DellnieEen school mei den Bijbel
DINSDAG 29 MAART 1932
DERDE BLAD PAG. 9
Dr. K. Dijk.
54STE JAARVERGADERING
OPENINGSREDE VAN DR. K. DIJK
Referaat van den heer D. Langedijk:
,,Wat heeft de Unie-enquête ons
geleerd
Heden werd te Utrecht onider leiding van
Dr. K. D ij k, Geref. predikant te' Den Haag
West de 54e jaarvergadering gehouden van
de Unie „Een School met den Bijbel." De
voorzitter opende de vergadering met het
doen zingen van Ps. 146 1 en 3, gebed en
het lezen van Matth. 625—34 en Joh. 6
2.4—29. Hierna hield hij de
Openingsrede
jvaaraan we het volgende ontleenen:
Wanneer ik U in deze oogen'blikkcn uit
naam van onze ouide, door God rijkgeze-
Unie het welkom toeroep op onze
5de jaarvergadering,
is er in dit welkom
een gemengde klank.
Daarin is eerst een
toon van blijdschap,
dat wij elkander op
den Dinsdag na Pa-
schen weer ontmoe
ten mogen en ge
zult het verstaan, dat
mijn hart van bijzon
dere dankbaarheid
vervuld is maar
door die vreugde
stem kruist zich in
deze tijden een bas
toon en wel een
'toon van bezorgdheid. En waarom zijn wij
bezorgd? Vreezen wij, dat door de bezuini
ging en versobering die in dezen tijd ge
biedende eisoh is. de school mot den Bijbel
in gedrang komt? Of zijn we beducht, dat
de wet-Terpstra, hoeveel goeds ze ook be
vat, met name aan onze kleinere scholen,
ongewenschte staketsels in den weg zal leg
gen? Of zien we dit gevaar, dat de onspoed
der tijden met zulk een zwaren .druk ons
Christelijk volksdeel zal belasten, dat, van
onze zijde althans, de zaak van Gods ko
ninkrijk schade zal lijden en deze schade
zich ook meedeelt aan ons op Gods Woord
gegrond Christelijk onderwijs?
Het ls te verklaren, dat gij het eerst aan
'deze dingen denkt. Hier en daar zullen de
nooden ook fel gaan nijpen. In Indië ge
voelt men reeds de droeve gevolgen van
de economische crisis en uit ons schoon
ïnsulinide klinken tal van stemmen, die om
hulp roepen.
En het zou struisvogelpolitiek zijn de
©ogen te sluiten voor de gevaren, die al
onzen ahbeid voor Gods naam en dus ook
onze scholen dreigen van de zijde der eco
nomische ontwriohting. d'ie ons volksleven
thans doorworstelt. Echter zijn deze dingen
niet de oorzaak, van de bezorgdheid, die
onze harten moet vervullen. Want iif tijden
van stoffelijken druk weten wij te doen te
hebben met God, onzen Vader, Die weet,
wat wij noodlig hebben en in verleden tijden
ook onze scholen met den Bijbel zijn trouwe
hulp telkens betoond heeft. Zelfs moet het
ons tot beschaming stemmen dat vroeger,
toen de economische omstandigheden even
eens ongunstig waren en wij ons onderwijs
zelf moesten betalen, de stichting en bouw
Van Chr. scholen van kracht tot kracht is
voortgegaan en de tegenwoordige versnip
pering van krachten niet werd gekend.
Niet over dde crisis maken wij ons het
meest bezorgd, maar wel over een andere,
over de geestelijke malaise, die o.a. hierin
bestaat, dat het ideëele wijkt voor het
.materieele en ons gansche leven verzake
lijkt wordt. Wel heeft in de laatste kwart
eeuw ook de ziel haar rechten doen gelden;
wel heeft zich geopenbaard een begeerte
naar hoogere dingen, maar daarnaast heeft
vooral sinds den wereldoorlog, een stort
vloed van verstoffelijking ons overmeesterd
en thans staat het leven in het toeken van
de economische vragen. Zeker, dit is uit
nemend te verklaren en wij sluiten onze
oogen niet voor den nood der tijden, maar
wij ontwaren tegelijk de groote geestelijke
gevaren, die dreigen en van veel ernstiger
er.-i zijn dan de stoffelijke. En die geeste
lijke ellende, deze verstoffelijking, dringt m
het gansche leven door: we behandelen de
dingen van Gods Koninkrijk veel te zake
lijk en deze invloed is ook merkbaar op het
terrein van het christelijk onderwijs, waar
op we teveel ons laten .beheerschcn door de
materieele belangen. Dit mag niet aan de
regeering geweten worden. Ook zelfs niet
aan de wet-1920, maar we hebben te klagen
over ons zelf, en ons te onderzoeken, wat
wij gedaan hebben met den rijkdom, dien
God gaf. De enquête, die de Unie heeft
gehouden, heeft ons veel geleerd en de con
clusies van den heer Langedijk, die in de
samenstelling van het rapport zulk uitne
mend werk verrichtte, moeten ons tot be
zinning roepen. Wij zullen meer oog moeten
hehben voor het geestelijk karakter van
den schoolstrijd en naar de ideëele zijde,
die toch de hoogste is, richte zich onze aan
dacht Zoo niet, dan zijn wij als de Joden,
die Christus volgden om de brooden en in
Zijn teekenen niet Zijn heerlijkheid aan
schouwden, terwijl Jezus ons toeroept; werkt,
maar niet om de spijze, die vergaat doch
om de spijze, die blijft tot in het eeuwige
leven. De ideëele belangen moeten den
boventoon voeren, willen wij niet inzinken
en verslappen en onze strijd zij in de eerste
plaate een geloofsstrijd om ons kind, om 't
zaa<r des verbon ds.
Het is de oprechte begeerte van de Unie
om dien strijd voort te zetten en zij komt
dan ook vandaag met een program van
actie voor den dag. Uw bestuur heeft, gelijk
een persbericht U reeds meedeelde, besloten
de propaganda krachtig ter hand te nemen
en met U, naar aanleiding van de Unie
enquête, te overwegen, wat ons te doen
staat. Een nieuwe orqanisalie is daarvoor
niet noodiq. AI waardeeren wij het streven
van enkele warme vrienden van de school
met den Bijbel, en al zijn we het ten volle
eens met hen, dat de hand onverwijld aan
de ploeg moet worden geslagen, deze taak
is o.i. de taak van de Unie, en, ik mag dit
vrijmoedig zeggen, die Unie laat zich diit
werk ook niet gemakkelijk uit de handen
nemen. Zij is op dit punt zeer vasthoudend
en conservatief en zij acht zich aan haar
tradities verplicht lie krachten te mobili-
seeren en den strijdroeip te doen uitgaan
door alle gelederen: belijders van den
Christus, veivenigt IT in den strijd voor de
school met den Bijhei En ligt hier nieit een
vereen/igingspunt voor allen? In dit ideaal
mogen we elkaar ontmoeten. Hier vinden
wij, neen niet een Christendom boven ge
loofsverdeeldheid, want dat is een onding,
maar een gemeenschapi>elijk heilig belang,
dat ons samenbindt tot één, kon het zijn
door nieuwe geestdrift gedreven, wonsteling
voor het pand, dat God ons toevertrouwde
en dat wij om Zijnentwil niet mogen en
niet kunnen loslaten, omdat het Zijn zaak
is. Dan laten wij ook de lijn der historie
niet los.
In zijn uitnemende, met groote piëteit
geschreven studie over Groen van Prinste-
rer, herinnert Prof. Diepenhorst er aan, hoe
Groen in 1876 in zijn beroemd testament de
dringende bede laat hooren, om nooit af te
laten van den kamp voor het Evangelie, in
het onderwijs aan de kinderen des volks.
En dien strijd heeft hij gevoerd, toen hij
fier en kloek in de Kamer zei: „Het is ons
niet te doen om aftroggeling van een aal
moes. Wij vragen aan de Kamers, en de
Kroon niet als gunst, maar als regt, het
handhaven der dierbaarste vrijheden, eigen
dom der natie". En later: Wij hechten voor
onze scholen enkel en alleen aan de Heilige
Schrift. Zullen wij die erfenis van Groen
aanvaarden? Wij kunnen het in de kracht
Gods. Ook in deze moeilijke tijden. Zelfs
al wordt de nood nog banger. Want zoekt
eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerech
tigheid. ook voor uw kind, ook in de school
en al deze dingen, spijze en drank, kleeding
en deksel zullen u toegeworpen worden.
Huishoudelijke zaken
Hierna kwamen de huishoudelijke zaken
aan de orde. Het 53e bereids in druk ver
schenen lijvige jaarverslag werd onder
dankzegging aan Mr. J. J. Hangelbroek,
goedgekeurd. Mr. Hangelbroek rapporteerde
voorts omtrent de kas van fomdtsen bestemd
voor stichting van sciholen met den Bijbel
en inzake de'schoolfondsen. De vergadering
besloot op voorstel van het bestuur uit te
keeren aan: le het fonds Paedagogische
leerstoel f 500.—; 2e aan „Barnabas" f 100.
3e aan „Lukas" eveneens f 100.4e aan
„Jacobus" f50.—; 5e aan „Johannes" even
eens f50.—; 6e aan de bibliotheek ten dien
ste van het Chr. onderwijs f 100.— en aan
de commissie voor de Oud-strijders bij het
Chr. onderwijs f 100.—Aangenomen werd
eveneens een bestuursvoorstel om in 1932
uit het fonds Paed. leerstoel aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam (Prof. Dr. J. Wa
terink) uit te keeren een subsidie van
f 450.—.
Na de verkiezing van twee bestuursleden
In de vacaturen ontstaan door de aftre
ding van de heeren Mr. W. J. v. Beeck Cal-
koen en Ds. G. Hofstede, dlie niet herkies
baar waren, en waarvan we morgen den
uitslag melden werd de morgenvergade
ring gesloten.
DE MIDDAGVERGADERING
Te 2 uur ving de middagvergadering aan.
Als spreker trad op de heer D. Lange
dijk lecraar aan de Chr. H. B. S. te 's-Gra-
venhage met het onderwerp: „Wat heeft de
Unie-enquête ons geleerd?"
Referaat D. Langedijk.
Met een herinnering aan de geschiedenis
dien schoolstrijd wees spr. er op, dat
er maar weinigen
zijn die met een ze
ker heimwee denken
aan de dagen van
strijd om het begin
sel en van een leven
dige belangstelling
voor de zaak van het
Chr. onderwijs. Wil
len we het heden
met zijn geestelijke
worsteling kennen,
Jan is het noodig,
dat we de oorzaken
daarvan in het ver
leden naspeuren.
Wie de geschie
D. LongedUk,
denis van den schoolstrijd beziet, wordt
getroffen door het feit, dat onze vaderen
niet. altijd met dezelfde élan hebben ge
streden. Die strijd kent hoogtepunten zoo
wel als diepe depressies. Spreker wees ten
bewijze daarvan op verschillende episoden
uit den schoolstrijd. Zien we het aantal
scholen dat de laatste 10 jaar werd bijge
bouwd dan is er reden voor dankbaarheid,
maar past ons de erkenning dat hiervoor
weinig activiteit noodig was. We kunnen
thans bij de oprichting van een nieuwe
school moeilijk meer spreken van een ge
loofsdaad. Staat en gemeente betalen alles
en op financieel gebied zijn we nog nooit
in een zoo voordeelgo conditie geweest.
Levm we nu, tengevolge van dit alles, in
een tijd van hooge geestelijke inspanning?
Daarop geeft niet ieder een volkomen be
vestigend antwoord. Men spreekt van laten
te energie en men wijst op de drukbezoch
te ouderavonden Maar zij die verder zien
dan de naaste omtrek bemerkten wel de
symptomen van achteruitgang al treden die
niet altijd even duidolijk aan het licht Ook
hier wees rei. op enkele sprekende feiten
uit de jongste geschiedenis der Unie. Het
bestuur der Unie was dan ook bedacht op
pogingen oin verbetering te brengen in den
toestand van lauwheid en onverschilligheid
en een der eerste stappen daartoe was de
enquête, in het begin van 1930 gehouden
teneinde de toestand van bet Chr. onderwijs
te peilen Van do ruim 2000 formulieren aan
de locale comité s, kwamen er ongeveer 550
ingevuld terug. Bestudeering van onze en
quête heeft tot resultaat dat men zich niet
kan ontworstelen aan de gedachte, dat de
groote massa overtuigd is dat de schoolstrijd
teneinde is. Hoewel dit wel eenigzins is te
verklaren betwist spr. dit toch. De vaderen
veranderden steeds het program van actie
naar de omstandigheden maar hielden on
der alles vast dat de strijd ging om de ziel
van het kind en den Bijbel op school. We
moeten niet uit het oog verliezen dat de
schoolstrijd een onderdeel is van den groo-
ten wereldstrijd. waaraan ieder volgeling
van Chrisus in meerdere of mindere mate
heeft deel te nemen, naar spr. nader uiteen
zette. De geschiedenis geeft ons lessen die
we niet mogen veronachtzamen. In bijna de
helft van de foiTnulieren der enquête wordt
het uitdrukkelijk gezegd: Er heerscht lauw
heid, onverschilligheid, er is gemis aan be
langstelling. weinig medeleven, geestelijke
traagheid. Waar het aantal onzer tegenstan
ders sterk groeit en men zich werpt op
de jeugd, moet dit ons aansporen om wak
ker te zijn opdat we als het noodig is
sterken tegenstand kunnen bieden. Blijmoe
dig moeten we geven aan de Unie-collecte
en die niet beschouwen als een historische
antiquiteit. Men wijst op de stijgende Unie
collecte en oordeelt dat er geen reden is tot
klacht. De optimisten hebben echter niet
meer dan in schijn gelijk. Bestudeering van
het jaarverslag van de Unie is voor de of
fervaardigheid leerzaam. Een gemiddelde
over de laatste 10 jaar brengt ons per locaal-
comité op f 120 d.w z. nog f 11.— minder
dan in 1895 en dat bij stijging van het aan
tal comité's met 200 en sterke waardever
mindering van het geld. Ook aan bidston
den en schooldagen schijnt over het alge
meen geen béhoefte tc bestaan. Dat dit niet
in ordo is toon/de ref. nader aan. Voor ons
onderwijs moeten we warm blijven en bid
den ook al gaat alles voor den wind. Er is
soms ook schromelijke onkunde. De Unie
wekt niet op tot een hetze tegen de open
bare school. Het gaat naar het woord van
Lobman niet tegen den vijand maar vóór
onze vrije Christ school. Die moet regel zijn
en op dat ideaal moeten we doelbewust aan
sturen. De Unie-enquête leert hoe noodzake
lijk dat ls. „Volksonderwijs" voert een felle
actie, waarvan de resultaten duidelijk merk
baar zijn. Bij orize kerkelijke gedeeldheid
moet onze eenheid in Christus op school
gebied duidelijk uitkomen. We mogen geen
bloeiende Chr. school afbreken om een eigen
kerkelijk schooltje te kunnen bouwen. Dan
doen we schade aan de zaak van het Ko
ninkrijk Gods. Daarbij kunnen we zeer wel
rekening houden met het historisch ge-
wordene en ons plaatsen op den bodem der
werkelijkheid. We stellen ons niet de ker
kelijke school als ideaal, maar de school
aan de ouders. Dat we hier het ideaal nog
niet naderen leert de enquête ons ook. De
school behoort aan de schoolgemeen
schap waarvan de ouder de groote kern
uitmaken. Wanneer de ouders hun plicht
kennen, komt er vanzelf een eind aan de
wantoestanden, waarbij enkele personen,
evenals de regenten uit de 17e en 18e eeuw,
de zaken regelen. We moeten voor een
schoolleven gezonde verhoudingen hebben.
Als de ouders het wel gelooven en nimmer
op een schoolvergadering komen, dan moe
ten zij zich niet verwonderen dat de regel:
„eens bestuurslid, altijd bestuurslid" al
meer toepassing vindt. Ook de te groote cen
tralisatie is blijkens de klachten in de en
quête, een bezwaar voor de goede verhou
ding tusschen ouders en school. Gaan de be
sturen waarvan 4 A 5 scholen soms uit
gaan, hier wel vrij uit en voelen zij zich
niet al te veel als de werkgevers, tot wie de
leerkrachten in een ondergeschikte positie
staan? In dit opzicht heeft de financieele
gelijkstelling zeker in de steden geen goed
gedaan. Besturen en onderwijzers moeten
hierin verbetering brengen en de positie
van de besturen maakt, dat van hen de eer
ste stap moet uitgaan. Zij moeten ook te
groote centralisatie tegen gaan. Een stap
ter verbetering is ook dat men voor een
scholengroep een centraal bestuur vormt
gelijk sommige besturen ook reeds hebben
gedaan. Wat de verhouding tusschen ouders
en school betreft was het verblijdend uit de
enquête te vernemen, dat deze goed is en
er contact bestaat tusschen ouders en onder
wijzers. Van groote beteekmis zijn hier de
VER. VOOR CHR. PAEDAGOGIEK
REFERAAT VAN
PROF. DR. M. VAN RHIJN
Heden werd J^e Utrecht onder presidium
van Prof. Dr. T.' Hoekstra, van Kampen,
gehouden de jaarvergadering van de Ver-
eeniging voor Chr. Paedagogiek.
Na afhandeling van verschillende huis
houdelijke zaken refereerde Prof. Dr. M
van Rhijn, hoogleeraar aan de Rijks
universiteit te Utrecht, over het onderwerp:
„Sören Kierkegaard".
De spreker wenschte zijn gehoor vooral bij
drie punten te bepalen. In de eerste plaats
bij eenige momenten uit de levensgeschiede
nis van Sören Kierkegaard. Daarna bij eeni
ge van zijn voornaamste gedachten. En ein
delijk bij zijn invloed.
Waar het zijn levensgeschiedenis betreft
verdient allereerst de verhouding tot zijn
vader de aandacht. Spreker stond stil bij
Kierkegaard's jeugd, bij de zoogenaamde
„groote aardbeving", een gebeurtenis waar
door de zoon begreep, dat de hooge ouder
dom van zijn vader geen zegen maar een
vloek was, vooral bij het engagement met
Regine Olsen in 1840. Uit de geschiedenis
van zijn engagement werd de schrijver ge
boren.
I-Iet doel dat Kierkegaard zich bij zijn lite
raire arbeid stelde, was zijn tijdgenooten het
Christendom te laten zien. Hij tracht dii
vooral te doen met behulp van een eigen
aardige literaire methode. Men moet de
menschen, waar het om de verhouding tot
Christus gaat niet langs directen, maar langs
indirecten weg benaderen. Zelf moet men ge
heel op den achtergrond treden. Daarom
werkt Kierkegaard telkens met pseudonie
men, waarachter hij zich verbergt Kierke
gaard mag overigens volstrekt niet met die
pseudoniemen worden vereenzelvigd.
In latere jaren gerankte hij in een strijd
met de Corsar, een Kopenhaagsch blad, dat
hem belachelijk had gemaakt, nadat hij zich
tegen de wijze van redigeeren van dit blad
had uitgesproken. Doordat de Kerk in deze
kwestie gezwegen had, kreeg Kierkegaard
steeds meer afkeer van het kerkelijke Chris
tendom. Het Christendom van tegenwoordig
is geen Christendom meer van „Amen",
maar van „Hoera". Scherp was de strijd met
den Deenschen Bisschop Martcnsen. In 1S55
kort daarna stierf Kierkegaard.
Een hoofdgedachte bij hem is, dat alleen
de subjectiviteit de waarheid is. Er is objec-
oud er-a vonden. Blijkens de enquête is de
dankbaarheid over het vastleggen van de
financieele gelijkstelling in de grondwet ge
lukkig nog niet verdwenen. Echter moet
onderscheid worden gemaakt tusschen de
financieele gelijkstelling als beginsel en de
uitwerking er van in de wet 1920. Van een
vervulling van het gewijzigd Unie-rapport
bieek geen sprake te kunnen zijn. De wet
1920 leidde ons op een gansch anderen
weg en de staatsbemoeiing breidde zoo uit,
dat er voor het particulier initiatief geen
plaats meer mocht zijn. Men voelde blijkens
de enquête de overheidsbemoeiing over het
algemeen niet als een belemmering, al zijn
er ook wel andere steanmen te beluisteren.
Wat tenslotte de propaganda voor de Chr.
school betreft, schenkt bestudeering van het
rapport de overtuiging dat het er met het
Chr. onderwijs niet rooskleurig uitziet. Een
geest van lauwheid is gevaren in hen, die
pal moeten staan voor de school met den
Bijbel. Propaganda is noodig voor nieuwe
energie en meerdere belangstelling. Geen
bestrijding van de openbare school, maar
consolideering van eigen bezit. Geen beter
lichaam is er voor het ontwikkelen van een
algemoene actie dan de Unie. Daarop wees
Bavinck al in zijn feestrede bij het zilveren
jubileum van de Unie in 1904. En de Moor,
die bij het 40-jarig jubileum de feestrede
hield, onderstreepte dit. De statuten van de
Unie wijzen op haar propagandistisch doel.
De belangen van het Chr. on denvijs eischen
dringend dat de organisatie der Unie in
actie wordt gesteld Sommigen wilden de
Chr. dagbladpers hier annexeeren, anderen
roepen om het middel van de radio, terwijl
derden er de kerk voor willen spannen.
Zelfs de Chr. jeugdvereenigingen dacht men
hier een taak toe. Hoe goed dit alles ook is,
bij geen van deze middelen kunnen we spre
ken van een algemeene actie. Over de ma
nier waarop de propaganda moet worden
georganiseerd zwijgt spr. echter, daar hij
niet vooruitloopen wil op het door het be
stuur reeds ontworpen plan de campagne.
Aller medewerking is echter noodig en ieder
zij propagandist in eigen omgeving. We
moeten ons licht laten schijnen voor de
wereld. Al zien we niet dadelijk vrucht we
weten: Wie gelooven haasten niet. We arbei
den in de overtuiging, dat wij doen wat
naar Gods wil is. Het werk in Gods Ko
ninkrijk gaat niet om succes, gaat niet om
roem of eer van menschen gaat niet om het
zien van tastbare resultaten. Het gaat om
de eer van onzen God. Alleen in Zijn kracht
zal onze propaganda kunnen gelukken. En
daarom zij ook onze leus Voorwaarts met
God, voor onze school met den Bijbel!
(Applaus).
De Voorzitter dankte den heer Lange
dijk voor zijn belangwokkend betoog, dat
wel bij uitstek gesohikt is om de oude Unde-
taak weer helder voor oogen te zien.
(De vergadering duurt voort.)
tieve waarheid in den zin der wiskunde.
Maar deze waarheid heeft met religie niets
te maken, en is onverschillige waarheid, om
dat zij buiten het persoonlijke staat.
Verder is er de objectieve waarheid der
Kerkleer. Ook deze is onbelangrijk, zelfs hei-
densch, want het persoonlijke wordt er niet
bij aangeraakt Eindelijk is er de objectieve
waarheid in den zin der Openbaring. Deze
waarheid is waarheid die den mensch op
n en dood dwingt om te kiezen. Hier
gaat het tot in de nieren, om het persoon
lijke, om het bewandelen van den weg, de
beslissing, de subjectiviteit
Nauw hiermede samen hangt de werke
lijkheid van „het existeeren". Er is in den
rnensch een religieuse aanleg, in den zin
-aarin de Bijhei spreekt van de eeuwigheid
i het menschenhart. Daarnaast behoort de
mensch echter tot den tijd, terwijl eeuwig
heid en tijd absoluut verschillend zijn, en
als volstrekte contrasten tegenover ^lkonder
staan. Daardoor ontstaat er in het le'ven een
iterke spanning. Het moet in den mensch tot
doorbraak komen. Dit kan alleen In het
oogenblik der hartstocht. De wil kiest ieder
►ogenblik opnieuw voor God. Op het hoogte
punt der innerlijkheid springt de vonk tus
schen tijd en eeuwigheid over. Dit is „exis
teeren". Men kan het ook „geloof" noemen.
Zoolang wij in den tijd leven, gelooven wij.
Sti-aks wordt het gordijn van den tijd weg
geschoven. Dan wordt het geloof afgeschaft
Nu is het nog hopen en verwachten. Dan is
het aanschouwen, de voleinding.
Er is dus de immanente lijn: de eeuwig
heid is er in het hart van den mensch. En
is de transcendente lijn: de afstand van
eeuwigheid en tijd. Bij Kierkegaard heeft de
tweede lijn het steeds meer gewonnen. Daar
door werd religie steeds meer: lijden. Wie
met God leeft, leeft „als een visch op het
droge". Hij wordt door het absolute uit zijn
eigen element gedreven. Op deze lijn wordt
ie verhouding van godsdienst en zedelijk
heid bij Kierkegaard onzeker, is er weinig
plaats voor gemeenschap, bestrijdt hij de
Kerk en deze wereld, ook het beroep, en het
huwelijk.
De geschiedenis kan hier het geloof niet
helpen. Want de geschiedenis is het tijde
lijke. en zondige. Er is geen heilsgeschiede
nis. Het gaat om de doorbraak bij den enke
ling In de richting van de Openbaring van
God, die er slechts op één punt is: Christus,
de absolute paradox. Wa? verstandelijk on
mogelijk is, is hier geschied: de eeuwige
waarheid kwam in den tijd. Het absurde is
gebeurd. Het geloof kiest dit absurde. Maar
de absolute paradox is er alleen op één en
kel punt der historie. De goschledenls vóór
Christus is doof en stom. God sprak wel.
maar er was geen antwoord. En de geschie
denis na Christus is alles bederf, compromis,
wereld. De Openbaring is er dus uitsluitend
op het ééne punt van de Openbaring iD
Christus, waarop het geloof zich heeft te
richten.
De nieuwere theologie en wijsbegeerte zijn
zonder Kierkegaard volkomen onbegrijpelijk.
Het meest geldt dit voor de school van Barth.
vooral in de tweede periode van zijn leven,
den tweeden druk van den Römerbrief. Al
leen iemand die van Calvijn niets gelezen
heeft, kan moenen dat dit zonder meer Cal
vinisme is. Het dynamiet van de dialectiek
van Kierkegaard heeft de Reformatorische
theblogie uit haar voegen genikt. In ons
vaderland hebben vooral de belde Jonkers
voor de kennismaking met Kierkegaard
groot© beteekenis verkregen.
UITVOER CONTROLE BUREAU
Het Uitvoer Uontrole Bureau van Aardap
pelen, Groenten en Fruit, zal 8 April a.s- te
Utrecht de algemeene vergadering houden.
In deze agenda zal o m. de heer Ir. A. W. v-
d. Plassche een lezing houden over: .,\Vat is
de reden dat het Amerikaansohe product een
goede naam heeft op de wereldmarkt?"
Radio Nieuws.
WOENSDAG 30 MAART
l Hllvtrinm VARA: Gram<rfo©nmu*i*k
Hullen NCRV: Morrenconcert
i Hilversum VARA: Sollstenwtotet
5 Hutten NCRV: rvaeneokoor
Hulzen NCRV: Orrelbeopolln*
j Kaluodborg: Strijkorkest
1 Hilversum VARA: Septet
I Daventry: Orgelconcert
I Daveatry: Concert
Kalundborg Instrumentaal ensemble
Hilversum VARA: Concert
Hulzen NCRV: GremofoorvrouzleJc
I Kênljiwusterhausen: Concert
Langcnberg: Concert
i Daventry: Org.-lconcert
Hilversum VARA: Orkest
Londen R.: BBC-orkeet
Hilversum VARA: Orkest
i Kalundborg: Orkest
I La ngenberg: Concert
Londen R.: Pianorecital
1 Hulzen NCRV: Orkmcfooi
i Hilversum VARA- De
i Daventry: VocaaJ corioei
i Par IJ a-El ff el: Concert
ialunaborg:
Ja ven try: Co:
1 Hilversum NCRV: Oramofoonmuzlel
i H i 1 v e r a u ui VARA: Granu Tcocinuilel
S Hilversum VARA: Onze keuken
1) Hulzen NCRV: Chr. lectuur
5 Hulzen NCRV: Voor landhjuwera
Hulzen NCRV: „Gods majesteit ln «e
sterrenwereld"
Klnderuurtjea «di,
Hulzen NCRV: Kinderuurtje
Kerkdiensten tut
Hulzen NCRV: Schriftlezing
H 1 1 t e r su m VPRO: Morgenwijding
■■I dienst Ds. P. N.
NCRV: Politieberichten
Hulzen NCRV: Persberichten
i Hulzen NCRV: Persberichten
Hilversum VARA: Persberichten
DE NIEUWE BURGEMEESTER
VAN WIJK EN AALBURG
ZIJN STAAT VAN DIENST
De heer C. B. J. Landweer, ambtenaar ter
secretarie te Linschoten bij Woerden, be
noemd tot burgemeester van Wijk en Aal-
buig, geboren 6 October 1905 te Hilversum,
doorliep de Bijz. H.B.S. met 5-jarigen cursus
te Voorschoten bij Den Haag. Na het beha
len van het einddiploma werd hij aangesteld
tot ambtenaar bij de Bataafsche Petroleum-
Mij- in Roemenië. Na daar eenige jaren te
zijn geweest, keerde hij naar het vaderland
terug en werd benoemd tot ambtenaar ter
gemeente-secretarie te Linschoten, alwaar hij
tevens werd belast met het directeurschap
van het gemeentelijk waterleidingbedrijf.
Hij liet zich daar kennen als een kundig en
energiek ambtenaar, die de belangen van
Linschoten nauwlettend behartigde. Slechts
noode ziet men hem daar vertrekken.
De heer Landweer is lidmaat der Ned.
Herv. Kerk en is de antirev. beginselen toe-
S. W. COLTOF OVERLEDEN
In den ouderdom van 77 jaar is te Amster
dam overleden de heer S. W. C o 11 o f, die een
der medewerkers is geweest van Domela Nieu-
wenhuis. Hij heeft in d$ dagen van den so-
cialistischen bond, een veertigtal jaren gele
den, een politieke rol gespeeld. Op SO-jarigen
leeftijd trad hy in dienst van de Dagelijksche
Beurscourant- Hij heeft, eerst onder leiding
van den redacteur J. T h o r s en na diens dood
zelfstandig aan de redactie van dit orgaan ge
arbeid. Tot in zijn laatste levensdagen heeft
de thans ontslapene zijn functie vervuld. Zijn
scherp gestelde overzichten hebben steeds de
aandacht getrokken.
De eerste lammeren lijn
er! En wie verheugt
zich niet om dit elk jaar
weerkeerend bewijs, dat
de Lente gekomen 1st
DE VAL VAN KONSTANTJNOPEL
Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsch door ALMA
Hij sprak met nadruk, zij boog het hoofd
fen sloeg een kruis.
De toestand is moeilijk, hernam hij,
maar gelukkig is hij tot op zekere hoogte wel
iets aan te doen. Hier is mijn doehter Lael,
nog nauwelijks de kimderschoenen ontwas
6en. Hulpeloozer dan gij, omdat geen kei
zerlijk bloedverwant een onrecht haar aan-
gedaan zal wreken, staat zij aan dezelfde ge
varen bloot, die u bedreigen: een gevangenis
cel, ruwe ongeloovigen tot bewakers, ontbe
ring van allerlei aard, eenzaamheid. Waar
om zoudt gij haar niet bij u nemen? Zij kan
u als kamenier dienen, of u Lot gezelschap
strekken. Een schurk bedenkt zich nog eens
als hij met twee personen te doen heeft.
Deze woorden bleven niet zonder uitwer
king-
Vorst, ik heb geen woorden om u mijn
dank te betuigen. De Hemel heeft mij toch
niet geheel verlaten! En de hulp komt nog
juist bijtijds, want zie, daar keert mijn bode
tcrue met een heel gevolg. Laat uw dochter
naast mij komen zitten, gauw! en blijf gij
zelf dicht bij ons voor het geval, dat Ik
uw hulp behoof. Gauw! Laat Sergius uw
dochter hier brengen, hij is jong en sterk.
De monnik haastte zich zooveel mogelijk.
Hij trok de boot aan land, reikte Lael do
hand en bracht haar zonder tijdverlies bij de
prinses.
Nu mogen zijn komen! zeide zij, en
ferkende daarmee de kracht die van een
drachtig samenwerken uitgaat. Haar stem
klonk weer helder, haar gelaat straalde van
vertrouwen en moed. Tot één groep ver-
eenigd wachtten zij den Turk af.
De Gouverneur komt, zeide de officier,
de prinses eerbiedig groetend.
Uit de poort van het Kasteel trok een
twintigtal soldaten. Zij waren allen gewa
pend en droegen op hun schild een lans met
een gekleurd vlaggetje. Eén ging vooraan.
De Vorst en de prinses begrepen, dat hij de
Gouverneur moeèt zijn, en volgden al zijn
bewegingen met spanning.
Op dat oogenblik vielen de eerste regen
droppels. De Gouverneur bleef staan, keek
naar de lucht, wenkte een paar zijner vol
gers, en gaf zijn bevelen, waarop zij haastig
naar het Kasteel teruggingen. Hijzelf kwam
niet versnelden pas nader.
Hier merkte de Vorst met zijn meerdere
ondervinding iets op, dat aan het overige
gezelschap ontsnapte, namelijk de bijzondere
eer, die men den vreemdeling bewees. Bij
de landingplaats toch wilden de officier en
de soldaten zich nederwerpen, maar met een
hooghartige beweging wees hij dat eerbe
toon af.
Hij was lang en slank van gestalte en
geheel gewapend. Een kap van fijn ijzer-
draad, dat geen pijl, geen degenpunt zou
doorlaten, beschutte hoofd, hals en schouders
doch liet het gelaat vrij. Een soort van
maliënkolder omsloot het lichaam tot boven
de knieën. Een groenfluweelen overjas zon
der mouwen bedekte voor een gedeelte het
harnas. Stalen slobkousen, uitloopende in
fijngeschakelde schoenen, bedekten de bee-
nen. Een lichte ronding van de kap aa
voorzijde, en een fraai vergulde band tot
bevestiging van het hoofddeksel deden het
min of meer op een kroontje gelijken. De
ijzeren handschoenen waren kunstig bewerkt
en van afzonderlijke duimstukken voorzien.
Een breede gordel, uit gouden schakels sa
mengesteld en bestemd voor het krom
zwaard, hing tot op de linkerheup, maar zijn
cenig wap^r; was een ponjaard, schitterend
van juwce'en, en deze diende hoofdzakelijk
om de vredelievendheid zijner bedoelingen
te toonen.
Deze bijzonderheden waren natuurlijk van
gioot belang voor den Vorst, wien zijn uit
gebreide kennis van helden en beroemde
krijgers het vergelijken tot gewoonte ge
maakt had. De prinses daarentegen vestigde
haar aandacht op het gelaat van den vreem
deling. Zij zag bruine oogen, niet groot maar
bijzonder helder, scherp, doordringend, een
rond voorhoofd, sterk gebogen wenkbrau
wen, een Romeinsche neus, dikke lippen,
buinverbrande gelaatskleur; in 't kort een
hooghartig, schoon gelaat, dat in iedere lijn
getuigde van hooge geboorte, eerzucht, moed
hartstocht en zelfvertrouwen. Tot haar ver
wondering evenwel scheen de vreemdeling
nog zeer jong te zijn. Niet recht wetende of
zijn voorkomen haar vertrouwen dan we)
engst moest inboezemen, bleef haar blik
strak op zijn gelaat gevestigd.
Toen hij tot op weinige schreden afstands
van hen genaderd was bleef hij staan, en
jverzag het gezelschap.
Wees voorzichtig prinses, dit i9 niet de
Gouverneur, maar hij van wien ik sprak...
de groote man.
Deze waarschuwing kwam van den Vorst
en werd in 't Latijn gedaan. Als om hem te
danken voor een dienstbetoon, misschien wel
voor het aanwijzen der persoon, die hij
zocht, maakte de vreemdeling een lichte
buiging voor hem, en zag vervolgens de
prinses aan. Onmiddellijk veranderde de
uitdrukking van zijn gelaat Verwondering
en bewondering streden om den voorrang.
Zoo vurig en veelzeggend was zijn blik, dat
hot bloed haar naar de wangen steeg en zij
haar sluier liet vallen.
Dat bracht hem tot bezinning. Hij kwam
een stap nader en zei met gebogen hoofd
en zichtbare verlegenheid: Ik kom de bloed
\erwante van Keizer Konstantijn een schuil
plaats aanbieden. De storm zal vooreerst niet
gaan liggen, en tot zoolang ls mijn Kasteel
tot haar dienst. Hoewel het niet zoo weel
derig ingericht is als haar eigen palels, zijn
er gelukkig toch vertrekken, waar zij stil en
rustig vertoeven kan. Ik waag het die uit
noodiging te doen in naam van mijn hoog
vereerden meester, Sultan Moerad, die zich
verheugt over de vriendschap, welke tus
schen hem en den heerscher van Byzantium
bestaat Om allo vrees en twijfel te doen
verdwijnen zweer ik met aanroeping van den
heiligen Profeet, dat prinses Irene onge
stoord in het Kasteel zal kunnen verblijven
met volkomen vrijheid om heen te gaan.
zoodra zij dat verlangt. Indien zij zulks he
geert kan dit bij overeenkomst in tegen
woordigheid van de aanwezigen, als getui
gen, vastgesteld worden, alsof het een «maïs
zaak gold. Ik wacht haar antwoord.
De Indiër hoorde deze toespraak met ver
bazing aan. Meer nog dan de Inhoud tred
hem het onverbeterlijke Latijn, waarin zij
gehouden werd. Nu begreep hij ook de be
teekenis van den blik, dien de Turk hem
toegeworpen had na zijn waarschuwing aan
de prinses, hij had hem dus verstaan.
Op dit oogenblik kwamen eenige drapere
uit het Kasteel met twee overdekte 9toelen.
Ziehier het bewijs van mijn zorg voor
de bloedverwante van Keizer KonstantIJr.
zei de Turk. Ik zag dat het zou gaan rege
nen, en dat niet alleen, 9choone prinses, de
stoel bewijst dat ik alle9 doen wil oin billijke
klachten uit Konstantinopel te voorkomen,
want is er voor mij, een geloovlg Moslim,
wien het betoonen van gastvrijheid opgelegd
is als een godsdienstplicht, ernstiger be
schuldiging te hedenken dan deze, dat ik
zou geweigerd hebben mijn poorten te
openen voor benarde vrouwen, omdat zij
Christenen zijn? Oordeel zelve, prirses, hoe
zeer ik het aannemen van mijn noqdiging op
prijs moet stellenl
Irene zag den Indiër aan, en daar zijn ge
laat instemming toekende antwoordde zij: Ik
vraag verlof om van uw hoffelijkheid rap
port te mogen doen, als van een staatszaak,
opdat mijn Keizerlijke neef ze naar behooren
inoge beantwoorden.
De Turk boog en Ml: Ik had u niet beier
kunnen raden.
Ik verzoek dat mijn vrienden (de prin
ses wees op den Vorst en op den monnik) en
1? m°Sen dce'en in mijn vrijgeleide
Ook dit werd toegestaan. Toen stond zij
en verzocht Sergius haar te helpen uit
stappen. Lael volgde haar en beiden namen
plaats in de stoelen, om naax het K&steal
TWEE EN TWINGTIGSTE HOOFDSTUK
De Arabische verteller.
Toen de prinses en Lael bij het Kasteel
kwamen was daar geen enkele man te zien.
De lezer zal die omstandigheden waar
schijnlijk toeschrijven aan do ijverzucht, die
de drijfveer heet te zijn der Geloovigen.
wanneer vrouwen in tegenwoordigheid van
mannen moeten verschijnen. In dit geval
echter kon de Gouverneur zijn g.>eden wil
niet beter getoond hebben. Alleen op de
borstwering boven de poort stond een schild
wacht, maar met het aangezicht naar den
wand zoodat hij haar onmogelijk zien kon
oa£r ï'jl? de die gij zaasi
komen, En de bezetting waar is die? vraag
de Sergius aan den Vorst
Deze haaide de schouders op en antwoord
de: Zij zuilen we! spoedig voor den dag
komen.
In de breede gang van het Kasteel werden
ÏLifEÜn nP?r*Me' E?n man. groot van
j *U'te e,n met een prachtlgen bournous om
de schouders ontving hen. De Vorst begreep
turstond dat hij mot een der onmisbare h-
v. akers van een Oosterschen harem te doen
had. en maakte zich gereed om hem zonder
ÜSSIS? ,e **h™r«men. De zeldzame
fraaiheid van den bournous bevestigde ziin
vermoeden, dat de zooeven aangekomen
CouMrneur! h0°g,r "°"d ,n d«
j"™ """Kt" bc hoort aan aan Vorat, Jacht
Wordt vervolgd f