maakte jongen speelt viool ja wist u dat niet?
0, heel aardig! Ja, en 't valt je des te meer op,
omdat ie zoo'n stakker is, hè? Nee, de rest vertel
ik u straks dan wel even luisteren, hè?
Gerard vóélde die woorden, al hóórde hij ze niet,,
terwijl hij opstond en z'n viool halen ging.
Even alleen, in de donkere, koele gang, ademde
hij op, kneep dan z'n vuisten samen o, hij
haatte het, zóó te moeten spelen, zóó iets te geven,
van de kunst wat een idiote toestand toch,
al die conventie!
Niemand, die verlangde nu uit z'n geanimeerde
gesprek gerukt te worden om te luisteren naar
muziek en hij, verlangde hij om te spelen?
Och wat was het anders dan conventie, beleefd
heid over en weer?
Alleenals Mariëtte hem eens begeleidde!
Dan
En op zijn vraag stemde ze gul toe.
Een siddering doortrok hem plotseling, toen hij z'n
instrument stemde zijn bittere gedachten leken
hem vér en onredelijk onbeduidend z'n onwil.
Het was immers alleen voor hüar, dat hij spelen
wilde, en niet voor al die koud-onverschillige men-
schen? Een wondere intimiteit schoot op tusschen
hen onder de gele schijn van de pianolamp het
weefde zich óm hen het scheidde hen af van
het roezig gedoe het voe'rde hen óp, tot ze zich
tóch geheel konden geven in deze banale om
geving.
Hij" speelde, speelde donker en diep, zwevend
en licht ülles vergetend óm zich het deerde
hem niet, dat langzamerhand de conversatie weer
aanzwol eerst een schuchter woord, dan een
enkel zinnetje allengs weer aangroeiend tot het
genoeglijk gekeuvel of diepzinnig geboom, nu met
ingehouden, halve stemmen, want, nietwaar, men
luisterde toch naar de muziek
Wat deerde het hem?
Hij speelde speelde alléén voor haar.
En z'n gespannen verbeelding meende de weerkaat
sing van die gevoelens helder te speuren in haar
Aan de oever van een snelle ulief
oogen, tot hij wist, dat ook zij de wade van een»
heid gesponnen voelde om hen beiden z'n ongeluk'
vergat in een schoone geluksdroom
Tegen half twaalf begonnen de gasten heen téi
gaan.
Gerard treuzelde met opzet, pakte uiterst lang»
zaarn, met liefkoozende handen, de viool in.
Het wondere gevoel was hem bijgebleven, ook na;
't spelen het was hem heet naar 't hoofd ge
stegen had hem opgewonden gemaakt blind
voor de werkelijkheid Mariëtte Mariëtte!
Z ij gaf niet om z'n. misvormdheid o, hij, wist
het! Zij achtte zijn lichaamsgebrek niet en al
sprak ze geanimeerd mee over futiele onderwerpen,
tóch wist ze, als hij, de sfeer van éénheid, die
hen samenbond
Het bonsde in z'n hoofd, het trilde in z'n nerveuzo
handen zonder het te realiseeren voelde hij",
dat er iets gebeuren ging dat hij zóó niet weg
gaan kon.
In de gang hoorde hij Herman en van der Linden;
nog napraten over het politieke conflict en
terwijl hij er zijn jas moeilijk aantrok, liepen za
samen de donkere tuin al in._
O, nu nü
„Laat ze nu even kómen", bad hij verward.
Bijna tegelijk flapte er een deur open cn stond!
ze bij hem.
„Gunst Gerard, jij nog alleen hier? Waar is Her»
man?"
Even trof hem het achtelooze in haar gewone stem
maar hij verduwde het nee, nee, nu niet
denken
„Al buiten," zei hij moeilijk.
„O," begreep ze.
Ze zag zijn verwarring, die ze aan verlegenheid
toeschreef, zocht naar een hartelijk woord och^
die stakker toch.
„Wat heb je prachtig gespeeldl" zei ze dan.
Wilder bonsde het bloed in z'n slapen en hot
volgend oogenblik had hij haar handen gegrepen
drukte zetegen zijn borst.
„Mariëtte!" Al z'n liefde schreeuwde hij uit in de
klank van haar naam
Een seconde stonden ze roerloos ddn was daar
haar lach, hoog en vreemd rukte ze zich los,
„Kom, Bultje hou je kalm!"
Groot "en vér boven hem uitstekend, leek ze
en het witte lamplicht viel wreed-ontdekkend op
zijn hooge vergroeide rug.
Tot hij heenging, het hoofd gebogen, als een
gevonniste.
Wanneer het water stille staet,
Wanneer de mensche ledig gaet.
Wanneer het ijzer rusten moet,
Niet een van drie en blijf ter goed.
Jacob Cats,
219,