betrekkelijke geringe misdrijven nog
»eer streng, om lachte vergrijpen als
diefstal of het namaken van geld kon
men reeds worden ter dood verordeeld
en wekelijks werden schepen met ge
vangenen naar Australië gezonden,
■waar de gedeporteerden in strafkolo
niën moesten wonen. Toen Mevrouw
Fry voor het eerst zulk een banne
lingenschip bezocht, ontzette zij zich
over de beperkte ruimte, waarin deze
mensehen werden samengepakt voor
een overtocht, die enkele weken zou
duren. Voor werk of andere bezigheid
werd in het geheel niet gezorgd, het
leven aan boord van dde schepen was
een hel, en als de vrouwen eenmaal
'in (het vreemde land aan wal stonden
werd er niet meer naar haar omgeke
ken, zonder geld of beschutting werden
zij er aan land gezet, zoodat zij als het
ware opnieuw aan zonde en ontucht
werden overgeleverd.
Elisabeth Fry zou zichzelve niet ge
weest zijn, zoo zij dit alles maar lijde
lijk had kunnen aanzien, zonder een
energieke poging te doen, hierin een
verandering ten goede aan te brengen.
'Allereerst stelde zij aan de vrouwen
Voor, dat de ruimte voor logies, die ter
beschikking was, systematisch zou
worden verdeeld onder verschillende
groepen, gerangschikt naar leeftijd en
naar den aard der begane misdrijven.
Elke groep koos zich een eigen opzich-
teres, zoodat tenminste de allerergste
chaos bezworen was. Verder bedacht
zij een uitstekend middel, om deze ge
deporteerden van arbeid te voorzien.
Overal liet zij bekend maken dat lap
pen en stukken stof dankbaar zouden
iworden aanvaard, omdat de vrouwe
lijke gevangenen hieruit gaarne lap
pendekens zouden maken, teneinde
eenige bezigheid te hebben, en iets te
verdienen om zich te kunnen helpen na
aankomst in de strafkolonie. Van alle
kanten werd haar overvloedig mate-
De mode van den dag
Het Bretonsche ol
Baskische mutsje
Er is haast geen modegril te noemen
die zooveel succes heeft als het Bre
tonsche of Baskische mutsje. Dit kleine
ronde of platte mutsje, dat tot nu toe
bet privilege sohocn te zijn van de
Baskische geitenherders, heeft plotse
ling de wereld veroverd. In mode-aan-
gclogenheden is het dikwijls een on
mogelijkheid om den oorsprong van
<lc dingen na te gaan, waar en hoe ze
ontstonden. Misschien is dat ook wel
ten deele de aantrekkingskracht ervan.
Het feit, dat de Bretonsche muts weer
heel modern is, en in wat gewijzigden
Vorm met bloemen en linten gesierd,
riaal toegezonden, ook een voorraad
wol voor breiwerk, zoodat döt probleem
nog tijdig een goede oplossing had ge
vonden.
Dit schip zou echter niet afvaren,
voordat deze weldoenster van zoovele
ongelukkigen haar nog iets anders dan
stoffelijk goed geschonken had. Voor
dat de ankers werden gelicht las zij
haar voor uit den 107den Psalm, waar
in de dichter Gods hulp en bijstand be
schrijft temidden van de stormen op
zee. Daarna knielde zij neder op het
dek, en smeekte voor haar allen om
Gods ontferming. Er werd veel gesnikt
en geschreid toen haar boot weer naar
den wal werd geroeid.
Sindsdien waren er steeds leden van
Elis. Fry's vereeniging tegenwoordig op
elk gevangenenschip, dat naar de straf
koloniën zou koers zetten, en niet te
schatten is de invloed ten goede, die er
van deze sterke, geloofskrachtige
vrouw op haar mede-zusteren is uit
gegaan. Zij was een Christin, die in
het voetspoor ging van haar Meester,
maar tevens was zij zelve ook voor vele
anderen een gids en wegbereidster. De
arbeid dien zij begonnen was in haar
onmiddellijke omgeving, daar waar zij
voelde dat God haar een taak had ge
geven, heeft zich schier onmetelijk uit
gebreid. Groot was en is nog de in
vloed die zij heeft uitgeoefend, niet
alleen In haar eigen land, maar door
geheel Europa. Haar pionierswerk voor
gevangenenzorg maakte haar in later
jaren tot een erkende autoriteit, die
zelfs door buitenlandsche vorsten in
zake gevangeniswezen werd geraad
pleegd. Elisabeth Pry, vrouw, moeder,
Christin, maatschappelijk werkster die
onnoembaren zegen om zich verspreid
de, is een van die hoogc en mooie vrnu
wenfiguren, die in alle tijdien grootnn
eerbied en bewondering zullen blijven
afdCvingenl
overal wordt gezien, is niet te looche
nen. Maar de oorspronkelijke mandor,
waarop de muts werd gemaakt, toen
ze nog niet door de vlugge vingers van
onze mocföstes ging, zal aan vele be
wonderaarsters van deze mode wel
onbekend zijn. Ze wordt namelijk ge
breid, gewoon als een wollen kous, en
heeft den vorm van een ronden koek,
waarvan een schijfje werd afgesneden.
Dan wordt het mutsje velo uren in
zeepsop gelegd', en daarin net zoo lang
gekookt, totdat de wol -zóó is samen
getrokken, totdat de steken onzicht
baar zijn. Het ziet er dan uit als een
soort van vilt, alleen is het veel soe
peler en zachter. De onzichtbaar ge
worden, maar toch aanwezige steken
vormen het geheim van de buitenge
wone elasticiteit van het mutsje, waar
op men desnoods kan gaan zritten of
dat men in een taschje kan etoppeil,
zonder dat het leelijk wordt
Do oorspronkelijke kleur van dit
mutsje ds donkerbruin, maar de mode
heeft het de meest uiteenloopen-de
kleuren gegeven. We zien ze in beige,
rood, blauw, zandkleurig, in alle nt*
anoes, en dezen zomer zullen ze boven
dien nog gegarneerd zijn met bloemen
en voile. Het wordt gedragen bij elke
gelegenheid, bij wandel- en sportcos-
tuum.
De Baiskisohe herdcr| zullen dit wel
noout hebben gedroomd, toen ze hun
mutsjes vervaardigden met hun lange^
houden breinaalden!
Een en ander over het
Javaansche Batik
Een oer-oude verf-techniek
De stijlvolle, lijkkleurige Indische doe
ken, bewerkt met geometrische motie
ven of ook wel met wajang- of dier
figuren, welke heden ten dage een
toenemende belangstelling genieten, en
dan ook heel veel tot binnenhuissier
worden aangewend, hebben óók den
tijd meegemaakt, dat Holland ze alleen
kende als iets op een afstand, iets heel
exotisch, dat alleen aan de wanden
van de ethnologische musea een plaats
vond, en de waardeering van enkele
deskundigen. En dan trof men ze ook
nog wel eens aan in de interieurs der
karakteristiek aangeduide „Indische
menschen", de min of meer ver-Indisch-
te Hollandsche gezinnen.
Het lijkt ons wel interessant, hier eens
het een en ander te vertellen omtrent
deze doeken, sarongs, kainpandjangB,
slendangs, en hoe ze verder mogen ge
noemd worden in ons schoone Insu-
linde.
In de eerste plaats, zoo en passant,
iets over deze drie inlandsche bena
mingen. Zij geven in hoofdzaak aan,
voor welk doel het doek oonspronke-
lijk werd ontworpen, namelijk om te
dienen als kleedingstuk, en daardoor
worden natuurlijk ook de afmetingen
bepaald, en het karakter der toegepaste
kleuren en motieven.
De sarong is een doek van ongeveer
1 bij 2 Meter, dat met de beide breedte
einden wordt aaneengenaaid en op
deze wijze een nauwen, kokervormigen
rok vormt, die zoowel door mannen als
vrouwen wordt gedragen.
De kainpandjang, of kortweg kain is
iets overeenkomstige. Deze doek wordt
echter niet gehecht, doch nauw heen
geslagen om het lijf en vervolgens met
de uiteinden, door insteken, in den
bovenrand bevestigd.
De slendang daarentegen is heel lang
en betrekkelijk smal. In zekeren zin
vertoont, zij overeenkomst met de sjaals
der Eunopecsche dames. De Inlandsche
vrouw bezigt de slendang echter niet
louter als opschik, maar maakt er in
den regel ook een nuttig gebruik van.
Wie wel eens Indische foto's of film
opnamen heeft gezien, zal zich onge
twijfeld wel zoo een typisch tafereel
tje herinneren van een Inlandsche, die
haar kindje meedroeg, hangende op
haar rug of rechter zijde, in een saam
genomen doek. Welnu, deze draagband
was de slendang, welke wij hierboven
noemden.
De Oostersche sierkunsten en speciaal
do Javaansche, waarover wij het hier
vluchtig zullen hebben, zijn reeds oer
oud. Dc geleerden zijn over den
oorsprong en den loop van de ontwik
keling daarvan het dan ook nog niet
in allen deele eens.
Dc motieven op de Javaansche batik
doeken zijn over het algemeen sterk
traditioneel, zoodat het aannemen van
een gemeenschappclijken oorsprong
zeker niet al te gewaagd is.
Doorgaans veronderstelt men dat de
Hindoes, die eeuwen geleden op Java
zulk een overheersohenden invloed uit
oefenden, onder andere op het gebied
van den godsdienst, (Boeddhisme), en
tooneel, (Wajang, d.w.z. schimmen
spel), ook do meeste siermotieven,
■welke men in de Javaansche kleeding
Ons
wekelijksch
knippatroon
dagen, dat we zoowel uit voile als
mousseline of kunstzijde kunnen
maken. Het charmante van dit jurkje
ligt juist in zijn eenvoud.
Het patroon kost f 0.75 en is verkrijg
baar bij dc Afdeeling „Knippatronen'1
postbox 175, Amsterdam. Betaling kari
geschieden per postgiro No. 41632, dan
wel per postwissel, of in postzegels.
In de maten 88, 96 en 104 Is dit par
troon leverbaar. D© dames worden
vriendelijk verzocht zoowel de ver
langde maat als het nummer van dit
patroon, (No. 7031), op te geven.
bewondert, daar hebben ingevoerd.
Doch dc eigenlijke batik-techniek, het
verven door onderdompeling van het
doek in een kuip met koude, plant
aardige kleurstof, en de verder daarbij
aangewende hulpmiddelen, om een pa
troon te doen ontstaan, zou voorname
lijk een eigen Javaansche toepassing
wezen en tevens een vervolmaking van
het aloude, speciaal Oostersche verf-
systeom door de zoogenaamde „uitspa
ringstechniek".
Op deze geschiedkundige zijde van het
batik in te gaan ligt natuurlijk bui
ten het bestek van deze vluchtige, op
pervlakkige beschouwing. Wij willen
hier volstaan met de opmerking, dat
schier elke landstreek een eigen karak
ter aan zijn doeken verleent, zoodat
do batikdeskundige aan de tinten en
siermotieven van een doek kan nagaan,
uit welke streek dit afkomstig is.
Thans willen wij ons even bezighouden
met de vraag, op welke wijze nu feite
lijk de echte batikdoeken ontstaan.
„Batikken" heeft misschien oorspron
kelijk beteekend „droppel-teekenen",
hetgeen dan ziet op de bewerking der
patronen met droppelend was, doch
hierover zoo dadelijk.
Batikken is op Java het verven met
plantaardige kleurstoffen. Men dom
pelt het geheele doek in den verfkuip
en draagt zorg, door die deelen die een
andere kleur moeten hebben, te bedek
ken met een beschermende laag was,
dat de kleurstof niet ineens den gehee-
len doek doortrekt en egaal van kleur
maakt.
Men bezigt voor batikken tegenwoor
dig in den regel gewoon katoen van
Europecsch origine. Dit moet echter
dan eerst voor het goed opnemen van
de verfstof worden geschikt gemaakt.
Daarom wascht men den lap zorgvul
dig uit, teneinde het appret te verwij
deren, en zoomt men dezen even om,
om uitrafeling tijdens de uitvoerige be
werking te voorkomen. Dan wordt het
doek met rijetwater gesteven, weder
gedroogd, en op een plank een tijdlang
met houten hamers of rijststampers
geklopt, teneine het goed glad te ma
ken. Dan is het oogenblik daar, om het
patroon aan te brengen. Doorgaans ge
schiedt dit met potlood of houtskool,
en naar de oude, stijlvaste voorbeelden.
Is het patroon op het doek aangegeven,
dan hangt men dit over een bamboe-
rek, en maakt het met bamboeknijpers
stevig vast. Het eerste verven geschiedt
doorgaans in de blauwkuip. Dat deel
van het patroon, dat niet blauw mag
worden, moet dus van tevoren met was
worden afgedekt. De batikster heeft
daartoe naast zich staan een brandend
comifoor, waarop een koperen pan met
een zeker mengsel van gesmolten was
en hars. Heeft zij groote vlakken van
het doek af te dekken, dan gebruikt zij
daarvoor haar „djegoel", dat is een
stukje hout, waarvan het einde met
een lapje is omwoeld, een primitief
soort penseel dus. Is er fijner afdek-
werk te verrrichten, bijvoorbeeld het
bedekken van dunne lijntjes, bloemen
en dergelijke, dan bezigt zij haar
„tjanting". Een „tjanting" is een kope
ren scheppertje van ongeveer een hal
ve centiliter inhoud, dat tot steeltje een
stukje glagahriet heeft en aan de
voorzijde het vloeibare was door een of
meer miniem-fijne tuitjes laat uitloo-
pen. Hierdoor is het voor de batikster
bijvoorbeeld gemakkelijk twee of meer
lijnen zuiver parallel op het doek te
brengen.
Is nu al wat niet met de eerste kleur
moet worden geverfd, behoorlijk met
was overdekt, dan gaat het doek van
hot rek en in de koude verfkuip, waar
in men het eenige oogenblikiken onder
gedompeld laat, om het vervolgens te
laten drogen en dan de onderdompe
ling nog weer eens te herhalen, totdat
eindelijk de vereischte tint zich mooi
gezet heeft Deze venf is wasch- en
licht-echt en uiterst fraai van toon.
Nadat de eerste verving voltooid is
wordt het doek uitgekookt teneinde het
was weder te verwijderen, en dan
wordt het weer ten deele afgedekt voor
'de volgende verfkuip. Hiermede hebben
wij heel in het kort het batik-procedé
aangeduid. Doordat het was dat men
telkens aanbrengt, de stof geheel door
dringt, behoeft men het doek slechts
aan één kant te bewerken, en verkrijgt
men toch ter weeszijden de gave patro
nen en kleuren.
De echte hand-batiks hebben een ge
heel eigen charme, omdat de mcnsche-
lijke factor er zich in weet uit te
drukken. Het handteekenwerk vertoont
nimmer die doodende regelmaat, welke
bijvoorbeeld bij bedrukt katoen zoo on
prettig aandoet.
Door het kreuken van de stof tijdens
het herhaalde onderdompelen ontstaan
bovendien uiterst fijne barstjes en
scheurtjes in de beschermende waslaag
zoodat dc kleuren van den batik nooit
het oppervlakkig egale van den katoen
stempel vertoonen maar een rijke
variatie van overal ragfijne ver
vloeiingen en nuances, die er een ka
rakter van vastheid en toch tegelijk
vreemde wazigheid aan geven.
Dc toenemende vraag naar gebatikte
doeken werkt ook echter bij deze kunst
het verval in de hand. Men heeft op
Java in vele kringen gemeend, het
uiterst veel geduld vragende procodé
te kunnen ljpkortcn door het aanwen
den van wasstempels die wel het moei
zaam handteekenen uitsparen, maar
tegelijk aan den arbeid een deel van
zijn bekoorlijkheid en karakter ontne
men. En terwijl de echte Indische doe
ken meer en meer naar Holland afko
men, leggen de Hollandsche katoen
drukkerijen er zich op toe goedkoope
imitaties te drukken, welke weder in
Insu linde ruimen aftrek vinden.
Batik als kunstnijverheid wordt sinds
nog niet zoo langen tijd ook in ons
vaderland beoefend. Het heeft eerst
een lange reeks van moeizame proef
nemingen gekost om het procédé aan
ons klimaat en onze omstandigheden
aan te passen. In de eenste plaats
moest de juiste menging van hot was
voor ons land worden gevonden, en het
verfprobleem kostte ook veel hoofdbre
kens, daar men hier natuurlijk niet de
beschikking over de Indische plantaar
dige verfstoffen had. Het voormalig
Koloniaal Museum te Haarlem, thans
ingelijfd bij het Koninklijk Koloniaal
Instituut te Amsterdam, heeft vooral
op dit gebied veel geëxperimenteerd en
gepresteerd!
Thans is het moderne batik hier al
zeer algemeen geworden. Het meest
ziet men het toegepast voor lichte,
fleurige lampenkapjes, maar ook zak
doekjes, dassen en dergelijke worden er
veel mee gesierd. Chris Lebeau heeft
o.a. batikwerk vervaardigd, dat in zijn
soort wel tot het heel voornaam mooie
behoortl
Het moeilijk op
te voeden kind
Opvoedingsmoeilijkheden bij kinderen
vinden in vele gevallen hun oorzaken
zoowel in den invloed van buiten af,
als in een bijzondere ldchamelijk-gees-
telijke gesteldheid van het kind.
De oorzaak zal vaak zijn te her
kennen aan de omstandigheden waar
in het kind opgroeit. Zoo bijvoorbeeld
het eenige kind, het nakomertje, de
eenige jongen onder veel zusjes of
omgekeerd, de halfwees, enz.
Van meer gewicht is echter het groote
aantal kinderen, dat ondanks de op
voeding in een min of meer gunstig,
behaaglijk milieu zich toch niet ont
wikkelt zooals men dat wel zou wen-
schcn. De eigenschappen of eigenaar
digheden van dergelijke kinderen zijn
meestal terug te vinden bij ouders of
grootouders.
Toch laten ook deze gevallen zich niet
general iseeren, en om tot een juist op-
voedingsbecld van deze kinderen te
komen moeten we beginnen de ver
schillende typen in bepaalde groepen
onder te brengen. En ook dan nog
mogen we niet uit het oog verliezen
dat zoo'n typeering toch steeds een on
volmaakt hulpmiddel zal blijven, nooit
vrij van subjectiviteit, ja zelfs van
willekeur.
Duidelijk te herkennen Is altijd het
kindertype, dat wordt beheerscht door
een sterk egoïsme. Deze egocentrische
naturen kenmerken zich gewoonlijk
door ongevoeligheid voor indrukken,
gulzigheid, heerschzucht, wreedheid
tegenover zwakkeren en dieren, enz.
enz. Daarnaast zien we het type, dat
ook egoïstische neigingen vertoont, het
trage, indolente kind, minder conse-
kwent, minder krachtig in zijn uitin
gen echter don het eerste type.
.Weer oen geheel andere groep vormen
de sensitieve, de nerveuze kinderen.
Ze zijn veelal teer van lichaamsbouw,
zien bleek maar blozen bij de gering
ste aanleiding, zijn overgevoelig voor
geluiden, licht en onzuivere lucht Bij
opwinding of bij arbeidsnoodzaak
volgt als reactie storing van de stof
wisseling, braken, verstopping, afwis
selend zelfs met bedwateren en onrus
tige slaap. Het gemoedsleven van zoo'n
kind is er een van uitersten. Nu eens
zal het overdreven doen, dan weer in
zichzelf gekeerd, schuw en zwaarmoe
dig zijn. Het is zeer gauw vermoeid,
maar heeft tevens ideale neigingen.
In handelingen en houding van het
kind herkennen wij een prikkelbare
zwakheid', die in zijn lateren levens
loop tot mislukking kan voeren. Toch
zal een voortdurend ingaan tegen en
in goede banen ledden van den aanleg
van het kind tot verblijdende resulta
ten voeren.
Welk© moet nu in al deze gevallen de
taak van den opvoeder, in de eerste
plaats dus van de ouders zijn?
Bij moeilijkheden die van buiten af
komen, zooals bijvoorbeeld bij het
eenige kind, zal, ook al zullen de
oudcirs een verstandige tactiek volgen,
het opvoedings-resultaat gewoonlijk
toch nog wel beneden de verwachting
blijven. Ze zullen niet zoo gemakke
lijk na kunnen laten hun eenig kind,
al la het in hun oogen dan ook
maar een béétje, - te verwennen en
te vertroetelen. Een gedeeltelijke en
tijdelijke losmaking van de ouders,
zooals dit tot op zekere hoogte toch
ook het geval is bij het naar school
gaan, zal dikwijls heilzaam werken.
Opvoeding tot zelfstandigheid en een
medeleven in de familie zonder be
voorrechte plaats moet hier het doel
zijn, een doel dat door vermijding
van de meest voor d© hand liggende
fouten reeds kan worden bereikt.
De kinderen met een moeilijk karak
ter, een onevenwichtige natuur plaat
sen ons voor een veel lastiger pro
bleem.
Hier moet het stroven zijn een sta
biele, aan de buitenwereld aangepas
te en innerlijk harmonisch afgestem
de persoonlijkheid te vormen. Het is
daarom van groot belang in elk spe
ciaal geval te onderzoeken, waar ge
remd en waar aangemoedigd moet wor
den. Afgedwongen gehoorzaamheid
gaat niet verder dan het gezichtsveld
van den opvoeder, en heeft dus geen
practi9che waarde.
Een ondankbare en uiterst moeilijke
taak is dc opvoeding van het sterk
egoistisch aangelegde kind, het kind
met de bijna onbedwingbare neiging
het eigen „ik" boven alles te stellen.
Gelukkig is in dergelijke gevallen
dikwijls verandering ten goede te
constateeren, als het kind in het tijd
perk van „ontwaking" komt Het straf
fen van de lichamelijk en geestelijk
ongevoeligen onder deze kinderen is
vrijwel doelloos. Meer mogen we ver
wachten van den omgang met anid'ere
kinderen, waaronder ook sterkeren,
en don nog onder aanhoudend toe
zicht Bij den omgang met krachtiger
kinderen zal het egoïstische kind lee-
ren, dat dc gevolgen van zijn ver
keerde handelingen op hem zelf terug
vallen, wat zijn opvoeding in niet ge
ringe mate ten goede zal komen.
Heel wat prettiger is het de opvoeding
vam het overgevoelige, nerveuze kind
te leiden. In de eerste plaats moeten
wij zijn zelfvertrouwen aanwakkeren.
Nauwlettend zullen we er voor waken,
dat niet het gevoel van minderwaar
digheid zich in de kinderziel vastzet.
Hier vooral geen straf, maar prijzen
en aanmoedigen door belooning. De
grootste fout diie men begaan kan is
zulke kinderen in een glazen kastje te
willen zetten. Ons werken moet ge
richt zijn op langzame, geleidelijke
ontwikkeling van lichaam cn geest en
aanpassing aan dc buitenwereld, aan
vreemde menschen, aan andere omge
vingen. t
Bij al deze, in heel lichten graad psy-
ohopatische kinderen is elke poging
om hun aanlog, hun natuur al te
forsoh om te vormen uit den boozc,
afgezien nog daarvan dat zooiets ge
heel onmogelijk is. Het overgevoelige
kind zal altijd overgevoelig blijven,
zoomin als het flinke, maar onver
schillige kind ooit geheel zal verande
ren Het gaat er slechts om den aan
leg van het kind in goede banen te
leiden, de scherpe kanten van zijn
karakter naar mogelijkheid af te slij
pen, al het goede naar voren te halen
en hem bruikbaar te maken voor de
samenleving. Maar hoe dc aanleg van
het kind ook moge zijn, we zullen
allereerst moeten beginnen met in het
kind het wonder van Gods eigen schep
ping te erkennen, en het te naderen
met eerbied en liefde. Eerst wie zich
deze houding heeft aangewend, en
Hem om wijsheid, geduld en tact
vraagt, zal op de juiste wijze zijn op
voedingstaak kunnen behartigen. Hij
zal de ziel van het kind geen geweld
aandoen, maar werkelijk leiding
kunnen geven aan het natuurlijke
proces van groei en ontwikkeling. Op
voeding is een heerlijk werk, maar
het vraagt den heelen mensch, en
tevens het lévende voorbeeld. Een
Engelsche schrijver heeft eens spot
tend opgemerkt: een opvoeder is als
een wegwijzer die den weg toont maar
hem nooit betreedt. Maar opvoeders,
'die zóó zijn, zijn het slechts in naam.
.Wie iets wil veranderen, beginne eerst
zoo noodig, met zichzelf te verandercnl
Wat
zullen wij heden eten
Menu's voor
heel de week
ZONDAG: Spinaziesoep. Gehakt. Wor
teltjes, aardappelputèe, bitterkoek
jes-pudding.
MAANDAG: Runderlapjes, andijvie,
gekookte aardappelen, cocoskoekjes
DINSDAG: Spiegeleieren, sla met kom
kommers en harde eieren, gebak
ken aardappelen, aardbeien.
WOENSDAG: Kalfslapjes, bloemkool
sla, gebakken aardappelen, vanille
pudding.
DONDERDAG: Gebakken visch, ge
stoofde tomaten, gekookte aardap
pelen, koude appelmoes.
VRIJDAG: Gebakken visch, spinazie,
gekookte aardappelen, kersen,
ZATERDAG: rijstschotel (zie vorige
week).
De weg naar het hart
Menu's, recepten enz.
Bloemkoolsla
Benoodigd: 1 bloemkool, mayonnaise,
1 eetlepel sla-olie, 1 eetlepel azijn, ge
hakte peterselie, la 2 tomaten, eenige
zure augurkjes.
Bereiding: De bloemkool moet enkele
uren van tevoren op de gewone wijze
worden gekookt. Als zij koud is gewor
den verdeeld men ze in „boeketjes", zoo
dat ze niet te klein verbrokkelt, be
sprenkelt deze met olie en azijn en laat
ze dan geruimen tijd intrekken. Ze
wordt opgediend belegd met een laagje
dikke mayonnaise, welke bestrooid fa
met fijngehakte peterselie en verder ge
garneerd met schijfjes augurk en to
maat.
Spinaziesoep
Benoodigd: ruim een half pond spina
zie, 1 Liter water, een paar lepels room,
zout, een kluitje boter en een ei.
Bereiding: Nadat men de spinazie zorg
vuldig heeft gewasschen wordt deze
gaar gemaakt in water met zout, en
giet men het vocht af. De spinazie
wordt vervolgens door een zeef gewre
ven. De boter wordt al roerende in de
pan met de bloem vermengd, de gezeef
de spinazie met het afgegoten vocht
voegt men hieraan toe, en laat alles te-
zamen nog even doorkoken. Het ge
klopte ei en de room worden vóór het
opdienen bijgevoegd
Handige maniertjes
Onlangs heeft men ontdekt, dat een
half aspirine tabletje in het water
een prachtig middel is om snijbloe
men lang frisch te houden. De bloe
men mogen niet te nauw in de vaas
staan. In onze tuin snijden we ze al
leen 's avonds, na zonsondergang.
Als men, wat vooral bij kinderen zoo
licht kan gebeuren, een vischgraatje
in de keel krijgt, dan direct een slok
je azijn drinken. Azijn maakt de
graat week. Dan nog een stukje droog
brood na eten en de schrik is weer
voorbij.
Het is altijd vervelend voor dames,
die een niet bepaald scherp gezicht
hebben, dat zij de draad niet kunnen
in dc naald krijgen. Het zal veel
gemakkelijker gaan, als men de naald
eerst door een stukje wit papier steekt
Het oog van de naald, dat tegen het
witte papier afsteekt, is dan veel
duidelijker zichtbaar.
Eierdooiers, die niet direct kunnen
worden gebruikt, bewaren we mooi en
yersch door er wat koud water op t©
gieten. a
3