DellnieEen school mei den Bijbel DINSDAG 29 MAART 1932 DERDE BLAD PAG. 9 Dr. K. Dijk. 54STE JAARVERGADERING OPENINGSREDE VAN DR. K. DIJK Referaat van den heer D. Langedijk: ,,Wat heeft de Unie-enquête ons geleerd Heden werd te Utrecht onider leiding van Dr. K. D ij k, Geref. predikant te' Den Haag West de 54e jaarvergadering gehouden van de Unie „Een School met den Bijbel." De voorzitter opende de vergadering met het doen zingen van Ps. 146 1 en 3, gebed en het lezen van Matth. 625—34 en Joh. 6 2.4—29. Hierna hield hij de Openingsrede jvaaraan we het volgende ontleenen: Wanneer ik U in deze oogen'blikkcn uit naam van onze ouide, door God rijkgeze- Unie het welkom toeroep op onze 5de jaarvergadering, is er in dit welkom een gemengde klank. Daarin is eerst een toon van blijdschap, dat wij elkander op den Dinsdag na Pa- schen weer ontmoe ten mogen en ge zult het verstaan, dat mijn hart van bijzon dere dankbaarheid vervuld is maar door die vreugde stem kruist zich in deze tijden een bas toon en wel een 'toon van bezorgdheid. En waarom zijn wij bezorgd? Vreezen wij, dat door de bezuini ging en versobering die in dezen tijd ge biedende eisoh is. de school mot den Bijbel in gedrang komt? Of zijn we beducht, dat de wet-Terpstra, hoeveel goeds ze ook be vat, met name aan onze kleinere scholen, ongewenschte staketsels in den weg zal leg gen? Of zien we dit gevaar, dat de onspoed der tijden met zulk een zwaren .druk ons Christelijk volksdeel zal belasten, dat, van onze zijde althans, de zaak van Gods ko ninkrijk schade zal lijden en deze schade zich ook meedeelt aan ons op Gods Woord gegrond Christelijk onderwijs? Het ls te verklaren, dat gij het eerst aan 'deze dingen denkt. Hier en daar zullen de nooden ook fel gaan nijpen. In Indië ge voelt men reeds de droeve gevolgen van de economische crisis en uit ons schoon ïnsulinide klinken tal van stemmen, die om hulp roepen. En het zou struisvogelpolitiek zijn de ©ogen te sluiten voor de gevaren, die al onzen ahbeid voor Gods naam en dus ook onze scholen dreigen van de zijde der eco nomische ontwriohting. d'ie ons volksleven thans doorworstelt. Echter zijn deze dingen niet de oorzaak, van de bezorgdheid, die onze harten moet vervullen. Want iif tijden van stoffelijken druk weten wij te doen te hebben met God, onzen Vader, Die weet, wat wij noodlig hebben en in verleden tijden ook onze scholen met den Bijbel zijn trouwe hulp telkens betoond heeft. Zelfs moet het ons tot beschaming stemmen dat vroeger, toen de economische omstandigheden even eens ongunstig waren en wij ons onderwijs zelf moesten betalen, de stichting en bouw Van Chr. scholen van kracht tot kracht is voortgegaan en de tegenwoordige versnip pering van krachten niet werd gekend. Niet over dde crisis maken wij ons het meest bezorgd, maar wel over een andere, over de geestelijke malaise, die o.a. hierin bestaat, dat het ideëele wijkt voor het .materieele en ons gansche leven verzake lijkt wordt. Wel heeft in de laatste kwart eeuw ook de ziel haar rechten doen gelden; wel heeft zich geopenbaard een begeerte naar hoogere dingen, maar daarnaast heeft vooral sinds den wereldoorlog, een stort vloed van verstoffelijking ons overmeesterd en thans staat het leven in het toeken van de economische vragen. Zeker, dit is uit nemend te verklaren en wij sluiten onze oogen niet voor den nood der tijden, maar wij ontwaren tegelijk de groote geestelijke gevaren, die dreigen en van veel ernstiger er.-i zijn dan de stoffelijke. En die geeste lijke ellende, deze verstoffelijking, dringt m het gansche leven door: we behandelen de dingen van Gods Koninkrijk veel te zake lijk en deze invloed is ook merkbaar op het terrein van het christelijk onderwijs, waar op we teveel ons laten .beheerschcn door de materieele belangen. Dit mag niet aan de regeering geweten worden. Ook zelfs niet aan de wet-1920, maar we hebben te klagen over ons zelf, en ons te onderzoeken, wat wij gedaan hebben met den rijkdom, dien God gaf. De enquête, die de Unie heeft gehouden, heeft ons veel geleerd en de con clusies van den heer Langedijk, die in de samenstelling van het rapport zulk uitne mend werk verrichtte, moeten ons tot be zinning roepen. Wij zullen meer oog moeten hehben voor het geestelijk karakter van den schoolstrijd en naar de ideëele zijde, die toch de hoogste is, richte zich onze aan dacht Zoo niet, dan zijn wij als de Joden, die Christus volgden om de brooden en in Zijn teekenen niet Zijn heerlijkheid aan schouwden, terwijl Jezus ons toeroept; werkt, maar niet om de spijze, die vergaat doch om de spijze, die blijft tot in het eeuwige leven. De ideëele belangen moeten den boventoon voeren, willen wij niet inzinken en verslappen en onze strijd zij in de eerste plaate een geloofsstrijd om ons kind, om 't zaa<r des verbon ds. Het is de oprechte begeerte van de Unie om dien strijd voort te zetten en zij komt dan ook vandaag met een program van actie voor den dag. Uw bestuur heeft, gelijk een persbericht U reeds meedeelde, besloten de propaganda krachtig ter hand te nemen en met U, naar aanleiding van de Unie enquête, te overwegen, wat ons te doen staat. Een nieuwe orqanisalie is daarvoor niet noodiq. AI waardeeren wij het streven van enkele warme vrienden van de school met den Bijbel, en al zijn we het ten volle eens met hen, dat de hand onverwijld aan de ploeg moet worden geslagen, deze taak is o.i. de taak van de Unie, en, ik mag dit vrijmoedig zeggen, die Unie laat zich diit werk ook niet gemakkelijk uit de handen nemen. Zij is op dit punt zeer vasthoudend en conservatief en zij acht zich aan haar tradities verplicht lie krachten te mobili- seeren en den strijdroeip te doen uitgaan door alle gelederen: belijders van den Christus, veivenigt IT in den strijd voor de school met den Bijhei En ligt hier nieit een vereen/igingspunt voor allen? In dit ideaal mogen we elkaar ontmoeten. Hier vinden wij, neen niet een Christendom boven ge loofsverdeeldheid, want dat is een onding, maar een gemeenschapi>elijk heilig belang, dat ons samenbindt tot één, kon het zijn door nieuwe geestdrift gedreven, wonsteling voor het pand, dat God ons toevertrouwde en dat wij om Zijnentwil niet mogen en niet kunnen loslaten, omdat het Zijn zaak is. Dan laten wij ook de lijn der historie niet los. In zijn uitnemende, met groote piëteit geschreven studie over Groen van Prinste- rer, herinnert Prof. Diepenhorst er aan, hoe Groen in 1876 in zijn beroemd testament de dringende bede laat hooren, om nooit af te laten van den kamp voor het Evangelie, in het onderwijs aan de kinderen des volks. En dien strijd heeft hij gevoerd, toen hij fier en kloek in de Kamer zei: „Het is ons niet te doen om aftroggeling van een aal moes. Wij vragen aan de Kamers, en de Kroon niet als gunst, maar als regt, het handhaven der dierbaarste vrijheden, eigen dom der natie". En later: Wij hechten voor onze scholen enkel en alleen aan de Heilige Schrift. Zullen wij die erfenis van Groen aanvaarden? Wij kunnen het in de kracht Gods. Ook in deze moeilijke tijden. Zelfs al wordt de nood nog banger. Want zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerech tigheid. ook voor uw kind, ook in de school en al deze dingen, spijze en drank, kleeding en deksel zullen u toegeworpen worden. Huishoudelijke zaken Hierna kwamen de huishoudelijke zaken aan de orde. Het 53e bereids in druk ver schenen lijvige jaarverslag werd onder dankzegging aan Mr. J. J. Hangelbroek, goedgekeurd. Mr. Hangelbroek rapporteerde voorts omtrent de kas van fomdtsen bestemd voor stichting van sciholen met den Bijbel en inzake de'schoolfondsen. De vergadering besloot op voorstel van het bestuur uit te keeren aan: le het fonds Paedagogische leerstoel f 500.—; 2e aan „Barnabas" f 100. 3e aan „Lukas" eveneens f 100.4e aan „Jacobus" f50.—; 5e aan „Johannes" even eens f50.—; 6e aan de bibliotheek ten dien ste van het Chr. onderwijs f 100.— en aan de commissie voor de Oud-strijders bij het Chr. onderwijs f 100.—Aangenomen werd eveneens een bestuursvoorstel om in 1932 uit het fonds Paed. leerstoel aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (Prof. Dr. J. Wa terink) uit te keeren een subsidie van f 450.—. Na de verkiezing van twee bestuursleden In de vacaturen ontstaan door de aftre ding van de heeren Mr. W. J. v. Beeck Cal- koen en Ds. G. Hofstede, dlie niet herkies baar waren, en waarvan we morgen den uitslag melden werd de morgenvergade ring gesloten. DE MIDDAGVERGADERING Te 2 uur ving de middagvergadering aan. Als spreker trad op de heer D. Lange dijk lecraar aan de Chr. H. B. S. te 's-Gra- venhage met het onderwerp: „Wat heeft de Unie-enquête ons geleerd?" Referaat D. Langedijk. Met een herinnering aan de geschiedenis dien schoolstrijd wees spr. er op, dat er maar weinigen zijn die met een ze ker heimwee denken aan de dagen van strijd om het begin sel en van een leven dige belangstelling voor de zaak van het Chr. onderwijs. Wil len we het heden met zijn geestelijke worsteling kennen, Jan is het noodig, dat we de oorzaken daarvan in het ver leden naspeuren. Wie de geschie D. LongedUk, denis van den schoolstrijd beziet, wordt getroffen door het feit, dat onze vaderen niet. altijd met dezelfde élan hebben ge streden. Die strijd kent hoogtepunten zoo wel als diepe depressies. Spreker wees ten bewijze daarvan op verschillende episoden uit den schoolstrijd. Zien we het aantal scholen dat de laatste 10 jaar werd bijge bouwd dan is er reden voor dankbaarheid, maar past ons de erkenning dat hiervoor weinig activiteit noodig was. We kunnen thans bij de oprichting van een nieuwe school moeilijk meer spreken van een ge loofsdaad. Staat en gemeente betalen alles en op financieel gebied zijn we nog nooit in een zoo voordeelgo conditie geweest. Levm we nu, tengevolge van dit alles, in een tijd van hooge geestelijke inspanning? Daarop geeft niet ieder een volkomen be vestigend antwoord. Men spreekt van laten te energie en men wijst op de drukbezoch te ouderavonden Maar zij die verder zien dan de naaste omtrek bemerkten wel de symptomen van achteruitgang al treden die niet altijd even duidolijk aan het licht Ook hier wees rei. op enkele sprekende feiten uit de jongste geschiedenis der Unie. Het bestuur der Unie was dan ook bedacht op pogingen oin verbetering te brengen in den toestand van lauwheid en onverschilligheid en een der eerste stappen daartoe was de enquête, in het begin van 1930 gehouden teneinde de toestand van bet Chr. onderwijs te peilen Van do ruim 2000 formulieren aan de locale comité s, kwamen er ongeveer 550 ingevuld terug. Bestudeering van onze en quête heeft tot resultaat dat men zich niet kan ontworstelen aan de gedachte, dat de groote massa overtuigd is dat de schoolstrijd teneinde is. Hoewel dit wel eenigzins is te verklaren betwist spr. dit toch. De vaderen veranderden steeds het program van actie naar de omstandigheden maar hielden on der alles vast dat de strijd ging om de ziel van het kind en den Bijbel op school. We moeten niet uit het oog verliezen dat de schoolstrijd een onderdeel is van den groo- ten wereldstrijd. waaraan ieder volgeling van Chrisus in meerdere of mindere mate heeft deel te nemen, naar spr. nader uiteen zette. De geschiedenis geeft ons lessen die we niet mogen veronachtzamen. In bijna de helft van de foiTnulieren der enquête wordt het uitdrukkelijk gezegd: Er heerscht lauw heid, onverschilligheid, er is gemis aan be langstelling. weinig medeleven, geestelijke traagheid. Waar het aantal onzer tegenstan ders sterk groeit en men zich werpt op de jeugd, moet dit ons aansporen om wak ker te zijn opdat we als het noodig is sterken tegenstand kunnen bieden. Blijmoe dig moeten we geven aan de Unie-collecte en die niet beschouwen als een historische antiquiteit. Men wijst op de stijgende Unie collecte en oordeelt dat er geen reden is tot klacht. De optimisten hebben echter niet meer dan in schijn gelijk. Bestudeering van het jaarverslag van de Unie is voor de of fervaardigheid leerzaam. Een gemiddelde over de laatste 10 jaar brengt ons per locaal- comité op f 120 d.w z. nog f 11.— minder dan in 1895 en dat bij stijging van het aan tal comité's met 200 en sterke waardever mindering van het geld. Ook aan bidston den en schooldagen schijnt over het alge meen geen béhoefte tc bestaan. Dat dit niet in ordo is toon/de ref. nader aan. Voor ons onderwijs moeten we warm blijven en bid den ook al gaat alles voor den wind. Er is soms ook schromelijke onkunde. De Unie wekt niet op tot een hetze tegen de open bare school. Het gaat naar het woord van Lobman niet tegen den vijand maar vóór onze vrije Christ school. Die moet regel zijn en op dat ideaal moeten we doelbewust aan sturen. De Unie-enquête leert hoe noodzake lijk dat ls. „Volksonderwijs" voert een felle actie, waarvan de resultaten duidelijk merk baar zijn. Bij orize kerkelijke gedeeldheid moet onze eenheid in Christus op school gebied duidelijk uitkomen. We mogen geen bloeiende Chr. school afbreken om een eigen kerkelijk schooltje te kunnen bouwen. Dan doen we schade aan de zaak van het Ko ninkrijk Gods. Daarbij kunnen we zeer wel rekening houden met het historisch ge- wordene en ons plaatsen op den bodem der werkelijkheid. We stellen ons niet de ker kelijke school als ideaal, maar de school aan de ouders. Dat we hier het ideaal nog niet naderen leert de enquête ons ook. De school behoort aan de schoolgemeen schap waarvan de ouder de groote kern uitmaken. Wanneer de ouders hun plicht kennen, komt er vanzelf een eind aan de wantoestanden, waarbij enkele personen, evenals de regenten uit de 17e en 18e eeuw, de zaken regelen. We moeten voor een schoolleven gezonde verhoudingen hebben. Als de ouders het wel gelooven en nimmer op een schoolvergadering komen, dan moe ten zij zich niet verwonderen dat de regel: „eens bestuurslid, altijd bestuurslid" al meer toepassing vindt. Ook de te groote cen tralisatie is blijkens de klachten in de en quête, een bezwaar voor de goede verhou ding tusschen ouders en school. Gaan de be sturen waarvan 4 A 5 scholen soms uit gaan, hier wel vrij uit en voelen zij zich niet al te veel als de werkgevers, tot wie de leerkrachten in een ondergeschikte positie staan? In dit opzicht heeft de financieele gelijkstelling zeker in de steden geen goed gedaan. Besturen en onderwijzers moeten hierin verbetering brengen en de positie van de besturen maakt, dat van hen de eer ste stap moet uitgaan. Zij moeten ook te groote centralisatie tegen gaan. Een stap ter verbetering is ook dat men voor een scholengroep een centraal bestuur vormt gelijk sommige besturen ook reeds hebben gedaan. Wat de verhouding tusschen ouders en school betreft was het verblijdend uit de enquête te vernemen, dat deze goed is en er contact bestaat tusschen ouders en onder wijzers. Van groote beteekmis zijn hier de VER. VOOR CHR. PAEDAGOGIEK REFERAAT VAN PROF. DR. M. VAN RHIJN Heden werd J^e Utrecht onder presidium van Prof. Dr. T.' Hoekstra, van Kampen, gehouden de jaarvergadering van de Ver- eeniging voor Chr. Paedagogiek. Na afhandeling van verschillende huis houdelijke zaken refereerde Prof. Dr. M van Rhijn, hoogleeraar aan de Rijks universiteit te Utrecht, over het onderwerp: „Sören Kierkegaard". De spreker wenschte zijn gehoor vooral bij drie punten te bepalen. In de eerste plaats bij eenige momenten uit de levensgeschiede nis van Sören Kierkegaard. Daarna bij eeni ge van zijn voornaamste gedachten. En ein delijk bij zijn invloed. Waar het zijn levensgeschiedenis betreft verdient allereerst de verhouding tot zijn vader de aandacht. Spreker stond stil bij Kierkegaard's jeugd, bij de zoogenaamde „groote aardbeving", een gebeurtenis waar door de zoon begreep, dat de hooge ouder dom van zijn vader geen zegen maar een vloek was, vooral bij het engagement met Regine Olsen in 1840. Uit de geschiedenis van zijn engagement werd de schrijver ge boren. I-Iet doel dat Kierkegaard zich bij zijn lite raire arbeid stelde, was zijn tijdgenooten het Christendom te laten zien. Hij tracht dii vooral te doen met behulp van een eigen aardige literaire methode. Men moet de menschen, waar het om de verhouding tot Christus gaat niet langs directen, maar langs indirecten weg benaderen. Zelf moet men ge heel op den achtergrond treden. Daarom werkt Kierkegaard telkens met pseudonie men, waarachter hij zich verbergt Kierke gaard mag overigens volstrekt niet met die pseudoniemen worden vereenzelvigd. In latere jaren gerankte hij in een strijd met de Corsar, een Kopenhaagsch blad, dat hem belachelijk had gemaakt, nadat hij zich tegen de wijze van redigeeren van dit blad had uitgesproken. Doordat de Kerk in deze kwestie gezwegen had, kreeg Kierkegaard steeds meer afkeer van het kerkelijke Chris tendom. Het Christendom van tegenwoordig is geen Christendom meer van „Amen", maar van „Hoera". Scherp was de strijd met den Deenschen Bisschop Martcnsen. In 1S55 kort daarna stierf Kierkegaard. Een hoofdgedachte bij hem is, dat alleen de subjectiviteit de waarheid is. Er is objec- oud er-a vonden. Blijkens de enquête is de dankbaarheid over het vastleggen van de financieele gelijkstelling in de grondwet ge lukkig nog niet verdwenen. Echter moet onderscheid worden gemaakt tusschen de financieele gelijkstelling als beginsel en de uitwerking er van in de wet 1920. Van een vervulling van het gewijzigd Unie-rapport bieek geen sprake te kunnen zijn. De wet 1920 leidde ons op een gansch anderen weg en de staatsbemoeiing breidde zoo uit, dat er voor het particulier initiatief geen plaats meer mocht zijn. Men voelde blijkens de enquête de overheidsbemoeiing over het algemeen niet als een belemmering, al zijn er ook wel andere steanmen te beluisteren. Wat tenslotte de propaganda voor de Chr. school betreft, schenkt bestudeering van het rapport de overtuiging dat het er met het Chr. onderwijs niet rooskleurig uitziet. Een geest van lauwheid is gevaren in hen, die pal moeten staan voor de school met den Bijbel. Propaganda is noodig voor nieuwe energie en meerdere belangstelling. Geen bestrijding van de openbare school, maar consolideering van eigen bezit. Geen beter lichaam is er voor het ontwikkelen van een algemoene actie dan de Unie. Daarop wees Bavinck al in zijn feestrede bij het zilveren jubileum van de Unie in 1904. En de Moor, die bij het 40-jarig jubileum de feestrede hield, onderstreepte dit. De statuten van de Unie wijzen op haar propagandistisch doel. De belangen van het Chr. on denvijs eischen dringend dat de organisatie der Unie in actie wordt gesteld Sommigen wilden de Chr. dagbladpers hier annexeeren, anderen roepen om het middel van de radio, terwijl derden er de kerk voor willen spannen. Zelfs de Chr. jeugdvereenigingen dacht men hier een taak toe. Hoe goed dit alles ook is, bij geen van deze middelen kunnen we spre ken van een algemeene actie. Over de ma nier waarop de propaganda moet worden georganiseerd zwijgt spr. echter, daar hij niet vooruitloopen wil op het door het be stuur reeds ontworpen plan de campagne. Aller medewerking is echter noodig en ieder zij propagandist in eigen omgeving. We moeten ons licht laten schijnen voor de wereld. Al zien we niet dadelijk vrucht we weten: Wie gelooven haasten niet. We arbei den in de overtuiging, dat wij doen wat naar Gods wil is. Het werk in Gods Ko ninkrijk gaat niet om succes, gaat niet om roem of eer van menschen gaat niet om het zien van tastbare resultaten. Het gaat om de eer van onzen God. Alleen in Zijn kracht zal onze propaganda kunnen gelukken. En daarom zij ook onze leus Voorwaarts met God, voor onze school met den Bijbel! (Applaus). De Voorzitter dankte den heer Lange dijk voor zijn belangwokkend betoog, dat wel bij uitstek gesohikt is om de oude Unde- taak weer helder voor oogen te zien. (De vergadering duurt voort.) tieve waarheid in den zin der wiskunde. Maar deze waarheid heeft met religie niets te maken, en is onverschillige waarheid, om dat zij buiten het persoonlijke staat. Verder is er de objectieve waarheid der Kerkleer. Ook deze is onbelangrijk, zelfs hei- densch, want het persoonlijke wordt er niet bij aangeraakt Eindelijk is er de objectieve waarheid in den zin der Openbaring. Deze waarheid is waarheid die den mensch op n en dood dwingt om te kiezen. Hier gaat het tot in de nieren, om het persoon lijke, om het bewandelen van den weg, de beslissing, de subjectiviteit Nauw hiermede samen hangt de werke lijkheid van „het existeeren". Er is in den rnensch een religieuse aanleg, in den zin -aarin de Bijhei spreekt van de eeuwigheid i het menschenhart. Daarnaast behoort de mensch echter tot den tijd, terwijl eeuwig heid en tijd absoluut verschillend zijn, en als volstrekte contrasten tegenover ^lkonder staan. Daardoor ontstaat er in het le'ven een iterke spanning. Het moet in den mensch tot doorbraak komen. Dit kan alleen In het oogenblik der hartstocht. De wil kiest ieder ►ogenblik opnieuw voor God. Op het hoogte punt der innerlijkheid springt de vonk tus schen tijd en eeuwigheid over. Dit is „exis teeren". Men kan het ook „geloof" noemen. Zoolang wij in den tijd leven, gelooven wij. Sti-aks wordt het gordijn van den tijd weg geschoven. Dan wordt het geloof afgeschaft Nu is het nog hopen en verwachten. Dan is het aanschouwen, de voleinding. Er is dus de immanente lijn: de eeuwig heid is er in het hart van den mensch. En is de transcendente lijn: de afstand van eeuwigheid en tijd. Bij Kierkegaard heeft de tweede lijn het steeds meer gewonnen. Daar door werd religie steeds meer: lijden. Wie met God leeft, leeft „als een visch op het droge". Hij wordt door het absolute uit zijn eigen element gedreven. Op deze lijn wordt ie verhouding van godsdienst en zedelijk heid bij Kierkegaard onzeker, is er weinig plaats voor gemeenschap, bestrijdt hij de Kerk en deze wereld, ook het beroep, en het huwelijk. De geschiedenis kan hier het geloof niet helpen. Want de geschiedenis is het tijde lijke. en zondige. Er is geen heilsgeschiede nis. Het gaat om de doorbraak bij den enke ling In de richting van de Openbaring van God, die er slechts op één punt is: Christus, de absolute paradox. Wa? verstandelijk on mogelijk is, is hier geschied: de eeuwige waarheid kwam in den tijd. Het absurde is gebeurd. Het geloof kiest dit absurde. Maar de absolute paradox is er alleen op één en kel punt der historie. De goschledenls vóór Christus is doof en stom. God sprak wel. maar er was geen antwoord. En de geschie denis na Christus is alles bederf, compromis, wereld. De Openbaring is er dus uitsluitend op het ééne punt van de Openbaring iD Christus, waarop het geloof zich heeft te richten. De nieuwere theologie en wijsbegeerte zijn zonder Kierkegaard volkomen onbegrijpelijk. Het meest geldt dit voor de school van Barth. vooral in de tweede periode van zijn leven, den tweeden druk van den Römerbrief. Al leen iemand die van Calvijn niets gelezen heeft, kan moenen dat dit zonder meer Cal vinisme is. Het dynamiet van de dialectiek van Kierkegaard heeft de Reformatorische theblogie uit haar voegen genikt. In ons vaderland hebben vooral de belde Jonkers voor de kennismaking met Kierkegaard groot© beteekenis verkregen. UITVOER CONTROLE BUREAU Het Uitvoer Uontrole Bureau van Aardap pelen, Groenten en Fruit, zal 8 April a.s- te Utrecht de algemeene vergadering houden. In deze agenda zal o m. de heer Ir. A. W. v- d. Plassche een lezing houden over: .,\Vat is de reden dat het Amerikaansohe product een goede naam heeft op de wereldmarkt?" Radio Nieuws. WOENSDAG 30 MAART l Hllvtrinm VARA: Gram<rfo©nmu*i*k Hullen NCRV: Morrenconcert i Hilversum VARA: Sollstenwtotet 5 Hutten NCRV: rvaeneokoor Hulzen NCRV: Orrelbeopolln* j Kaluodborg: Strijkorkest 1 Hilversum VARA: Septet I Daventry: Orgelconcert I Daveatry: Concert Kalundborg Instrumentaal ensemble Hilversum VARA: Concert Hulzen NCRV: GremofoorvrouzleJc I Kênljiwusterhausen: Concert Langcnberg: Concert i Daventry: Org.-lconcert Hilversum VARA: Orkest Londen R.: BBC-orkeet Hilversum VARA: Orkest i Kalundborg: Orkest I La ngenberg: Concert Londen R.: Pianorecital 1 Hulzen NCRV: Orkmcfooi i Hilversum VARA- De i Daventry: VocaaJ corioei i Par IJ a-El ff el: Concert ialunaborg: Ja ven try: Co: 1 Hilversum NCRV: Oramofoonmuzlel i H i 1 v e r a u ui VARA: Granu Tcocinuilel S Hilversum VARA: Onze keuken 1) Hulzen NCRV: Chr. lectuur 5 Hulzen NCRV: Voor landhjuwera Hulzen NCRV: „Gods majesteit ln «e sterrenwereld" Klnderuurtjea «di, Hulzen NCRV: Kinderuurtje Kerkdiensten tut Hulzen NCRV: Schriftlezing H 1 1 t e r su m VPRO: Morgenwijding ■■I dienst Ds. P. N. NCRV: Politieberichten Hulzen NCRV: Persberichten i Hulzen NCRV: Persberichten Hilversum VARA: Persberichten DE NIEUWE BURGEMEESTER VAN WIJK EN AALBURG ZIJN STAAT VAN DIENST De heer C. B. J. Landweer, ambtenaar ter secretarie te Linschoten bij Woerden, be noemd tot burgemeester van Wijk en Aal- buig, geboren 6 October 1905 te Hilversum, doorliep de Bijz. H.B.S. met 5-jarigen cursus te Voorschoten bij Den Haag. Na het beha len van het einddiploma werd hij aangesteld tot ambtenaar bij de Bataafsche Petroleum- Mij- in Roemenië. Na daar eenige jaren te zijn geweest, keerde hij naar het vaderland terug en werd benoemd tot ambtenaar ter gemeente-secretarie te Linschoten, alwaar hij tevens werd belast met het directeurschap van het gemeentelijk waterleidingbedrijf. Hij liet zich daar kennen als een kundig en energiek ambtenaar, die de belangen van Linschoten nauwlettend behartigde. Slechts noode ziet men hem daar vertrekken. De heer Landweer is lidmaat der Ned. Herv. Kerk en is de antirev. beginselen toe- S. W. COLTOF OVERLEDEN In den ouderdom van 77 jaar is te Amster dam overleden de heer S. W. C o 11 o f, die een der medewerkers is geweest van Domela Nieu- wenhuis. Hij heeft in d$ dagen van den so- cialistischen bond, een veertigtal jaren gele den, een politieke rol gespeeld. Op SO-jarigen leeftijd trad hy in dienst van de Dagelijksche Beurscourant- Hij heeft, eerst onder leiding van den redacteur J. T h o r s en na diens dood zelfstandig aan de redactie van dit orgaan ge arbeid. Tot in zijn laatste levensdagen heeft de thans ontslapene zijn functie vervuld. Zijn scherp gestelde overzichten hebben steeds de aandacht getrokken. De eerste lammeren lijn er! En wie verheugt zich niet om dit elk jaar weerkeerend bewijs, dat de Lente gekomen 1st DE VAL VAN KONSTANTJNOPEL Door LEWIS WALLACE Naar het Engelsch door ALMA Hij sprak met nadruk, zij boog het hoofd fen sloeg een kruis. De toestand is moeilijk, hernam hij, maar gelukkig is hij tot op zekere hoogte wel iets aan te doen. Hier is mijn doehter Lael, nog nauwelijks de kimderschoenen ontwas 6en. Hulpeloozer dan gij, omdat geen kei zerlijk bloedverwant een onrecht haar aan- gedaan zal wreken, staat zij aan dezelfde ge varen bloot, die u bedreigen: een gevangenis cel, ruwe ongeloovigen tot bewakers, ontbe ring van allerlei aard, eenzaamheid. Waar om zoudt gij haar niet bij u nemen? Zij kan u als kamenier dienen, of u Lot gezelschap strekken. Een schurk bedenkt zich nog eens als hij met twee personen te doen heeft. Deze woorden bleven niet zonder uitwer king- Vorst, ik heb geen woorden om u mijn dank te betuigen. De Hemel heeft mij toch niet geheel verlaten! En de hulp komt nog juist bijtijds, want zie, daar keert mijn bode tcrue met een heel gevolg. Laat uw dochter naast mij komen zitten, gauw! en blijf gij zelf dicht bij ons voor het geval, dat Ik uw hulp behoof. Gauw! Laat Sergius uw dochter hier brengen, hij is jong en sterk. De monnik haastte zich zooveel mogelijk. Hij trok de boot aan land, reikte Lael do hand en bracht haar zonder tijdverlies bij de prinses. Nu mogen zijn komen! zeide zij, en ferkende daarmee de kracht die van een drachtig samenwerken uitgaat. Haar stem klonk weer helder, haar gelaat straalde van vertrouwen en moed. Tot één groep ver- eenigd wachtten zij den Turk af. De Gouverneur komt, zeide de officier, de prinses eerbiedig groetend. Uit de poort van het Kasteel trok een twintigtal soldaten. Zij waren allen gewa pend en droegen op hun schild een lans met een gekleurd vlaggetje. Eén ging vooraan. De Vorst en de prinses begrepen, dat hij de Gouverneur moeèt zijn, en volgden al zijn bewegingen met spanning. Op dat oogenblik vielen de eerste regen droppels. De Gouverneur bleef staan, keek naar de lucht, wenkte een paar zijner vol gers, en gaf zijn bevelen, waarop zij haastig naar het Kasteel teruggingen. Hijzelf kwam niet versnelden pas nader. Hier merkte de Vorst met zijn meerdere ondervinding iets op, dat aan het overige gezelschap ontsnapte, namelijk de bijzondere eer, die men den vreemdeling bewees. Bij de landingplaats toch wilden de officier en de soldaten zich nederwerpen, maar met een hooghartige beweging wees hij dat eerbe toon af. Hij was lang en slank van gestalte en geheel gewapend. Een kap van fijn ijzer- draad, dat geen pijl, geen degenpunt zou doorlaten, beschutte hoofd, hals en schouders doch liet het gelaat vrij. Een soort van maliënkolder omsloot het lichaam tot boven de knieën. Een groenfluweelen overjas zon der mouwen bedekte voor een gedeelte het harnas. Stalen slobkousen, uitloopende in fijngeschakelde schoenen, bedekten de bee- nen. Een lichte ronding van de kap aa voorzijde, en een fraai vergulde band tot bevestiging van het hoofddeksel deden het min of meer op een kroontje gelijken. De ijzeren handschoenen waren kunstig bewerkt en van afzonderlijke duimstukken voorzien. Een breede gordel, uit gouden schakels sa mengesteld en bestemd voor het krom zwaard, hing tot op de linkerheup, maar zijn cenig wap^r; was een ponjaard, schitterend van juwce'en, en deze diende hoofdzakelijk om de vredelievendheid zijner bedoelingen te toonen. Deze bijzonderheden waren natuurlijk van gioot belang voor den Vorst, wien zijn uit gebreide kennis van helden en beroemde krijgers het vergelijken tot gewoonte ge maakt had. De prinses daarentegen vestigde haar aandacht op het gelaat van den vreem deling. Zij zag bruine oogen, niet groot maar bijzonder helder, scherp, doordringend, een rond voorhoofd, sterk gebogen wenkbrau wen, een Romeinsche neus, dikke lippen, buinverbrande gelaatskleur; in 't kort een hooghartig, schoon gelaat, dat in iedere lijn getuigde van hooge geboorte, eerzucht, moed hartstocht en zelfvertrouwen. Tot haar ver wondering evenwel scheen de vreemdeling nog zeer jong te zijn. Niet recht wetende of zijn voorkomen haar vertrouwen dan we) engst moest inboezemen, bleef haar blik strak op zijn gelaat gevestigd. Toen hij tot op weinige schreden afstands van hen genaderd was bleef hij staan, en jverzag het gezelschap. Wees voorzichtig prinses, dit i9 niet de Gouverneur, maar hij van wien ik sprak... de groote man. Deze waarschuwing kwam van den Vorst en werd in 't Latijn gedaan. Als om hem te danken voor een dienstbetoon, misschien wel voor het aanwijzen der persoon, die hij zocht, maakte de vreemdeling een lichte buiging voor hem, en zag vervolgens de prinses aan. Onmiddellijk veranderde de uitdrukking van zijn gelaat Verwondering en bewondering streden om den voorrang. Zoo vurig en veelzeggend was zijn blik, dat hot bloed haar naar de wangen steeg en zij haar sluier liet vallen. Dat bracht hem tot bezinning. Hij kwam een stap nader en zei met gebogen hoofd en zichtbare verlegenheid: Ik kom de bloed \erwante van Keizer Konstantijn een schuil plaats aanbieden. De storm zal vooreerst niet gaan liggen, en tot zoolang ls mijn Kasteel tot haar dienst. Hoewel het niet zoo weel derig ingericht is als haar eigen palels, zijn er gelukkig toch vertrekken, waar zij stil en rustig vertoeven kan. Ik waag het die uit noodiging te doen in naam van mijn hoog vereerden meester, Sultan Moerad, die zich verheugt over de vriendschap, welke tus schen hem en den heerscher van Byzantium bestaat Om allo vrees en twijfel te doen verdwijnen zweer ik met aanroeping van den heiligen Profeet, dat prinses Irene onge stoord in het Kasteel zal kunnen verblijven met volkomen vrijheid om heen te gaan. zoodra zij dat verlangt. Indien zij zulks he geert kan dit bij overeenkomst in tegen woordigheid van de aanwezigen, als getui gen, vastgesteld worden, alsof het een «maïs zaak gold. Ik wacht haar antwoord. De Indiër hoorde deze toespraak met ver bazing aan. Meer nog dan de Inhoud tred hem het onverbeterlijke Latijn, waarin zij gehouden werd. Nu begreep hij ook de be teekenis van den blik, dien de Turk hem toegeworpen had na zijn waarschuwing aan de prinses, hij had hem dus verstaan. Op dit oogenblik kwamen eenige drapere uit het Kasteel met twee overdekte 9toelen. Ziehier het bewijs van mijn zorg voor de bloedverwante van Keizer KonstantIJr. zei de Turk. Ik zag dat het zou gaan rege nen, en dat niet alleen, 9choone prinses, de stoel bewijst dat ik alle9 doen wil oin billijke klachten uit Konstantinopel te voorkomen, want is er voor mij, een geloovlg Moslim, wien het betoonen van gastvrijheid opgelegd is als een godsdienstplicht, ernstiger be schuldiging te hedenken dan deze, dat ik zou geweigerd hebben mijn poorten te openen voor benarde vrouwen, omdat zij Christenen zijn? Oordeel zelve, prirses, hoe zeer ik het aannemen van mijn noqdiging op prijs moet stellenl Irene zag den Indiër aan, en daar zijn ge laat instemming toekende antwoordde zij: Ik vraag verlof om van uw hoffelijkheid rap port te mogen doen, als van een staatszaak, opdat mijn Keizerlijke neef ze naar behooren inoge beantwoorden. De Turk boog en Ml: Ik had u niet beier kunnen raden. Ik verzoek dat mijn vrienden (de prin ses wees op den Vorst en op den monnik) en 1? m°Sen dce'en in mijn vrijgeleide Ook dit werd toegestaan. Toen stond zij en verzocht Sergius haar te helpen uit stappen. Lael volgde haar en beiden namen plaats in de stoelen, om naax het K&steal TWEE EN TWINGTIGSTE HOOFDSTUK De Arabische verteller. Toen de prinses en Lael bij het Kasteel kwamen was daar geen enkele man te zien. De lezer zal die omstandigheden waar schijnlijk toeschrijven aan do ijverzucht, die de drijfveer heet te zijn der Geloovigen. wanneer vrouwen in tegenwoordigheid van mannen moeten verschijnen. In dit geval echter kon de Gouverneur zijn g.>eden wil niet beter getoond hebben. Alleen op de borstwering boven de poort stond een schild wacht, maar met het aangezicht naar den wand zoodat hij haar onmogelijk zien kon oa£r ï'jl? de die gij zaasi komen, En de bezetting waar is die? vraag de Sergius aan den Vorst Deze haaide de schouders op en antwoord de: Zij zuilen we! spoedig voor den dag komen. In de breede gang van het Kasteel werden ÏLifEÜn nP?r*Me' E?n man. groot van j *U'te e,n met een prachtlgen bournous om de schouders ontving hen. De Vorst begreep turstond dat hij mot een der onmisbare h- v. akers van een Oosterschen harem te doen had. en maakte zich gereed om hem zonder ÜSSIS? ,e **h™r«men. De zeldzame fraaiheid van den bournous bevestigde ziin vermoeden, dat de zooeven aangekomen CouMrneur! h0°g,r "°"d ,n d« j"™ """Kt" bc hoort aan aan Vorat, Jacht Wordt vervolgd f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 9