Zeppelin
de uitvinder van het
schip der lucht
Het was in 1863, het jaar, waarin Ferdinand Graf
von Zeppelin als jong Cavallerie-oficier naar het
Verre-Westen trok om een daadwerkelijk aandeel
te nemen in den Amerikaanschen Successie-oorlog
dat hij den eersten indruk ontving van de bruik
baarheid van het luchtschip in den oorlog.
Bij Saint Paul in Canada steeg hij mee op in een
ballon die met een boei aan den beganen grond
vast lag. Op deze wijze werden de vijandelijke be
wegingen van de lucht uit bespied. Hier begreep
hij, welke strategische beteekenis de luchtvaart in
de toekomst kon hebben. Maar hij was te veel
soldaat, en ook nog te jong, om op zijn veilige ob
servatiepost rust te hebben. Hij had geen lust, een
oorlog mede te maken zonder te strijden, en zoo
zien we hem spoedig in de voorhoede. Bij de aan
val voelde hij zich in zijn element, waarbij hij
door persoonlijke dapperheid uitmuntte.
Eens had de jonge cavallerist zich zoo ver naar
voren gewaagd, dat hi, den vijand opviel en door
een kleine troep Zuidelijken vervolgd en bescho
ten werd. Zijn redding dankte hij slechts aan
de snelheid van zijn paard. Het heeft toen vaak
weinig gescheeld, of Zeppelin was gevallen, en
wie zal zeggen, hoe lang de wereld nog had moe
ten waohten op het grootsche gezicht van den ge
weldigen, statig voortglijdenden Zeppelin, op die
grootsche en schoonste schepping der techniek,
waarnaar wij bewonderend opsta ren?
In 1864 weer teruggekeerd, neemt hij weldra deel
aan den Duitsch-Oostenrijksclien oorlog van 1866,
en kort daarop vecht hij in den Fransch-Duit-
schen oorlog van 1870—71, waaruit hij terugkeert
als een van then, wier naam met eerbied genoemd
worden.
De enthousiaste lezingen van Heinrich von
Stephan, een hartstochtelijk wegbereider der latere
luchtvaart, .maken grooten indruk op den strate
gisch voortreffelijk onderlegden stafofficier, die
ook voor Parijs de primitieve ballons had zien op
stijgen. Toch zou het nog vele jaren duren, vóór
hij zich metterdaad met de luchtvaart ging bezig
houden. Van 1885 tot 1890 was hij Württembergsch
gezant en gevolmachtigde bij den Bondsraad te
Berlijn. Daarna nam hij, twee-en-vijftig jaar oud,
als luitenant-generaal zijn ontslag, werd generaal
„a la suite" van den koning van Wiirttemberg en
in 1905 generaal van de cavallerie.
In 1890 dus eerst op 52-jarigen leeftijd begon Zep
pelin zijn plannen tot den bouw van een bestuur
baar luchtschip uit te voeren. Dat is niet vreemd.
Zeppelin, man van groote eruditie, wist té goed,
welke moeilijkheden hem hierbij wachtten. Hij
wist, hoe het zijn voorgangers gegaan was, hoe
veel tegenwerking, schimp en hoon de pioniers
der luchtvaart bij hun moeitevolle pogingen ge
oogst hadden. Hij was nu gepensioeneerd. De
schimp zou nu niet meer zijn beroep, doch zijn
persoon treffen. Had hij het eerste nooit kun
nen dulden, het tweede trok hij zich vrij wat min
der aan.
Graf Zeppelin (IJ met Dr. Eckener (3) in den g ondel van het luchtschip, 1916,
Zoo vond hij den moed, zijn algemóen als dwaas
veroordeelde pogingen door te voeren, zich door de
massa „rijp voor het krankzinnigengesticht" te
laten verklaren. Hij heeft dit zeer goed voorzien,
en dit maakt het heroïsche van zijn toenmalig
streven uit.
Wel bestond er destijds, zelfs ibij het Duitsche le
ger, zooiets als luchtvaart, maar dc eenige ballon,
die het bezat, werd tot vermaak der menigte aan
een acrobate, Kaatje Paulus geheeten, verhuurd,
die er allerlei toeren mee maakte. Toen Zeppelin
dus met de bouw van een „vast" materiaal ver
vaardigd, bestuurbaar luchtschip begon, weid hij
in de oogen van het publiek een collega van
Kaatje Paulus!
Ondertusschen, het gelukte Zeppelin, .Thcodor
Kobe-r, ingenieur bij een ballon-fabriek, te enga-
geeren, doch niet dan nadat zijn eerste technische
medewerker na drie dagen van hem was woggeloo-
pen met de mededoeling, dat hij von een derge
lijke waanzin niet bevangen wilde worden! Het
aandeel van Kober bij de vervaardiging van het
luchtschip kan niet hoog genoeg worden aangesla
gen.
De bouw van het luchtschip beloofde een bijna
bovenmenschclijk werk te worden. Niet alleen be
zaten Zeppelin en zijn medewerkers uiteraard
niet de minste ervaring betreffende hun procédé,
maar er bestonden nog geen formules voor do
statische berekening van den bouw. Het verkrijgen
van de noodzakelijkste financiën kostte Zeppelin
zes jaar van harden strijd. Nadat verschillende
staatscommissies zijn idee hadden afgewezen, en
Zeppelin zelf een propagandageschrift de wereld
ingestuurd had, beval eindelijk de Vereeniging van
Duitsche Ingenieurs zijn plannen aan en kwam
Zeppelin IV" op zijn eerste afstandsreis boven Zurich op 1 Juli 1908,
het benoodigde geld ibiniuen. De beide jaren voor
Biet gereedkomen van Z.'s eerste luchtschip von
den geregeld proefnemingen boven de Bodensee
plaats, maar nog een jaar vóór Z.'s eerste reis zei
men in de Stuttgarter society van hem: „Hij is een
gek die graaf Z. Dc goeie man meent dat hij door
de lucht kan varen!"
Deze „goeie man", deze ,ygck", liet de 2e Juli 1900
in de bocht van Manzell aan de Bodensee zijn eer
ste luchtschip opstijgen. „Het steeg op, zooals een
jnieuwe eeuw opstijgt", zegt een zijner biografen,
Duitschland vierde met Zeppelin een triomf, waar
om het buitenland het benijdde!
Vóórdat hij den gondel betrad, had Zeppelin het
leven van zichzelf en zijn manschappen in Gods
hand gegevenWelke gevoelens moeten de toe
schouwers hebben aangegrepen, toen zij het lucht
schip hoog boven zich zagen drijven in zekere en
beheonschte vlucht. Ongetwijfeld voelden ze, dat
de man met het grijze haar, die daarboven aan het
stuur stond, op dat oogenblik het loon voor tien
jaren arbeid, ontmoediging en hoon eindelijk ont
ving.
Bij de landing (ongeveer 18 min. had de vlucht
geduurd) stootte het luchtschip dicht bij Constanz
met het vooreind tegen een paal, die uit het water
omhoog stak. Met uitzondering van deze bescha
diging waren zoowel schip als passagiore onver
let gebleven. Het bewijs, dat het luchtschip be
stuurbaar was, was geleverd!
Toch was in het eerst de pers niet eenstemmig
vol lof. De verslaggever, die zeer veel op Z.'s lucht
schip had aan te merken wasDr. Eckener, die-
alles behalve enthousiast was. Merkwaardig, het
was dezelfde man, aan wien eenmaal de lucht
vaart zooveel zou te danken hebben l
Het begin was nu gemaakt de volgende jaren
braohtcn weliswaar tegenslag, maar nog meer
voonsipoed. Zeppelins luchtsohip werd meer en
meer vervolmaakt en de „Zeppelin I" die heroïsche
schepping, is nu voor ons reeds eenantiqui
teit geworden. Doch een, waarvan de historische
belangwekkendheid phenomenaal is. Met de „Zep
pelin I" werd in 1900 in moer dan één opzicht een
nieuwe eeuw ingeluid.
En hoewel Zeppelins laatste levensjaren door te
genslag van politieke» aard diep zijn verduisterd
het besef, niet alleen in het belang van zijn
vaderland, maar in dat der geheclc wereld te heb
ben gearbeid en groote, ongehoorde dingen te bob
ben tot stand gebracht, moet zijn donker levens
einde toch habben verlicht.
8 Mei 1917 stierf hij te Berlijn aan een darmope
ratie. Het werk zelf door hem aangevangen
cn door anderen voortgezet, zal van zijn schepping
het grootste gedenkteoken blijven. Het is dan ook
billijk, dat wij pas in de tweede plaats van een
luchtschip en in de eerste plaats van een „Zeppe
lin" spreken! Zoowel de naam als het voorwerp
blijven van zijn genie het trotsch symbool!
De foto's bij dit artikel zoowel als de bizonder-
heden, daarin vermeld, zijn genomen uit dc voor
treffelijke biografie van Ilans Roscnkranz: „Fer
dinand Graf von Zeppelin, Die Gesohichtc cincs
abenteuerliohcn Lebcns". Verlag Ullsteln, Berlin,
welke uitgave wij ten zeerste aanbevelen. j
196
Openhartige Brieven
Ziekenhuis, Zaal 3, 16 Juni,
Lieve Cor,
lk moet je zeggen, dal je brief aan je moeder wel
een beetje eigenaardig was. Je praatte daarin, of
je het tegen één van je vriendinnen had. En dan
zoo maar plompweg fe schrijven, dat jij en Kees
niet zooveel bizonders van opleiding hebben gehad
en dat mij dat geen hoofdbrekens gekost heeft.
Kind je weel niet wat een zorg jelui beiden mij
hebt gekost, en wat een verdriet ik altijd heb
gehad, dat je vader en ik jelui geen betere op
leiding kon laten geven.
Dat hindert me soms nog, maar dan troost ik me
er maar mee, dal jij er zoo slecht nog niet afge
komen bent. Je hebt een beste betrekking, in een
gezellig gezin, je wordt goed betaald, kind je 7nag
er wel dubbel dankbaar voor wezen.
En Kees, nou laat die maar loopen. Vader hoorde
van 't voorjaar nog vertellen door zijn patroon,
dat hij ais jongste van de knechts, de ouderen in
de bakkerij ver vooruit komt, zoo pienter en handig
is die jongen in z'n werk. Zoo dom als hij op school
was, denk ik dan, zoo glad is die jongen nou.
Dit werk zint hem. Dat kun je in alles merken.
En wat je schrijft over mevrouw, dat ze zoo knap
is om haar kinderen bij 't leeren te helpen, nou
ja, daar heeft ze ook zelf voor gestudeerd vroeger.
Dat kan natuurlijk b{j zulk soort menschen. Lui
van stand kan je nu eenmaal niet vergelijken bij
Ons arbeidersmcnschen, dat is nu eenmaal zoo.
Maar daarom hebben zij weer niet die zorg, die
je vader en ik hebben gehad, om steeds rond ie
komen met t beetje dat vader verdiende.
Ik praat daar anders zoo niet over, en je loopt
met je armoede ook niet graag te koop, maar nu
je er zelf over begonnen bent in je brief, met te
zeggen, dat ik met jelui leeren geen zorg had,
dan moest me toch even van t hart, dat ik meer
dan dubbele zorg voor jelui heb gehad, want als
moeder wil je dan toch zooveel mogelijk het goede
en het beste voor je kinderen.
En heb jij ooit te klagen gehad, Cor?
Ik heb nooit urillen hebben, dat jij en Kees zou
den merken, hoe krap we soms zaten en wat een
hoofdbrekens het me kostte jelui knap voor de.
'dag te laten komen.
Heusch, ik lig niet voor niets in 'l Ziekenhuis
en na al die maanden van tobben, zie ik nog
het einde niet. Ik had al lang gedacht dat je eens
naar je moeder was komen kijken, zoo'n reis is
het toch niet voor jou; je kunt zoo gemakkelijk
in een dag heen en terug. Maar je gaat naar 't
schijnt zoo op in dat gezin, dat je geen behoefte
hebt je moeder te zien, en alleen vluchtig aan 't
eind van de brief even vraagt: hoe gaat het met u?
Dokter dacht er over, me naar huis terug te laten
gaan. Natuurlijk, dat verwacht je, als je buspatiënt
bent. Hoe eerder terug, hoe liever 't hun is, dat
geeft ruimte voor betere betalers.
Ik dacht anders niet dat een dokter daar belang
bij heeft, maar dat weet ik ook niet zoo precies.
Misschien denk ik wel heelemaal verkeerd ook.
Maar om er dan op terug te komen. Ik voel me
nog heelemaal niet goed. Dat heb ik ook tegen de
zusters gezegd, en dat ik erg opzag hier weg te
gaan. Als ik thuis een even goede verzorging kon
hebben als hier, dan was 't iets anders. Maar k
weet vooruit, hoe dat gaat. De rust, die ik nog
noodig zal hebben, gun ik me dan toch niet. Je
pakt weer aan voor je er erg in hebt.
En jou er voor thuis laten komen.... Ik heb er
over liggen denken, maar dat durf ik ook niet
van je te vergen.
Gistennorgen kwam de hoofdzuster dan zeggen
'dat 'k nog wat kan blijven liggen hier. Daar ben
'k nu dan maar blij om. Ik kan het op 't oogen
blik niet beter hebben. De verzorging is hier uit
stekend. Er zijn een paar andere vrouwen op zaai
gekomen nu. Zoo'n kind-vrouwtje, dat al zeven
kinderen heeft, en nu zoo slap en overspannen is,
'dat ze hier weer op krachten moet komen.
Naast mij is een vrouw gekomen, die veel fruit
moet eten. Ze mummelt zoo wat de heelc dag
appels. Dat is soms zoo'n naar gehoor, ah je zelf,
niet eet.
Vader komt om de andere dag bij me. Ik vind
't wel eens zielig voor hem, dat hij nu zoo alleen
rond moet scharrelen thuis. Maar hij zegt: ik
schik me er best in.
Vader heeft nogal afleiding in 'de tuin, dat
scheelt. Dag kind.
Je MOEDER,
FEUILLETON
Uw Vader weet
door
M. G. Bakhoven-Michels
Zij deed hei tóch. Vader had goed praten. Die ge
noot van een rustigen goeden ouderdom. Twee
zonen en twee dochters zeer naar zijn genoegen ge
trouwd en de jongste thuis om hem na moeders
dood te verzorgen. Vaders inkomen was voldoen
de, kwam er iets te kort, dan legden zijn kinde
ren het er met liefde bij. Vader behoefde zich niets,
letterlijk niets te ontzeggen.
Nu weer. Het mooie Octoberweder had hem nu
nog in den natijd naar buiten gelokt: „Kind we
gaan fijn een paar weken in pension, 't kort den
langen winter op en 't is toch zoo mooi in den
herfst tusschen al dat stervende zomerk-oen".
Natuurlijk had Jacoba dit goedgevonden. Elke
afwisseling in haar eentonig bestaan, begroette
zij met genoegen. Je wist op zoo'n stads-bovcn-
huis met een meisje tot je dienst tóch met je
leegen tijd geen raad en de Meisjes- en de Vrou
wenvereniging, dc Zondagsschool, de Evangeli
satie en wie weet met wat meerder werk zij haar
leven vulde, konden haar best missen.
Ja, het was mooi, hier in die prachtige bossohen
waar de eeuwig groene sparren donkerden, de
beuken zoo kleurig geelden en de wilde wingerd
zijn -bloedroode bladeren gloeien deed. Je liep over
een zacht bladertapijt en de lucht om je was zoo
zacht en zoo warm toch frisch en altijd geurig.
.Vader genoot. Wat kon hij stappen op zijn ouden
idag! Hij liep nog met gemak naar de Hooge en
Lage Vuursohe over glooiende boschgrond, en hij
lachte Jacoba uit als zij klaagde over moeheid bij
(het thuiskomen.
Jacoba genoot ook. Toch kneep de groote leegte
in haar hart, hot groote gemis aan liefde, eigen
lijk het ontheien van eigen kinderen. Jacoba
tobde over Anton.
Och, zij kon niet zeggen, dat zij zoo dolgraag ge
trouwd zou zijn. Wolneen. Zij voerde met vader
toch ook hun eigen huishouden en in 't huwelijk
was 't niet altijd rozengeur en maneschijn. Je
moest je schikken naai- elkaar. Dit merkte zij heel
goed in-de huizen van haar getrouwde broers en
zusters! Dat zou zij zich ook naar Anton moeten
doen.
Maar eigen kinderen te hebben! Altijd weer stond
Jacoba met een verlangend hart bij ieder nieuw
gevuld wiegje in de gezinnen van haar familie.
Als "t even kon nam zij de niet schoolgaanden
mee, cn al mopperde vader wel eens over de drukte,
die de trappelende voetjes en bewegende handjes
en babbelende mondjes maakten, tante Jacoba
zag hen zoo graag! O altijd zoo'n warm kinder
lijfje te mogen koesteren, te kunnen zorgen en
liefhebben.
Maar Jacoba, nu net dertig geweest, het uitgan
getje was als een verjaarscadeautje voor haar be
doeld schoot over tot nu toe. Zij begreep niet
waardoor. Mooi was zij tooli, met haar ovaal ge
zichtje, bruin krullend haar en levendige tinte
lende oogen. Ja, dat hdd je, als je nakomertje bent
en er geen jong volk voor de zustere en broers
nneer over huis kwam. Dan groeide je eenzaam op
en zocht je het bij oudere mensdien.
Niet altijd had hot stille leven met vader en het
ontberen van kinderweelde Jacoba gehinderd.
Integendeel. Onbewust glansde de hoop in haar
hart: ook ik krijg mijn doel aan de groote maal
tijd des levens.
Die onrust, die zelfs tot ontevredenheid wies, be
roerde haar pas in de laatste maanden, nu het
twintigjarig dochtertje van haar oudste zus
ter werkelijk al trouwen ging. De blije toebereid
selen voor het huwelijk maakten tante Jacoba op
eens oud in haar gevoel. Tante van een getrouwd
vrouwtje, zij voelde zich bedaagd!
Toch wist Jacoba zich nog zoo innerlijk jong,
eigenlijk nog kind bij haar vader. Zij verzorgde
vader met zooveel liefde na moeders dood veertien
jaar geleden.
In stil rustig geloof ging zij haar gang. Zonder
schokken, zonder zorgen. God was goed over haarl
Vanwaar die felle onrust sinds een paar moandeit
haar ziel beroerend? Vader wist het wel 't Kwant
door dat malle huwelijksaanzoek, dat hij dadelijk
met een: „Niks voor jou Goba", had afgeketst. „Die
jongeman heeft kussens onder zijn armen kind,
hij wil niet werken en denkt dat jij een goudvink*
je bent".
„Vader overdreef," overlei Jacoba, al gaven zij
allemaal vader gelijk. Anton van Minderen was
een goeie, beste, jongen, je kon het toch niet hel*
pen als het je tegen liep? Waarom hielpen haai»
broers hem niet?
Vader had bot zijn toestemming geweigerd en hij
wist niet hoe Anton Jacoba nog altijd achtervolg*
de. Anton maakte het hart van het meisje erg
onrustig.
„Wel ja, blijf jij maar bij je vader!" had hij pas
gezegd, „dan ben je oud voor je tijd en als hij
sterft is het volle leven jou voorbijgegaan".
Een groote onzekerheid was over Coba gekomen.
Zij wilde Anton wel en ook weer niet. Opstand
sloop in haar hart. Zie je, dat had je nu als je
overbleef. Waarom schonk God haar niet eerder
de weelde die Olga, het nichtje, al zoo vroeg ge
noot? Waarom ik alleen met vader, waarom dit
cn waarom dat? Heel de schitterende najaars-
weeldc ging Jacoba in haar onrust en opstand
voorbij. Zij kon niet bidden, niet zingen, niet
denkrti.
Hoe kon Anton nu te weten komen, dat zij hier
toefde op Soest? Zij hadden hun pension plaats
geheim gehouden. Vader wilde nu eens niet ge
stoord worden in zijn genot van buiten-zijn, door
allerlei brieven.
„Vader wil me ook van Anton verwijderen", over
dacht Goba bitter. „De oude man is zelfzuchtig,
hij gunt me de weelde niet van een eigen gezin".
Maar zij deed het tóch, zij deed het tóch! Zij zou
Anton schrijven. Dan kwam hij vast. 's Avonds
wandelde zij dikwijls alleen door het boseh, in de
stille huiskamer las vader dan zijn krant en hij
zou haar niet missen.
(Wordt vervolgdJJ
197