betrekkelijke geringe misdrijven nog »eer streng, om lachte vergrijpen als diefstal of het namaken van geld kon men reeds worden ter dood verordeeld en wekelijks werden schepen met ge vangenen naar Australië gezonden, ■waar de gedeporteerden in strafkolo niën moesten wonen. Toen Mevrouw Fry voor het eerst zulk een banne lingenschip bezocht, ontzette zij zich over de beperkte ruimte, waarin deze mensehen werden samengepakt voor een overtocht, die enkele weken zou duren. Voor werk of andere bezigheid werd in het geheel niet gezorgd, het leven aan boord van dde schepen was een hel, en als de vrouwen eenmaal 'in (het vreemde land aan wal stonden werd er niet meer naar haar omgeke ken, zonder geld of beschutting werden zij er aan land gezet, zoodat zij als het ware opnieuw aan zonde en ontucht werden overgeleverd. Elisabeth Fry zou zichzelve niet ge weest zijn, zoo zij dit alles maar lijde lijk had kunnen aanzien, zonder een energieke poging te doen, hierin een verandering ten goede aan te brengen. 'Allereerst stelde zij aan de vrouwen Voor, dat de ruimte voor logies, die ter beschikking was, systematisch zou worden verdeeld onder verschillende groepen, gerangschikt naar leeftijd en naar den aard der begane misdrijven. Elke groep koos zich een eigen opzich- teres, zoodat tenminste de allerergste chaos bezworen was. Verder bedacht zij een uitstekend middel, om deze ge deporteerden van arbeid te voorzien. Overal liet zij bekend maken dat lap pen en stukken stof dankbaar zouden iworden aanvaard, omdat de vrouwe lijke gevangenen hieruit gaarne lap pendekens zouden maken, teneinde eenige bezigheid te hebben, en iets te verdienen om zich te kunnen helpen na aankomst in de strafkolonie. Van alle kanten werd haar overvloedig mate- De mode van den dag Het Bretonsche ol Baskische mutsje Er is haast geen modegril te noemen die zooveel succes heeft als het Bre tonsche of Baskische mutsje. Dit kleine ronde of platte mutsje, dat tot nu toe bet privilege sohocn te zijn van de Baskische geitenherders, heeft plotse ling de wereld veroverd. In mode-aan- gclogenheden is het dikwijls een on mogelijkheid om den oorsprong van <lc dingen na te gaan, waar en hoe ze ontstonden. Misschien is dat ook wel ten deele de aantrekkingskracht ervan. Het feit, dat de Bretonsche muts weer heel modern is, en in wat gewijzigden Vorm met bloemen en linten gesierd, riaal toegezonden, ook een voorraad wol voor breiwerk, zoodat döt probleem nog tijdig een goede oplossing had ge vonden. Dit schip zou echter niet afvaren, voordat deze weldoenster van zoovele ongelukkigen haar nog iets anders dan stoffelijk goed geschonken had. Voor dat de ankers werden gelicht las zij haar voor uit den 107den Psalm, waar in de dichter Gods hulp en bijstand be schrijft temidden van de stormen op zee. Daarna knielde zij neder op het dek, en smeekte voor haar allen om Gods ontferming. Er werd veel gesnikt en geschreid toen haar boot weer naar den wal werd geroeid. Sindsdien waren er steeds leden van Elis. Fry's vereeniging tegenwoordig op elk gevangenenschip, dat naar de straf koloniën zou koers zetten, en niet te schatten is de invloed ten goede, die er van deze sterke, geloofskrachtige vrouw op haar mede-zusteren is uit gegaan. Zij was een Christin, die in het voetspoor ging van haar Meester, maar tevens was zij zelve ook voor vele anderen een gids en wegbereidster. De arbeid dien zij begonnen was in haar onmiddellijke omgeving, daar waar zij voelde dat God haar een taak had ge geven, heeft zich schier onmetelijk uit gebreid. Groot was en is nog de in vloed die zij heeft uitgeoefend, niet alleen In haar eigen land, maar door geheel Europa. Haar pionierswerk voor gevangenenzorg maakte haar in later jaren tot een erkende autoriteit, die zelfs door buitenlandsche vorsten in zake gevangeniswezen werd geraad pleegd. Elisabeth Pry, vrouw, moeder, Christin, maatschappelijk werkster die onnoembaren zegen om zich verspreid de, is een van die hoogc en mooie vrnu wenfiguren, die in alle tijdien grootnn eerbied en bewondering zullen blijven afdCvingenl overal wordt gezien, is niet te looche nen. Maar de oorspronkelijke mandor, waarop de muts werd gemaakt, toen ze nog niet door de vlugge vingers van onze mocföstes ging, zal aan vele be wonderaarsters van deze mode wel onbekend zijn. Ze wordt namelijk ge breid, gewoon als een wollen kous, en heeft den vorm van een ronden koek, waarvan een schijfje werd afgesneden. Dan wordt het mutsje velo uren in zeepsop gelegd', en daarin net zoo lang gekookt, totdat de wol -zóó is samen getrokken, totdat de steken onzicht baar zijn. Het ziet er dan uit als een soort van vilt, alleen is het veel soe peler en zachter. De onzichtbaar ge worden, maar toch aanwezige steken vormen het geheim van de buitenge wone elasticiteit van het mutsje, waar op men desnoods kan gaan zritten of dat men in een taschje kan etoppeil, zonder dat het leelijk wordt Do oorspronkelijke kleur van dit mutsje ds donkerbruin, maar de mode heeft het de meest uiteenloopen-de kleuren gegeven. We zien ze in beige, rood, blauw, zandkleurig, in alle nt* anoes, en dezen zomer zullen ze boven dien nog gegarneerd zijn met bloemen en voile. Het wordt gedragen bij elke gelegenheid, bij wandel- en sportcos- tuum. De Baiskisohe herdcr| zullen dit wel noout hebben gedroomd, toen ze hun mutsjes vervaardigden met hun lange^ houden breinaalden! Een en ander over het Javaansche Batik Een oer-oude verf-techniek De stijlvolle, lijkkleurige Indische doe ken, bewerkt met geometrische motie ven of ook wel met wajang- of dier figuren, welke heden ten dage een toenemende belangstelling genieten, en dan ook heel veel tot binnenhuissier worden aangewend, hebben óók den tijd meegemaakt, dat Holland ze alleen kende als iets op een afstand, iets heel exotisch, dat alleen aan de wanden van de ethnologische musea een plaats vond, en de waardeering van enkele deskundigen. En dan trof men ze ook nog wel eens aan in de interieurs der karakteristiek aangeduide „Indische menschen", de min of meer ver-Indisch- te Hollandsche gezinnen. Het lijkt ons wel interessant, hier eens het een en ander te vertellen omtrent deze doeken, sarongs, kainpandjangB, slendangs, en hoe ze verder mogen ge noemd worden in ons schoone Insu- linde. In de eerste plaats, zoo en passant, iets over deze drie inlandsche bena mingen. Zij geven in hoofdzaak aan, voor welk doel het doek oonspronke- lijk werd ontworpen, namelijk om te dienen als kleedingstuk, en daardoor worden natuurlijk ook de afmetingen bepaald, en het karakter der toegepaste kleuren en motieven. De sarong is een doek van ongeveer 1 bij 2 Meter, dat met de beide breedte einden wordt aaneengenaaid en op deze wijze een nauwen, kokervormigen rok vormt, die zoowel door mannen als vrouwen wordt gedragen. De kainpandjang, of kortweg kain is iets overeenkomstige. Deze doek wordt echter niet gehecht, doch nauw heen geslagen om het lijf en vervolgens met de uiteinden, door insteken, in den bovenrand bevestigd. De slendang daarentegen is heel lang en betrekkelijk smal. In zekeren zin vertoont, zij overeenkomst met de sjaals der Eunopecsche dames. De Inlandsche vrouw bezigt de slendang echter niet louter als opschik, maar maakt er in den regel ook een nuttig gebruik van. Wie wel eens Indische foto's of film opnamen heeft gezien, zal zich onge twijfeld wel zoo een typisch tafereel tje herinneren van een Inlandsche, die haar kindje meedroeg, hangende op haar rug of rechter zijde, in een saam genomen doek. Welnu, deze draagband was de slendang, welke wij hierboven noemden. De Oostersche sierkunsten en speciaal do Javaansche, waarover wij het hier vluchtig zullen hebben, zijn reeds oer oud. Dc geleerden zijn over den oorsprong en den loop van de ontwik keling daarvan het dan ook nog niet in allen deele eens. Dc motieven op de Javaansche batik doeken zijn over het algemeen sterk traditioneel, zoodat het aannemen van een gemeenschappclijken oorsprong zeker niet al te gewaagd is. Doorgaans veronderstelt men dat de Hindoes, die eeuwen geleden op Java zulk een overheersohenden invloed uit oefenden, onder andere op het gebied van den godsdienst, (Boeddhisme), en tooneel, (Wajang, d.w.z. schimmen spel), ook do meeste siermotieven, ■welke men in de Javaansche kleeding Ons wekelijksch knippatroon dagen, dat we zoowel uit voile als mousseline of kunstzijde kunnen maken. Het charmante van dit jurkje ligt juist in zijn eenvoud. Het patroon kost f 0.75 en is verkrijg baar bij dc Afdeeling „Knippatronen'1 postbox 175, Amsterdam. Betaling kari geschieden per postgiro No. 41632, dan wel per postwissel, of in postzegels. In de maten 88, 96 en 104 Is dit par troon leverbaar. D© dames worden vriendelijk verzocht zoowel de ver langde maat als het nummer van dit patroon, (No. 7031), op te geven. bewondert, daar hebben ingevoerd. Doch dc eigenlijke batik-techniek, het verven door onderdompeling van het doek in een kuip met koude, plant aardige kleurstof, en de verder daarbij aangewende hulpmiddelen, om een pa troon te doen ontstaan, zou voorname lijk een eigen Javaansche toepassing wezen en tevens een vervolmaking van het aloude, speciaal Oostersche verf- systeom door de zoogenaamde „uitspa ringstechniek". Op deze geschiedkundige zijde van het batik in te gaan ligt natuurlijk bui ten het bestek van deze vluchtige, op pervlakkige beschouwing. Wij willen hier volstaan met de opmerking, dat schier elke landstreek een eigen karak ter aan zijn doeken verleent, zoodat do batikdeskundige aan de tinten en siermotieven van een doek kan nagaan, uit welke streek dit afkomstig is. Thans willen wij ons even bezighouden met de vraag, op welke wijze nu feite lijk de echte batikdoeken ontstaan. „Batikken" heeft misschien oorspron kelijk beteekend „droppel-teekenen", hetgeen dan ziet op de bewerking der patronen met droppelend was, doch hierover zoo dadelijk. Batikken is op Java het verven met plantaardige kleurstoffen. Men dom pelt het geheele doek in den verfkuip en draagt zorg, door die deelen die een andere kleur moeten hebben, te bedek ken met een beschermende laag was, dat de kleurstof niet ineens den gehee- len doek doortrekt en egaal van kleur maakt. Men bezigt voor batikken tegenwoor dig in den regel gewoon katoen van Europecsch origine. Dit moet echter dan eerst voor het goed opnemen van de verfstof worden geschikt gemaakt. Daarom wascht men den lap zorgvul dig uit, teneinde het appret te verwij deren, en zoomt men dezen even om, om uitrafeling tijdens de uitvoerige be werking te voorkomen. Dan wordt het doek met rijetwater gesteven, weder gedroogd, en op een plank een tijdlang met houten hamers of rijststampers geklopt, teneine het goed glad te ma ken. Dan is het oogenblik daar, om het patroon aan te brengen. Doorgaans ge schiedt dit met potlood of houtskool, en naar de oude, stijlvaste voorbeelden. Is het patroon op het doek aangegeven, dan hangt men dit over een bamboe- rek, en maakt het met bamboeknijpers stevig vast. Het eerste verven geschiedt doorgaans in de blauwkuip. Dat deel van het patroon, dat niet blauw mag worden, moet dus van tevoren met was worden afgedekt. De batikster heeft daartoe naast zich staan een brandend comifoor, waarop een koperen pan met een zeker mengsel van gesmolten was en hars. Heeft zij groote vlakken van het doek af te dekken, dan gebruikt zij daarvoor haar „djegoel", dat is een stukje hout, waarvan het einde met een lapje is omwoeld, een primitief soort penseel dus. Is er fijner afdek- werk te verrrichten, bijvoorbeeld het bedekken van dunne lijntjes, bloemen en dergelijke, dan bezigt zij haar „tjanting". Een „tjanting" is een kope ren scheppertje van ongeveer een hal ve centiliter inhoud, dat tot steeltje een stukje glagahriet heeft en aan de voorzijde het vloeibare was door een of meer miniem-fijne tuitjes laat uitloo- pen. Hierdoor is het voor de batikster bijvoorbeeld gemakkelijk twee of meer lijnen zuiver parallel op het doek te brengen. Is nu al wat niet met de eerste kleur moet worden geverfd, behoorlijk met was overdekt, dan gaat het doek van hot rek en in de koude verfkuip, waar in men het eenige oogenblikiken onder gedompeld laat, om het vervolgens te laten drogen en dan de onderdompe ling nog weer eens te herhalen, totdat eindelijk de vereischte tint zich mooi gezet heeft Deze venf is wasch- en licht-echt en uiterst fraai van toon. Nadat de eerste verving voltooid is wordt het doek uitgekookt teneinde het was weder te verwijderen, en dan wordt het weer ten deele afgedekt voor 'de volgende verfkuip. Hiermede hebben wij heel in het kort het batik-procedé aangeduid. Doordat het was dat men telkens aanbrengt, de stof geheel door dringt, behoeft men het doek slechts aan één kant te bewerken, en verkrijgt men toch ter weeszijden de gave patro nen en kleuren. De echte hand-batiks hebben een ge heel eigen charme, omdat de mcnsche- lijke factor er zich in weet uit te drukken. Het handteekenwerk vertoont nimmer die doodende regelmaat, welke bijvoorbeeld bij bedrukt katoen zoo on prettig aandoet. Door het kreuken van de stof tijdens het herhaalde onderdompelen ontstaan bovendien uiterst fijne barstjes en scheurtjes in de beschermende waslaag zoodat dc kleuren van den batik nooit het oppervlakkig egale van den katoen stempel vertoonen maar een rijke variatie van overal ragfijne ver vloeiingen en nuances, die er een ka rakter van vastheid en toch tegelijk vreemde wazigheid aan geven. Dc toenemende vraag naar gebatikte doeken werkt ook echter bij deze kunst het verval in de hand. Men heeft op Java in vele kringen gemeend, het uiterst veel geduld vragende procodé te kunnen ljpkortcn door het aanwen den van wasstempels die wel het moei zaam handteekenen uitsparen, maar tegelijk aan den arbeid een deel van zijn bekoorlijkheid en karakter ontne men. En terwijl de echte Indische doe ken meer en meer naar Holland afko men, leggen de Hollandsche katoen drukkerijen er zich op toe goedkoope imitaties te drukken, welke weder in Insu linde ruimen aftrek vinden. Batik als kunstnijverheid wordt sinds nog niet zoo langen tijd ook in ons vaderland beoefend. Het heeft eerst een lange reeks van moeizame proef nemingen gekost om het procédé aan ons klimaat en onze omstandigheden aan te passen. In de eenste plaats moest de juiste menging van hot was voor ons land worden gevonden, en het verfprobleem kostte ook veel hoofdbre kens, daar men hier natuurlijk niet de beschikking over de Indische plantaar dige verfstoffen had. Het voormalig Koloniaal Museum te Haarlem, thans ingelijfd bij het Koninklijk Koloniaal Instituut te Amsterdam, heeft vooral op dit gebied veel geëxperimenteerd en gepresteerd! Thans is het moderne batik hier al zeer algemeen geworden. Het meest ziet men het toegepast voor lichte, fleurige lampenkapjes, maar ook zak doekjes, dassen en dergelijke worden er veel mee gesierd. Chris Lebeau heeft o.a. batikwerk vervaardigd, dat in zijn soort wel tot het heel voornaam mooie behoortl Het moeilijk op te voeden kind Opvoedingsmoeilijkheden bij kinderen vinden in vele gevallen hun oorzaken zoowel in den invloed van buiten af, als in een bijzondere ldchamelijk-gees- telijke gesteldheid van het kind. De oorzaak zal vaak zijn te her kennen aan de omstandigheden waar in het kind opgroeit. Zoo bijvoorbeeld het eenige kind, het nakomertje, de eenige jongen onder veel zusjes of omgekeerd, de halfwees, enz. Van meer gewicht is echter het groote aantal kinderen, dat ondanks de op voeding in een min of meer gunstig, behaaglijk milieu zich toch niet ont wikkelt zooals men dat wel zou wen- schcn. De eigenschappen of eigenaar digheden van dergelijke kinderen zijn meestal terug te vinden bij ouders of grootouders. Toch laten ook deze gevallen zich niet general iseeren, en om tot een juist op- voedingsbecld van deze kinderen te komen moeten we beginnen de ver schillende typen in bepaalde groepen onder te brengen. En ook dan nog mogen we niet uit het oog verliezen dat zoo'n typeering toch steeds een on volmaakt hulpmiddel zal blijven, nooit vrij van subjectiviteit, ja zelfs van willekeur. Duidelijk te herkennen Is altijd het kindertype, dat wordt beheerscht door een sterk egoïsme. Deze egocentrische naturen kenmerken zich gewoonlijk door ongevoeligheid voor indrukken, gulzigheid, heerschzucht, wreedheid tegenover zwakkeren en dieren, enz. enz. Daarnaast zien we het type, dat ook egoïstische neigingen vertoont, het trage, indolente kind, minder conse- kwent, minder krachtig in zijn uitin gen echter don het eerste type. .Weer oen geheel andere groep vormen de sensitieve, de nerveuze kinderen. Ze zijn veelal teer van lichaamsbouw, zien bleek maar blozen bij de gering ste aanleiding, zijn overgevoelig voor geluiden, licht en onzuivere lucht Bij opwinding of bij arbeidsnoodzaak volgt als reactie storing van de stof wisseling, braken, verstopping, afwis selend zelfs met bedwateren en onrus tige slaap. Het gemoedsleven van zoo'n kind is er een van uitersten. Nu eens zal het overdreven doen, dan weer in zichzelf gekeerd, schuw en zwaarmoe dig zijn. Het is zeer gauw vermoeid, maar heeft tevens ideale neigingen. In handelingen en houding van het kind herkennen wij een prikkelbare zwakheid', die in zijn lateren levens loop tot mislukking kan voeren. Toch zal een voortdurend ingaan tegen en in goede banen ledden van den aanleg van het kind tot verblijdende resulta ten voeren. Welk© moet nu in al deze gevallen de taak van den opvoeder, in de eerste plaats dus van de ouders zijn? Bij moeilijkheden die van buiten af komen, zooals bijvoorbeeld bij het eenige kind, zal, ook al zullen de oudcirs een verstandige tactiek volgen, het opvoedings-resultaat gewoonlijk toch nog wel beneden de verwachting blijven. Ze zullen niet zoo gemakke lijk na kunnen laten hun eenig kind, al la het in hun oogen dan ook maar een béétje, - te verwennen en te vertroetelen. Een gedeeltelijke en tijdelijke losmaking van de ouders, zooals dit tot op zekere hoogte toch ook het geval is bij het naar school gaan, zal dikwijls heilzaam werken. Opvoeding tot zelfstandigheid en een medeleven in de familie zonder be voorrechte plaats moet hier het doel zijn, een doel dat door vermijding van de meest voor d© hand liggende fouten reeds kan worden bereikt. De kinderen met een moeilijk karak ter, een onevenwichtige natuur plaat sen ons voor een veel lastiger pro bleem. Hier moet het stroven zijn een sta biele, aan de buitenwereld aangepas te en innerlijk harmonisch afgestem de persoonlijkheid te vormen. Het is daarom van groot belang in elk spe ciaal geval te onderzoeken, waar ge remd en waar aangemoedigd moet wor den. Afgedwongen gehoorzaamheid gaat niet verder dan het gezichtsveld van den opvoeder, en heeft dus geen practi9che waarde. Een ondankbare en uiterst moeilijke taak is dc opvoeding van het sterk egoistisch aangelegde kind, het kind met de bijna onbedwingbare neiging het eigen „ik" boven alles te stellen. Gelukkig is in dergelijke gevallen dikwijls verandering ten goede te constateeren, als het kind in het tijd perk van „ontwaking" komt Het straf fen van de lichamelijk en geestelijk ongevoeligen onder deze kinderen is vrijwel doelloos. Meer mogen we ver wachten van den omgang met anid'ere kinderen, waaronder ook sterkeren, en don nog onder aanhoudend toe zicht Bij den omgang met krachtiger kinderen zal het egoïstische kind lee- ren, dat dc gevolgen van zijn ver keerde handelingen op hem zelf terug vallen, wat zijn opvoeding in niet ge ringe mate ten goede zal komen. Heel wat prettiger is het de opvoeding vam het overgevoelige, nerveuze kind te leiden. In de eerste plaats moeten wij zijn zelfvertrouwen aanwakkeren. Nauwlettend zullen we er voor waken, dat niet het gevoel van minderwaar digheid zich in de kinderziel vastzet. Hier vooral geen straf, maar prijzen en aanmoedigen door belooning. De grootste fout diie men begaan kan is zulke kinderen in een glazen kastje te willen zetten. Ons werken moet ge richt zijn op langzame, geleidelijke ontwikkeling van lichaam cn geest en aanpassing aan dc buitenwereld, aan vreemde menschen, aan andere omge vingen. t Bij al deze, in heel lichten graad psy- ohopatische kinderen is elke poging om hun aanlog, hun natuur al te forsoh om te vormen uit den boozc, afgezien nog daarvan dat zooiets ge heel onmogelijk is. Het overgevoelige kind zal altijd overgevoelig blijven, zoomin als het flinke, maar onver schillige kind ooit geheel zal verande ren Het gaat er slechts om den aan leg van het kind in goede banen te leiden, de scherpe kanten van zijn karakter naar mogelijkheid af te slij pen, al het goede naar voren te halen en hem bruikbaar te maken voor de samenleving. Maar hoe dc aanleg van het kind ook moge zijn, we zullen allereerst moeten beginnen met in het kind het wonder van Gods eigen schep ping te erkennen, en het te naderen met eerbied en liefde. Eerst wie zich deze houding heeft aangewend, en Hem om wijsheid, geduld en tact vraagt, zal op de juiste wijze zijn op voedingstaak kunnen behartigen. Hij zal de ziel van het kind geen geweld aandoen, maar werkelijk leiding kunnen geven aan het natuurlijke proces van groei en ontwikkeling. Op voeding is een heerlijk werk, maar het vraagt den heelen mensch, en tevens het lévende voorbeeld. Een Engelsche schrijver heeft eens spot tend opgemerkt: een opvoeder is als een wegwijzer die den weg toont maar hem nooit betreedt. Maar opvoeders, 'die zóó zijn, zijn het slechts in naam. .Wie iets wil veranderen, beginne eerst zoo noodig, met zichzelf te verandercnl Wat zullen wij heden eten Menu's voor heel de week ZONDAG: Spinaziesoep. Gehakt. Wor teltjes, aardappelputèe, bitterkoek jes-pudding. MAANDAG: Runderlapjes, andijvie, gekookte aardappelen, cocoskoekjes DINSDAG: Spiegeleieren, sla met kom kommers en harde eieren, gebak ken aardappelen, aardbeien. WOENSDAG: Kalfslapjes, bloemkool sla, gebakken aardappelen, vanille pudding. DONDERDAG: Gebakken visch, ge stoofde tomaten, gekookte aardap pelen, koude appelmoes. VRIJDAG: Gebakken visch, spinazie, gekookte aardappelen, kersen, ZATERDAG: rijstschotel (zie vorige week). De weg naar het hart Menu's, recepten enz. Bloemkoolsla Benoodigd: 1 bloemkool, mayonnaise, 1 eetlepel sla-olie, 1 eetlepel azijn, ge hakte peterselie, la 2 tomaten, eenige zure augurkjes. Bereiding: De bloemkool moet enkele uren van tevoren op de gewone wijze worden gekookt. Als zij koud is gewor den verdeeld men ze in „boeketjes", zoo dat ze niet te klein verbrokkelt, be sprenkelt deze met olie en azijn en laat ze dan geruimen tijd intrekken. Ze wordt opgediend belegd met een laagje dikke mayonnaise, welke bestrooid fa met fijngehakte peterselie en verder ge garneerd met schijfjes augurk en to maat. Spinaziesoep Benoodigd: ruim een half pond spina zie, 1 Liter water, een paar lepels room, zout, een kluitje boter en een ei. Bereiding: Nadat men de spinazie zorg vuldig heeft gewasschen wordt deze gaar gemaakt in water met zout, en giet men het vocht af. De spinazie wordt vervolgens door een zeef gewre ven. De boter wordt al roerende in de pan met de bloem vermengd, de gezeef de spinazie met het afgegoten vocht voegt men hieraan toe, en laat alles te- zamen nog even doorkoken. Het ge klopte ei en de room worden vóór het opdienen bijgevoegd Handige maniertjes Onlangs heeft men ontdekt, dat een half aspirine tabletje in het water een prachtig middel is om snijbloe men lang frisch te houden. De bloe men mogen niet te nauw in de vaas staan. In onze tuin snijden we ze al leen 's avonds, na zonsondergang. Als men, wat vooral bij kinderen zoo licht kan gebeuren, een vischgraatje in de keel krijgt, dan direct een slok je azijn drinken. Azijn maakt de graat week. Dan nog een stukje droog brood na eten en de schrik is weer voorbij. Het is altijd vervelend voor dames, die een niet bepaald scherp gezicht hebben, dat zij de draad niet kunnen in dc naald krijgen. Het zal veel gemakkelijker gaan, als men de naald eerst door een stukje wit papier steekt Het oog van de naald, dat tegen het witte papier afsteekt, is dan veel duidelijker zichtbaar. Eierdooiers, die niet direct kunnen worden gebruikt, bewaren we mooi en yersch door er wat koud water op t© gieten. a 3

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 10