EERSTE KAMER
CHR.-HISTORISCHE UNIE
I GRATIS 3
xapsammajyes I
VRIJDAG 1 APRIL 1932
DERDE BLAD PAG. 9
BUITENLANDSCHE ZAKEN
HET MOERD'JKKANAAL VAN
DE BAAN
DE CONSTANTE
CRITICUS GEDISKWALIFICEERD
Vergadering van 31 Maart 1932
OVERZICHT
Ook gisteren vormde het Moerdijkkanaal
de hoofdschotel van het vrij matte debat
Op de tribunes vele belangstellende luis
teraars. De Belgische gezant ontbrak ook
ditmaal niet, hij woon-die de geheele ver-
^Zijn^ve^met de hoofdvraag veel opge-
^De minister zal eerst vandaag spreken.
We verwachten van hem geen schokkende
mededeelingen en zullen wel niet ver mis
rijn als we zeggen, dat een nieuw verdrag
met België voorloopig niet in het zicht is
De zaak zal wel op de lange baan komen
«n daarmee het geduchte MoercJijkkanaal
van de baan.
Minister Beelaerts is indertijd wel opgetre
den als de Minister, die de Belgische kwes
tie zou oplossen, maar tot heden toe bleef
het boven zijn macht om wat andei's en be
ters te verkrijgen dan waarmee minister
.van Karnebeek in 1927 is gesneuveld. Diens
'ambtsopvolger zal niet sneuvelen, maar in
1933, na de verkiezingen terugtreden zonder
dat hij zijn hoofdtaak vervuld zal hebben
Er kan dan van voren af aan begonnen wor
den. Daarom is er, meenen we, voorshands
geen reden om den minister tot spreken te
dwingen over de .voorbesprekingen tusscheii
de hoeren Colijn en van Cauwelaert De on
derhandelingen staan stop, staan op het doo-
de punt en dus geen kanaal en geen kanaal
kwestie meer.
Is er grond voor deze opvatting?
We hebben er slechts negatief bewijs voor.
Bekend is, dat verleden week nog gedu
rende drie dagen onderhandeld is, echter
zonder dat men elkaar te Antwerpen en
Brussel kon vinden. Daarbij komt het
scherpe verzet, dat hier te lande is ontstaan
tegen wat omtrent de kanaalplannen is be
kend geworden.
En voorts is er de omstandigheid, dat vrij
wel vaststaat, dat de ministrieele denkbeel
den. althans in de Eerste Kamer, op onover
komelijk verzet zouden stuiten. Beide laatst
genoemde feiten schijnen niet zonder invloed
te zijn gebleven op hen, die met de voor
bereiding van een nieuw verdrag te maken
hadden, met als gevolg, dat over en weer
wordt ingezien, dat het verstandig is niet
door te zetten. Een periode van stilstand is
ingetreden en dat beteekent niet alleen uit
stel, maar ook afstel. De heer v. Lanschot
en we hechten aan zijn woord in dit
geval bijzondere waarde heeft zulks niet
onduidelijk laten doorschemeren. Hij sprak
slechts kort over de kwestie, die hij alleen
uit tijdrekenkundig oogpunt bezag. Zijn
conclusie was: thans staan de onderhande
lingen op het doode punt; eer ze weer in
gang zouden kunnen zijn, is er echter reeds
zooveel tijd verstreken, dat het onmogelijk
is om voor de verkiezingen van 1933 deze
gewichtige aangelegenheid, die ook in den
.vorm van verdrag veel voorbereiding zal
Voderen, af te doen. Ondenkbaar is. dat
zij wel aan de orde gesteld zou wor
den, maar ter afdoening aan het Kabi"
het van 1933 zou worden overgelaten.
Had deze Brabantsche afgevaardigde zoo
gesproken, indien hij ook maar eenige aan
leiding had om te vermoeden, dat er nog
een ietsje kans bestond op een aan de orde
komen der Belgische vraagstukken? We
zijn overtuigd van niet Welnu, men kan
ook hier in zekeren zin zeggen: Rome heeft
gesproken, de zaak is beslist
Het zal ons dan ook geenszins verwonde-
yen, indien de minister heden het bovenstaan
de komt bevestigen. Het komt ons voor, dat
hem politiek geen andere weg open staat.
Over het diplomatieke kleedje, dat daarbij
kan worden gebruikt, bekommeren we ons
niet al te veel; zakelijk zal het worden: het
verdrag is van de baan, leve tot den zomer
.van 1933 de minister.
1 Voor den heer v. Lanschot was er uit den
aard van zijn standpunt geen aanleiding om
op de kanaalkwestie dieper in te gaan. Zijn
partijgenoot v. d. Lande echter deed dit wel
en las, half met de hand voor de mond, op
onduidelijke toon een betoog voor, dat ons
Vrij verward leek. Hij stemde in 1927 tegen
het verdrag met België, niet zoozeer om 't
voorgestelde Moerdijkkanaal, maar vanwege
den eenzijdigen aard van het verdrag, dat
onder politieken druk zeer ten bate van Bel
gië was opgesteld. Wil Antwerpen een ver
binding met de zee of met den Rijn, dan
betale het die zelf. Over het kanaal sprak
de heer v. d. Lande niet veel; slechts tracht
te hij te betoogen, dat het gesloten Kanaal
Segers: Antwerpen—Willemstad principieel
niet verschilde met laten we zeggen't plan
als serieus te aanvaarden voor wie de
eigenschappen van beide kanalen vergelijkt.
De heer v. d.- Lande zal op dit punt wel een
eenling zijn en blijven.
Het was voor ons een overbodigheid, dat
later op den middag de heer Blomjous ook
nog eens kwam betoogen, dat hij van een
pseudo-Moerdijkkanaal niet weten wil. De
minister zal het ook wel geweten hebben.
De heer Blomjous zal goed doen zijn spreek-
lust wat in te toornen, wil hij op den duur
aandacht voor zijn woorden behouden.
Van iets meer waarde was de rede van
den heer Westerdijk, waarin duidelijk te
verstaan werd gegeven, dat op de vrijz.
dem. fractie niet te rekenen valt voor plan
nen, die verder gaan dan wat in 1929 door
den minister als het maximum is aangege-
We zouden voor het overige naar ons ver
slag kunnen verwijzen, ware het niet, dat
we instemming willen betuigen met de af
doende wijze waarop de heer v. Lanschot met
de arrogante critiek van Prof. v. Embden op
de samenstelling van de Nederlandsche de
legatie ter ontwapeningsenferentie heeft
afgerekend. Met de stukken werd aange
toond dat de constante criticus geen flauwe
notie heeft van den practischen gang van
zaken en de kennis mist om hem recht van
spreken te geven. In Genève vertolkt de de-
j legatie het regeeringsstandpunt en de mili
tairen doen allerminst afbreuk aan het go-
zonde streven naar vermindering van be
wapening. Juist van hun zijde komen de
doordachte voorstellen om in de goede rich
ting te komen. De politiek bederft den boel.
De Nederlandsche delegatie doet het hare om
vermindering van bewapening te bevorde
ren; haar voorstellen zouden, indien zij kon
den worden aanvaard, een juichkreet doen
opgaan onder alle pacifisten van de wereld.
Deze woorden zijn geheel in overeenstem
ming met wat we dezer dagen den heer Vlie
gen tegenover partijgenooten- hoorden ver
klaren: och, als het aan de Nederlandsche
delegatie lag, dan was morgen de kwestie
opgelost
Voor professor van Embden zal zij dit wel
niet zijn. We beschouwen hem als te hard-
leersch om zelfs na de scherpe wijze, waar
op de heer v. Lanschot hem zijn onkunde
bewees, ongelijk te erkennen. Hij zal wol blij
ven doorgaan met het bekladden van aller
lei personen en reputaties met de modder,
welke uit de bron van zijn on t wapen ings-
psychose in telkens nieuwe hoeveelheden op
borrelt
Heden zullen we den Minister van Bui-
tcnlahdsche Zaken hooren.
Voortgezet wordt de behandeling- van de be-
grootlng van Bultenlandsche Zaken voor 1932.
De heer VAN DER LANDE (R.K.) begon met
er op te wijzen, dat het kaartje, dat bij het
laatste rapport-Segers behoort een kanaal aan
heft, dat de kenmerken vam het
HIJ geloofde dat
het k anaal-Re elaerts was. dat den mlnistc.
October 1931 bij de lnterpeLlatle-Lohman voor
°°Voïgensndf>n heer v. d. Lande moet een even
tueel kanaal door ons worden gegraven en door
België betaald. Ook het onderhoud ls voor Bel
gische rekening. Het mag geen zoutwater
kanaal worden. België heeft op scheepvaartge
bied van ons niets te elschen. Als we de be
staande waterwegen in orde houden, doen we
onzen plicht,
f gesloten verbinding bij Bath brengt
Rijn vaar tcom
►ordeellg verschil
;nJ
heffen.
He<t verschil tusschen het project-v. Konijnen
burg en het project-Seger
een afstand van 577 K.M
Waarom houdt België zoo vast aan het dok
ken kanaal 7 Dat ls gevolg van de daar steeds
aangeheven leus van 'n kanaal van de Antwerp-
ache dokken naar den Moerdijk. Is 't verschil nu
zoo groot, dat men nu de weg door 't kanaal
van Hans weert ls prijsgegeven tegen een
pseudo-Moerdijkkanaal zich hardnekkig blijft
verzetten. Rotterdam en de Nationale Unie heb
ben recht van spreken verloren, nu ze het tus-
sohenkanaal hebben aanvaard.
De heer v. d. Lande had In 1927 heel andere
bezwaren tegen het verdrag met België dan het
kanaal. Hij beriep zich op de belangen van de
scheepvaart en doet dat nog.
De heer FOCK (Lib.) bepleitte het aanstellen
van ambassadeurs, hooger In rang dan een ge
zant. In belangrijke landen. We komen nu ach-
De geringe resultaten van den Volkenbond
wilde de heer Fock toegeven. Tooh moeten we
er ln blijven en meewerken om den Bond in
belang te doen toenemen. Het denkbeeld werd
ten slotte geopperd om den Volkenbond te ver
zoeken een onderzoek in te stellen naar de
werking van de handelspolitieke maatregelen
der verschillende landen. Wellicht kan dan de
funeste werking er van blijken.
De heer DE ZEEUW (S.D.) betoogde, dait de
welvaart van Rotterdam de nationale welvaart
lam heeft ln de laatste jaren vele
i het
raakt. Rotterdam 1
zijn
--id. nlel
•leven. De Regeering had. als zij eer
kanaal wil bevorderen, dat ongeveer overeen
stemt met dat van 1927. Rotterdam wel eens
mogen waarschuwen. Zoo'n Moerdijkkanaal le
noch noodlg, noch billijk, noch nuttig. Er is
geen reden om de Belgen meer tegemoet te
komen dan waartoe het tractaat van 1839 ver
plicht Een tractaat en een kanaal als waarovei
in den laatsten tijd onofficieel Is gesproken, za!
de stem van den heer De Zeeuw niet krijgen.
De heer SMEENGE (Lib.) besprak de belan
gen der schippers, o.a. van de In België varende
schippers en verzocht alles te d'
bele belasting te voorkomen.
De heer VAN CITTERS (A.R.)
over het tractaat met België nle
de Regeering moet worden gesproken. zulks
met het oog op het staatsbelang, dat tot zwij
gen kan nopen. HIJ nam aan. dat de Regeering
de oorspronkelijke positie nog niet had prijs
gegeven. Het beste ls ons In vertrouwen achl
de Regeering te stellen. ZIJ kam eerst ter v<
antwoording geroepen worden, wanneer zij
staat zal zijn haar beleid volledig te verdedigt...
Daarna besprak de heer Van Cltters de toepas
slng der contlngenteerlng door België en Neder
land. De desbetreffende regeling had door de
Staten-Generaal moeten zijn goedgekeurd. Hei
geldt een materie, waarmee de wetgever ziel
herhaaldelijk heeft bezig gehouden.
De heer VAN LANSCHOT merkt op. dat al<
a gesteld^als het niet
tan een opvolgende Regeering kan niet worden
jveo-gelaten om een tractaat door dezen minis
ter Ingediend, af te doen. Het Is alles een een-
mdlge kwastle van tijdrekenkunde.
Daarna bestreed de heer Van Lanschot des
eren Van Embdens bultennlsslgheden over de
.menstelling der Nederlandsche delegatie ter
leden speelt geen rol. Er wordt ln de
tlng
enève neemt eenzijdige ontwapening,
dlo zolf3 In Denemarken een volkomen fiasco
hoeft gemaakt, ook maar een oogenbllk ernstig.
In Denemarken verklaarde een sterke partij,
>orstands>te<r van vermindering van bewape-
ng, dat het met de „ontwapening" nu maar
De heer Van Embden past over deze dingen
jen hoogen toon. HIJ toont telkens weer de
ukken niet te kennen. En hij moet ook niet
t die zijn het, die
■IPVIIBI
>rdt ln Den Haag f
jade ring f jmm
itellen der
mindering te komen. Als met name de voorstel-
n der Nederlandsche delegatie werkelijkheid
'tiden worden, zou er een juichkreet opgaan
ider de pacifisten der geheele wereld.
Het was bij den heer Van Embden, de con-
lontbee-rlijk is c
bij deze
rekening houden met poltUei
belanger
drlJVL_— -
mogelijk, dam moge dat niet aan den wil der
NederlaJidsche Regeertng te wijten zijn.
Het ware verstandig. Indien de Regeeringen
van Diritschland. België en Nederland In samen
werking met vertegenwoordigers harer groote
havensteden, regelingen troffen omtrent l.aven-
tarieven, vervoersmogelijkheden en dergelijke.
r zijn ver-
- -genoegen
ido-Moerdljkkanaal. Het
is te hopen, dat het nooit opnieuw tot verwer
ping van een verdrag komt. De politieke gevol-
beperkt ki
De heer
kenbond h
am zouden dan niet
innen blijven.
DOBBELMAN (R.K.) zag In den Vol
et Instituut voor bet aanbrengen van
jen In het productiestelsel. Handels-
WESTERDIJK (v.d.) betoogde, da
de Regeering goed zal doen
tuigen, dat zij de ir
landsche volk achter
nadeel worden voor onze eigen handelscentra.
Een kamaal. dat zulk een gevaar kam brengen.
De vergadering werd verdaagd tot hedenmor-
sche Zaken aan het woord.
ALGEMEENE VERGADERING
TE ARNHEM
REDE VAN DR. J. SCHOKKING
„Onze taak in crisistijd"
In „Musis Sacrum" te Arnhem is onder
presidium van Dr. J. S c h o k k.i n g, de alge-
meene vergadering gehouden van de Chris
telijk Historisch Unie.
Op den vooravond van de eigenlijke ver
gadering was men reeds in vrij grooten ge
tale opgekomen.
In rijn openingswoord wees de voorzitter
erop, dat er in het
afgeloopen jaar vele
open plaatsen in de
Unie geslagen zijn
Spr. herdacht hierbij
o. a. Ds. Bloem,
van Chaam, die door
den dood werd weg
genomen.
Spr. verwelkomde
vervolgens den afge
vaardigde van den
Christlich-Sozialen
Volksdienst, waarbij
hij wees op wat deze
eerste Duitsche pro-
testantsche partij met
de C. H. U. gemeen heeft. Daarop sprekende
over christelijke politiek zeide spr.:
Is er onder ons wel in het algemeen die
vastheid van overtuiging omtrent de juist
heid van het door de Christelijk-Historische
Unie ingenomen standpunt en de onmisbaar
heid van de door haar voorgestane beginse
len, welke noodig is 'voor krachtige actie en
om invloed ten goede onder ons volk te oefé-
Ik zou nog wel meer kunnen vragen: b.v.
ook dit, of er ook zijn, die gevaar loopen
onze partij, die het „historisch" in haar naam
draagt, zelve slechte als een historisch ge
worden groep te aanvaarden, maar haar,
met miskenning van haar eigenlijk karakter
te gebruiken voor het nastreven van buiten
haar liggende doeleinden.
Vandaar, dat er alle reden is om onszelf
ten opzichte van de gestelde vraag, die den
grondslag van ons politiek streven uitmaakt,
te bezinnen.
En wanneer nu opgemerkt mocht worden
dit is het laatste, wat ik noemde dat
zulks goed kan zijn voor rustige tijden, maar
niet op een oogenblik, dat wij bestormd wor
den door vragen, die oprijzen uit den nood,
welke geleden wordt, dan mag mijn ant
woord daarop niet anders dan een ernstige
waarschuwtng zijn.
De agenda voor onze vergadering en daar
onder met name het onderwerp, dat door
prof. Slotcmaker de Bruïne zal worden in
geleid, bewijst wel, hoe ver het er van af is,
dat wij aan hetgeen zich thans opdringt,
voorbij zouden gaan, alsof dit van geen ot
geringe beteekenis ware. Neen maar bij
de behandeling daarvan zal de grondstelling,
die ons als leden van de Chr.-Historische
Unie bindt, ons helder voor den geest moe
ten staan. Wanneer zij thans zou kunnen
worden gemist, of erger nog, als ballast ter
zijde moest worden geschoven, dan werd zij
in beginsel prijsgegeven. Doch het staat an
ders en in die mate, dat zij juist in tijd van
nood haar deugdelijkheid moet bewijzen
Dit zal het geval zijn, indien er slechts
ernst moe wordt gemaakt en bereidheid is
om de vragen, welke het leven op het oogen
blik benauwen in het licht te zien, dat niet
van ons uitstraalt, maar opgevangen moet
worden van Hem, die het licht der wereld is.
De Christelijke politiek, aldus spr., heeft
een ernstige en verantwoordelijke taak. Als
voorbeeld noem ik u het vraagstuk van de
ontwapening, dat echter te samengesteld is
om met een paar woorden te worden afge
daan. Het komt er daarbij op aan, het onder
scheiden volksbestaan te zien als iets dat
God gewild heeft. Maar naast erkenning van
handhavjng van de eigen nationaliteit moet
botsing met andere volken worden vermeden
en daarom dient elk nationalisme te worden
afgewezen.
De gevolgtrekkingen daaruit voor onzen
tijd moet ik achterwege laten; die zouden
elk voor zich een redevoering vragen; maar
dat hiermee een hoofdvraag wordt aange
raakt, zal niemand ontkennen en evenmin,
dat de ontwijfelbare beteekenis van het
christelijk beginsel hier duidelijk aan het
licht treedt
En daarom is liet mij te doen.
Dat ik voor die beteekenis in het algemeen
en in hoofdzaak naar den kant van de inter
nationale verhouding uw aandacht heb ge
vraagd, zal u, naar ik hoop, niet bevreemden
na hetgeen ik een vorig jaar heb gezegd over
de noodzakelijkheid om ons als politieke
partij meer dan vroeger ook internationaal
te oriënteeren.
Spr. waarschuwde verder tegen het ver
leggen van de verantwoordelijkheid. Tegen
democratie in den zin van een deelneming
van hei volk aan het staatsbestuur, aldus
spr., hebben wij geen bezwaar, maar op één
voorwaarde, dat hieraan vastgehouden wordt,
dat het bestuur als zoodanig eigen verant
woordelijkheid draagt, die niet op anderen
mag afgewenteld worden.
Wanneer dit gebeurt en die deelneming
bovendien ontaardt in een voortdurenden
strijd van belangengroepen, waarbij tenslotte
elke verantwoordelijkheid zoek is en er al
leen gesproken kan worden van een band
tusschen die belangengroepen en hun com
mittenten, dan moet men zich niet beklagen
'over een verzwakken van de democratie.
Eerbied kan daarvoor in elk geval moeilijk
worden afgedwongen en wanneer de regee
ring op die wijze, laat het zijn, voor een deel
meer ongemerkt dan bedoeld, verlaagd is ge
worden tot een middel om de wenschen en
verlangens van een enkele, desnoods talrijke
groep, te bevredigen, dan is het niet te ver
wonderen, dat men, als die bevrediging niet
komt, of niet zoo spoedig als aan een vulg-
zame menigte was beloofd, dit middel als
ondeugdelijk verwerpt en tegen de gestelde
orde zelve in verzet komt. Dit mag dan mei
een verlaten van den legalen weg worden
aangeduid; of dit al of niet gebeuren zal is
een kwestie van opportuniteit geworden.
Spr. wees in dit verband op het Paasch-
congres der S.D.A.P. Hij zeide zich niet te
verheugen over dc splitsing, die het einde is
geweest van do beraadslagingen over het
reeds langen tijd in den boezem dier partij
werkende verschil, dat tot een georganiseer
de oppositie had geleid.
Maar het zou ons liever zijn geweest, wan
neer bij 'dat Partijbestuur zelf en de meer
derheid, die aan dat bestuur in het gerezen
conflict haar sanctie gegeven heeft, van een
andere, van die der oppositie principieel af
wijkende opvatting omtrent het wettig gezag
gebleken was.
Dit is echter niet het geval; aan de moge
lijkheid van het in het leven treden van de
revolutionaire situatie is vastgehouden.
Maar dit legt dan ook te ernstiger den
plicht op, om zelf toe te zien en den eisch
van ons beginsel niet te laten verzwakken.
Tegenover de geweldige revolutionaire ac
tie, die onder ons volk wordt gevoerd, mat?
de actie, die het Evangelie in haar vaan
voert, niet ontbreken, maar moet zoo moge
lijk van sterker energie getuigen. Wel zal zij
van gantVi anderen aard zijn en verre blij
ven van ieder pogen zelfs om te willen wed
ijveren in de wijze waarop de revolutionaire
actie zich van de massa poogt meester te
maken. Wij leven als politieke partij niet
het doen van beloften, en wenschen
daarvan niet te leven; maar wel meenen wij
onze beginselen den besten waarborg te
hebben voor het kostelijkste goed van eer-
■olk: vrijheid. Vrijheid, niet als een ledig
begrip, maar eene die positieven inhoud
beeft, omdat zij gedragen wordt door gezag.
Nadat Dr. Schokking deze rede beöin
digd had, heeft vervolgens de afgevaardigde
nn de Christlich-Soziale Volksdienst den
oorzitter dank gebracht voor het tot hem
gerichte welkom.
Vervolgens werden de huishoudelijke za
ken afgehandeld, en kwamen diverse afdee-
lingsvoorstellen in behandeling. Tot leden
het hoofdbestuur werden gekozen Dr.
A. A. van Rhijn (aftr.) en bij tweede
stemming de heeren Dr. N. G. Veldhoen
te Voorburg en Dr. J. Hoekstra te Ter-
In de namiddag-vergadering van gisteren
heeft tenslotte Prof. Dr. J. R. S1 o t em ak e r
de Bruïne gesproken over:
„Onze taak ln Crisistijd".
Ook bij de bepaling van onze crisistaak
aldus ving Spr. aan zullen wij moeten
uitgaan van onze geestelijke overtuiging.
Daden dragen consequenties mede, die men
moet o\erwogen hebben. Daarom is vooraf
bezinning en toetsing onmisbaar. Enkele
an de beginselen mogen nu worden ge
noemd.
Ons leven is ln Gods hand. Dit mag geen
reden wezen om werkeloos met de handen
in den schoot te zitlen. Doch het is een on
misbare overtuiging, als wij met uithou
dingsvermogen en zonder wanhoop door de
ze dagen zullen heenigaan. Deze wereld
een gevallen wereld. Wij zijn dus niet bezig
om het paradijs te bouwen, wij zullen ook
geen volmaakte middelen kunnen gebrui
ken. Maar dit verhindert niet om aan te
pakken en te erkennen, dat er een zeer
zware verantwoordelijkhei-d op ons rust
Wij moeten open zijn voor nieuwe dingen,
die groeien in onze dagen; het reactionaire
en conservatieve zonder meer ls verwerpe
lijk. Geleid door deze beginselen, is er aille
reden om den bouw van een principieels
politieke partij te bewaren. Geestelijke re-
de>nen drijven daartoe, maar nuchtere prnc-
tische overwegingen voeren tot dezelfde
conclusie.
De hoofdgedachte voor dezen crisistijd is
drie van 1 Cor. 12 als één lid lijdt lij len
al de leden mede. Thans kan men niet let
ten op óén volk, één tak van het econo
misch leven, één stand, één stuk van het
boerenbedrijf. Alles grijpt voortdurend in
elkaar; men neme b.v. de contingenteering
Bij alle maatregelen moet men dus het ge
heel in het oog vatten. In crisistijd moei
men zekere dingen niet met een soort wan-
hoopsstemming doen, zooals het afbreken
van sociale verzekering, handelspolitiek
het plotseling ontwerpen van een totaal
nieuw economisch program, verenging van
het nationale denken tot nationalistische
autarchie, alles op don rug van den staat
schuiven. Erkend moet echter worden, dat
abnormale toestanden kunnen dwingen tot
tijdelijke abnormale middelen.
Van hetgeen in crisistijd wel moet ge
schieden, worde allereerst genoemd het
zooveel mogelijk in stand houden van wat
wij bezitten op sociaal, hygiënisch en mo
reel gebied. Het is intusschen hoogst waar
schijnlijk. dat alles op wat lager levenspeil
gestabiliseerd zal moeten worden.
Een belangrijke taak is er tegenover de
werklopzen. Naast steun aan alle morecle
werk denke men aan ma f regelen om de
jongeren eerder dan de oudsten, te doen
werken. Ook zal de werkverruiming vlak
bij huis aanbeveling verdienen; in menig
boerenbedrijf kon hier met overheidssteun
(niet meer geld dan thans wordt gegeven-)
uitstekend hulp aan onze worstelende boe
ren gegeven worden.
Wat het boerenbedrijf als geheel aangaat:
de crisis is daarin vocrtgeslopen en heeft
zich op terrein na terrein geopenbaard. Be
langrijke sommen zijn voor maatregelen be
schikbaar gesteld. Het landibouwrappor 1
Radio Nieuws.
ZATERDAG, 2 AFIIIL
Gone®
ten KRO: Morgenconct
a u m VARA: Septet
i KRO: Sextet
i KRO: Gramofoonmiu
try: Orgelconcert
sum VARA: Huismui
19.45 Huli
19.6(1 Dave
1.00 H i 1 v
1.30 K a 1 u
i KRO: Gramofoonmuzlek
i VPRO: Morgenwijding
i KRO: Weekov<
puoD//ya
RECLAME
van de Uniecommissie voor 23 Maart biedt
uitstekend materiaal. Thans is w«l dc steun
aan de melk enz, het eerst aan de orde. Wij
zullen allen samen moeten dragen en ons
leden moeten weten van het ééne lichaam.
Wie dan uit zuiveren gezichtshoek met alle
kracht werkt en duldt, die wordt onder de
stoffelijke zorgen niet bedolven, doch komt in
Gods kracht met heed zijn volk er weder
boven uit.
Aan het slot van de Algemeene Vergade
ring heeft Dr. J. Schokk.in.g met een
korte rede afscheid als voorzitter genomen.
Spr. verklaart steeds getraoht te hebben de
C.-H. beginselen in den jxditieken strijd ge
trouw na te komen. Hij dankt allen voor het
vertrouwen, dat hij gedurende zijn voorzit
terschap van de partij en van het hoofdbe
stuur mocht genieten. Spr. eindigt met de
hoop uit te spreken, dat de Chr.-Historische
Unie eendrachtig en sterk naar buiten nog
lang moge blijven voortleven. Nadat Dr.
Schokking het presidium had overgedragen
aan den vice-voorzitter, den heer J. ter
Haar, sprak deze den scheidenden voor
zitter nog met een kort woord toe.
Hierna zong de vergadering staande Dr.
Schokking „Dat 's Heeren zegen op U daal"
toe, waarna te ruim vijf uur het congres
gesloten werd.
NIEUWE AVONTUREN VAN PIEPNEUS EN BIBBERSNOET
73. Maar meneer Lodderoog wist raad. Hij
had uitgestrekte landerijen en hield nu juist
toezicht bij een stelletje werk-kikkers, die,
vlak bij, den grond aan 't omspitten waren.
Hij riep er drie van; wij gingen op hun rug
zitten, enhort, hort, hort! Daar gingen
we er met groote sprongen vandoor. Hannes
achterna. Snorrebaard zwaaide als een gene
raal met z'n sabel.
74. Nou, je begrijpt, het duurde nog geen
drie minuten, of we hadden Hannesje inge
haald. Terwijl Bibbersnoet en ik hem van
achteren tegenhielden, zotte Snorrebaard
hem de punt van z'n sabel op z'n buik.
„Handen omhoog!" brulde Snorrebaard, „of
je bent een kind des doods!" Gehoorzaam
gooide Hannes zijn zak neer en stak z'n
voorpooten omhoog
(Wordt Maandag vervolgd,}
DE VAL VAN KONSTANTINOPEL
Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsch door ALMA
Deze trouwe dienstknecht, zei hij en
wees op den eunuch, deelde mij mede, dat
«en bloedverwante van Keizer Konstantijn
hier een schuilplaats gezocht heeft tegen
den storm, en naar eenige afleiding ver
langt Zou ik haar een verhaal willen doen?
Ik heb een schat van parabelen, en ver
tellingen, en overleveringen, maar ach,
prinses zij zijn eenvoudig, misschien alleen
geschikt om de tentbewoners der woestijn
bezig te houden, wier verbeelding teeder is,
als die der kinderen. Ik vrees uw spottend
lachen. Doch hier ben ik. En gelijk de
nachtvogel zingt, zoodra de maan opkomt,
omdat de maan schoon is en begroet moet
Worden, zoo ook ik. Beveel slechts.
De prinses zweeg een oogenblik, toen ant
woordde zij: Weet gij iets te vertellen van
Hatim, beroemd bij de Arabieren als krijgs
man en dichter?
De eunuch glimlachte. Naar Hatim te
Vragen was slechts een andere vorm om
naar zijn meester te vragen. Zij had dus
niet alleen aan hem gedacht, zij wenschfce
ook meer van hom te weten.
De verteller richtte zich op en vroeg op
levendigen toon, alsof hét onderwerp hem
toelachte: Edele prinses, zijt gij met het
iwoestijnleven bekend?
Ik ben er nooit geweest, luidde het ant
woord.
Hoewel niet schoon, is de woestijn vol
(36
geheimenissen, zei hij. Toen hij, dien gij
vereert als den Zoon van God, in het open
baar zou optreden, ging hij eerst voor een
tijd in de woestijn en woonde aldaar. Onze
Profeet deed evenzoo. Toen hij zijn zon aan
de kimmen zag verrijzen, ging hij naar Hi-
va, een naakte, kale rots. En waartoe an
ders, prinses, dan tot heiliging, en omdat
God zich bij voorkeur in de eenzaamheid
laat vinden? Als men dit toegeeft, waarom
zou ik dan niet zonder u te kwetsen mogen
zeggen, dat de zonen der woestijn de edel
ste der menschen zijn? Hatim ten minste
zeker.
Men verhaalt van hem: ln den dag toen
de Barmhartige de wereld begon te schep
pen, dat voor hem slechts een tijdverdrijf
is, rustte hij een wijle. De bergen waren
gegrondvest, aan de zee was paal en perk
gesteld, de aarde was liefelijk voor het oog
om te aanschouwen, hier een woud, daar
een grasvlakte; alles was gereed, behalve
de zandwoestijnen, die hadden nog behoefte
aan water. Hij rustte.
Indien de woestijnen zonder boomen zijn
gebleven, zich niet kunnen beroemen op
schaduwrijke tuinen, op grassen en varens,
zoo is dit niet aan het toeval, of aan ver
geetachtigheid te wijten, want hij, de Mede-
doogende, de Barmhartige, weet van geen
toeval of verzuim. Hij let op alles en is
overal tegenwoordig.
In dat uur van rust, niet urit vermoeidheid
maar om zijn werk te overzien, sprak de Al
machtige: Zooals het is zal het blijven. Er
zal een tijd komen dat de mensch mij en
mijn naam vergeet. Die in een tuin wandelt
denkt alleen aan den tuin, maar die in een
woestijn woont en iets schoons begeert te
aanschouwen, moet wel naar boven zien.
Doet hij dat, dan wordt hij mijner indachtig
en zal moeten uitroepen: Er is geen God,
behalve Hij, de Almachtige en Genadige...
Het oog ziet hem niet, maar hij ziet het oog,
en hij is de AlwetendeDat is het nut
der woestijnen. Daar zal ik niet vergeten
worden. Uit haar dorheid en verschroeiende
hitte zal de godsdienst weder verrijzen, ge
louterd, gereinigd, want ik zal daar altijd
tegenwoordig zijn: een levenswekker. Ik
zal voor den kwaden dag mannen bewaren
in de woestijn, de beste van hun soort, en
hun goede hoedanigheden zullen niet ver
roesten. Zij zullen dapper zijn, want ik zal
zwaarden noodig hebben. Zij zullen trouw
zijn aan hun eenmaal gegeven woord, want
cïaar ik de waarheid ben, zullen mijn uit-
verkoornen eveneens waar zijn. Zij zullen
met tongen van vuur spreken, deze een
redenaar, gene een dichter. Onder hen zul
len toonbeelden zijn van deugd, anderen ten
voorbeeld door alle eeuwen heen, in wie alle
voortreffelijkheid zullen vereenigd zijn in
ondeelbare schoonheid
Zulk een Hatim, van den stam der Beni-
Tayyi, schitterend als de maan van Rama-
zan, en beter dan andere menschen.
Hatims moeder was weduwe, arm en zon
der bloedverwanten, maar geliefd door den
Almachtige, die haar in zijn bijzondere hoe
de nam, omdat zij zijn wetten bewaarde, en
ize haar zoon leerde. Op zekeren dag klonk
;een luide kreet door het dorp. Alles liep
naar buiten om naar de oorzaak te verne
men.
Hoog in de lucht zag men iets, dat nog
nooit waargenomen was, en waarvan nie
mand ooit had gehoord. Eenigen nepen: 't
Is maar een wolk! en anderen zeiden: Neen,
't is een reuzengier! Doch toen het ver
schijnsel naderbij kwam liepen velen ver
schrikt naar huis, en jammerden: 't Is Is-
rafill de Doodsengel! Hij komt ons 't einde
der wereld aankondigen!
Weldra was het luchtverschijnsel vlak
boven het dorp. Het was lang en breed, als
een grasveld voor tienduizend kameelen.
Het geleek op een kleed van groene zijde
Niemand wist te zeggen hoe het voortgedre-
ven werd. Men meende het geluid te hooren
van een sterken wind, maar daar de lucht
vol was van groote en kleine vogels, die met
het kleed meevlogen en met hun vleugels
klapwiekten, wisten de toeschouwers niet
recht of de wind, dan wel de vogels het
kleed deden voortgaan. In het voorbijgaan
daalde het een weinig naar omlaag, zoodat
men zien kon wat het droeg: en troon van
paarlei. en regenbogen, en een gekroond
koning, majestues daarop gezeten; aan zijn
linkerhand een heir van 'geesten, aan zijn
rechterhand een heir gewapende krijgers.
De toeschouwers stonden onbeweeglijk,
niemand sprak.' hun oogen waren strak
gevestigd op den koning en zijn troon, op de
vogels, de geesten, en de gewapende krij
gers. Een van deze laatsten verhief zijn stern
en riep: God is groot! Er is geen God als
Hij!
Tegelijkertijd liet hij iets uit de hand val
len. Toen het wonderding voorbij gedreven
was gingen sommigen zien wat gevallen
was. Zij kwamen lachend terug. Het is
maar een waterzak, riepen zij, en daar wij
veel betere hebben, lieten wij hem liggen.
Do moeder van Hatim had daar echter
geen vrede mee. Zij ging, nam den zak op,
deed hem open en vond er drie zaadkorrels
in, do eene rood als een robijn, de tweede
blauw als een saffier en de derde groen als
een smaragd.
Zij had de zaden kunnen koopen, want zij
waren zeldzaam fraai, maar zij bewaarde
ze voor Hatim. Zij bergde ze in een note-
dop, maakte dien zorgvuldig dicht, en hing
hem haren zoon om den hals.
De knaap groeide op, geen was zoo dap
per als hij, zoo vol liefde, zoo edelmoedig
en goedertieren. De woorden zijns monds wa
ren liefelijk en nooit brak hij zijn eenmaal
gegeven woord.
Ik wil u een enkel voorbeeld van zijn zelf
verloochening vertellen.
Een hongersnood teisterde het land. Ha
tim was tot Sheik verkozen van zijn stam,
trouwen en kinderen stierven van gebrek.
De mannen konden hun lijden niet verzach
ten. Zij wisten niet wien te beschuldigen, of
tot wien te bidden. De voorzegde tijd was
aangebroken; de naam van God was geheel
verdwenen van de aarde. Ook Ln de tent
van den Sheik heerschte groote armoede. Al
le kameelen waren opgegeten, slechts één
paard restte nog. Het was zoo schoon, zoo
den,W' Z°° VlUg' Dat paarc® kon hij niet do<>'
Hij zat in zijn tent en vertelde schoone
verhalen aan zijn vrouw en kinderen, wan»
niet alleen was hij de beste krijger van zijn
stam, hij was ook beroemd dichter en ver
teller. En onder het luisteren vergaten zijn
geliefden hun ellende.
Eensklaps werd het gordijn der tent opga-
licht Wie is daar? vroeg hij. Een vrouwen
stem antwoordde: Mijn kinderen schreien
van honger. Help ons, Sheik, of zij sterven!
Breng hen hier, zeide hij. Maar zijn
vrouw sprak: Zij heeft het niet erger dan
wij. HAAr kinderen zijn niet hongeriger dan
de onze. Wat zult gij doen? De bede was
tot mij gericht, antwoordt*? hij. Daarop ging
hij naar buiten, doodde het paard, ontstak
een groot vuur, en riep de vrouw met har®
kinderen om met zijn eigen gezin aan te zit
ten. Er is genoeg voor allen, zeide hij, ging
nogmaals naar buiten, riep al zijn getnircyi
samen en spijzigde hen. maar nam er zelf
niets van.
Eens werd Hatim door een gevangene
/erzocht hem vrij te koopen, maar het n no
dige geld ontbrak hem. en dit smartte Ha
tim zeer. Daar de hardvochtige bewakers
met naar zijn smeekgebeden wilden hoo
ren zeide hij ten laatste: Ben ik, Hatim
niet even goed als hij? Laat hem gaan en
neem mij in zijn plaats.
Zelf deed hij den ongelukkige de ketenen
af, liet zich binden on bleef govangon, tot
dat het losgeld kwam.
In zijn schatting was een dichter grooter
dan een koning, maar hoe hoog hij ook liet
dichten van een lied stelde, or het onder
werp van te zijn stelde hij nog hooger. Was
het dus vreemd, dat hij vertellers en dich-
ters met geschenken overlaadde?
(Wordt vervolgd).