VAN BONTE DINGEN
door
G. K. A. Nonhebei
Apotheker te Middelburg
Verjongingskuur
In een der gedichtjes van Staring wordt een
meisje beschreven, dat beeldmooi is, maar zóó
kieskeurig, dat ze ieder aanzoek afwijst en dit ten
slotte zeer betreurt, nu ze bemerkt, dat ze er oud
uit gaat zien. Ze neemt dan een in dien tijd aan-
Itevolen z.g. verjongingselixer, neemt daar echter
te veel van, zoodat ze den volgenden morgen ont
waakt als baby, wachtend op een schoone
Door alle eeuwen heen heeft het mcnschdom dan
ook gezocht naar middelen om dat doel te berei
ken, om zich weer te mogen verlustigen in de
kracht der jeugd.
Bij de Ouden going men uit van de meening, dat
de jeugdige kracht, die het lichaam jong hield,
alleen in het jeugdige lichaam werd aangetroffen.
Het was echter niet judst, dat men dientengevolge
nu óók meende, dat men die jeugdige kracht door
aanraking kon doen overvloeien in een oud
lichaam en kinderlijk dwaas zijn zeker wel de
proeven geweest, waarbij men trachtte die levens
kracht over te doen vloeien door een paar vol
bloedige, jonge kinderen met ouden van dagen
stevig in stroo te wikkelen en dit pakketje gedu
rende 12—24 uren in een rustige omgeving neer
te leggen.
Een zeer opzienbare mededeeling werd in het jaar
1869 door den beroemden Franschen physioloog
Brown-Séquard aan de Academie des Sciences ge
daan, waarbij 't op 'n bepaalde wijze uitgetrokken
sap van een dierlijke klier, wanneer het een
mensch werd ingespoten, in staat was, niet alleen
levensopgewektheid hem te hergeven, maar zijn
spierstelsel nieuwe kracht te schenken.
Door deze vinding is zeer zeker de grond gelegd
voor een nieuwe geneeswijze, de z,g. orgaan-
tflierapie waarbij uittreksels van verschillende klie
ren vaak in tabletvonm, in verschillende ziekte
gevallen worden voorgeschreven. Ik wijs u alleen
maar op de bekende schildklier praoparaten.
Dat de verjongingskuur een vraagstuk bleef, dat
menig geleerde trachtte op te lossen, blijkt wel
uit het feit, dat na de uitvinding van het radium
men ook direct beproefde of deze hoogst bijzon
dere eigenschap (emanatie) in staat was het dier
lijk lichaam te verjongen.
Een proef met twee series meelwormcn, waarvan
de ééne serie bestraald werd, en de andere niet,
leverde het resultaat, dat de bestraalde dieren nog
leefden, lang nadat alle andere reeds gestorven
waren.
Een nieuwe proef in deze richting werd gepubli
ceerd door Dr. Popoff, die in den oorlog als chi
rurg in de hospitalen werkzaam was. Hij had n.I,
dikwijls te kampen met wonden, die zich maar
niet wilden sluiten. Weken lang bleven ze in
dien toestand, tot hij op de gedachte kwam die
wondranden eens te prikkelen met verschillende
zoutoplossingen. Die proeven werden met succes
beloond. Het was alsof weer nieuw leven aan die
wondranden werd gegeven. Ze werden weer rood,
gingen zacht aan weer dicht en waren in 12-14
dagen genezen.
Het meest verbazingwekkende zijn wel de
onderzoekingen op dit gebied geweest door prol.
Steinaeh in 1920. Hij 6poot een sterk vermagerden
ouden rat in en het gevolg was, dat het dier dik
en vet werd, nieuwe haren kreeg op kale huid-
plekken, weer opgewekt de wereld inkeek, dat zijn:
vraatzucht weerkeerde, dat hij weer klom en
sprang als in zijn jeugd en etr wederom bij hem
optrad een z.g. Sturm- und Drangperiode van
groot begeeren.
Zoo zijn door den Weener chirurg Lichtcnstem
een drietal mannen naar do methode van Stci-
padh behandeld, die ,yhun jeugd zagen vernieuwd
gelijk eens arends".
En nu de grootc conclusie!
Zijn Steinaeh en Lichtcnstem en hun collega's
bestormd geworden door mensohcniliorden, diie
allen onder behandeling wilden komen om een
nieuwe jeugd deelachtig te worden en zich te ver
lustigen in dc weelde van overmoedige kracht?,
Niets van dat alles.
De jeugd kwam wel als een weldadige fee maar
om zich huiverend voor den ouderdom in zeer kor
ten tijd terug te trekken. De kleine spanne tijds
.van opbloei werd dra gevolgd door een lange
periode van ernstige ongevoeligheid, totdat, o
ijdel menschdom, een klank oven-woei, een klank
van metaal, van den slijpbout, gehaald over de
zeis van den grootcn Maaier. Alle respect voor
de mannen der wetenschap, die dat alles wroch
ten, maarde natuur, zij heeft haar rechten,
zij heeft haar eischen en laat zich nimmer door
de Deldla dor wetenschap haar macht ontwringen.
Openhartige Brieven
BUSSUM, 4 Mei 1932.
Lieve Moeder.
'i ls waar, we hebben U lang laten wachten. Daar-
tmi te meer was Uw brief ons hartelijk welkom
De molen van Biggcrkerke.
ll 48
tn bedanken we U er vriendelijk voor. Ben vond
't dadelijk goed toen ik vroeg: Zal ik Moeder,
dan maar antwoorden
Ik dacht, U vindt 't wel eens leuk 't een en ander
uit ons gezin van mij te hooren. Mannen maken
er zich meestal gauw af. Ja, lacht U maar. Uw
zoon is net als alle andere mannen, hoor, Moe
dertje. Vorige week ook. Zou hij mij eens een
goeie raad geven. „Heusch vrouwtjezei hij,
,doe dat nou, 't spaart je tijd uit." En toen t er.
op aankwam, had ik nog meer werk dan anders.
Zoo gaat 't, als je mannen hun zin geeft. Gisteren
bij 't overleggen van iets heb ik maar eens flink
van me afgesproken en tegen Ben gezegd: „Nu
doe ik eens lekkertjes zooals ik dat wil." Hij liep
lachend weg, dus schep U geen zorgen, Moedertje
17 moet weten, we hadden een meisje in de huis
houding genomen, voor dag en nacht. M'n werk
ster liet me ineens in de steek en toen dachten
Ben en ik, we moesten het op die manier eens
probeeren. Ik heb haar zelf gehuurd, om in oude
termen eens te spreken. Ze woont hier in dc buurt.
Ze maakte zoo op t eerste gezicht een prettige
indruk. Haar moeder, bij wie ze altijd thuis is
geweest, had me gezegd: „Ze is met alles op de
hoogte, mevrouw. Ze werkt netjes, kan koken,
verstellen, naaien, strijken, wat u maar wilt ge
daan hebben."
Het leek me dus best en k liet haar Maandags na
mijn bezoek komen. Ze mocht die dag gebruiken
Jac. van Loog. (Zie het artikel op pag. 2J'
om haar kamertje in orde te brengen, en zelf wat
op streek te komen. Dinsdag zou ze dan de salon
schoonmaken. Van te voren had ik de kasten al
gedaan, gedachtig het spreekwoord: „Voorzichtig
heid..." Omdat voor Dora in ieder geval alles
nog vreemd ivas, hielp ik haar die morgen eerst
wat op gang. Stofzuigerde zelf de stoelen en zei
haar verder hoe ik gewend was de kamer te doen
en liet haar toen alleen.
Na een kwartiertje rust voor koffie drinken, ging
ik eens poolshoogte nemen, en wat denkt U wat
ik zag? Was ze me zoo waar bezig m'n mooie stoe
len te wrijven metbruine schoensmeer.
Hoe vindt U zooiets? Ze zei: „dat doet m'n moeder
ook altijd, mevrouw, dan glimmen ze gauwer."
'k Heb haar gezegd, dat ze bij haar moeder zoo
iets maar moet doen, en ik 't in geen geval wil
hebben. Stel je voor. 't Zou wat voor U zijn, moe-
'derl U sprong vast uit uw vel. Nou, ik heb me
'de volgende dagen dan ook braaf aan dat kind
geërgerd. Toen ze er drie dagen was, heb ik tegen
Ben gezegd: „geef mij maar een werkvrouw terug,
dan is er ten minste rust in ons huis en vreê in
j.t'n hart". Ik werd van dat kind om me heen toeïi
zoo kriebelig. Wanneer ik een doodgewone werk-
regel met haar besprak, werd ze nukkig. Ze wist
zelf wel hoe ze werken moest.
'Afijn die eigenwijsheid kwam haar slecht
ons duur te staan. Vrijdags zal ze in de huiskamer,
'de ramen zeemen komt ze me met dat kleine
trapje aandragen. „Dora," zeg ik, „je moet die
hooge trap nemen, die gebruikte mijn werkvrouw
ook altijd." „O, deze kan best," zei ze. Is ze even
bezig, pats, daar lag ze. Huilen, kermen, 't Slot
was, met een gebroken pols naar huis. Van mij
komt ze niet meer in ons huis. Wees U maar blij
moeder, dat U aan Mina zoo'n trouwe zorg hebt.
Uw lichaam is U toch meer waard, dan Uw meu
bels. Laat ze dan wat treuzelig zijn. Ze is goed
voor U en daar zijn wij ook blij om. En nu zij
voor alles alleen staat, U verplegen en de huis
houding en de schoonmaak, heeft ze haar tijd ook
wel noodig. Hekent U eens na, hoe vaak ze in
'deze tijd naar de bel moet voor een man met
knoopjes, schoensmeer, naalden, kleerenhangers,
kunstbloemen. Ik zeg wel eens, we mogen haast
wel een belmeisje aanschaffen, voor dat bedelvolk.
De kinderen maken het best, Moeder. Janneman
stapt parmantig in z'n groene pakje. Ik hoop
hem gauw te kieken. Misschien brengt Ben liem
dan, hij moet, geloof ik binnenkort met de wagen
'dc kant van Henkum op.
Groeten van ons allen.
Uw BEN en TINS,
Woonruimten
door
Cor Alons
Daar de meeste menschen in onzen tijd door hun
werkzaamheden veel meer worden gehaast en
[voortgejaagd dan vroeger, dienen zij in hun
woning voldoende rust en behaaglijkheid te vin
den om het verbroken evenwicht te kunnen her
stellen. Dit geldt niet alleen voor de zitmeubelen
maar die rust moet van het geheele interieur
uitgaan. Dikwijls vindt men ruimten die zóó
overladen zijn met meubelen, dat ze veel over
eenkomst met musea vertoonen, dan weer treft
men kamers aan die zóó leeg zijn, dat ze als ten
toonstellingsruimten aandoen; in geen van beide
ruimten kan men wonen. Wonen kan men
alleen in ruimten die niet te vol en niet te leeg
Zijn, in kam ens met zooveel mogelijk licht en lucht
en gevuld mot doelmatig geplaatste meubelen, die
zóó geconstrueerd zijn, dat ze aan het gestelde
doel volkomen beantwoorden.
De inrichting van een kamer moet zóó zijn, dat
We ons er echt in thuis gevoelen en niet een
Verzamelplaats van sierlijk opgemaakte onprak
tische zaken.
W ij moeten niet de slaven zijn van onze woning,
maar zij moet dienstbaar zijn aan onze levens
gewoonten. In een goede woonruimte weerspiegelt
zich oen tijd en die mensch van dien tijd.
Ten zeerste aanbevolen....
door
G. J. Peelen
De machinovoorder Brink werd op het privc-kan-
toor geroepen van den papierfabrikant.
De heer Hurkmans knikte hem vriendelijk toe en
verzooht hom de deur te sluiten en te gaan zitten.
Die buitengewone vriendelijkheid maakte Brink
ongerust.
Hij sloot de deur, maar bleef staan, zenuwachtig
z'n pet tusschen z'n handen ronddraaiend.
De fabrikant schreef even de zin af, waaraan hij
bezig was, en zei toen langzaam:
„Ja, Brink, kijk-«s, man, 't spijt me verschrikke
lijk voor je, maar we moeten één machine stil
zetten. Er is geen werk meer voor.
Je begrijpt, de slaptede bestellingen uit 't
buitenland blijven weg
Enfin, wc sullen je moeten ontslaan tegen den
eerete van den volgenden maand.
Wc moeten 't personeel inkrimpen......"
Brink keek verbouwereerd. Kon *t nog niet ten
volle begrijpen... Zoo onverwachts!
„Het spijt me erg," ging mijnheer Hurkmans ver
der, „in dc zeven jaar dat je bij ons geweest bent,
bob je ons alle reden gegeven tot tevredenheid
Daarom zeggen we je ook veertien dagen van te
.voren op. Je weet, we kunnen je eigenlijk met de
acht dagen ontslaan
„Ik heb vrouw en kinderen, mijnheer
De fabrikant fronste z'n wenkbrauwen.
Als hij zich de moeite gaf zoo'n lange toespraak
tot een arbeider te houden, kon die hem toch wel
de gebruikelijke klaagtonen sparen!
Maar, die Brink was, dat moest hij toegeven, een
flinke, nette kerel; hij zou hem dan ook maar met
bijzondere welwillendheid behandelen.
Hij kreeg een idee.
„Weet je wét, Brink, ga eens naar de Edesche
machinefabriek. De directeur is een oude vrind
van me.
't Is best mogelijk dat die wat voor je heeft!"
Brink z'n gezicht klaarde wat op.
Dat was nou toch wel weer geschikt van de baas.
De directeur z'n groeten gaan brengendat zou
nog wel es succes kunnen hebben.
En met een verlegen gemompel van dank ver
liet Brink het kantoor.
Eerst twee dagen na z'n ontslag lukte het Brink
mijnheer Vorst van de machinefabriek persoonlijk
te treffen.
Twee keer was hij vergeefs naar Ede gefietst.
Dc directeur, een beweeglijk, driftig mannetje
ontving hem met een kortaangebonden: „Nou,
wat is er aan de hand?"
Maar toen Brink de naam van z'n vorige patroon
noemde werd het grimmige gezicht veel vriende
„Zoo, zoo, u komt me de groeten van mijnheer
Hurkmans brengen... mijn ouwe vrind Hurk
mans! Wel wel!'"
Hij hield een oogenblik op; en scheen een grondige
studie te maken van z'n zilveren vulpotlood.
Brink kreeg hoop.
Half en half verwachtte hij al, dat mijnheer Vorst'
hem zeggen zou, dat hij de volgende morgen aan
't werk kon gaan.
„Het spijt me wel", begon het mannetje plotseling
weer, „maar op 't oogenblik 'kan ik u niet
gebruiken.
AUcs is vol, en 't is hier ook malaise, man,
malaise. Maar" hij scheen even te overleggen,
„kent u in Arnhem de bierbrouwerij „de gekroon
de Meeuw"? Met uw kennis van machinerieën
«uit u daar ongetwijfeld slagen. Ik zal u een
warme aanbevelingsbrief voor de directeur mee
geven
Brink voelde zich eerst zeer teleurgesteld.
Maar dan viel z'n blik op 't vriendelijke heertje
dat druk bezig was een hartelijke aanbevelings
brief te schrijven.
En dat gaf hem weer moed.
't Zou nu wel goed komen
En dankbaar slak hij de aanbeveling hij zich.
Hoekje met blank eiken en zwart gebeitste
meubelen.
Cor Alons, Arch-
De brouwerijdirecteur Mulders, zwaargebouwd en
streng, ontving hem in de machinekamer.
Brink gat z'n brief af.
Toen keek de heer Mulders hem welwillend aan,
en noodigdc hem uit, maar naar 't kantoor te
volgen.
Het was haast beangstigend zoo buitengewoon
vriendelijk ze allemaal tegen hem waren, dach*
Brink.
Op 't kantoor werd hem een sigaar gepresen
teerd.
„Nou m'nheer, als *k zoo vrij mag zijn dan be
waar ik hem tot vanavond."
Hij stak hem zorgvuldig weg.
„Ik zelf heb niets voor U te doen," begon mijn
heer Mulders, „maarre, hebt u verstand van
stoomketels?"
„Ja? mooi, dan weet ik iets prachtigs voor u.
De Gelderschc Stoomwasscherij zoekt zoo iemand,
lik zal den eigenaar, mijnheer Abrams eens even
voor u opbellen
Hij vertelde hem, dat iemand onderweg was, die
hij gestuurd had.
Géén lofuiting werd gespaard.
Toen Mulders de hoorn neergelegd had, vroeg hij
tevreden: „Nou wat zegt u ervan? Kunt u war
mer aanbeveling wenschen?"
„Nee," zei Brink.
Hij bedankte en ging vol verwachting naar da
stoamwasscherij
Mijnheer Abrams, een zenuwachtig, mager joodje,
liet Brink in een klein, vol kantoortje komen.
„Ja, ziet u es hier, 'k vond het wat sneu om
mijnheer Mulders zoo direct teleur te stellen,
daaraan heb ik u maar eens laten komen, maar,
eigenlijk heb ik u niet noodig.
't Heb juist eergisteren iemand bij dc ketels ge
kregen en "k ben zeer tevreden met hem.
Maar later, misssohien later es, hè? 'k zal 't in
gedachten houden in ieder geval 1 Maar om
dat mijnheer Mulders u zoo warm aanbevolen
heeft, wil ik toch graag wat voor u doen. Gaat
u even zitten!"
Brink ging zitten.
Abrams schreef
Toen hij klaar was, vouwde hij het blad zorg
vuldig in vieren, stopte 't in een envelop, sloot
idie, schreef een adres, en zei tegen Brink, met
'n amicaal klopje op diens schouder:
„Ga maar eens naar deze mijnheer. Daar kom Je
vast niet tevergeefs
Brink ging, maar zonder veel hoop meer.
Op straat gekomen haastte hij zich, om t adres
ivam de brief te lezen.
„Den Heer Hurkmans, papierfabrikant", stond e*
Hij werd plotseling duizelig, greep een hekspijl
vast voor steun. Toen lachte hij grimmig.
Mechanisch scheurde hij de envelop open, nam de
aanbevelingsbrief eruit, en las:
M'n waarde Hurkmans,
Daar ik weet, dat je altijd een betrouwbaar, vol
komen met machines op de hoogte zijnd man
gebruiken kunt, zend ik je brenger dezes.
Een zeer bruikbaar cn in alle opzichten volkomen
betrouwbaar arbeider, J. Brink, die ik je ten
zeerste aanbevelen kon.
Je bent Vrijdagavond toch ook op de Soos?
Li. S. ABRAMS.
Langzaam, in gedachten, ging Brink op huis aan;
onderweg versoheurdc hij dc aanbevelingsbrief in
snippers.
149