VOOR DE
LETTERKUNDIGE KRONIEK DOOR A. WAPENAAR
De Appel en Eva, door Jo v. Ammers-
Küller.
Uitg. J. M. Meulenhoff, Amsterdam.
„Oherchez la femme", zegt dc Franschman, als hij
voor de zooveelste maal constateert, dat er een Eva
in het spel is.
't Is een Eva, die deze pikante titel verzon, die
je vanwege die appel zoo liefelijk in 't onzekere
laat, want tot no.g toe wisten we niet dat Eva in
een appel heeft gebeten. En dat wordt hier niet
eens dubieus gesteld. Ware'deze roman eenige jaren
vroeger gepubliceerd, b.v. ten dage van de zoo om
streden Asser synode, het succes van Eva's, alias Jo
v. Ammcrs-Küller's pikanterie ware enorm geweest,
■want dan had men er tegelijk de slang achter ge-
zooht. En 't antwoord op de vraag of die, volgens
déze Eva, wel gesproken had, toen de eerste Eiva
zich vergreep aan de verboden vrucht.
Nu, de slang zit er hier achter.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft die oude slang
met het gif van» zijn geraffineerde welbespraakt
heid via de eerste Eva ook deze laatste uitloopster
van de z.g.n. zwakkere sexe weten te achterhalen;
hopeloos is dit geval, indien er in haar bloed geen
tegengif desinfecteerend optreedt
Sinds voor eenige jaren „De Opstandigen", roman
in drie deelen verscheen, publiceerde Jo van
Ammers-Küller een vervolg „Vrouwen-Kruistocht",
het lugubere verhaal van de Engelsche suffraget
tes, de furie's, die met alle geweld (dit „geweld"
te verstaan in de meest letterlijke zin van het
woord) het stembiljet trachtten te veroveren. Of
die eventjes door de oude slang waren „belezenl"
En nu het derde vervolg: „De Appel en Eva".
Herinnert ge u nog die vrijgevochten oudste doch
ter van Steven Coornvelt en Dorothee Wisdom uit
het slot van „De Opstandigen", die „Puck" werd
genoemd? Zij was immers Mr. in dc rechten en
Dr. in de staatswetenschappen, secretaris bij een
groot bankbedrijf in den Haag? Bovendien als
illustratice artistiek begaafd. Die was in de Freu-
diaansche psychologie „gepokt en gemazeld".
Maar aan 't eind van het bock werd het lied zoo
mooi, het werd een lied der liefde: Hans van Doe
veren valt om zoo te zeggen plotseling uit de
lucht en Puck om de halshij, die vijf jaar
jn Indiö had vertoefd, overrompelt haar met zijn
nog altijd wakkere jeugdliefde en zij kan hem niet
weerstaan: zij verlooft zich.
En tante Dok had gezegd: „Ik beklaag den man
die aan jou z'n hart zou verliezen"
Ongelijkmatige polen trekken elkaar aan:
Han en Puck zijn als zulke ongelijkmatige polen
de hoofdfiguren van „De Appel en Eva".
Bij den aanvang van de roman zijn die beiden
na een verblijf van enkele jaren uit Indië terug
gekeerd met een mailboot, die dan vóór de haven
van Genua geankerd ligt.
Op die boot ontmoeten wij ook Dr. Peter Vegeer,
kleinzoon van Keejetje Wijsman-Coornvelt, een
oom van Puck, die eveneens repatrieert en aan wien
Puck dingen vertelt, die ze met haar man bespre
ken kan. Als ze o.a. dien oom heeft verteld van
haar indertijd zoo onverwachte verloving met
Han, laat hij, vloekend, volgen: ik kan heel
wat van jouw mderne inzichten begrijpen, maar
dat je dit hebt aangedurfd jij, die het leven had
leeren kennen, zooals je het noemt, terwijl hij,
de man, zijn ideaal hoog en zichzelf rein had
gehouden
Puck vindt dan dit weerwoord: „toen hij te
rugkwam, o, u hebt gelijk, het wis het psycho
logisch moment toen besefte ik hoe oneindig
meer hij in zijn eenvoud en eerlijkheid waard was
dan al de bizondere, interessante en artistieke
mannen Jie ik had leeren kennen.
En dat besef is er nog, net zoo sterk, na vier en
half jaar huwelijk, die waarlijk niet makkelijk
•zijn geweest."
Dat besef instinct zou 't beter kunnen heeten
triumfccrt in Puck ook aan 't eind van de roman,
nadat zij koel-zakelijk reeds het besluit genomen
had, van Han te scheiden.
Zij heeft dan een buitengewoon goed betaalde
positie in het beroemdste „Maison de Haute Cou
ture" van Parijs, het huis Panatelli en hij zoekt
zijn troost bij een van haar man gescheiden
vrouw, die hij op de mailboot had leeren kennen:
zij, met haar twee lieve kinderen, lokt hem af
van Puck, bij wie hij mist waarnaar zijn hart
uitging: de moeder als middelpunt van het gezin.
En zoo is 't eind van den roman het vraagtceken
van een nieuw begin: zij waagt het weer opnieuw
met hem en wij, lezers, zouden wel graag een
vierde vervolg willen lezen, getiteld: Dc Moeder
en Eva. Want we kunnen niet gelooven dat die
allermodernste Eva het doodgewone moederschap
begeert, al verzekert ze dat haar man, in een mo
ment als haar diepste wezen als vrouw even naar
boven impulseert
Maar hoe staat het nu met „De Appel en Eva?"
Wat is de zin daarvan? Doét de titel het?
Puck we zijn op de mailboot vertelt haar
oom: Tcd en ik kregen van de eenc of andere
vrome tante een kinderbijbel cadeau en onze
kinderjuf las het verhaal voor van het Paradijs en
de slang, die de vruchten van de boom der kennis
aan Eva offreerde.
„Eva nam van zijn vruchten, at en gaf ze ook
aan haar man." Ik zal acht geweest zijn en Ted,
met wien ik in die tijd verschrikkelijk kibbelde,
was zes. Ik zei: „Nou zie je, dat Eva de eerste was,
die van de boom der kennis at en dat Eva dus
al verstand had toen Adam nog niets wist. En
natuurlijk heeft Eva het grootste stuk voor zich
zelf gehouden."
„Verrukkelijkl" (Betuiging van den oom.)
„Maar Ted was oen echte Coornvelt Hij wist bij
ondervinding, dat hij tegen mijn scherpe tong nooit
op kon, maar hij wist ook, dat hij veel sterker
was dan ik. En dus begon hij te vechte'n en gooide
mij op de grond en bewerkte me net zoolang met
zijn vuisten tot ik toegaf, dat ik gejokt had en
dat Eva het grootste stuk van de appel aan Adam
gaf nog vóór ze er zelf van had gegeten. Juf ver
telde het geval diep verontwaardigd aan moeder.
En moeder, de goeierd, die het zoo verschrikkelijk
ernstig nam met onze opvoeding èn met het femi
nisme, hield een lange redeneering tegen ons, dat
Adam en Eva de appel natuurlijk eerlijk hadden
gedeeld. Waarna Ted en ik elkaar afzoenden en
geen van beiden een haar breed afweken van onze
overtuiging. Nu, wat zegt u daarvan, oom Peter,
is dat niet het probleem van de emancipatie in-a-
nuttshelll"
Met dit verhaaltje is het hecle boek getypeerd:
een belangrijk vraagstuk „in-a-nutshell", d.w.z.
op een vlotte, vlakke manier even aan het pro
bleem raken, dat natuurlijk niet in-a-nutshell te
vatttcn is en nog minder tot een schijn van op
lossing te brengen, zoo doet dit boek met elk
vraagstuk.
Het diep-zinnige verhaal van de boom der kennis
des goeds en des kwaads door een kinder-ruzietje
belicht om de pikante titel van haar roman nog
een dragelijke zin te geven. Want ja, die Puck, „de
mooie, coquette en vrijgevochten juffrouw Coorn
velt," zooals op de dag van haar trouwen een
paar jongelui haar noemden, is haar man de baas
wat intellect aangaat, al beweert ze „dat Han
stellig een evengoed of een beter verstand heeft
dan zij" en dat zij haar voorsprong op hem alleen
dankt aan haar vrouwelijk intuïtie.
De zaak is, dat die Han een goeie lobbes van een
man voor haar is, zoo goed dat hij haar blijkbaar
veilig acht in de frivole sfeer van het Parijsche
modepaleis, waar haar zuster Kitty, die we ons
nog herinneren uit het derde boek der „Opstandi
gen", mannequin is, en door wier bemiddeling
Puck de particuliere secretaresse van Panatelli, 't
hoofd van het „Maison de Haute Couture" wordt,
in wiens blijkbaar veel-kamerig hart telkens een
plaats vacant was.
Geraffineeerd-knap weet dc schrijfster de flonke
rende' ijdelc pronk, de kostbare oogverblindende
praal van een mode-show door mannequins in het
huis Panatelli weer te geven.
We doorzien deze geraffineerdheid ook in haar
zwakte, haar voosheid als romancière in aesthe-
tisch-psychologisch opzicht. Want het is niet
mogelijk dat een vrouw als Puck dadelijk een
eerste plaats inneemt in een bedrijf dat haar
toch totaliter vreemd was, en onnatuurlijk
in hooge mate lijkt het ons dat Puck in
die allerkrankzinnigste wereld van modecultus
zich zou hebben thuis gevoeld; zegt ze zelf niet
tegen Kltty als die haar het baantje aanbeveelt:
„Och, maar me lieve kind! Dat is toch niets voor
mij! Ik pa3 in een modehuis als een haar in de
soep!"
Wel is waar is Puck een gecompliceerde figuur,
maar zij had een koel-critische kijk op al wat aan-
stellerig-onecht, op al wat pose is, en dus moest
het ijdelheidsgedoe in het huis Panatelli haar
onzegbaar walgelijk en ridicule aandoen. Wel ver
telt de schrijfster, dat Puck gevorscht en gespeurd
had in haar jeugdjaren naar duisterheden, perver
siteiten en verwordingen met een felle bezeten
drang om het verborgene van menschcn te weten.
En daarvoor had ze gelegenheid in het modehuis.
Maar dat zij ten slotte om des lieven gelds wille,
zelfsf verzoend raakte met, verliefd trouwens ook
op het hoofd van het mode-paleis, Panatelli, dat
is het toppunt van driehoeksgeval-pikanterie,
die echter in flagranten strijd is met de psycholor
gische structuur, waarmee Puck door de schrijf
ster werd opgezet. Want die Panatelli is zoo'n
onmogelijke paljas van een vent, zoo'n kwalachtig
individu, dat we nauwelijks kunnen gelooven in
het bestaan van zoo'n mode-koning, zoo'n „zielige
karakterlooze Don Juan". Hij lijkt veel op een dier
twintig groote houten poppen in zijn werkplaats,
waarvan de schrijfster vertelt dat Panatelli ze als
in trance bekleedt met de artistiek-geniale vond
sten van zijn genie. Sommige van die houten
mannequins misten een hoofd, hadden vervelooze,
afgebladderde gezichten, waren met zaagsel ge
vuld, passend symbool van 's mans pervers-opge-
dirkte existentie.
Geraffineerd knap nogmaals is de schrijfster in
het weergeven der „verhouding" die er langzamer
hand ontstaan was tusschen Han, die, huiselijke
gezelligheid missend, deze zoekt bij de boven reeds
genoemde gescheiden vrouw met haar twee kinder
tjes. Puck vindt die verhouding niet zoo erg „tot
op zekere hoogte". Maar die moeder-Eva zit als
een spin in haar web te berekenen hoe ze dien
goeien lobbes van een kerel voor goed in haar
garen vangen kan. Haar kindertjes houden dol
veel van hem, en zij ook natuurlijk; haar listige
koel-beheerschte Eva-natuur ('t grootste deel van
den appel, nietwaar?) wil hem zoetjes aan bewegen
van Puck te scheiden. Maar als hij de toeleg ein
delijk doorziet, hem de blinddoek van de oogen
valt, keert hij tot Puck terug. En Puck, die toch
ook nog jaloensoh worden kan (hoe meesterlijk is
het gesprek tusschen haar en die andere weerge
geven!) verloochent haar zakelijkheid, die al voor
scheiding had beslist, verloochent Panatelli en
deszelfs rijkdom en os wird am Ende alles
wieder gut. Alleen maar: we gelooven niet in dit
mooie slot, ook niet in het lobbes-achtigc karakter
van haar man, als zou hij nooit gevreesd hebben,
Puck te verliezen in de walgelijk-frivole sfeer van
't huis Panatelli. Van die vrees vernemen wij
nooit iets. Een roman van 320 bladzij's heeft de
schrijfster noodig gehad om weer uit te komen
bijhet slot van „De Opstandigen":
„Dat het niet zoo erg is met onze problemen als
zij (tante Dok) heeft gevreesddat de vrouwen
in haar diepste hart niet zóó anders dan vroeger
zijn
In „De klop op de deur" is in Annetje, de hoofd
figuur, heel veel auto-biographisch van de schrijf
ster zelf verwerkt. In de figuur van de cynische
Puck heeft de schrij fister Jo van Amrners— Küller
veel van haar eigen Eva'sche geraffineerdheid ge
openbaard. Coquet was Puck, coquet is deze
romancière in haar speculeeren op onze gretige
aandacht, voor het sprookjesachtig geheimzinnige
en tegelijk demonisch-verfijnd en decadent-immo-
reele bedrijf in het Parijsche modepaleis met als
centrum: Panatelli, een de vrouwen duivclachtig-
fascineerende Don Juan.
O neen, dit boek is niet ruig-realistisch als „De
Zondaar"; maar het ten-naastebij, hot half ver
hulde trekt immers zooveel te meer? En de liefde
dan, de liefde tusschen Han en Puck? Heeft zo die
niet geëerd als het eenig houvast in die wankele
levens? Maar wat te verwachten van eon liefde
die alleen steunt op het instinct?
In „Do Appel en Eva" wordt, èls er nog even
godsdienstige menschen op de proppen komen, op
de bekende hautaine manier gegekscheerd; dat
volk is trouwens niet cultur-f&hig,' hopeloos ach-
de mode in dit mode-paleisboek.
We stonden misschien al te lang reeds stil bij dit
geestelijk-leegc boek; doch we deden dit om het
rondweg te signalecrcn als een frivool modepaleis-
boek dat speculeert op onze Eva- en Adamietische
„begeerlijkheid des vleesches" en „begeerlijkheid
der oogen". Veel meer kunnen wij er niet in zien.
in-a-nutshell in een paar woorden.
VEBETER1NG
In het Zondagsblad van 11 Juni leze men regel
12 van het vers; le kolom, aldus:
in Jezus Christus vastgelegd met sterker banden,
In verband met de kanttcckcning betreffende dit
vers van A. J. D. v. Oosten werd mij van twee
zijden mededeeling gedaan dat die dichter niet,
zooals ik zeide te vermoeden, van huis uit tot de
Geref. Kerk behoorde; doch tot de Nederl. Her
vormde Kerk. Ik dank die beide berichtgevers
vriendelijk voor de moeite, die ze namen. In alle
gevalle was dus A. J. D. v. Oosten orthodox-
protestantsch. W.
210
JEUGD
De Spoorzoekers
van Geitenbeek
De groote tent stond daar machtig en beschermend.
De punten waren naar buiten weggeslagen, zoo
dat men vrij naar binnen kon zien.
Fleurige lampions hingen er en netjes lagen de
slaapzakken aaneengereid op het hooi.
Ieder had z'n plaatsje reeds gevonden.
Zoo, Joris
Zoo nééf!
Hoe gaat 't op 't dorp?
Goed! zei Joris en veegde met 'n geweldige zak
doek over z'n gezicht keek het kamp rond en
lachte vergenoegd.
Joris was geen man van veel woorden. Voor hij
iets zei, "trok hij bij voorkeur aan z'n blondo
snorretje.
't Is hier goed, neef!
Frank ging naast hem zitten met z'n onafscheide
lijke opschrijfboekje.
Morgen warm eten, Joris!
1Goed, neef!
Vandaag hebben we brood met vleesch gegeten
maar je begrijpt, morgen eten we nog lekkerder
dan thuis!
Da's vast, neef!
Je moet morgenochtend maar eens princesse-
boontjes meebrengen.
Dat kan gebeuren, zei Joris en stopte bedacht
zaam zijn pijp.
We zijn morgen met vijftien manheb ik
vijftien pond noodig. Ze kosten zoowat negen cent
het pond.
Frank keek in z'n boekje.
Motte er geen aardappeltjes bij, neef?
Die hebben we al in voorraad, van Dirk z'n
Vader
O zoo!
Dus vijftien pond princesseboonen en drie kilo
stoofperen, vier pond gehakt en een pond vet, een
kilo boter en drie pakjes beschuit, rammelde
Frank.
Schrijf 't op 'n papiertje, neef!
En dan natuurlijk twee flesschen melk en hier
heb jo kaarten voor 2300 gram bruin en 2800 gram
wit brood
Joris borg alles secuur in z'n portefeuille, maakte
toen z'n mand open en overhandigde den ohef-kok
suiker, thee, koffie en een pot boter
Ziezoo! 't avondeten was juist achter den rug
nu alles no.g opgeborgen, dan kon Frank zich eens
wat „vrijaf" gunnen.
Paul had hem geholpen: de een sneed brood
de ander smeerde en Wout distribueerde.
Vanavond had niemand corvée, want aan 't thee-
en koffieschenken moest ééns een eind komen.
Na zeven uur kon ieder bij Joris bestellen wat-ie
zelf wilde.
Morgen moeten we noga-blokken hebben, Joris,
en apenootjes!
Breng eerst de leege fleschjes maar eens terug,
jongens, zei de koopman.
Om half acht kwamen de eerste avondbezoekers:
Gerard Schipman en Kees Toet.
Die bleven ook slapen.
De andere leden van de jongelingsvereeniging, die
nog zouden komen, moesten vanavond weer terug.
Het was voor Gcraixl een heerlijk oogenblk, toen
hij, na de geheele dag in gedachten te hehben
meegeleefd met z'n vrienden om vijf uur de
kantoordeur achter zich kon dichtgooien.
Hij gunde zich nauwelijks tijd om te eten. Z'n
moeder zag hem hoofdschuddend na
Met de wind in de rug vlóóg z'n fiets over den
Harstciihoekwegden watertoren om, naar de
sprang.
Hij was nu zeventien jaar een flinke kerel, die
al aardig verdiende voor z'n moeder, doch in z'n
hart was hij altijd nog dc schooljongen gebleven,
die er Zaterdagsmiddags met zijn vrienden op uit
trok
Hij popelde van verlangen in het kamp aan te
komen, nu, zoo opeens uit het drukke gewoel van
't gewone leven over te stappen in dat andere
leven, daar, bij zijn vrienden in de natuur.
Het was een milde zomeravond hij kreeg het
nog flink warm van het fietsen
Kijk daar was 't Pomphuisje al
Moeizaam tornde hij met z'n fiets tegen de mulle
zandweg op. Eenmaal boven, wischte hij zich het
zweet van z'n gezicht bleef toen een poosje
luisterend staan.
Héérlijk was 't hierEen enkele late vogel
riep nog wat vreugdogeluidjes in de stilte
In 't Westen daalde de zon en zette de avondhemel
in brand.
Langzaam stapte hij, naast z'n fiets loopend, ver
der in de richting van het kamp.
Uit de verte drongen reeds jongensstemmen tot
hem door
Hij versnelde z'n stap.
Boven, op het laatste duintje bleef hij opeens
staan, geboeid door het kamptafereel, dat daar
vlak voor hem lag, in de vredige rust van de
zoele zomeravond
Op de achtergrond de groote tenter voor de
scheepslantaarns en eenig keukengerei.
Groepsgewijs zaten de makkers bijeen in genoeg
lijk gesprek.
Frank was aan 't „hoogtnappen en trapte den
voetbal boven de hoogste boomen uit
Hij zag Joris met z'n mand koopwaar lui en lang
uit rusten van zijn dagtaak tegelijk groote rook
wolken uitblazen I.
Paul tokkelde op z'n cither.
Toen deze opkeek, zag hij Gerard staan leunend
tegen z'n fiets.
Ha Gerard! Welkom, zeun!
Ook de anderen kwamen nu naar voren om den
gast te verwelkomen.
Reusachtig, jongensreusachtig, wat is 't
hier een toffe boe 11 was alles wat Gerard voorloo-
pig kon zeggen
Gestadig duisterde de schemer.
Alle oproerige en luide jongensstemmen verstilden
allengs.
Meer cn meer groepten ze bijeen terwijl de
meesten hun jas opzochten.
De stemming kwam er hoe langer hoe moer inï
De kleinere jongens, die nog nooit gekampeerd
hadden, waren onvermoeid in 't aandragen van
dor, dood hout voor 't eerste kampvuur.
Er werd nu reeds ruzie gemaakt, wie de eerste
wacht zou hebben.
Daar waren liefhebbers genoeg voor!
De volgende regeling was gemaakt:
Elke wacht zou bestaan uit drie man.
le wacht van 10—1 uur.
2e wacht van 1—3 uur.
3e wacht van 35 uur.
4e wacht van 57 uur.
Dam- cn domineespel, benevens gratis koffie aan
wezig
Geef 'es lucifers, Paul!
Wouter Vrolijk stak de loggcrlichten aan oca
groen en een rood.
Alle jongens stoven naar een duintje om 't effect
te bewonderen.
Spookachtig! Voorzitter, zei Kobussie opge
wonden.
Mag ik de eerste wacht, Voorzitter?
Nee, Kobus, jongen, dit gaat nietMorgen
nacht ben je misschien aan de beurt vergeet
niet, dat je er pas heel laat bijgekomen bent!
Me moeder heeft me sterke'pepermunt meege
geven, Voorz'tter ik kan 't beste waken van
allemaalze brandt op jc tong, Voorz'tter! De
echte, Engelsohe pepermuntRuik maar 'es,
Voorz'tterl
Uit z'n zak kwam een groezelig zakje te voor
schijn
Wouter Vrolijk was al weer verdwenen
(Wordt vervolgd)
Kleurplaat
Je denkt er wel om, als de krant wordt bewaard.de plaat eerst over te teekenen, hoor!
215