HERINNERINGEN VAN EEN PREDIKANT
Op 't spreekuur
Ook in Meerland bestond heel deftig een spreek
uur. Aanvankelijk iederen Maandagmorgen en
Maandagavond. Toen ik er pas was hield ik me
aan de traditie, maar na cenigen tijd meende ik
toch daarmee te moeten breken. Eenige maanden
lang zat ik trouw te wachten in m'n studeer
kamer Maandagmorgen. Van tien tot elf. Iederen
Maandag hetzelfde liedje, geen sterveling ver
scheen. Ja, toch, één van de keurmeesters kwam
op een Maandagmorgen me gezelschap houden.
Van even voor tienen tot een stuk na elven. Hij
wist uitnemend een begin te maken maar geen
eind te vinden. Hij was naar zijn eigen uitdruk
king dieper in de waarheid ingeleid dan ik en
meende geroepen ie zijn mij met die diepere kijk
op de dingen bekend te maken. Hij was geen
theoloog maar om schoolsche wijsheid lachte hij.
Wat ze aan de academie leerden was in doorsnee
meer dan treurig, de zuivere waarheid werd zeer
spaorzamelijk verkondigd. Onder 't citeeren van
psalmen, teksten, oude schrijvers, deed hij met
kunstmatige huilstem mededeeling van zijn be
vindingen. Onder 't vrome getuigenis door, niet
bepaald vrij van eigengerechtigheid, gingen een
paar venijnige steken. Op anderen en mij. \laar
ook de hatelijkheden werden op zalvenden toon
voorgedragen. De brave oude man met al z'n
heerlijke bevindingen, met alle „woorden" die hij
op gezette tijden „gekregen" had, kon me geen
sympathie inboezemen. Ik vond het per slot opper
vlakkig en had de overtuiging als al 't godsdien
stige eens werd weggepeld, dat er een angstige
ziel overbleef, die absoluut geen vrode of vreugde
kende. Na een redevoering van ongeveer vijf
kwartier, waarin ik een prettigen indruk had
gekregen, van wat hij het „volk" noemde, greep
hij gelukkig de kruk van de deur om rich te
verwijderen. Ik had zelf weinig hoeven zeggen,
kreeg ook haast geen gelegenheid en elke opmer
king mijnerzijds werd voor kennisgeving aan
genomen. Hij wist 't alleen en had zich voorge
nomen mij in allen ootmoed met de diepste waar
heid bekend te maken. Wat 't meer uitwendige
betreft, een wenk om m'n snor af te scheren, had
ik al gekregen.
De vriendelijke vertegenwoordiger van „het volk"
is de eenige Maandagmorgenbezoeker geweest Ik
schafte het morgenuur af cn bepaalde me bij den
avond. In Gouwtjesbrug was zoo iets deftigs-
gewichtigs nooit geweest, ik had er heel wat
verwachting van, zag er tegen op. Ik had wel
eens gehoord van menschcn met geestelijke
vragen, mannen en vrouwen met zielestrijd, die
op oen spreekuur kwamen om raad en steun. Het
kon dus ernstig worden.
Maandagavond, pas in Meerland. Precies zeven
uur zat ik in m'n studeerkamer, te wachten op
belangstellende gemeenteleden. Een boek voor me,
om mezelf een houding te geven. Even over
zevenen ging de beL Schijnbaar ernstig zat ik
in m'n boek te lezen. Tikje op de deur, heer komt
binnen, hoed in de hand. Korte voorstelling en
gaat u zitten. Nadat de heer gezeten is komt
m'n vriendelijke vraag: En wat voert u hierheen,
kan ik u van dienst zijn. Och, eigenlijk niets
vraagt om een briefje met handteekening
206
bijzonders, is het antwoord, ik was in de buurt
en ik dacht, ik ga eens kennis maken. Ik zie u
altijd in de hoogte op de preekstoel, ik dacht, ik
wil hem toch ook wel eens van dichtbij bekijken
en een praatje met hem maken.
Ik loog natuurlijk, dat ik 't aardig vond en
belangstellend. Want in m'n hart dacht ik, stel
je voor, dat heel Meerland 't in 't hoofd gaat
halen mij op een dergelijke wijze te willen begroe
ten, dan ben ik nog niet gelukkig, 't Gesprek
vlotte natuurlijk niet, 't was een beetje kletsen
over onbenullige dingen, voortdurend een pijnlijke
steek. Hij bleef aan z'n stoel plakken en wist niet
op te staan en ik dorst hem niet te vragen of hij
eens wilde kijken hoe de deur aan den anderen
kant er uitzag.
Gelukkig ging de bel weer cn een volgend ge
meentelid werd aangekondigd. De plakker stond
op, maakte excuus, ik bedankte voor de belang
stelling cn hoopte, dat hij me nu genoeg aan
schouwd had. Een dergelijk bezoek is geen zeld
zaamheid gebleven, ik heb zoo meerderen moeten
ontvangen in mijn leven, maar dat hoort eenmaal
bij 't ambt, daar ben je dominé voor.
Die volgde was iemand met een geestelijke vraag,
een probleem waar hij sedert lang mee rondliep.
Maar ik moest 't niet gek vinden, hij wist niemand
anders om raad te vragen. 0 die lange inleidingen
dat gaan van sommigen over Keulen naar Parijs.
Waarom niet kort en flink de zaak even uiteenzet
ten, maar dat vermoeiend omslachtige, mededee
ling van dingen die met de eigenlijke zaak niets
hebben te maken.
Na veel omhaal kwam eindelijk de zaak naar
voren. Of het geoorloofd was bloedworst te eten.
Of, dat niet in strijd was met de bepalingen van
*t Apostel Convent beschreven in Handelingen 15.
't Was tenminste een vraag die belangstelling ver
ried, al kwam de vraag wat laat tot uiting. Han
delingen 15 teekent ons een overgangsmaatregel,
die zeker voor de 20ste eeuw niet meer van kracht
kon zijn. Ik gaf den raad, voorzichtig te zijn met
't Wettische en te letten op den levendmakenden
Geest
Dien Maandagavond kwam er niemand meer, geen
sterveling had behoefte om geestelijk contact te
zoeken, niemand had zlelevragen of liever
behoefte om zielevragen met den herder te bespre
ken. Ik weet nog niet hoe ik het moet waardceren.
De sterke karakters vechten den strijd zelf uit,
hebben geen predikanten noodig. 't Zouden alleen
de zwakken zijn die we konden verwachten. Maar
de zwakken durven meest niet soms terecht met
de opmerking: een predikant kan me ook niet
helpen. Blijven oven werkzoekenden, tobbenden
me. kinderen, ongelukkig gehuwden die hun nood
komen klagen, ontevreden diakonie-klantjes, die
er den dominé voor willen spannen om meer te
krijgen.
Maandagavond spreekuur. Een paar jaar later,
't Bezoek is drukker geworden, tijdbespreking al
per telefoon. Waarvoor, ja dat kan ik door de
telefoon moeilijk zeggen, kom op uw spreekuur.
En achter elkaar wordt 't afgehandeld. Een werk
zoekende vraagt om een briefje met hand tee ko
ning. Eén woordje van mij is natuurlijk meer
waard dan duizend woorden van hem.
Of hij lid is van de kerk, of hij kerk't, meelevend
is. Hij gelooft wel lid te zijn, loopt de kerk nou
wel niet plat maar gelooft toch aan oen hoogere
Macht. Wat bij elkaar opgeteld betoekent dat hij
nooit kerkt geen lid is, en er geen geloof op na
houdt Toch maar een briefje, duizendmaal be
dankt en als ik hem eens noodig had, dan viel er
op hem te rekenen.
Wie volgt! Een moeder met dochter, die afgleed
naar de diepte. Eerst illustratie van do vroomheid,
goedheid en braafheid der dochter. Dan uitspu
wen van gal over den schuldigen jongen man,
die door geen deugniet kan worden overtroffen.
Natuurlijk, de schuld ligt altijd aan één kont. En
of ik niet zorgen kan voor wat ondersteuning in
één of anderen vorm.
Moeilijk die dingen in de stad. Teere kwesties om
aan te raken, maar 't optreden prikkelde Je. Geen
schuldgevoel, geer. verantwoordelijkheidsbesef,
opvoeding beneden peil. In 't fijner besnaarde rie-
ledeven schijnt niets gebroken, 't is alleen maar
de kwestie hoe zorgt een ander, dat ik van de
lasten afkom. Als dominé hier en daar een goed
woordje wil doen, hij kent 1 minors de familie als
door en door fatsoenlijk, don is 't voor elkaar.
Moeilijk probleem: barmhartigheid moet bewecen,
maar wordt de zedelijke verslapping niet in de
hand gewerkt?
Wie volgt) Een vrouw die haar lood komt klagen.
Man ia katholiek, en in je jeugd geef je daar aoo
'een moeder met dochter, die afgleed
niet om, maar later met de kindoren komen de
moeilijkheden. En nou gaat ie plagen, sarren, of
ik hem niet eens onderhanden kon nemen. Weer
zoon moeilijk probleem. Vermoedelijk gewaar
schuwd in de jeugd, niet geluisterd, nu de gevol
gen. Wat kunnen weinig menschen de gevolgen
van hun daden dragen, wat hebben ze weinig be
sef van eigen schuld die stil moet maken.
Meest is geestelijk gesprek met dergelijke anders
denkenden zonder resultaat. Er zit meer achter
dan godsdienstig verschil alleen.
Wie volgt. Een vader met een kind, een lief tenger
meisje. Gingen niet zitten, ik zou 't wel druk
hebben, 't Kind bracht 98 centen uit haar eigen
spaarpot voor de zending, had Zondag geluisterd
naar de Zendingspreek en moest haar heele schat
geven aan den Heere Jozus. Ze hadden 't zuinig,
dat wist ik, hier was een offer. Een hartelijke
handdruk en zij waren weg. Zulke bezoeken zijn
©en verkwikking. Klachten komen er genoeg, tra
nen bij de vleet, hier een getuigenis van het zaad
dat wortel schoot in een kinderhart
De Fakir en de Film
Twee Britsche geleerden wilden zich overtuigen
van wat er waar was van de wonderlijke verhalen
welke zij over de tooverijan der Indische fakirs
gehoord en gelezen hadden. Zij reisden daarom
naar Indië, doch sloegen weinig acht op de fakirs,
die zij in de kuststreken aantroffen. Deze toch
zijn vaak door Westerschen invloed bedorven en
oefenen dan hun „beroep" uit als een Europeesch
goochelaar die weet dat hij met de meest geraffi
neerde kunststukjes zijn publiek het best over
bluffen kan enzoodoende het meeste geld ver
dienen.
Neen, zij trokken ver het binnenland in en volg
den met kritische blik en nuchtere opmerkzaam
heid wat een rasechte fakir hun ging vertoonen.
Zij zagen het volgende.
De fakir, die vergezeld was van een jongen, wond
van zijn lendenen een lang koord, dat hij in gril
lige bochten en slingers boven zijn hoofd zwaait en
draait. Het losse eind van het koord stijgt hooger
en hooger, de bogen erin worden vlakker, een
plotselinge ruk van den fakir doet het strak staan
als een staak, en langs dien staak klimt de fakir
omhoog, gevolgd door den jongen. Na eenige oogen-
blikken zijn beiden in de hoogte verdwenen. Dan,
na een korte afwezigheid, dalen fakir en jongen
bliksemsnel uit hun hooge verblijfplaats af en
staan weer op den grond. De fakir rukt aan het
koord, dat weer slap wordt, cn opnieuw zwaait
hij het in losse kronkels boven zijn hoofd
De geleerden stonden verbluft. Zo konden hun
oogen niet gelooven, en als echte Westerlingen
deden zij dit ook maar niet zoo spoedig, maar
gingen naar het filmtoestel, dat het geheele too-
neel voor hen op de gevoelige plaat had vastge
legd. Men kan begrijpen, dat ze metgroote spanning
de ontwikkeling der beeldenreeks gade sloegen.
En wat toonde de film hen? De fakir, niets dan
zwaaiende, zwaaiende en nog eens zwaaiende!
Verder niets; van de geheels wonderlijke gebeur
tenia op de rolprent geen spoort
De conclusie lag voor de hand. Zij beiden waren
onder de suggestie van den fakir gekomen; de ge
voelige plaat echter ia voor menschelijke suggestie
immuun en gaf de nuchtere werkelijkheid weer.
De waarneming dor geleerden heeft dus wel ieta
opgehelderd, maar nu staan we voor het feit oener
buitengewoon, Ja ongehoord sterke suggestie. ZIJ
geeft ons een probleem in de hand, waarover de
wetenschap nog wel lang niet het laatste woord
Ml gezegd hebbent
HET VERHAAL VAN DEZE WEEK
'n Vreemde taal
(Humoreske)
door
Nellie Schellinkhout
„We konden wel eens een Duitsch meisje nemen",
zegt mevrouw van Es heek en zij strijkt nadenkend
de plooitjes in het ontbijtlaken glad. „Vin je niet,
man! ik heb gehoordze zijn niet zoo veel-
eischcnd enneze werken goed, tenminste wat
je van de Huismans hoort't moét althans
beter zijn dan wat Jaan uitvoerdeen als ze
Üan nog niet goed Hollandsch kennen, dan ram
melen ze niet den heelen dag met de leveranciers
of met meiden van de burenja, 't heeft wél
z'n voordeelen!"
Mijnheer van Esbeek gezellig oud heertje met
grijze bakkebaardjes cn vriendelijke oogen achter
gouden lorgnet logt het ochtendblad neer en
barst in lachen uit. „En we kennen geen woord
Duitsch," roept hij. „Tenminsteiedereen weet:
ja is ja en nee is nainmaar zeg jij nou es in
't Duitsch: Anna, maak vanmiddag maarbij
voorbeeldehcroquetjes van de overgescho
ten visch van gisteren en ga nou gauw de koffie
zéttenoch me lieve menschen als zij dan
nog haast goen Hollandsch kent nee hoor" en
mijnheer sohudt twijfelend zijn hoofd. „En wéér-
om is een Hollandsche niet goed genoeg?"
„Hollandscho meiden hebben véél noten op hun
zang," spreekt mevrouw plechtig. „Hebben we 't
niet aan Jaan gezien? Waarom is ze weggeloopen?
Omdat ze geen vier avonden in de week vrij
mocht hebbenen omdat ik haar een standje
gaf, als ze voortdurend op haar kamertje zat te
lezenen een Duitsche Is wét blij, als ze maar
oen betrekking 'hééft...... en die loopen ook niet
wegwaar zou won ze heen moeten? En ik
laat me van Jo Huismans alles in 't Duitsch op
schrijven on dat leer ik uit me hoofd; Zoo straks
schrijf ik een kaartje naar het Duitsche „Heim"
en dan hebben we der zóó een; je zal es zien, hoe
et meevaltik kan het immers niet meer bij-
beenen we zitten al anderhalve week zonder
we moeten du wat doen!"
Mijnheer zegt niets meer haalt even licht z'n
schouders op met oen gezicht van: „Je kunt er
van te voren niets van zeggenafwachten!"
Dan neemt hij den Bijbel van het boekenrekje
en zoekt het hoofdstuk.
Ze is er al ruim oen week, de kleine blonde Hilde,
met dikke blonde vlecfiten van achteren tezamen
gelogd in den hals, on vroolijke bruine oogen;
achttien jaar is ze en nog nooit ln Holland ge
weest pas uit Glad bock gearriveerd. Mevrouw
is erg im haar schik met het nieuwe meisje
en elkaar begrijpen? O, *t valt geweldig mee. Nu
ja, het kind kende geen letter Hollandsch, toen
ze kwam on de eerste dogen hooft Mevrouw zich
met allerlei gebaren moeten verstaanbaar maken.
Het lijstje van mevrouw Huismans vermeldde al
leen de hoogstnoodige zaken: tafeldekken Tisch
decken; bedden opmaken Bette machen; vaat-
.wasschen Geschirr abwaschcn. Maar als me
vrouw radeloos heeft gezocht naar een vertaling
van: „Bij de spinazie moet Jo maar een beetje
citroen doen, dat smaakt zoo goed" heeft zij het
toch moeten opgeven cn, zooals gezegd, alles
moeten aanwijzen.
Maar nu gaat het zóó goed och, het is zoo'n
toer niet, dat Duitsch, blijkt nu; en mevrouw van
Esbeek is er wét trotsch op, dat zij een vreemde
taal spreekt.
Mijnheer loert het niet zoo gemakkelijk. „Ik
praat liever mijn eigen taaltje,, zegt hij. „Ik ben
te oud om nog te loerenwaarop mevrouw
geestdriftig roept: „En 1 k dan, ben ik soma
jongerhalve jaren tellen me nietnou zie
je maar! ais Je maar will Op mijn zestigste nog
'n vreemde taal geloord
Wat de blonde Hilde van movroirw's Lndordaad
„vreemde" taal dacht
^HUde, kindnu moeten wier opsjieten, hoorl
het lest zóó half eins oond dan moet het essen
fert-fertklaar zain, weetje. Meneer moes hoite
vroeg weer weg" en mevrouw van Esbeek giet
de aardappels af, puffend tegen de heete damp,
die haar in het gezicht stijgt. „Heb je de sla
vielen keeren gewasschen, Hilde? das kaïn zand
meer derin sictstoch me lieve kinddaar
see ik, das wir kain uien meer haabenje
moet ze maar gauw gehen hooien, hoor
verejteest doe main? uien o-i-e-n, hcurst doe
hier lest een kwartjenaber vlug
hoor
Mevrouw wil Hilde de keuken al uitduwen, maar
het meisje, blijkbaar niet begrijpend, blijft nog
staan. „Mcinen Sie" haar duim en wijsvinger
vér van elkanderdie ganz "grossen?" „Ja,
ja," knikt mevrouw ongeduldig, „jaust; ik zal
onderdehand do sla wel vast so wait machen on
het flaisch
„Aber", houdt Hilde hardnekkig vol, „ich denk',
die sind teuer
„Ach wool nain, doe hast genoeg geld", mevrouw
prikt heftig in de biefstuk. „Ga maar gauw
bal Aaldijk, hier oom de ekke
„Maar vrouwtjeje wist toch ik moet
zóó weg" en mijnheer van Esbeek klopte onge
duldig met zijn vork op de messenlegger. „Waar
wachten we nu toch op
Mevrouw, zenuwachtig, kijkt voor de zooveelste
maal uit het raam. „Ik begrijp het heusch niet...
ik heb haar uitgestuurd om uien naar Aal-
dijk cn ze is al méér dan twintig minuten weg
wat ter wereld er zal toch niets
gebgelukkig! daar is zehaastig loopt
mevrouw naar de keuken, maar komt direct
daarop do kamer weer binnen een groote witte
zak houdt zij met een wanhopig gezicht voor zich
uit. „Nu brengt ze me daar eieren mee
eendeneieren inplaats van uien" jammert
zij en dan tegen Hilde, die blijkbaar haar best
Interieur Geref. Kerk te Ber
gen op Zoom, door A. W.
Verhorst.
Op zijn zwerftochten door
Nederland teekende onze
medewerker A. W. Verhorst,
kunstschilder te Heemstede,
speciaal voor ons blad, het
interieur van arch. Boeyen-
ga's stijlvolle kerk te Bergen
op Zoom. Hoewel Verhorst
speciaal oude kerk-interieuren
schildert, (binnenkort repro-
duceeren wij zijn Bavo schet-
sen) was dit moderne kerk
interieur een openbaring voor
hem.
doet, niet to gaan lachen: „Je vorsteet main toch
wel als ik oicn saag anders moest doe het
fraagen wat hebben me daar zoo an
„Ich dachte, Sie meinten Eier, solche grosse",
verdedigt Hilde zich. „Um in den Salat zu tun...
und ich konnte sie nirgendwo bckommen
ich musste ganz bis zu
„Ja, ja, het iest goetga noen maar gauw oien
hooien, of hoe ze dan heeten, oien oem
uuber de sla te sjnaidenzoo klain weetje
hier iest geld!"
„Ach so", begrijpt Hilde. „Sie meinen Zwiebell
Ja, ja, ich geh, sohonVlug roetst zij dc
trap af.
In de kamer bekijken mevrouw hoofdschuddend
cn mijnheer met 'n lach op zijn gezicht de gewel
dige eieren. „Zoo'n meisjemoppert mevrouw,
„zoo'n meisje tochen ik heb toch duidelijk
gesprokendat begrijpt toch iedereen
en wét een taal: tswiebel! heb je 't gehoord
en wat oen tijd is der nou mee hoen gegaan
foei!"
Bedrijvig verschikt mevrouw nog iets aan do
schalen. „Dat kan nog mooie geschiedenissen
geven" denkt zij hardop ,als zulke woor
den in 't Duitsch ook heel anders zijnik
dacht dat je alles maar zoo'n beetje een anderen
klank gaf
„Tja" zegt mijnheer en hij schenkt veel aandacht
aan de poes, die zich vleiend langs zijn been
strijkt,,'t ja vrouwtje 't valt niet
mee, hoor
Als zij beneden de deur hooren dichtslaan, gaat
mevrouw snel naar do keukon. „Ze mocht wéér
eens iets verkeerds hebben" haar stem klinkt
nog brommig. Op de gang steekt zij haar hoofd
nog even naar binnen: „En dan eendeneieren
waar wo juist niet van houwen
De deur valt dicht
Tegelijk hoort mevrouw haar man schétcr»
lachen
203