1
TWEEDE KAMER
de
Leger en Vloot.
val van konstantinopel
WOENSDAG -IS JUNI 1932
MR. TH. HEEMSKERK HERDACHT
De wet op de Artsenijbereidkunst van
de baan Schadevergoedingskwestie
Kunstverdedigingsfonds opgeheven
Kleine wetsontwerpen
OVERZICHT
R" den aanvang der vergadering heeft
r" ident den overleden nestor der
1 Mr. Th. Heemskerk, herdacht in een
re die getuigde van den grooten persoon
lijken en algemeenen rouw en den bijzon
deren eerbied, die in de Kamer voor dezen
overleden staatsman werd gevoeld. Een stuk
leven en luister der Kamer is met Mr.
Heemskerk heengegaan, zoo luidde het veel
zeggend. De Regeering sprak bij monde
van den ministerpresident haar eigen
woord van nagedachtenis. Het was, ook
door den stillen eerbied, waarmede beide
toespraken werden aangehoord, een ontroe
rend oogenblik. Niet het minst toen Mr. v.
Schaik zich tot den heer Colijn persoonlijk
richtte.
Het Kamerleven vervolgde daarna zijn,
loop. De Artsenijbereidkunst stond nog
boven aan op de agenda. Maar wie had er
nog belangstelling voor?
Minister Ruys de Beerenbroudk heeft met
de hem eigen flair het wetsontwerp betref
fende de uitoefening der artsenijbereid
kunst het lot doen ondergaan, waardoor
het overging naar de rustige atmosfeer, die
noodig is om zich met succes over een-even
tueel verbeterd wetsontwerp nader te kun
nen beraden.
De bedreiging der drogisten is daarmede
van de baan. Men kan wel zeggen: voor
goed. Urenlange redevoeringen van Mevr.
de Vries-Bruins zullen het zelfs niet kun
nen doen herleven.
Meer dan twee uren heeft ze gisteren nog
gesproken voor eeji verloren zaak. Haar
betoog werd, echter onmiddellijk door haar
partijgenoot Duys tot den grond toe afge
broken. Dr. Beumer heeft ten slotte een
scherpe technische bestrijding gegeven,
waarvan we den indruk kregen, dat mi
nister Ruys het er grootendeels mee eens
was.
Hij besloot zijn kort speechje met het
uiten van den wtensch om de gelegenheid
tot nader beraad te ontvangen. De voorzit
ter verstond, dien wenk en stelde voor de
beraadslagingen te schorsen. Z.h.s. ging de
Kamer er mee accoord.
Een tiental kleine wetsontwerpen en con
clusies werden daarna nog afgedaan. Zon
der een woord werd o.a. het z.g. Kustverde
digingsfonds opgeheven; practisch betee-
kenïde het reeds lang niets meer. Er was
geen ontwapenaar aanwezig om de ge-
|beurtenis niet onopgemerkt te doen voorbij
gaan.
3 aai HERDENKING MR.. TH. HEEMSKERK.
Na de opening van de Kamerzitting
Iheeft de voorzitter, ter herdenking van het
overleden medelid Mr. Th. Heemskerk,
de volgende rede gehouden.
glscj Geachte medeleden?
De. dood heeft één der onzen weggenomen.
Maar dat niet alleen. Met hem is een stuk
wee van het leven der Kamer heengegaan.
De. Kamer zonder Heemskerk-
Heemskerk heeft altijd en onvermoeid ge-
zijner levensbevrediging heeft gevonden,
igisc waartegenover hij aan haar zijn edele en
'rijke persoonlijkheid geheel heeft gegeven,
ij «j Hij was vol zonnigheid; warmte en bli
gtreibeid hingen om hem heen en werkten wefli-
i vadadig op zijn medeleden,
eidd Heemskerk heeft atlijd en onvermoeid ge-
Qjptaan midden in den drukken en woeligen
aaiParlementaliren arbci^- Waren er gewichti-
ït e\se onderwerpen aan de orde, men zag hem
jjjQPjop het spreekgestoelte. En, om een recent
I vavoorbeeld te noemen, de commissoriale voor-
rebljbe rei ding der behandeling van de jongste
con tingen teeringswetten is voor hem, fUn~
nen|Zinnig jurist en staatsrechtskenner, nog een
n gwaar genot geweest.
've) Als voorzitter van de Commissie voor Fri
jn z^vaat- en Strafrecht was in de latere jaren
el Jaan hem de bekwaam gevoerde leiding der
.ejjjjjjuridische wetgeving toevertrouwd.
>n b Hij was een strijdbare natuur. In dien
yejstriid zijn de moeilijkheden en teleurstel-
»ochjlingen, die de politiek nu eenmaal biedt,
ook hem niet voorbij gegaan. Zijn wapens
waren: kunde en doorzicht, fijne geest en
vonkend vernuft, welsprekendheid en slag
vaardigheid, niet het minst ook eerlijkheid
en trouw.
Maar al die gaven werden slechts aan-
gewend ten dienste van een hooger doel, dat
r* {hem heilig was. Zijn diepgewortelde gods-
,<S1 'dienstige overtuiging en zijn daarmede
——samenhangende levensernst vormden zijn
""eigenlijk wezen. Hij behoefde dan ook niet
in formule te getuigen, omdat zijn persoon
een voortdurend getuigenis was. Zoo was
[.09 jhij aantrekkelijk en boeiend, maar tevens
door ieder geëerbiedigd.
Sinds de geboorte van Mr. J. Heemskerk
Azn., zijn ongeveer honderd dertien jaar
rM verloopen. In het leven van vader en zoon,
beiden staatslieden van beteekenis, heeft
Vortzic.h dus een belangrijk stuk van onze Ne
ig gjderlandsche politieke historie afgespeeld. De
II iJzoon, die zoowel over een fijne opmerkings-
19 2Jgave, als over een ijzersterk geheugen be-
18 gj—
25 IJ
2.
schikte u-as dan ook door de omgang met
zijn vader en diens tijdgenooten nauw ver
trouwd geraakt met de politieke gebeurte
nissen van het tijdVok aan zijn eigen poli
tiek optreden voorafgaande.
Zoo school in hem, die ziah Thonbecke uit
eigen aanschouwing nog goed wist te her
inneren als het ware een eeuw staatkundige
geschiedenis en traditie.
Levendig stond hem de gansche uitwen-
digen en inwendige ontwikkeling van het
Nederlandisch Staatsbestek van dlien tijd
voor dén geest Hij kende de personen dien
daarin een rol hebben gespeeld, de grooten
en de minder grooten, in hun sterkte en in
hun zwakheid. Maar die veelomvattende en
kleurige kennis strekte voor hem in den
grond dier zaak slechts om daaruit levens
wijsheid, telkens nieuwe levenswijsheid te
putten. En 't was zeer duidelijk, dat de be
hoefte, die hij gevoelde om andere in die
kennis te laten deelen, werd ingegeven door
bedoelingen van 't zuiverste gehalte, in de
gemakkelijke en opgewekte vormen, die
hem eigen waren wilde hij ook zijn tijdge
nooten de lessen uit het verleden tot leering
en waarschuwing laten strekken.
Zoo was het persoonlijk verkeer met hem
niet alleen vol uiterlijke bekoring, maar ook
opheffend en leerzaam.
Op haast ieder terrein van het publieke
leven hebben de talenten van Heemskerk
geschitterd. In gemeente en provincie, als
wetgever en publicist, als volksvertegen
woordiger en raadsman der Kroon.
Wie zijn werkdadigheid op internationaal
gebied heeft gadegeslagen, weet, dat hij be
hoorde tot de Europeesche figuren.
Terwijl hij nog zoo krachtig en onver
woestbaar leek. is aan zijn aardsch bestaan
een onverwacht en plotseling einde ge
komen.
De fractie der antirevolutionairen, voor de
verwezenlijking van wier beginselen hij
moedig en onverschrokken heeft gestreden,
heeft een kostbaar goed verloren.
In hem is van de Kamer een stuik van
haar leven en van haar luister heengegaan.
Moge zijn ziel zijn gekomen tot aanschou
wing van Hem, in Wien hij de vaste richt
snoeren voor zijn welbesteed leven had ge
vonden.
Rede Minister-president.
De minister van Binnenlandsdhe Zaken,
de heer Ruys de Beerenbrouck, sprak
daarna als volgt:
„De Regeering doelt met grooten eerbied
en met diepen weemoed in den rouw dei-
Kamer over één harer meest begaafde
Met den heer Heemskerk is heengegaan
een man, die door het harmonische geheel
zijner hoedanigheden één der voortref f el ij k-
zonen was van ons vaderland.
Aan een scherp juridisch vernuft, paarde
hij een grooten zin voor die werkelijkheid.
Met zijn klaren, helderen geest drong hij
door recht tot in de kern van ieder vraag
stuk. waarover hij tot oordeelen geroepen
Naast zijn zeldzame gaven van hoofd trof
fen de warmte van zijn edel hart, van zijn
vriendenhart vooral, en zijn aangeboren
ridderlijkheid. Hij was een strijdbare na
tuur; als hij den degen kruiste, deed hij 't
als een ridder met open vizier.
Hij was in zijn tijd een sieraad van de
balie, maar meer trok hem het staatkundig
leven. In de veelzijdigheid van dit leven
zou zijn rijke persoonlijkheid heter en vol
ler tot haar recht komen,
In 's lands vergaderzaal had zijn woord
een gezag, als dat van weinig anderen, een
gezag, dat in moeilijke oogenblikken ons
volk vaak ten zegen is geweest en dat
tevens noode zal worden gemist
Slechts de eeuwige rust kon aan de werk
zaamheid van dezen grooten geest een einde
malken.
Naar ons menschen-oordeel is die rust te
vroeg gekomen.
Maar nu het God behaagd heeft, dezen
Christen staatsman, zijn trouwen dienst
knecht, wiens mannelijk geloof geen tegen
spraak vormde met zijn mensdhelijke wijs
heid. tot zicih te nemen, nu past het ons,
eerbiedig het hoofd te buigen voor zijn na
gedachtenis."
De vergadering heeft beide redevoeringen
staande en in de grootste eerbiedige stilte
aangehoord. Met minister Ruys de Beeren
brouck, waren aanwezig de ministers Terp
stra en Deckers.
VERSLAG
Daama werd de behandeling van de wet be-
artsenijbereidkunts
dat we geen behoefte hebben aan meer genees
middelen; ook zonder een groote verscheiden
heid daarvan kunnen allerlei zlekteverschtnse-
'en worden tegengegaan. B.v door een meer
lygiënische leefwijze.
Zooals het nu gaat vindt elgenlök alleen de
leer Marchant alles goed.
De positie van den apotheker beeprekende
zwaan Mevr. de Vries op tegen de beleedigende
toon in de rede van den heer Marchant, voor
zoover z(J op de apothekers betrekking had.
Deuse menschen hebben een wetenschappe-
Uke opleiding gehad en er was geen reden
voor den heer Marchant om hen belachelijk te
;n, omdat zU artikelen verkoopen voor me-
i gebruik, die in groven vorm en minder
preclese samenstelling voor technisch gebruik
bi) den drogst verkrflgbaar zUn.
De verpakte geneesmiddelen zijn veel te
duur: noodig is. dat industrie en verkoopers
«n prijsbepaling komen desnoods neme
de overheid maatregelen in het belang van
'aafbaar "juist^.daar'^m
ledlcl deze dure medicamenten menig
voor; maar laten hetzelfde geneca-
goedkooper wUze door den apotheker
Geneesmiddelen moeten goed en goed
het oogenblik kan dan ook komen,
rheid zich met de distributie er van
•oede plaats werd de stelling verde-
Ie apotheker noodig bltJft als berei-
der van geneesmiddelen In het klein. Daarom
bl(Jft ook zijn wetenschappelijke opleiding noo-
J'zUu posit K- zoo - onomlsch moge-
3e apotheker moet. omdat h(j dat
lan de medicus, de D&tienten be
schermen tegen de industrie; haar preparaten
'et alt lid zonder meer te gebruiken
oeten in de eerste plaats ver
worden van de artikelen van de lijst
2 van het wetsontwerp genoemd; hun
belangen worden daarmee zeer gediend. Ook
kunnen ze eenvoudige geneesmiddelen ver-
Men moet met de groot-Industrie voorzichtig
zUn; het gaat haar niet om de patiënten, maar
om den verkoop. Daar moet paal en perk aan
rden gesteld. Deze industrie maakt zelfs
lome met cadeaux. een kaleldoscoopje b.v.
De drogisten r
s souvenir aan zijn gloriedag van Vrijdag
>o'n instrumentje aan te bieden.
Na deze twee-urlge rede kwam als antipode
in mevr. de Vries de heer DUYS (s.d.) aan
;t woord H(j wees op hetgeen de drogisten
gedaan hebben on. h
rheffen.
wet noemde de heêr
tieve lijst. Het ls gewoon een onding, om
eD tno£rd?n6-n' g
n i'
de drogist niet mag
t daarop niet voorkomt. Het ls e<
gsmlddel voor de drogisten
ngsmldi
Een ab
die de bestaande
gevraagd
uitgevoerd iri strijd met haar" bedoeling,
is de Gezondheidsraad.
Marchant kwaadaardig wil uitleggen, kan men
daarin Iets beleedlgends afleiden voor de apo
thekers. Men kan voor hen alle respect hebben
ten deele door huu eigen leiders
gebracht. Het vak van apotheker
gelijk Prof. Schoorl reeds in 1908
het uitdrukte op kunstmatige wijze ln het
Wanneer ziet men don apotheker ln ztJn
zaak? H|j laat het werk doen.
Prijsbepaling voor geneesmiddelen wijst op
n hinken op twee gedachten; dan moet
en socialisatie van de geneesmiddelenfabri-
Dat is
„„.teland
achteruitgang.
rk-we
niemand bezwaar maken.
du» precies andersom dan
Vries vertelde,
monopolie zullen de apothekers be
langrijk grooter winsten maken. De dokters
werken dat soms in de hand door onder de
letters te plaatsen: b
latlji
ls: hl
betalen
Dr. BEUMER (a.r.) zou ondan*
gehouden vele redevoeringen w
enkele een respectabele lengte had nog en
kele opmerkingen maken. Geen der leden van
ie anti-rev. fractie is bereid aan het wetsont
werp zjjn stem te geven. Hö achtte het een
sympathieke gedachte zulks den minister in
- mee te deelen.
iet uitsluitend om
:werp keert zich
teigen den bestaarden toestand. Die ls niet zon
der critiek. mwr men zal toc.fi met die ont
wikkeling rekening moeten houden. En de toe
stand is niet zoo. dat In
zondheid daai
gegaan.
Het gaat n!
soenlUl
grijpen geen enkel redelijk motief wordt aan-
ge\ oerd.
Ontoelaatbaar is. dat hier zoo wat all
de uitvoerende macht wordt overgelat
minister zal het ln de hand hebben om
slissen of de drogisten een behoorlijk stuk
brood zullen verdienen. Op luchthartige wijze
?t aan ln dezen crisistijd diep in
het levensbestaan van 6000 fat-
Nederlanders. terwijl
blijkt, dat ze niet op de hoogte zijn van de
materie, welke z(J willen regelen. De wet op
de serums' en vaccins bv. heeft dit heel dulde-
!(jk bewezen. Achteraf is erkend, dat het de
partement de praktijk niet kende. J
ook aan de tandtechnici.
De minister zal goed doen als hö
ontwerp intrekt en met een beperkte regeling
met een negatieve Hjst komt
Eindelijk kon na diaee rede de 1
VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN
woord komen. HU betoogde, dat de bestaand'
wet in strijd is met den huldigen toestand ei
ook in disharmonie met de tegenwoordige
rechtsopvattingen.
Art 30 der wet van 1865 bracht de ltjst C.
Die lijst is geleidelijk zeer omvangrijk gewor-
n. Aanvsnkelük zouden daarop alleen mid
den komen met geneeskundig doel. maar er
jn tenslotte allerlei artikelen op geplaatst
onverschillig wat het doel er van betreft Uit
een oogpunt van volksgezondheid is de löst
onhoudbaar. Noodig is een geheel nieuw uit
gangspunt. Dat moet zUn. dat de verkoop van
alle artikelen wordt getoetst aan het belang
der volksgezondheid. En daarbU hebben apo
thekers door hun opleiding de voorkeur boven
de drogisten.
Aan do bedenking, dat het wetsontwerp zoo
veel overlaat aan algemeene maatregelen, kon
de minister geen gewicht ontzeggen. Men
wenscht meer zekerheid ln de wet. De minister
meende, dat la overleg wel een bevredigende
regejing zou zifn te krijgen, zelfs ten aanzien
van meer prlncipieele punten.
Voortzetting van het debat zou echter zUn
ten nadeele van een goede regeling. Noodig is.
dat de Regeering zich nader kan beraden en
daartoe is het gewenscht het wetsontwerp ln
rustige atmosfeei te behandelen.
De VOORZITTER stelde voor de beraadsla
gingen tc schorsen. Z.h.st. besloot de Knmer
In behandeling kwaon daarna de conNusie
omtrent een adres van de N.V. v. d. Velde en
Co. te Den Haag. met verzoek een onderzoek
ln te stellen naar door haar bjj de uitvoei
van werkzaamheden bö
de Zuiderzeeafslaiting
geleden schaxie en vergoeding dier schadi
De conclusie sprak uit. dat rosrU
hoorlüke schadevergoeding
waarmede «.dressante zich
klaard
d. BILT (lib.) bepleitte een nader
naar de billijkheid om den aannemer
emoet te komen. Hü sloot zich aan
waarmede «dressante zich tevreden had
laard
Prof; v. d. BILT
onderzoek
verder tegeM
bij een inmiddels ingekomen voorstel
heeren Bongaerts en v. DUk en bedoelende den
minister te verzoeken wel te willen nagaan of
het niet wenschelük zou zün alsnog aan een
commissie van deskundigen advies te vragen
omtrent de grootte van het bedrag, dat naar
billijkheid den aannemer alsnog ware te ver
goeden.
De heer v. DIJK (a.r.) lichtte dit amende
ment nog nader toe.
Mr DE WILDE (a.r.) verdedigde nader het
LEO SIMONS t
Een man van groote beteekenis voor
onze kunst en cultuur
ZIJN LEVENSWERK
Leo Simons, de stichter der Wereldbiblio
theek, welke, zooals wij reeds hebben mede
gedeeld, Zaterdag te 's-Gravenhage is over
leden, werd 1 Augustus 1862 aldaar gebo
ren als zoon van Mozes Simons en Kaatje
de Sterke. Nadat Leo het einddiploma H.B.S
verworven had, begaf hij zioh near Louden
om er de lessen te volgen op de Kensington
Art School, met het doel zioh te bekwamen
in de sierkunst. Daartoe studeerde hij ook
op de Teekenacademie te 's-Gnavenbage en
de Polytechnische school te Delft.
De heer Simons veranderde daarna ven
richting, studeerde voor en behaalde de
akte Nederlamdech M.O. in 1884. Na korte
tijd ads leeraar te zijn opgetreden aan de
Openbare Handelsschool, wijdde Simons
zich aan de journalistiek, was van 1885 tot.
1903 kunetvenslagigever van de „Opreohte
Haarlemmer Courant" en van 1886 tot '90
redacteur van „Het Tooneel". In 1893 begaf
hij zich naar Londen, waar hij zich vestig
de als deelgenoot in een uitgeverszaak en
waar hij in 1894 huwde met de bekende
tooneelsohrijfeter Josine Adriama Mees.
In 1900 keerde hij naar 't vaderland terug
als redacteur van 't weekblad „Hollandda"
«n vestigde zioh te Amsterdam.
De groote activiteit, welke Simons ont
wikkeld heeft op literair gebied, heeft
het waarschijnlijk onopgemerkt doen voor
bijgaan. dat hij in die dagen ook politieke
aspiraties koesterde: yam 1905 tot '11 zat
Simons in dia Ameteirdamscbe Gemeente
raad. Van veel nfeer gewicht dan zijn ver
kiezing in dit college, was de stichting van
de „Maatschappij voor Goede en Goedkoope
Lectuur" in hetzelfde jaar 1905.
Bij het zilveren jubileum der W. B. vóór
twee jaar schreef de Minister van Onder
wijs, K. en W. daarover: „Vijf en twintig
jaar geleden voelde de heer Simons zich
geroepen, den ongebreidelden stroom boe
ken voor Nederland ln een vastere bedding
te leiden. Een overtuiging dreef hem: hij
wiet, dat ontwikkeling vermeerdering van
volkskracht beteekent; hij wilde ons volk
tot zelfopvoeding brengen, door het boeken
te geven, die goed zijn naar vonn en in
houd, die door hun uiterlijke verzorging aan
trekken en prikkelen tot nadere kennis
making. tot blijvend in het bezit hebben."
In 1904 had Simons een rede gehoud-
op het Deventer Congres, waarin de
dachte ontwikkeld werd der „koloniale
edities". De bedoeling daarvan was te be
vorderen, dat vlak na de verschijning van
een nieuw boek een goedkoope editie zou
worden gedrukt, alleen bestemd voor Vlaan
deren, In-die, Zuid-Afriika, enz.
Natuurlijk werd dat vooretel door de
eervatieve heeren afgewimpeld. Het deed
geen schade. Juist mede ten gevolge van
alQerlei tegenstand, kwaon „de leider"
Simons tot kracht en schiep hij rich in zijn
„Maatschappij" de gelegenheid, de kennis
en ervaringen, vooral van zijn Londensche
jaren, aan te wenden.
ten eerste dat, te beginnen met „Sana
Burgerhart", een groot aantal (140) werken
uit de historie onzer literatuur in een
goede nieuwe uitgaaf tot ons vólk is
bracht;
ten tweede, dat een zeer groot aantal
nieuwe, pas geschreven letterkundige wer
ken (al of niet oorspronkelijk) door haar
zijn gepubliceerd: Nieuwe Romans, Tooneeil
werken. Gedichten
ten derde, dat de bemoeieniseen vai
heer Simons zich verder uitstrekten dan
het zuiver-literaire en artistieke alleen.
Speciaal in zijn schitterende Serie Encyclo-
padie in Monografieën, waarin August Ver-
meylen, zijn „Geschiedenis der Schilder-
Zij.n „Wijsbegeerte" Geyü
advies der commissie. Feit ls, dat de
mingesom van f557.000 niet
wa3 beneden de ramlnsr. Er
tofaaJ Sf 275.000 als veigueu|ii« uiusoivotsru; oe
aanneemster was daarmee tevreden blijkens
haar eigren schrijven.
De Regeering wil nu nog btjna f 44.000 geven
nadat de aanneemster had dank gezegd voor
de haar betoonde welwillendheid, echter onder
mededeeling. dat haar verlies nog 3 ton be
draagt en dat zij grond had moeten gebruiken
die totaal ongeschikt was. wat door de Zui
derzeewerken niet zou ztjn meegedeeld. Deze
laatste bewering is echter onjuist gebleken.
Het kan niet op den weg der Kamer liggen
de Regeering uit te noodigen nog meèr schade
vergoeding te verleenen aan een aanneemster
die schade heeft geleden op een Rijkswerk.
cheLi**»'
:bill Ufc ten op-
repliceerd werd door de heeren v. d. BILT.
'IJK en de WILDE. De MINISTER dupli-
De stemming werd aangehouden tot vandaag.
Z.h.st gingen daarna een aantal kleine wets
ontwerpen onder den hamer door o.a.:
onteigening 1 S
lingen—Nieuweschans met RB
afeluitdltk door de Zuiderzee;
intrekking van de wet van den 28sten Juni
1913. tot instelling van een fonds ter verbete
ring van de kustverdediging:
en conclusie van het verslag der Commissie
zijn „Geschiedenis van de Dietsohe Stam"
en Simons zeil zijn „Geschiedenis van Dra
ma en Tooneel" lieten verschijnen, leverde
imone werk van verstrekkende cultureele
beteekenis.
Simons was echter niet alleen uitgever
en kritiku6, schrijver van tallooze artikelen
op allerlei gebied, hij was ook auteur van
verschillende afzonderlijke werken: „Be
sproken Plaatsen" (1891), „George Mere
dith" (1898), „De nood der gemeenten" (neen
niet 1932, maar 1902), „Studies over Vondel
Nationaal Leven" 119021, „Vondels Gijs-
breoht", Studies en Lezingen" (1911), „De
Geschiedenis van Drama en Tooneel", waar
ven het vijfde deel, dat het werk afsluit,
binnenkort zal versohijnen, noemden wij
Wat in Simons' leven en werk opvalt is
'ooreerst de ontzaglijke werkkracht. Tot
het laatste toe heeft hij gearbeid aan wet
hem na aan 't hart leg. Ten tweede is daar
in Simons" leven een innig gevoel, een
sterk besef van plicht, om te arbeiden in
het belang van het volk. Ergens bekent hij
det hij dit niet het minst dankt aan zijn
intieme, langdurige omgang met Vondel,
ook een man met zulk een onkreukbaar
menech-ideaal. Tenslotte, het fundament
Simons' werkkracht en streven was
vóór alles nationaal, niet ohauvinistisch,
maar gezond nationaal, in wijdere zin
Dietsch, want omvattend alle Nederlandsch
sprekenden. In "t bizonder had de Y'laam-
sche kwestie zijn aandacht. Zijn brochure
„Nederland, België, Vlaanderen" toont over
duidelijk aam, welk een worm vriend der
Vlamingen Simons was.
Nederland, Vlaanderen, Groot-Nederland,
verliest in Leo Simons een warmvoelend
en oprecht vaderlander, een man van groote
bedrijve en singulier in velerlei opzichten.
Het stemt dankbaar, dat zijn verdiensten
nog bij zijn leven officieel zijn erkend, toen
de Universiteit van Amsterdam hem kort
geleden het eeredoctoraat in de Nederland-
eche Letteren toekende, aJ heeft de dood de
promotie zelf nu onmogelijk gemaakt.
roffelrumen.
Hoedt U!
MILITAIRE MUTATIES
bd
de reserve 2e-luitenant Ir. J. A. van Dori
Keus van het regiment genie-troepen. Eervol
zijn ontslagen de reserve-officieren van gezond
heid der tweede klasse der landmacht J. H.
van der Horst. A. W. van Kwawegen. J. C.
Schultsz. J Potter van Loon, Dr. P van Braam
van Vloten. C. de Boer, J. C. W .Donker. G. R.
Nlenhuis. P. C. Verkerk en G. A. Rademaker.
Benoemd is tot reserve-officier van gezond
heid der le klasse b(j de landmacht die der
2e klasse W. J. Duursma, B. A. Versteeg. J.
Zeven en W. J. Oosterveld;
benoemd tot reserve le-luitenant bU hun te
genwoordig korps de
t I7e reg.
reg.
Inf.; P. WesterdUk van het 18e reg.
lnf: H G T Kruislnk van het 19e reg. inf.; J. H
C Merckel van het 21e reg. Inf.. B H M Mul
eaers van het lie reg. inf.; A A Bonnema va
het 8e reg. inf.; F H K van Ingen van het reg.
grenadiers; H G Hofman van het 20e reg
G L L Pop van het 17e reg. inf.; A Keidei
van het 7e reg. inf.; J C de Vries van hfct 10e
reg. Inf.; L J Llezenberg. van het 21e reg. inf.;
G F J van der Veen van het lie reg. Inf.; A
Kruisheer van het reg. jagers; Mr. W. G. n.
Chavannes van het 7e reg. inf.; Mr. J L Stieltjes
van het 10e reg. Inf., H F van 't Hoogerhuls
van het 7e reg. Inf.; H A Klausz van het reg.
grenadiers; J Klelnhout van het 19e reg. Inf.; A
C de Bruin van het 4e reg. inf.; J J H Joostei
van het 13e reg. inf.; J J Vonk van het 2b
reg. Inf.: W F Weber, van het 7e reg. inf.; G
J A Hofstede van het 16e reg. Inf.; Ir. B
Groeneveld van het reg. grenadiers; A E R
Oordt, van het reg. grenadiers, J H F Huya-
mans van het 13e reg. Inf. F D Overing
het 17e reg. Inf. W F van der Steen van
22e reg inf.; C J Vierling van het 7e reg. inf.;
R W P de Vries van het 22e reg. Inf.; S M
Judels van het 7e reg. inf.; T T M Luif van het
18e reg. Inf.; T Brink van het 21e reg inf.; H
icommiesarls van politie
hoofddeksel mo
Dit is een order van
de hoogste commissaris,
Die ziet dat Amsterdam
in groot gemeen gevaar is:
Dat elk politieman
•vanwege 't corpsfatsoen
Ordentelijk gedekt
in 't burger dienst moet doen.
't Is al met deze wet
zooals 't met elke wet is
Die tegen snoode daan
van menschen opgezet is:
Er is weer, al met al,
- niet alles in gezeid,
De mazen in dit net
van voorschriften zijn wijd:
De keus is rijk genoeg
in mannenhoofdbedekktng,
Hier geldt geen order met
een uniforme strekking:
Een garibaldihoed,
een deukhoed, een flambard,
Een pet, een lollymuts,
kies! vrije ambtenaar!
De commissaris ziet
wat niemand kan ontdekken,
En wat hij niet ontdekt j
mag niet naar buiten lekken,
Dus dekt hij met zijn naam
en met zijn wijs besluit
Het deksel, dat zijn corps
ontdekking buiten sluit.
Een goed politieman
is met de helm geboren,
Die hij onzichtbaar draagt
ter hoogte van zijn ooren;
Daar zit, betrekkelijk!,
zijn speurderswijsheid in,
Dus is hij steeds gedekt
in Einsteinischen zin
Ik hoop niet dat in 't corps
een ferm politieman is,
Die niet wil rusten voor
hij evenknie van Kan is;
Zoo ja, hem deze tip:
o man, doe wijs en goed,
Zorg dat je je intijds
behoorelijk behoedt
(Nadruk verboden
leo lens.
i het 12e
i het 9e reg. Inf.; J J
H van Esch van het 6e reg. inf., tot reserve
le-lultenant voor speciale diensten bö zijn te
genwoordig korps de res. 2e-luit voor speciale
diensten F. Manassen van het Vrijwillig land
stormkorps Moiordlenst; tot reserve le-lult bfl
zUu tegenwoordig korps de reserve 2e-lult. Mr.
KAPITEIN KLAKKEBOS GAAT NAAR AMERIKA
door G. TH. ROTMAN
25. Flop! zei kapitein Klakkebos. toen de
walvisóh zijm uitademing beëindigde- Zijn
hoofd raakte weer vrij en hij echoot weer
omlaag in zijn bootje. „Wat was het voor
weer buiten?" spotte de professor. „Dat
weet ik niet," antwoordde kapitein Klakk»
bos, „maar in elk geval heib ik dichtbij land
gezien!" Professor Knalgas trok een langen
verrekijker uit rijn binnenzak, schoof zijn
zonnebril op en keek. „U hebt gelijk," ze.i
hij toen; „maar wat het is, weet ik niet"
26. „In elk geval zullen we 't zien te be
reiken," zei de kapitein. De professor laad
de zijn hebben en houden in de raketten-
boot over en staipte daar ook zelf im. Het
water was intusschen weer gezakt „Klaar?"
riep de kapitein, den stang vasthoudend.
En, juist toen de walvisch z'n bek open
deed, pang! Daar schoten zo weg. terwijl
de walvisch, doodelijk verschrikt door de
lading gas, die hij opeens im zijn keelgat
kreeg, een luchtsprong maakte van je
welste. (Wordt Vrijdag vervolgd)
Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsah door ALMA
EN!
Tegen drie uur legden zes booten, elk met
Ivijf roeiers bemand, voor de tent der prin-
10(ses aan. Ieder boot vertegenwoordigde een
,a"Stad en voerde een eigen vlag in top, groot
)8 üjgenoeg om op een afstand gemakkelijk on-
)3 isjderscheiden te worden, één geel, één blauw.
27 isjéén wit, één rood. één groen, één half wit,
13 23.jhalf rood. De roeiers waren op hun plaat-
tö —«en gezeten, knapen met gespierde bloote
SI -Marinen, witte hemkfen onder buisjes van de
kleur der vlaggen, broeken zoo wijd als rok-
iken. De voeten waren onbedekt, opdat zij
[bij het aanhalen te beter de dwarshouten
van den bodem konden omklemmen. De
K booten waren nieuw zwart geverfd en glad
(gewreven, totdat zij glommen als spiegels,
je vajBinnenin was niets ovcrtxndigs te zien, dat
9 rjcjhet gewicht ook maar eenigszins verzwaren
U De mededingers waren goed op de hoogte
jjjvan alle voors en tegens en wisten ook dat
rtvpjBii moesten overwinnen of met eere vallen.
'Zij waren kalm en bedaard, veel meer dan
de belanghebbende mannen en vrouwen uit
hun woonplaatsen.
Nadat de prinses (de booten in oogen-
schouw genomen had dwaalden haar oogen
Ülerc af naar de tegenoverliggende Aziatische
gevi kust, waar onder een boschrijke uitstekende
;n. Dp,jnt een galei voor anker lag. Op die galei
was aller aandacht gevestigd, want ide be-
T wé paling luidde, dat de mededingers, na haar
'e p bereikt te hebben, om haar heen moetsen
e nu4 roeien en zoo naar het uitgangspunt terug-
keeren. alles en alles ongeveer drie mijlen
roeiens.
Een weinig rechts van de tent stond een
hooge stang, voor iedereen idiuidelijk zicht
baar. Een touw, bestemd om een witte vlag
op te hijschen, verbond de stang met deu
stoel der prinses. Zoodra de vlag omhoog
was zouden de booten afvaren.
De mededingers hebben «de hun bij loting
aangewezen plaats ingenomen. Het drukke
rumoer heeft plaats gemaakt voor bijna
ademlooze stilte. Nog één seconde.... maar
op dat kritieke oogenblik had een onvoor
ziene stoornis plaats. Een geroep van: Klik
eens, kijk eens! richtte ieders aandaclu
naar een vooruitstekende punt aan de noond-
zijde, niet ten onrechte de toon van The-
rapia genoemd, waar juist een boot omheen
schoot en in pijlsnelle vaart op de landings
plaats aanhield. Er waren vier roeiers in,
maar het feestelijk aanzien van boot en be
manning toonde, dat men met een zevenden
módiedinger te doen had, die, om de eene
of andere reden, te laat op het appèl was.
De zwarte vlag aan den voorsteven en de
zwarte kleeding der roeiers bevestigden dit
denkbeeld. De hand der prinses rustte reeds
op het signaal-touw, maar zij wachtte even.
Zoodra de boeg van de nieuwaangekpmen
boot tegfn de landingsplaats stiet, viel een
der roeiers op de knieën en riep: Genade,
prinses, genalde, nog één oogenblik.
De wier mannen waren allien donkerbruin
van uitzicht, het kenteeken van hun ras,
Zoodra het volk hen in 't gelaat zag riepen
zij: Zigeuners! Zigeuners! en barstten in
lachen uit.
Dat deze ongeloovigen van onbekende af
komst zich in ernst durfden meten met de
uitveikoornen der christensteden was be
lachelijk; maar daar men hen niet vreesde
kon men hen gerust welkom heeten.
Genade? Waarom? Wie zijt gij? vraag
de prinses ernstig.
Wij komen uit de vallei van Buyuk-
déré, antwoordde de man.
Zijt gij visschers?
Te oordeelen naar onze vangst Het ge-
heele jaar door, en naar de prijzen, die wy
op de markt maken, is het geen groot
spraak, prinses, als wij beweren dat er geen
betere kunnen gevonden wortelen tusschen
Fanar en de Prinseneilanden.
Dat was te veel voor de omstanders. Een
spotachtig lachen klonk van alle zijden.
Maar de voorwaarden van den wed
strijd sluiten u buiten. Gij zijt geen Grieken
vervolgde hun rechter.
Ach prinses, dat hangt piaar van het
standpunt af, dat men inneemt. Als het u
behaagt met geboorte en verblijfplaats te
rekenen en niet met afkomst, dan staan wij
boven vele aanzienlijken, die ongemoeid Zij
ner Majesteits poorten in- en uitgaan. Heeft
niet het zoete water, dat van de heuvelen
afdaalt, om zich in zee uit te storten, doof
on®e weiden gestroomd en aan onze va
deren te drinken gegeven honderden jaren
lang? En zooals het hén kende, kent het
ook ons.
Niet onaardig gezegd. Welaan, mijn
vriend, geef een even verstandig antwoord
op hetgeen ik u zal vragen, en zij zult
een plaats erlangen. Gesteld, gij behaalt de
overwinning, wat zult gij met den prijs
doen? Ik heb gehoord dat gij niet tot de
Christenen behoort
De man keek vertbaasd op. Niet tot de
Christenen behooren! Was die beschuldi
ging waar. dan zou ik zeggen; de gods
dienst is nie.t onder de voorwaarden opge
nomen. Maar ik ben een smeekeling, niet
een pleiter, en voor mijn eenvoudig brein
is het beter, dat ik voortga zooals ik begon.
Vertrouw ons, prinses! Voor onze tenten
staat een plataan, heel oud, ^en met zeven
tweelingstammen. D&artusschen is een nol-
te, die een veilige schuilplaats biedt Hoor
mijn gelofte, bid ik u. Winnen wij, dan
zullen wij dien boom in een kerk veran
deren, er een altaar in bouw-en, en den prijs
boven het altaar plaatsen, op zoodanige wij
ze, dat allen, die het werk der natuur boven
de kunstvaardigheid der menschen stellen,
komen zullen, om er even eerbiedig neer te
knielen als in het heiligste huis, "de Santa
Sophia niet uitgezonderd.
Ik zal u vertrouwen. Met zulk een be
lofte, afgelegd ten gehoore van zoovele ge
tuigen, zou een weigering van mijn zijde
de Heilige Maagd beleedigen. Maar waarom
zijt gij slechts met uw vieren.
Wij waren vijf in getal prinses. Eén
is echter ziek geworden. Toch stond hij er
op dat wij ons zouden aanmelden. Hij
meende dat onder de honderden hier aan
wezige visschers wel één te vinden zou
zijn, die de Kans met ons wil wagen.
Welaan beproef het
De man stond op en zag de schare
rond, maar zij wendden zich af.
Honderd noumia voor twee flinke han
den! riep hij luide. Niemand antwoordde
Als het gek! u onverschillig is. dan
ter eere van de edele prinses, die u en uwe
kinderen vandaag onthaald heeft!
Een stem uit de mènigte riep: Tot uw
dienst! en de zigeuner drong naar voren,
den be>er achter^ zich aan trekkende.
Hier, pas onderwijl op Jokard, zei hij
tot een paar mannen. Ik zal roeien in de
plaats van dien zieken man, en
Het overige ging verloren door een uit
bundig gelach van de menigte. Toen zij wat
bedaard waren, vraagde de prinses aan de
roeiers of zij tevreden waren met den vrij
williger.
Zij namen hem van het hoofd tot de
voeten op en vraagden op twijfelenden
toon: Kunt gij roeien?
Geen beter roeier op den Bosporus. Ik
fcal het u bewijzen. Heidaar, vriend! houdt
Jokard vast. Je behoeft niet bang te zijn.
Jokards brommen beteekent even weinig,
als het rommelen van den donder zonder
bliksem. Zoo, dat is een beste jongen, en
dit zeggende duwde de zigeuner een jonk
man den leiband in de hand, wierp zonder
tegenspraak af te wachten zijn buis en san
dalen weg, stroopte zijn hemdsmouwen op
en sprong in de boot De handigheid, waar
mee hij de riemen losmaakte en vastgreep,
stelde zijn nieuwe makkers gerust. Zijn
gansche manier van doen toonde duidelijk
dat zij tevreden konden zijn
Vertrouwt mij, zeide hij zacht Ik sta
er voor in, dat wij het zullen winnen.
Daarop wendde hij zich tot de prinses en
sprak: EJdele prinses, mag ik een woordje
tot het volk spreken?
Zijn toon was hoogst beleefd. Sergius
merkte de verandering op en sloeg hem
aandachtig gade, terwijl de prinses haar
toestemming gaf.
De zigeuner ging op de bank staan ep
trok een beurs uit zijn zak. Met luide stem
riep hij: Wie wedt om honderd
Daar nieanand antwoordde hield hij de
beurs aan zijn makkers voor. Christenen
of geen Christenen, wij zijn roeier en vree
zen niema/nd. Zie, ik waag er deze beurs
aan. Winnen wij, dan is de beurs voor
ulieden.
De mannen gaapten hean verbaasd aan.
Langzaam stopte hij de beurs weer in zijn
zak, riep toen overluid de namen der woon
plaatsen van zijn tegenstanders uit: Buyuk-
déré, Therapia, Sten ia, Bebek, Balta-Liman,
Yenimahale! uw vrouwen zullen heden
avond weeklagenI Prinses, sta ons toe
onze plaats in te nemen, de zevende links.
De omstanders zagen dit alles stom tan
verbazing aan. Was de man een snoever,
of werkelijk een deskundige? Eén ding was
zeker, de belangstelling in den wedstrijJ
was merkbaar toegenomen, zoowel in ae
tent, als langs de dichtbezette kust
De vier zigeuners van hun kant waren
tevreden met den vrijwilliger. Ja, zij waren
meer dan voldaan, toen hij hun voorstelde:
Makkers, laat ik u mogen leiden, en be
halve den prijs zult gij vieren mijn beurs
onder u verdeelen Aangenomen?
Eenparig luidde het antwoord: Ja.
Heel goed. Geeft acht, en houdt u aan
mij wat maat en krachtinspanning betreft.
De prinses heesoh de vlag en de booten
staken af. Een luide kreet ging op uit de
menigte, een kreet van de mannen, ver*
mengij met gilletjes van de vrouwen, voo*-
wie een gewoon hpera een onmogelijkheid
schijnt te zijn.
(Wordt vervolgdJj