EERSTE KAMER CHR.-HISTORISCHE UNIE I GRATIS 3 xapsammajyes I VRIJDAG 1 APRIL 1932 DERDE BLAD PAG. 9 BUITENLANDSCHE ZAKEN HET MOERD'JKKANAAL VAN DE BAAN DE CONSTANTE CRITICUS GEDISKWALIFICEERD Vergadering van 31 Maart 1932 OVERZICHT Ook gisteren vormde het Moerdijkkanaal de hoofdschotel van het vrij matte debat Op de tribunes vele belangstellende luis teraars. De Belgische gezant ontbrak ook ditmaal niet, hij woon-die de geheele ver- ^Zijn^ve^met de hoofdvraag veel opge- ^De minister zal eerst vandaag spreken. We verwachten van hem geen schokkende mededeelingen en zullen wel niet ver mis rijn als we zeggen, dat een nieuw verdrag met België voorloopig niet in het zicht is De zaak zal wel op de lange baan komen «n daarmee het geduchte MoercJijkkanaal van de baan. Minister Beelaerts is indertijd wel opgetre den als de Minister, die de Belgische kwes tie zou oplossen, maar tot heden toe bleef het boven zijn macht om wat andei's en be ters te verkrijgen dan waarmee minister .van Karnebeek in 1927 is gesneuveld. Diens 'ambtsopvolger zal niet sneuvelen, maar in 1933, na de verkiezingen terugtreden zonder dat hij zijn hoofdtaak vervuld zal hebben Er kan dan van voren af aan begonnen wor den. Daarom is er, meenen we, voorshands geen reden om den minister tot spreken te dwingen over de .voorbesprekingen tusscheii de hoeren Colijn en van Cauwelaert De on derhandelingen staan stop, staan op het doo- de punt en dus geen kanaal en geen kanaal kwestie meer. Is er grond voor deze opvatting? We hebben er slechts negatief bewijs voor. Bekend is, dat verleden week nog gedu rende drie dagen onderhandeld is, echter zonder dat men elkaar te Antwerpen en Brussel kon vinden. Daarbij komt het scherpe verzet, dat hier te lande is ontstaan tegen wat omtrent de kanaalplannen is be kend geworden. En voorts is er de omstandigheid, dat vrij wel vaststaat, dat de ministrieele denkbeel den. althans in de Eerste Kamer, op onover komelijk verzet zouden stuiten. Beide laatst genoemde feiten schijnen niet zonder invloed te zijn gebleven op hen, die met de voor bereiding van een nieuw verdrag te maken hadden, met als gevolg, dat over en weer wordt ingezien, dat het verstandig is niet door te zetten. Een periode van stilstand is ingetreden en dat beteekent niet alleen uit stel, maar ook afstel. De heer v. Lanschot en we hechten aan zijn woord in dit geval bijzondere waarde heeft zulks niet onduidelijk laten doorschemeren. Hij sprak slechts kort over de kwestie, die hij alleen uit tijdrekenkundig oogpunt bezag. Zijn conclusie was: thans staan de onderhande lingen op het doode punt; eer ze weer in gang zouden kunnen zijn, is er echter reeds zooveel tijd verstreken, dat het onmogelijk is om voor de verkiezingen van 1933 deze gewichtige aangelegenheid, die ook in den .vorm van verdrag veel voorbereiding zal Voderen, af te doen. Ondenkbaar is. dat zij wel aan de orde gesteld zou wor den, maar ter afdoening aan het Kabi" het van 1933 zou worden overgelaten. Had deze Brabantsche afgevaardigde zoo gesproken, indien hij ook maar eenige aan leiding had om te vermoeden, dat er nog een ietsje kans bestond op een aan de orde komen der Belgische vraagstukken? We zijn overtuigd van niet Welnu, men kan ook hier in zekeren zin zeggen: Rome heeft gesproken, de zaak is beslist Het zal ons dan ook geenszins verwonde- yen, indien de minister heden het bovenstaan de komt bevestigen. Het komt ons voor, dat hem politiek geen andere weg open staat. Over het diplomatieke kleedje, dat daarbij kan worden gebruikt, bekommeren we ons niet al te veel; zakelijk zal het worden: het verdrag is van de baan, leve tot den zomer .van 1933 de minister. 1 Voor den heer v. Lanschot was er uit den aard van zijn standpunt geen aanleiding om op de kanaalkwestie dieper in te gaan. Zijn partijgenoot v. d. Lande echter deed dit wel en las, half met de hand voor de mond, op onduidelijke toon een betoog voor, dat ons Vrij verward leek. Hij stemde in 1927 tegen het verdrag met België, niet zoozeer om 't voorgestelde Moerdijkkanaal, maar vanwege den eenzijdigen aard van het verdrag, dat onder politieken druk zeer ten bate van Bel gië was opgesteld. Wil Antwerpen een ver binding met de zee of met den Rijn, dan betale het die zelf. Over het kanaal sprak de heer v. d. Lande niet veel; slechts tracht te hij te betoogen, dat het gesloten Kanaal Segers: Antwerpen—Willemstad principieel niet verschilde met laten we zeggen't plan als serieus te aanvaarden voor wie de eigenschappen van beide kanalen vergelijkt. De heer v. d.- Lande zal op dit punt wel een eenling zijn en blijven. Het was voor ons een overbodigheid, dat later op den middag de heer Blomjous ook nog eens kwam betoogen, dat hij van een pseudo-Moerdijkkanaal niet weten wil. De minister zal het ook wel geweten hebben. De heer Blomjous zal goed doen zijn spreek- lust wat in te toornen, wil hij op den duur aandacht voor zijn woorden behouden. Van iets meer waarde was de rede van den heer Westerdijk, waarin duidelijk te verstaan werd gegeven, dat op de vrijz. dem. fractie niet te rekenen valt voor plan nen, die verder gaan dan wat in 1929 door den minister als het maximum is aangege- We zouden voor het overige naar ons ver slag kunnen verwijzen, ware het niet, dat we instemming willen betuigen met de af doende wijze waarop de heer v. Lanschot met de arrogante critiek van Prof. v. Embden op de samenstelling van de Nederlandsche de legatie ter ontwapeningsenferentie heeft afgerekend. Met de stukken werd aange toond dat de constante criticus geen flauwe notie heeft van den practischen gang van zaken en de kennis mist om hem recht van spreken te geven. In Genève vertolkt de de- j legatie het regeeringsstandpunt en de mili tairen doen allerminst afbreuk aan het go- zonde streven naar vermindering van be wapening. Juist van hun zijde komen de doordachte voorstellen om in de goede rich ting te komen. De politiek bederft den boel. De Nederlandsche delegatie doet het hare om vermindering van bewapening te bevorde ren; haar voorstellen zouden, indien zij kon den worden aanvaard, een juichkreet doen opgaan onder alle pacifisten van de wereld. Deze woorden zijn geheel in overeenstem ming met wat we dezer dagen den heer Vlie gen tegenover partijgenooten- hoorden ver klaren: och, als het aan de Nederlandsche delegatie lag, dan was morgen de kwestie opgelost Voor professor van Embden zal zij dit wel niet zijn. We beschouwen hem als te hard- leersch om zelfs na de scherpe wijze, waar op de heer v. Lanschot hem zijn onkunde bewees, ongelijk te erkennen. Hij zal wol blij ven doorgaan met het bekladden van aller lei personen en reputaties met de modder, welke uit de bron van zijn on t wapen ings- psychose in telkens nieuwe hoeveelheden op borrelt Heden zullen we den Minister van Bui- tcnlahdsche Zaken hooren. Voortgezet wordt de behandeling- van de be- grootlng van Bultenlandsche Zaken voor 1932. De heer VAN DER LANDE (R.K.) begon met er op te wijzen, dat het kaartje, dat bij het laatste rapport-Segers behoort een kanaal aan heft, dat de kenmerken vam het HIJ geloofde dat het k anaal-Re elaerts was. dat den mlnistc. October 1931 bij de lnterpeLlatle-Lohman voor °°Voïgensndf>n heer v. d. Lande moet een even tueel kanaal door ons worden gegraven en door België betaald. Ook het onderhoud ls voor Bel gische rekening. Het mag geen zoutwater kanaal worden. België heeft op scheepvaartge bied van ons niets te elschen. Als we de be staande waterwegen in orde houden, doen we onzen plicht, f gesloten verbinding bij Bath brengt Rijn vaar tcom ►ordeellg verschil ;nJ heffen. He<t verschil tusschen het project-v. Konijnen burg en het project-Seger een afstand van 577 K.M Waarom houdt België zoo vast aan het dok ken kanaal 7 Dat ls gevolg van de daar steeds aangeheven leus van 'n kanaal van de Antwerp- ache dokken naar den Moerdijk. Is 't verschil nu zoo groot, dat men nu de weg door 't kanaal van Hans weert ls prijsgegeven tegen een pseudo-Moerdijkkanaal zich hardnekkig blijft verzetten. Rotterdam en de Nationale Unie heb ben recht van spreken verloren, nu ze het tus- sohenkanaal hebben aanvaard. De heer v. d. Lande had In 1927 heel andere bezwaren tegen het verdrag met België dan het kanaal. Hij beriep zich op de belangen van de scheepvaart en doet dat nog. De heer FOCK (Lib.) bepleitte het aanstellen van ambassadeurs, hooger In rang dan een ge zant. In belangrijke landen. We komen nu ach- De geringe resultaten van den Volkenbond wilde de heer Fock toegeven. Tooh moeten we er ln blijven en meewerken om den Bond in belang te doen toenemen. Het denkbeeld werd ten slotte geopperd om den Volkenbond te ver zoeken een onderzoek in te stellen naar de werking van de handelspolitieke maatregelen der verschillende landen. Wellicht kan dan de funeste werking er van blijken. De heer DE ZEEUW (S.D.) betoogde, dait de welvaart van Rotterdam de nationale welvaart lam heeft ln de laatste jaren vele i het raakt. Rotterdam 1 zijn --id. nlel •leven. De Regeering had. als zij eer kanaal wil bevorderen, dat ongeveer overeen stemt met dat van 1927. Rotterdam wel eens mogen waarschuwen. Zoo'n Moerdijkkanaal le noch noodlg, noch billijk, noch nuttig. Er is geen reden om de Belgen meer tegemoet te komen dan waartoe het tractaat van 1839 ver plicht Een tractaat en een kanaal als waarovei in den laatsten tijd onofficieel Is gesproken, za! de stem van den heer De Zeeuw niet krijgen. De heer SMEENGE (Lib.) besprak de belan gen der schippers, o.a. van de In België varende schippers en verzocht alles te d' bele belasting te voorkomen. De heer VAN CITTERS (A.R.) over het tractaat met België nle de Regeering moet worden gesproken. zulks met het oog op het staatsbelang, dat tot zwij gen kan nopen. HIJ nam aan. dat de Regeering de oorspronkelijke positie nog niet had prijs gegeven. Het beste ls ons In vertrouwen achl de Regeering te stellen. ZIJ kam eerst ter v< antwoording geroepen worden, wanneer zij staat zal zijn haar beleid volledig te verdedigt... Daarna besprak de heer Van Cltters de toepas slng der contlngenteerlng door België en Neder land. De desbetreffende regeling had door de Staten-Generaal moeten zijn goedgekeurd. Hei geldt een materie, waarmee de wetgever ziel herhaaldelijk heeft bezig gehouden. De heer VAN LANSCHOT merkt op. dat al< a gesteld^als het niet tan een opvolgende Regeering kan niet worden jveo-gelaten om een tractaat door dezen minis ter Ingediend, af te doen. Het Is alles een een- mdlge kwastle van tijdrekenkunde. Daarna bestreed de heer Van Lanschot des eren Van Embdens bultennlsslgheden over de .menstelling der Nederlandsche delegatie ter leden speelt geen rol. Er wordt ln de tlng enève neemt eenzijdige ontwapening, dlo zolf3 In Denemarken een volkomen fiasco hoeft gemaakt, ook maar een oogenbllk ernstig. In Denemarken verklaarde een sterke partij, >orstands>te<r van vermindering van bewape- ng, dat het met de „ontwapening" nu maar De heer Van Embden past over deze dingen jen hoogen toon. HIJ toont telkens weer de ukken niet te kennen. En hij moet ook niet t die zijn het, die ■IPVIIBI >rdt ln Den Haag f jade ring f jmm itellen der mindering te komen. Als met name de voorstel- n der Nederlandsche delegatie werkelijkheid 'tiden worden, zou er een juichkreet opgaan ider de pacifisten der geheele wereld. Het was bij den heer Van Embden, de con- lontbee-rlijk is c bij deze rekening houden met poltUei belanger drlJVL_— - mogelijk, dam moge dat niet aan den wil der NederlaJidsche Regeertng te wijten zijn. Het ware verstandig. Indien de Regeeringen van Diritschland. België en Nederland In samen werking met vertegenwoordigers harer groote havensteden, regelingen troffen omtrent l.aven- tarieven, vervoersmogelijkheden en dergelijke. r zijn ver- - -genoegen ido-Moerdljkkanaal. Het is te hopen, dat het nooit opnieuw tot verwer ping van een verdrag komt. De politieke gevol- beperkt ki De heer kenbond h am zouden dan niet innen blijven. DOBBELMAN (R.K.) zag In den Vol et Instituut voor bet aanbrengen van jen In het productiestelsel. Handels- WESTERDIJK (v.d.) betoogde, da de Regeering goed zal doen tuigen, dat zij de ir landsche volk achter nadeel worden voor onze eigen handelscentra. Een kamaal. dat zulk een gevaar kam brengen. De vergadering werd verdaagd tot hedenmor- sche Zaken aan het woord. ALGEMEENE VERGADERING TE ARNHEM REDE VAN DR. J. SCHOKKING „Onze taak in crisistijd" In „Musis Sacrum" te Arnhem is onder presidium van Dr. J. S c h o k k.i n g, de alge- meene vergadering gehouden van de Chris telijk Historisch Unie. Op den vooravond van de eigenlijke ver gadering was men reeds in vrij grooten ge tale opgekomen. In rijn openingswoord wees de voorzitter erop, dat er in het afgeloopen jaar vele open plaatsen in de Unie geslagen zijn Spr. herdacht hierbij o. a. Ds. Bloem, van Chaam, die door den dood werd weg genomen. Spr. verwelkomde vervolgens den afge vaardigde van den Christlich-Sozialen Volksdienst, waarbij hij wees op wat deze eerste Duitsche pro- testantsche partij met de C. H. U. gemeen heeft. Daarop sprekende over christelijke politiek zeide spr.: Is er onder ons wel in het algemeen die vastheid van overtuiging omtrent de juist heid van het door de Christelijk-Historische Unie ingenomen standpunt en de onmisbaar heid van de door haar voorgestane beginse len, welke noodig is 'voor krachtige actie en om invloed ten goede onder ons volk te oefé- Ik zou nog wel meer kunnen vragen: b.v. ook dit, of er ook zijn, die gevaar loopen onze partij, die het „historisch" in haar naam draagt, zelve slechte als een historisch ge worden groep te aanvaarden, maar haar, met miskenning van haar eigenlijk karakter te gebruiken voor het nastreven van buiten haar liggende doeleinden. Vandaar, dat er alle reden is om onszelf ten opzichte van de gestelde vraag, die den grondslag van ons politiek streven uitmaakt, te bezinnen. En wanneer nu opgemerkt mocht worden dit is het laatste, wat ik noemde dat zulks goed kan zijn voor rustige tijden, maar niet op een oogenblik, dat wij bestormd wor den door vragen, die oprijzen uit den nood, welke geleden wordt, dan mag mijn ant woord daarop niet anders dan een ernstige waarschuwtng zijn. De agenda voor onze vergadering en daar onder met name het onderwerp, dat door prof. Slotcmaker de Bruïne zal worden in geleid, bewijst wel, hoe ver het er van af is, dat wij aan hetgeen zich thans opdringt, voorbij zouden gaan, alsof dit van geen ot geringe beteekenis ware. Neen maar bij de behandeling daarvan zal de grondstelling, die ons als leden van de Chr.-Historische Unie bindt, ons helder voor den geest moe ten staan. Wanneer zij thans zou kunnen worden gemist, of erger nog, als ballast ter zijde moest worden geschoven, dan werd zij in beginsel prijsgegeven. Doch het staat an ders en in die mate, dat zij juist in tijd van nood haar deugdelijkheid moet bewijzen Dit zal het geval zijn, indien er slechts ernst moe wordt gemaakt en bereidheid is om de vragen, welke het leven op het oogen blik benauwen in het licht te zien, dat niet van ons uitstraalt, maar opgevangen moet worden van Hem, die het licht der wereld is. De Christelijke politiek, aldus spr., heeft een ernstige en verantwoordelijke taak. Als voorbeeld noem ik u het vraagstuk van de ontwapening, dat echter te samengesteld is om met een paar woorden te worden afge daan. Het komt er daarbij op aan, het onder scheiden volksbestaan te zien als iets dat God gewild heeft. Maar naast erkenning van handhavjng van de eigen nationaliteit moet botsing met andere volken worden vermeden en daarom dient elk nationalisme te worden afgewezen. De gevolgtrekkingen daaruit voor onzen tijd moet ik achterwege laten; die zouden elk voor zich een redevoering vragen; maar dat hiermee een hoofdvraag wordt aange raakt, zal niemand ontkennen en evenmin, dat de ontwijfelbare beteekenis van het christelijk beginsel hier duidelijk aan het licht treedt En daarom is liet mij te doen. Dat ik voor die beteekenis in het algemeen en in hoofdzaak naar den kant van de inter nationale verhouding uw aandacht heb ge vraagd, zal u, naar ik hoop, niet bevreemden na hetgeen ik een vorig jaar heb gezegd over de noodzakelijkheid om ons als politieke partij meer dan vroeger ook internationaal te oriënteeren. Spr. waarschuwde verder tegen het ver leggen van de verantwoordelijkheid. Tegen democratie in den zin van een deelneming van hei volk aan het staatsbestuur, aldus spr., hebben wij geen bezwaar, maar op één voorwaarde, dat hieraan vastgehouden wordt, dat het bestuur als zoodanig eigen verant woordelijkheid draagt, die niet op anderen mag afgewenteld worden. Wanneer dit gebeurt en die deelneming bovendien ontaardt in een voortdurenden strijd van belangengroepen, waarbij tenslotte elke verantwoordelijkheid zoek is en er al leen gesproken kan worden van een band tusschen die belangengroepen en hun com mittenten, dan moet men zich niet beklagen 'over een verzwakken van de democratie. Eerbied kan daarvoor in elk geval moeilijk worden afgedwongen en wanneer de regee ring op die wijze, laat het zijn, voor een deel meer ongemerkt dan bedoeld, verlaagd is ge worden tot een middel om de wenschen en verlangens van een enkele, desnoods talrijke groep, te bevredigen, dan is het niet te ver wonderen, dat men, als die bevrediging niet komt, of niet zoo spoedig als aan een vulg- zame menigte was beloofd, dit middel als ondeugdelijk verwerpt en tegen de gestelde orde zelve in verzet komt. Dit mag dan mei een verlaten van den legalen weg worden aangeduid; of dit al of niet gebeuren zal is een kwestie van opportuniteit geworden. Spr. wees in dit verband op het Paasch- congres der S.D.A.P. Hij zeide zich niet te verheugen over dc splitsing, die het einde is geweest van do beraadslagingen over het reeds langen tijd in den boezem dier partij werkende verschil, dat tot een georganiseer de oppositie had geleid. Maar het zou ons liever zijn geweest, wan neer bij 'dat Partijbestuur zelf en de meer derheid, die aan dat bestuur in het gerezen conflict haar sanctie gegeven heeft, van een andere, van die der oppositie principieel af wijkende opvatting omtrent het wettig gezag gebleken was. Dit is echter niet het geval; aan de moge lijkheid van het in het leven treden van de revolutionaire situatie is vastgehouden. Maar dit legt dan ook te ernstiger den plicht op, om zelf toe te zien en den eisch van ons beginsel niet te laten verzwakken. Tegenover de geweldige revolutionaire ac tie, die onder ons volk wordt gevoerd, mat? de actie, die het Evangelie in haar vaan voert, niet ontbreken, maar moet zoo moge lijk van sterker energie getuigen. Wel zal zij van gantVi anderen aard zijn en verre blij ven van ieder pogen zelfs om te willen wed ijveren in de wijze waarop de revolutionaire actie zich van de massa poogt meester te maken. Wij leven als politieke partij niet het doen van beloften, en wenschen daarvan niet te leven; maar wel meenen wij onze beginselen den besten waarborg te hebben voor het kostelijkste goed van eer- ■olk: vrijheid. Vrijheid, niet als een ledig begrip, maar eene die positieven inhoud beeft, omdat zij gedragen wordt door gezag. Nadat Dr. Schokking deze rede beöin digd had, heeft vervolgens de afgevaardigde nn de Christlich-Soziale Volksdienst den oorzitter dank gebracht voor het tot hem gerichte welkom. Vervolgens werden de huishoudelijke za ken afgehandeld, en kwamen diverse afdee- lingsvoorstellen in behandeling. Tot leden het hoofdbestuur werden gekozen Dr. A. A. van Rhijn (aftr.) en bij tweede stemming de heeren Dr. N. G. Veldhoen te Voorburg en Dr. J. Hoekstra te Ter- In de namiddag-vergadering van gisteren heeft tenslotte Prof. Dr. J. R. S1 o t em ak e r de Bruïne gesproken over: „Onze taak ln Crisistijd". Ook bij de bepaling van onze crisistaak aldus ving Spr. aan zullen wij moeten uitgaan van onze geestelijke overtuiging. Daden dragen consequenties mede, die men moet o\erwogen hebben. Daarom is vooraf bezinning en toetsing onmisbaar. Enkele an de beginselen mogen nu worden ge noemd. Ons leven is ln Gods hand. Dit mag geen reden wezen om werkeloos met de handen in den schoot te zitlen. Doch het is een on misbare overtuiging, als wij met uithou dingsvermogen en zonder wanhoop door de ze dagen zullen heenigaan. Deze wereld een gevallen wereld. Wij zijn dus niet bezig om het paradijs te bouwen, wij zullen ook geen volmaakte middelen kunnen gebrui ken. Maar dit verhindert niet om aan te pakken en te erkennen, dat er een zeer zware verantwoordelijkhei-d op ons rust Wij moeten open zijn voor nieuwe dingen, die groeien in onze dagen; het reactionaire en conservatieve zonder meer ls verwerpe lijk. Geleid door deze beginselen, is er aille reden om den bouw van een principieels politieke partij te bewaren. Geestelijke re- de>nen drijven daartoe, maar nuchtere prnc- tische overwegingen voeren tot dezelfde conclusie. De hoofdgedachte voor dezen crisistijd is drie van 1 Cor. 12 als één lid lijdt lij len al de leden mede. Thans kan men niet let ten op óén volk, één tak van het econo misch leven, één stand, één stuk van het boerenbedrijf. Alles grijpt voortdurend in elkaar; men neme b.v. de contingenteering Bij alle maatregelen moet men dus het ge heel in het oog vatten. In crisistijd moei men zekere dingen niet met een soort wan- hoopsstemming doen, zooals het afbreken van sociale verzekering, handelspolitiek het plotseling ontwerpen van een totaal nieuw economisch program, verenging van het nationale denken tot nationalistische autarchie, alles op don rug van den staat schuiven. Erkend moet echter worden, dat abnormale toestanden kunnen dwingen tot tijdelijke abnormale middelen. Van hetgeen in crisistijd wel moet ge schieden, worde allereerst genoemd het zooveel mogelijk in stand houden van wat wij bezitten op sociaal, hygiënisch en mo reel gebied. Het is intusschen hoogst waar schijnlijk. dat alles op wat lager levenspeil gestabiliseerd zal moeten worden. Een belangrijke taak is er tegenover de werklopzen. Naast steun aan alle morecle werk denke men aan ma f regelen om de jongeren eerder dan de oudsten, te doen werken. Ook zal de werkverruiming vlak bij huis aanbeveling verdienen; in menig boerenbedrijf kon hier met overheidssteun (niet meer geld dan thans wordt gegeven-) uitstekend hulp aan onze worstelende boe ren gegeven worden. Wat het boerenbedrijf als geheel aangaat: de crisis is daarin vocrtgeslopen en heeft zich op terrein na terrein geopenbaard. Be langrijke sommen zijn voor maatregelen be schikbaar gesteld. Het landibouwrappor 1 Radio Nieuws. ZATERDAG, 2 AFIIIL Gone® ten KRO: Morgenconct a u m VARA: Septet i KRO: Sextet i KRO: Gramofoonmiu try: Orgelconcert sum VARA: Huismui 19.45 Huli 19.6(1 Dave 1.00 H i 1 v 1.30 K a 1 u i KRO: Gramofoonmuzlek i VPRO: Morgenwijding i KRO: Weekov< puoD//ya RECLAME van de Uniecommissie voor 23 Maart biedt uitstekend materiaal. Thans is w«l dc steun aan de melk enz, het eerst aan de orde. Wij zullen allen samen moeten dragen en ons leden moeten weten van het ééne lichaam. Wie dan uit zuiveren gezichtshoek met alle kracht werkt en duldt, die wordt onder de stoffelijke zorgen niet bedolven, doch komt in Gods kracht met heed zijn volk er weder boven uit. Aan het slot van de Algemeene Vergade ring heeft Dr. J. Schokk.in.g met een korte rede afscheid als voorzitter genomen. Spr. verklaart steeds getraoht te hebben de C.-H. beginselen in den jxditieken strijd ge trouw na te komen. Hij dankt allen voor het vertrouwen, dat hij gedurende zijn voorzit terschap van de partij en van het hoofdbe stuur mocht genieten. Spr. eindigt met de hoop uit te spreken, dat de Chr.-Historische Unie eendrachtig en sterk naar buiten nog lang moge blijven voortleven. Nadat Dr. Schokking het presidium had overgedragen aan den vice-voorzitter, den heer J. ter Haar, sprak deze den scheidenden voor zitter nog met een kort woord toe. Hierna zong de vergadering staande Dr. Schokking „Dat 's Heeren zegen op U daal" toe, waarna te ruim vijf uur het congres gesloten werd. NIEUWE AVONTUREN VAN PIEPNEUS EN BIBBERSNOET 73. Maar meneer Lodderoog wist raad. Hij had uitgestrekte landerijen en hield nu juist toezicht bij een stelletje werk-kikkers, die, vlak bij, den grond aan 't omspitten waren. Hij riep er drie van; wij gingen op hun rug zitten, enhort, hort, hort! Daar gingen we er met groote sprongen vandoor. Hannes achterna. Snorrebaard zwaaide als een gene raal met z'n sabel. 74. Nou, je begrijpt, het duurde nog geen drie minuten, of we hadden Hannesje inge haald. Terwijl Bibbersnoet en ik hem van achteren tegenhielden, zotte Snorrebaard hem de punt van z'n sabel op z'n buik. „Handen omhoog!" brulde Snorrebaard, „of je bent een kind des doods!" Gehoorzaam gooide Hannes zijn zak neer en stak z'n voorpooten omhoog (Wordt Maandag vervolgd,} DE VAL VAN KONSTANTINOPEL Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsch door ALMA Deze trouwe dienstknecht, zei hij en wees op den eunuch, deelde mij mede, dat «en bloedverwante van Keizer Konstantijn hier een schuilplaats gezocht heeft tegen den storm, en naar eenige afleiding ver langt Zou ik haar een verhaal willen doen? Ik heb een schat van parabelen, en ver tellingen, en overleveringen, maar ach, prinses zij zijn eenvoudig, misschien alleen geschikt om de tentbewoners der woestijn bezig te houden, wier verbeelding teeder is, als die der kinderen. Ik vrees uw spottend lachen. Doch hier ben ik. En gelijk de nachtvogel zingt, zoodra de maan opkomt, omdat de maan schoon is en begroet moet Worden, zoo ook ik. Beveel slechts. De prinses zweeg een oogenblik, toen ant woordde zij: Weet gij iets te vertellen van Hatim, beroemd bij de Arabieren als krijgs man en dichter? De eunuch glimlachte. Naar Hatim te Vragen was slechts een andere vorm om naar zijn meester te vragen. Zij had dus niet alleen aan hem gedacht, zij wenschfce ook meer van hom te weten. De verteller richtte zich op en vroeg op levendigen toon, alsof hét onderwerp hem toelachte: Edele prinses, zijt gij met het iwoestijnleven bekend? Ik ben er nooit geweest, luidde het ant woord. Hoewel niet schoon, is de woestijn vol (36 geheimenissen, zei hij. Toen hij, dien gij vereert als den Zoon van God, in het open baar zou optreden, ging hij eerst voor een tijd in de woestijn en woonde aldaar. Onze Profeet deed evenzoo. Toen hij zijn zon aan de kimmen zag verrijzen, ging hij naar Hi- va, een naakte, kale rots. En waartoe an ders, prinses, dan tot heiliging, en omdat God zich bij voorkeur in de eenzaamheid laat vinden? Als men dit toegeeft, waarom zou ik dan niet zonder u te kwetsen mogen zeggen, dat de zonen der woestijn de edel ste der menschen zijn? Hatim ten minste zeker. Men verhaalt van hem: ln den dag toen de Barmhartige de wereld begon te schep pen, dat voor hem slechts een tijdverdrijf is, rustte hij een wijle. De bergen waren gegrondvest, aan de zee was paal en perk gesteld, de aarde was liefelijk voor het oog om te aanschouwen, hier een woud, daar een grasvlakte; alles was gereed, behalve de zandwoestijnen, die hadden nog behoefte aan water. Hij rustte. Indien de woestijnen zonder boomen zijn gebleven, zich niet kunnen beroemen op schaduwrijke tuinen, op grassen en varens, zoo is dit niet aan het toeval, of aan ver geetachtigheid te wijten, want hij, de Mede- doogende, de Barmhartige, weet van geen toeval of verzuim. Hij let op alles en is overal tegenwoordig. In dat uur van rust, niet urit vermoeidheid maar om zijn werk te overzien, sprak de Al machtige: Zooals het is zal het blijven. Er zal een tijd komen dat de mensch mij en mijn naam vergeet. Die in een tuin wandelt denkt alleen aan den tuin, maar die in een woestijn woont en iets schoons begeert te aanschouwen, moet wel naar boven zien. Doet hij dat, dan wordt hij mijner indachtig en zal moeten uitroepen: Er is geen God, behalve Hij, de Almachtige en Genadige... Het oog ziet hem niet, maar hij ziet het oog, en hij is de AlwetendeDat is het nut der woestijnen. Daar zal ik niet vergeten worden. Uit haar dorheid en verschroeiende hitte zal de godsdienst weder verrijzen, ge louterd, gereinigd, want ik zal daar altijd tegenwoordig zijn: een levenswekker. Ik zal voor den kwaden dag mannen bewaren in de woestijn, de beste van hun soort, en hun goede hoedanigheden zullen niet ver roesten. Zij zullen dapper zijn, want ik zal zwaarden noodig hebben. Zij zullen trouw zijn aan hun eenmaal gegeven woord, want cïaar ik de waarheid ben, zullen mijn uit- verkoornen eveneens waar zijn. Zij zullen met tongen van vuur spreken, deze een redenaar, gene een dichter. Onder hen zul len toonbeelden zijn van deugd, anderen ten voorbeeld door alle eeuwen heen, in wie alle voortreffelijkheid zullen vereenigd zijn in ondeelbare schoonheid Zulk een Hatim, van den stam der Beni- Tayyi, schitterend als de maan van Rama- zan, en beter dan andere menschen. Hatims moeder was weduwe, arm en zon der bloedverwanten, maar geliefd door den Almachtige, die haar in zijn bijzondere hoe de nam, omdat zij zijn wetten bewaarde, en ize haar zoon leerde. Op zekeren dag klonk ;een luide kreet door het dorp. Alles liep naar buiten om naar de oorzaak te verne men. Hoog in de lucht zag men iets, dat nog nooit waargenomen was, en waarvan nie mand ooit had gehoord. Eenigen nepen: 't Is maar een wolk! en anderen zeiden: Neen, 't is een reuzengier! Doch toen het ver schijnsel naderbij kwam liepen velen ver schrikt naar huis, en jammerden: 't Is Is- rafill de Doodsengel! Hij komt ons 't einde der wereld aankondigen! Weldra was het luchtverschijnsel vlak boven het dorp. Het was lang en breed, als een grasveld voor tienduizend kameelen. Het geleek op een kleed van groene zijde Niemand wist te zeggen hoe het voortgedre- ven werd. Men meende het geluid te hooren van een sterken wind, maar daar de lucht vol was van groote en kleine vogels, die met het kleed meevlogen en met hun vleugels klapwiekten, wisten de toeschouwers niet recht of de wind, dan wel de vogels het kleed deden voortgaan. In het voorbijgaan daalde het een weinig naar omlaag, zoodat men zien kon wat het droeg: en troon van paarlei. en regenbogen, en een gekroond koning, majestues daarop gezeten; aan zijn linkerhand een heir van 'geesten, aan zijn rechterhand een heir gewapende krijgers. De toeschouwers stonden onbeweeglijk, niemand sprak.' hun oogen waren strak gevestigd op den koning en zijn troon, op de vogels, de geesten, en de gewapende krij gers. Een van deze laatsten verhief zijn stern en riep: God is groot! Er is geen God als Hij! Tegelijkertijd liet hij iets uit de hand val len. Toen het wonderding voorbij gedreven was gingen sommigen zien wat gevallen was. Zij kwamen lachend terug. Het is maar een waterzak, riepen zij, en daar wij veel betere hebben, lieten wij hem liggen. Do moeder van Hatim had daar echter geen vrede mee. Zij ging, nam den zak op, deed hem open en vond er drie zaadkorrels in, do eene rood als een robijn, de tweede blauw als een saffier en de derde groen als een smaragd. Zij had de zaden kunnen koopen, want zij waren zeldzaam fraai, maar zij bewaarde ze voor Hatim. Zij bergde ze in een note- dop, maakte dien zorgvuldig dicht, en hing hem haren zoon om den hals. De knaap groeide op, geen was zoo dap per als hij, zoo vol liefde, zoo edelmoedig en goedertieren. De woorden zijns monds wa ren liefelijk en nooit brak hij zijn eenmaal gegeven woord. Ik wil u een enkel voorbeeld van zijn zelf verloochening vertellen. Een hongersnood teisterde het land. Ha tim was tot Sheik verkozen van zijn stam, trouwen en kinderen stierven van gebrek. De mannen konden hun lijden niet verzach ten. Zij wisten niet wien te beschuldigen, of tot wien te bidden. De voorzegde tijd was aangebroken; de naam van God was geheel verdwenen van de aarde. Ook Ln de tent van den Sheik heerschte groote armoede. Al le kameelen waren opgegeten, slechts één paard restte nog. Het was zoo schoon, zoo den,W' Z°° VlUg' Dat paarc® kon hij niet do<>' Hij zat in zijn tent en vertelde schoone verhalen aan zijn vrouw en kinderen, wan» niet alleen was hij de beste krijger van zijn stam, hij was ook beroemd dichter en ver teller. En onder het luisteren vergaten zijn geliefden hun ellende. Eensklaps werd het gordijn der tent opga- licht Wie is daar? vroeg hij. Een vrouwen stem antwoordde: Mijn kinderen schreien van honger. Help ons, Sheik, of zij sterven! Breng hen hier, zeide hij. Maar zijn vrouw sprak: Zij heeft het niet erger dan wij. HAAr kinderen zijn niet hongeriger dan de onze. Wat zult gij doen? De bede was tot mij gericht, antwoordt*? hij. Daarop ging hij naar buiten, doodde het paard, ontstak een groot vuur, en riep de vrouw met har® kinderen om met zijn eigen gezin aan te zit ten. Er is genoeg voor allen, zeide hij, ging nogmaals naar buiten, riep al zijn getnircyi samen en spijzigde hen. maar nam er zelf niets van. Eens werd Hatim door een gevangene /erzocht hem vrij te koopen, maar het n no dige geld ontbrak hem. en dit smartte Ha tim zeer. Daar de hardvochtige bewakers met naar zijn smeekgebeden wilden hoo ren zeide hij ten laatste: Ben ik, Hatim niet even goed als hij? Laat hem gaan en neem mij in zijn plaats. Zelf deed hij den ongelukkige de ketenen af, liet zich binden on bleef govangon, tot dat het losgeld kwam. In zijn schatting was een dichter grooter dan een koning, maar hoe hoog hij ook liet dichten van een lied stelde, or het onder werp van te zijn stelde hij nog hooger. Was het dus vreemd, dat hij vertellers en dich- ters met geschenken overlaadde? (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9