VOOR DE
letterkundige kroniek do or a. wapenaar
Pinksteren
en de literatuur
In het April-nummcr van „Opwaartscho Wegen"
schrijft K. Heeroma een artikeltje over: „Kristelik-
li terair of Kristelik-kultureel".
Daarin trof me o.m. deze uitspraak: „De litera
toren moeten tot nieuw leven bezield worden van
uit de literatuur, niet van uit de theologie, want
de theologie laat een dichter tenslotte koud. Maar
■wel moeten wij het saamhorigheidsgevoel verster
ken: wij, met ons literaire réveil, dat komende i3,
zijn een onderdeel van het grote kristelike réveil
dat bezig is onze hele Weetersche kuituur te her
scheppen en weer tot God te brengen."
De heer Heeroma sprak van te voren reeds: „Ik
heb mij de laatste tijd als arm literator op veel
dingen moeten bezinnen."
Welnu, wij vreezen wel een weinig, dat hij zióh
op te veel dingen tegelijk bezon, zoodat de helder
heid van zijn betoog in het bedoelde artikel ver*
troebelde tot onbegrijpelijkheid.
„De literatoren moeten tot nieuw leven bezield
worden van uit de literatuur." Ziedaar een uit
spraak om zich op te bezinnen.
We vragen: wét bedoelt Heeroma hier met „dc
literatuur?"
Hij weet toch, dat „de literatuur" kan betcekenen,
wat „de dogmatiek" betcekent voor het geloofs
leven: de formecle waarden, de erfenis der vade
ren. Dat zal hij toch vermoedelijk met „de litera
tuur" niet bedoelen. „De literatuur" staat hier in
contrast met „de theologie"; want aan het citaat,
hierboven, ging vooraf: „Als wij ons laten mee-
sleepen door het theologisch réveil zullen wij ons
zelf vervlakken en de literatuur niet helpen."
Alweer dringt en dwingt dit zinnetje tot vragen,
aje: wat bedoelt ge met het theologische réveil?
Waar is dat ergens gaande?
Bedoelt hij misschien: de aan Karl Bart zich
oriëntcerende z.g.n. Zwitsersche theologie? Maar:
ik meen de laatste tijd te hebben opgemerkt dat
het voor Karl Bart evenals voor zoovele mode
artikelen, kort dag is geweest en hij bezig is uit de
vaderlandsche theologische belangstelling te eclip
seeren. Ik weet er het rechte niet van, theoloog
noch eens theologen zoon zijnde. Ik wil aannemen
dat hij gedurende korten tijd een niet onbedui
dende „neu-oriëntierung" bewerkte, maar het
spijt me van een theologisch réveil heb ik
hoegenaamd niets bespeurd. En in ons kleine
landje, waar je wel bemerkt hoe Joh. de Heer cr
met zijn Zoeklicht" opereert, moet zelfs den niet-
thcoloog een réveil hoor- cn zichtbaar zijn. Do
heer Heeroma spreekt echter van een meegesleept
worden door dat réveil, althans van een gevaar
in die richting; nog eens, het spijt me dat ik ern
stig betwijfel, of dat gevaar wel zoo ernstig dreigt.
Maar: ik laat me gaarne van ongelijk in dit op
zicht overtuigen.
Want: ik ben 'niet zoo erg bang dat een theologisch
réveil, ons meesleepende, tot vervlakking zou lei
den en de literatuur niet zou dienen. Ik wil deze
meening nader toelichten.
Een theologisch réveil zal toch zeker, indien het
de mooie naam van réveil waarachtig waard is, uit
het leven zijn opgekomen, moeten gewekt zijn door
den Geest, Die in alle waarheid leidt. Die nieuwe
levensontplooiing, die nieuwe lente cn dat nieuwe
geluid zal niet alleen de theologie verfrisschen,
nieuwe vormen doen uitgroeien, doch ook voor de
kultuur-in-'t-algemeen van beteekenis blijken te
zijn. Een voorbeeld geeft ons het Réveil in het
begin der vorige eeuw: Bilderdijk en Da Cosla heb
ben wij er aan te danken een romanschrijfster als
mevr. Bosboom-Toussaint, cn de sociale cn poli
tieke beteekenis van die „theologische opwekking"
is niet gering gebleken: er is zelfs een groote
politieke partij uit gegroeid.
Van uit de literatuur, niet van uit de theologie
moet de bezieling komen, zogt de heer Heeroma.
Waarom niet van uit het leven zelf? vragen wij,
verwonderd dat we zoo'n simpele vraag stellen moe-
ton. „De literatuur" toch is een abstracte grootheid.
Is dat ook niet wat al te oppervlakkig zich van dc
theologie afmaken als de heer Heeroma consta
teert: de theologie laat een dichter ten slotte koud?
Vondel heeft heel veel theologie doorzwocgd cn
Revius was tiieoloog van professie en Luyken
theologiseerde zijn leven lang. Juist, zal Heeroma
zeggen; die theologie heeft b.v. Vondel bedorven;
althans heel veel van zijn verzen onlees
baar, kei-hard doen worden. Toegegeven, maar:
Vondel kon de theologie ook doen zingen, de dog
matiek werd in de visioenen zijner verbeelding
vloeibaar en kristalliseerde tot een sbhoonheict-
voor-ccuwig. Zonder de theologie, zonder de chris
telijke dogmatiek had Revius, dc dichter, niet die
blinkende hoogten van zijn kunstenaarschap be
reikt, waarop wij hem nu nog bewonderend be
luisteren.
Heeroma spreekt van begenadigde leiders, aan wie
de waarheid theologisch en literair precies even
diep geopenbaard wordt. Daarin ligt dc erkenning
opgesloten, dat met name den Christen-dichter de
theologie niet koud mag laten, niet koud kan laten.
Zooals de wijsbegeerte b.v. een Adwaita en een
Boutens niet koud liet.
Wie Boutens zegt, zegt Plato, want zonder dezen
blijft Boutens' poëzie een gesloten boek, voor wie
meer wil dan klanken tot aangename streeling van
het gehoor. Het gaat niet aan te zeggen: Platos
ideeënleer laat een dichter als Boutens ten slotte
koud: hij werd door het Platonisme tot zang
geïnspireerd. Laten we toch niet scheiden, wat
slechts te onderscheiden valt.
Heeroma is een optimist; hij spreekt van ons lite
raire réveil dat komende is. Wc helpen hem hopen,
dat het komt.
Maar wij vragen alweer: hoe staat het met „het
grote Kristelike réveil, dat bezig is onze hele Wes-
tersche kuituur te hei-scheppen cn weer tot God
te brengen?"
Ik weet wel clat „der Untergang des Abcndlandcs"
opgang heeft gemaakt cn dat het er vandaag aan
de dag veel op lijkt dat onze Wcstersche cultuur
haar einde nabij is. Maar van „het grote Kriste
like réveil enz. enz." heb ik nooit iets gehoord.
Adolf Hitler cn zijn millioenen kudde-dicren wijzen
toch niet in de richting van het idealisme van
Heeroma's karakteristiek en profetie. Het fascisme
van Mussolini al evenmin. En wat gebeurt er dan
toch in West-Europa, waaruit zou blijken wat
Heeroma zoo rustig weg constateert?
Hij zegt: „Wij strijden niet alleen: ook in de
theologie wordt gestreden, ook in de politiek wordt
gestreden. Wij moeten wel degelijk kennis nemen
van die strijd op andere gebieden dan de onze."
Juist, dus laat de theologie, zelfs de politiek, den
dichter, den Christen-dichter ten slotte niet koud.
Want het gaat, als de strijd op theologisch cn poli
tiek gebied iets meer beteekent dan een reclame-
gedaas als „Van Houten's cacao is do beste", om
het leven zelf, om levensvoorwaarden en levens
vormen, die de moeiten van de worsteling waard
zijn.
Daarom zijn we het geheel eens met het slot van
H.'s artikel als hij zegt: „Het komt op de dichters
aan." Want het gaat ook in de kunst om de
persoonlijkheid, om den mcnsch, om het leven.
Met de „kuituur" komt het dan vanzelf in orde,
„Kristelik-literair"' moet idcntiscli zijn met „Kriste
lik-kultureel", en omgekeerd. Dóór de persoonlijk
heid tot de gemeenschap, d.i. tot de gemeenschap
pelijke cultuur (niet meer dus: ivoren torens be
wonen) en van de gemeenschap tot de erkenning
der persoonlijkheid (dus: geen goedkoope massa-
Veni Creator
door
Willem de Mérode
Verlosser! kom! dc wereld wacht!
Die struikelen cn dolen,
Heel dit wanhopige geslacht
Heeft zich aan U bevolen.
Blinden gaan tastend naar U uit,
E11 luistren scherp op elk geluid,
De doovc speurt alom
Of hij U ziet genakenI
Heer, doe de heemlen flakkeren cn blaken!
Kom!
Uw boden rennen reeds voorbij:
Do stormwind dorscht de landen;
De bergen rooken; 't springgetij
Verdrinkt de lage stranden.
De wereld waggelt; burcht en dom
Zinkt weg of kantelt dronken om.
Wat straks nog pronkte cn glom,
Is als een damp verdwenen.
Hoor, hoe wij uit den chaos tot IJ wcenen.
Kom!
(„De Steile Tocht", uitgave U.M. Holland, Amsterdam.)]
productie tegen den billijken prijs der ondooi>
leefdheid, ondoorvoeldheid).
„Het komt op de dichters aan."
Wat baat dus al ons geboom?
Dat hebben we elkaar nu al zoo vaak gezegd. En
toch beginnen we maar steeds weer van voren
af aan. Wat zijn we bezig te doen? Altoos maar
weer te vervelen met de monotone geluiden van
wie zijn muziekinstrument bezig is te stemmen.
Wanneer in vredesnaam begint de muziek?
Heeroma verwijt de „Kristelike dichtkunst" dat zij
veel te ernstig is.
„Ook het spel is een vorm van de waarheid, als
het 't spel is van de uitverkorenen Gods. Ons
dichten is nog veel te weinig spel, omdat het nog
al te zeer een klacht om godverlatenheid is."
Ook hierin vallen we Heeroma bij; maar als we spe
len een vreugdezang voor God en dc mcnschcn,
omdat de dood zijn verschrikking voor ons ver
loren heeft, als we leven en dood incenen sma-
ken, dan zijn we den omst nooit kwijt in ons spel,
dan dansen onze rhytmen op de basis van den
overwonnen dood. Bij den één komt dat vroeger
dan bij den ander, maar: dit moet doorleefd, door
leden zijn.
Misschien zingen we voel te vroeg, en dan is dat
zingen niet meer dan het stemmen van ons taal
instrument, hetgeen ook noodzakelijk is.
Als het réveil maar komen wilDan komt liet
met do zong wel in ordeAls er niet gebeden
wordt, komt het nooit, hetgeen wij nu zoo „bc-
boomen". Want het waarachtig gebed is van den
Geest zelf, Die het réveil verwektDe Geest
antwoordt in de zang van den profeet-dichter op
Zijn eigen vragenDe ziel van den dichter is
een aeolusharp die wachten moet op de ritseling,
de ruisching van den wind des Gecstes
Als de harp nu maar zuiver cn strak gespannen
in de snaren gereed is om op het eerste vlagen
te zingen
Mocht ik een harp zijn in Uw handen,
Die naar Uw wil jubelt of klaagt.
En spelen zal door deze landen
Alleen het lied dat U behaagt.
Of, zooals de Mérode het eens heieed in zijn vors:
Het Speeltuig:
Als een vlaag van Uw genade
Niet mijn arnio hart doorbeefde
Hoè zou ik dit leven dragen?
Ik verwcnschto dat ik leefde.
Eén ding is zeker voor ons allen: Wij hebben ver
nieuwing noodig. En wij nomen de bede over van
de dichteres, die van „vernieuwingen" zong en
wier klacht ook ons vragen vertolken kan:
O Geest van liefde, Geest van kracht en moed,
Spoor ons narzlcnden aan met Uwe zweepen,
Spuit Uw staal in ons blcekgeworden bloed.
Kom, Sterke, die het al verwint.,
Herschep dc slechte wereld.
Ze is als een nieuwgeboren kind
Rondom met bloed bepereld.
Met zuiver zout, met louter vuur
Doordring de onheilige natuur.
Wat haar besmette en momni',
Doe 't weg; uit reine doeken
Haar eerste glimlach zal Uw oogen zoeken.
Kom!
Kom, Trooster, die dc harten stilt,
En kalm doet ademhalen
Den angstige, die straks, als wild
Ten dood vervolgd, moest dwalen.
Kom. uit 't verwoestende gedruisch,
Red ons tot Uw doorzongen huis.
Opeens ligt alles stom.
Dan schrééuwt het ongeduld van Uw beminden:
Erharmcr! Verlosser! lédt U van ons vinden!
Kom!
.154
Onze tweede
groote prijsvraag
Ziie zoo. Nu «teken we meteen maar van wal.
Hienmder vinden jullie afgedrukt een dozijn
naamkaartjes.
De letters van deze naamkaartjes zijn echter
door elkaar geraakt.
Op zoo'n kaart zou b.v. kunnen staan ger 6 an te.
staan, maar een beroep of ambt.
Nu is jullie taak, die letters zóó te verschikken,
dat het aldus gevormde woord een beroep of ambt
aanduidt (om het jullie niet dl te moeilijk te
maken, hebben we op de kaartjes §een hoofd
letters laten drukken).
Op de kaartjes moesten eigenlijk geen namen
Hiervan zou dan gevormd moeten worden door
verschikking der lettors het woord: sergeant.
Hebben jullie 't nu goed begrepen?
Moeilijk?
Weineen. Als je maar ijverig zoekt cn neust en
«peurt cn denkt kom je er best uit.
Voor je echter aan den slag gaat spreken wc eerst
oen paar dingen af:
le. Oplossingen moeten per briefkaart (vol
doende frankoerenl) ingezonden worden: Prijs
vraag Zondagsblad, Akeleisti-aat 88,
Den Haag.
2c. Op dc briefkaart schrijf je:
1
2
Daaronder je naam cn adres, duidelijk geschreven
en volledig.
3c. Oplossingen moeten binnen zijn vóór 1 Juni
1932.
4c. Oplossingen welke niet aan deze voorwaarden
voldoen, worden terzijde gelegd.
5e. Bij meerdere goede oplossingen worden do
prijzen verloot.
6e. Over de gevallen beslissing wordt geen cor
respondentie gevoerd.
Weten jullie dit alles goed?
Dan aan den slag.
WELK BEROEP OEFENEN ZE UIT:
lies gratfet
hektor ape
piet cumes
adam pilot
En nu de prijzen:
Die zijn weer net zoo fijn als de vorige.
Weer vonden we een vijftal schrijvers bereid een
van hun eigen werken, voorzien van handteokc-
ning, beschikbaar te stellen.
Het zijn:
H. W. Dreyer: „Kees van den Vuurtorenwachter".
J. K. van Eerlieek: „De jongensjaren van Egbert
de Wilde".
J. C. de Koning: „Kameraden".
J. Snoep Jr.: „Dc Dordtsche Poortenszoon".
Nel van der Vlis: „Fré's Meisjesjaren".
En nu véél succes. Laat het oplossingen
stróómen.
Hartelijke groeten van
DE JEUGDREDACTEUR.
Ons nieuwe
vervolgverhaal
Jullie zijn zeker al weer benieuwd of er een nieuw,
spannend, vervolgverhaal „in dc maak" is.
Nu dat is inderdaad het geval.
Het zal hceten: „Dc Spoorzoekers van Geitenbeek".
De titel zegt jullie zeker al genoeg.
Het verhaal speelt zich af gedurende de laatste
Augustusweok van het mobilisatiejaar 1917, dus
nog midden in de oorlogstijd, toen hot leven ook
in ons land zoo moeilijk was.
Het gaat over de jongens van een knapenvereeni-
ging, die
Nee ik vertel niet meer.
Volgende weck gaat het spel beginnen.
DE JEUGDREDACTEUR.
Oplossing vorige puzzle
Om na te teekenen
*n Oud-Engclsche Lord op jacht.
Voor de kleuixlers:
Blauwe jas met zilveren knoopen; rood vest; gele
rijbroek, roode omslagen, witte slobkousen, enz.
Denk er om, dat je het Zondagsblad niet bescha
digen mag, hoorl
Het wordt toch zeker bewaard?
ada rimal
159.