VAN BONTE DINGEN
door
G. K. A. Nonhebei
Apotheker te Middelburg
Zigeuners bij het
gerechtelijk verhoor
Er bestaat geen menschenras, dat behept is met
zulk een staalkaart van allerlei ondeugden en bui
tenissige eigenschappen als wel de Zigeuners. Een
echrik der omgeving. Vandaar de voorbeeldige ijver
die de naties betoonen ze over eikaars grenzen te
zetten. Ze vertoonen een complex van list, leugen,
bedrog, geraffineerde diefstal, waanzinnige ver
liefdheid, dierlijke honger, absoluut gemis aan
moed en aan begrip van reinheid, tucht en orde.
Wetten en verplichtingen bestaan voor hen niet
en wat wel het schrikkelijkste is vooral voor hen,
die op een of andere wijze er mede in aanraking
komen, dat is hun alle begrip te boven gaande
vuilheid.
De stank, die zij dan ook verspreiden, is met geen
pen te beschrijven. Het voordeel van dat geurtje
voor de politie is, dat ze direct weten, dat er door
Zigeuners is ingebroken. In de boeven wereld is
men over het algemeen zeer solidair. Als er een of
ander zaakje „op te knappen" is, dan gebeurt dit
lang niet altijd door een groep, die elkander kent,
maar vaak ook door voor elkaar onbekenden, als
die door bepaalde teekenen maar bewezen hebben
tot dat „edele gilde" te behooren. Als echter enkele
bandieten (niet-Zigeuners) zich voor een tijd bij
een Zigeunertroep hebben aangesloten, dan is die
aansluiting echter maar van zeer korten duur,
daar hun levenswijze geweldige eischen stelt aan
hun gezondheid, hun voeding wèerzinwekkend is,
hun wreedheid tegenover dieren afschuwelijk en
hun vuilheid en stank 'ondragelijk. Dat zegt veel,
daar het gewone misdadigerssoort op het gebied
van hygiëne en comfort zeker wel heel weinig
eischen stelt,
,Voor dien rechter in het verhoor zijn de Zigeuners
een ware kwelling. Als zij een getuigenis afleggen
dan beginnen ze altijd weer opnieuw de zaak van
den beginne af op te halen met een grenzelooze
breedsprakigheid. Zij bezitten allerlei tooverformu-
les, waardoor zij de waarde van een eed voor zich
zeiven te niet doen, zoodat men zelfs op hun ge
tuigenis niet kan vertrouwen. Een rec-hter-commis-
saris vroeg eens aan een Zigeuner, hoe het moge
lijk was, dat één veldwachter 23 Zigeuners had
gearresteerd en op het politiebureau had gebracht,
waarop de Zigeuner zeide, dat die veldwachter een
■uitstekend geweer bij zich had en een scherpschut
ter was en geen der 23 de kans wilde loopen om
hij eventueele vlucht te worden doodgeschoten. De
rechter moest zich verwonderen over zoo'n groot
gcmi9 aan moed.
Een oude Zigeuner zei eens tot den rechter: „Leg
een Zigeuner een goudstuk op zijn graf, dan komt
zijn hand er uit en grijpt hij er naar."
Als bij het verhoor blijkt, dat een kerel op onbe
grijpelijke wijze langs een bliksemafleider naar
beneden is geklauterd van een dak, dan kan het
een Zigeuner zijn geweest, maar heeft de dief een
koenen sprong in onbekende diepte gewaagd, dan
68
is het beslist geen Zigeuner geweest. Daar alle
leden der bende „in het vak" zijn, beschikt dit
volkje over uitstekende spionnagediensten. Als een
Zigeuner inbreekt, dan kent hij van te voren de
situatie.
Tijdens den diefstal een Zigeuner te overrompelen
zal slechts zelden gelukken, daar zijn voorzorgen
uiterst nauwkeurig genomen worden. Als een
Zigeuner in een kamer heeft ingebroken, dan zal
zijn eerste werk zijn te zorgen, dat de deur niet kan
worden geopend en dat hij b.v. door een raam een
veilige aftocht kan blazen. Een Zigeuner, die uw
laden of kasten inspecteert, rommelt er niet in,
maar werkt met een zekere élégance. Hij zal nooit
b.v. een ruit met vogellijm besmeren en die met
een dikken doek indrukken als de torenklok haar
twaalf zware slagen door de nacht doet weergal
men. Hij zorgt van te voren, dat twee kleine jon
gens van de bende ruzie krijgen en elkaar juist
door d i e ruit duwen. De kleine apen vliegen weg
en de eigenaar laat brommend zijn ruit maken.
Maar de Zigeuner weet dan heel goed, dat de stop
verf des nachts nog zacht is en hij zonder eenig
rumoer de ruit er dus kan uithalen. Legert er zich
een troep bij een stadje, zoo kan men er verzekerd
van zijn, dat menig handelaar de dupe wordt
hunner trucs.
Bij een bezoek van zoo'n troep ten onzent kwamen
een paar vrouwen bij een slager om 2 kilo vleesch.
Ze vroegen den knecht het in een door haar meege
brachte blikken bus te doen. De slager had zich
hij de deur geposteerd voor het geval ze zonder be
talen zouden wegvluchten. Ze probeerden toen de
bus in een valies te stoppen. Toen dit valies te
klein bleek, vroegen ze of de slager de bus een uurtje
wilde bewaren, daar een andere vrouw het groote
valies bij zicli had en ze denzelfden weg toch terug
kwamen. Toen ze des avonds nog niet teruggekeerd
waren, gelastte de slager het vleesch maar weer uit
de bus te nemen en goed te reinigen. De-bus bleek
ledig te zijn en voor zien van een lossen bodem,
die met het vleesch in het valies was gegle
den. Hun huishoudbudget wordt niet bezwaard
dioor uitgaven voor de wasch. Zij dragen hun hemd
tot het uiteenrafelt. Daarom zijn de Zigeuners voor
ons hygiënisten de grootste puzzle ter wereld.
Onder de meest denkbare vuilheid, die tot de ern
stigste infecties tocli moet leiden, vertoont de
Zigeuner de eigenschap veel sneller dan eenig
ander mèrisch' van zijn wonden te genezen. Een
Zigeuner werd eens met een zware wonde voor drie
weken in een ziekenhuis opgenomen. Na drie
dagen was hij verdwenen met bed en kussen,
lakens en dekens, handdoeken en nachthemd en
«enige kleinigheden.
Een ervaren chirurg zei eens: „Als je bij een Zigeu
ner een ernstige wonde hebt gekrampt, dan kun
je er wel op wachten, tot deze is dichtgegroeid om
de krammetjes er uit halen."
Bloemvazen en -glazen moeten niet allereerst de
aandacht op zichzelf vestigen, maar zij hebben tot
taak de natuurlijk? charme der bloemen te ver-
hoogen. Een lange ranke vaas eischt niet meer
dan één enkele goed gekozen bloem, terwijl andere
modellen dikwijls meer bloemen verlangen om
samen een harmonisch geheel te vormen. Ook de
kleur der vaas heeft invloed op de bloemen, zoodat
we eigenlijk nooit vazen te veel hebben.
We houden daarom zooveel van bloemen omdat
ze ons door hun schoonheid een intens genot ver
schaffen. De natuur zelf zorgt ervoor, dat ze ons
nooit gaan vervelen, ze zijn steeds vol afwisseling,
ze ontluiken en verwelken en kunnen niet zonder
onze hulp. Zij die de taal der bloemen verstaan
leven een blijder, voller léven. Het spreekt wel
vanzelf, dat ook hier overdaad schaadt Een juiste
plaatsing in een rustige harmonische omgeving is
wel een eerste vereischte. Aan goede vormen van
bloemvazen ontbreekt het ons gelukkig niet meer.
Bijgaande foto's zijn genomen naar een bloemglas,
dat naar het ontwerp van Copier in den handel
wordt gebracht door de glasfabriek „Leerdam".
Bloemvazen
door
Cor Alons
Openhartige Brieven
Heuvelen, 19 Febr. '32.
Beste Herïnien,
Wat een gezellig briefje mocht ik van je
ontvangen!
11c dacht al: zou Hermien het zoo druk hebben in
haar nieuwbakken huishoudentje, dat er geen
oogenblikje voor tante Agaatli kan overschieten?
Maar nu tóch.
Ik merk dat je moedig je bootje van wal hebt ge
stuurd, doch er nu wat onzeker op de golven mee
ronddobbert.
Geen wondert Kersversch van kantoor en dan op
eens: aanpakken jongens.
Dus je kunt nog steeds geen meisje krijgen. Maar
gelukkig heb je een stofzuiger hoor ik, een gas
haard, een warm water reservoir en al wat deze
tijd méér aan geriefelijks oplevert.
Zoo was het voor jaren, toen wij trouwden, nog
niet! Kun je begrijpen. Je weet misschien dat wij
ons nieuwe leven op een dorp begonnen? Ver van
elk familielid, dus zonder helpende handen in de
nabijheid als de nood aan den man kwam. Zonder
raad.
En we zijn die jaren toch zoo heerlijk doorgerold.
We schaften ons eenvoudig een aantal denkbeel
dige helpers en liuisgenooten aan!
Apollo, de rolscliuier, was onze kamerheer; de
fluitketel onze fluitist; 't tafel-stoffer en blikje,
vanwege s eersten gebogen steel: Krom en Recht.
En zoo ga je maar door.
En als t öA eens moeilijk werd, weet je wal je oom
dan altijd zei: „Als wc ons goed humeur maar
mogen bewaren!"
Nu, daar streefd-en we dan ook naar.
En er was veel vermakelijks. In ons oog dan ten
minste.
Jij praat van bijtijds op moeten? Had je dddr moe
ten komen. De menschen hadden voor dag en
dauw al een taak achter den rug! Ik weet stellig
dat ze ons, die niet voor half acht te voorschijn
kwamen, echte langslapers vonden
Natuurlijk vergaten ze, dat zij zelf 's avonds een
paar uur eerder onder de wol waren gegaan!
Maar nu het vermakelijke. De eerste post werd
ongeveer om zeven uur bezorgd. Als we een boek
of omvangrijk tijdschrift dat niet door de brieven
bus kon, venoachtten de post stoorde zich n.l.
daar wérkelijk aan 't dringend „niet vouwen
moest 't dus noodzakelijk een vroegertje worden.
Op een morgen echter, werd er al héél vroeg
gebeld.
Half zeven, wat. was die post miserabel vroeg!
Enfin, je oom in négligé naar de deur, er zat niet
anders op. Deur waarin geen raampje was
op een kier, hand om de hoek: „Dank u post."
Edoch, géén pakje, géén tijdschrift.
Hand nog verder. „Ja post?"
Toen opeens een verbaasde jongensstem: „Mot je
nog eïfé?'-'
Denk je zoo'n misverstand op je nuchtere maag
eens in!.Kun je begrijpen dat we nauwlijks tot
bedaren konden komen?
Die voorvalletjes aan de deur konden trouwens
tóch kostelijk zijn.
Ik herinner me nog den ouden petroleumventer,
die stereotiep bij t overhandigen van z'n bus
geurige vloeistof, bemoedigend zei: „Nou kan je
maar weer verder, nou kan je maar weer voort
En de „vreemde" kooplui, die je zonder uitzonde-
Een merkwaardige
liefhebberij
(Over snuiven en sruiifdoozen)
Het was voornamelijk in de achttiende eeuw, dat
in geheel beschaafd Europa met animo gesnoven
werd. Tabaksstof, al of niet geparfumeerd, maar
ook andere gemalen zelfstandigheden werden met
de vingers haar de neus gebracht, en opgesnoven.
Daarna werd eens heerlijk, weldadig gekucht,
gerocheld en geniesd. De snuivers voelden zich een
ander mensch worden en keken, met het prikke
lend goedje in de neus, eens zoo vroolijk de
wereld in.
Wij kunnen ons dit genot niet goed meer voor
etellen, ons lijkt dit snuiven, zacht geziegd, een
onsmakelijke liefhebberij. Doch onze voorouders
dachten er anders over, ze zouden zich niet gaarne
'smorgens zonder een behoorlijk gevulde snuifdoos
aan den dagelijkschen arbeid gewaagd hebben, ze
hadden een leeg* onbestemd, onbevredigd, kinder
achtig gevoel in.hun neus, als die niet af en toe
door wat 6nuif geprikkeld werd.
Maar laten wij niet te diep op die gewoonte
neerkijken en in plaats daarvan liever onze eigen
gewoonten eens bezien. U pruimt niet, lezer. Ikzelf
ook niet, al heb ik 't in mijn kinderjaren bij wijze
van experiment wel eens geprobeerd, met sigaren-
puntjes. Maar er zijn menschen, die pruimen.
En het rooken? Doch laat ik eerst een sigaar op
steken, voor ik begin te smalen. Ziezoo, het rooken
(die sigaar bevalt me uitstekend; ik mag graag
rooken, om dezen tijd) het rooken is eigenlijk
ook een onsmakelijke gewoonte. Iemand die ge
regeld rookt,, ruikt er altijd naar, en men zegt, dat
zekere huisgenooten of huisgenooten-in-spé lang
niet altijd van deze rooklucht gediend zijn. Het
zijn dezelfde mensehén die, als ze uw kamer bin
nenkomen, vol geveinsde verbazing blijven staan,
met weemoed naar de gordijnen kijken en onom
wonden te kennen geven, dat ze willen gaan
snijden. Ze willen n.l. de rook gaan snijden, of
beweren althans, het te kunnen. Maar ik heb nog
nooit een schijf rook gezien.
Zooals het met alle gewoonten gaat: het snuiven
werd gaandeweg gecultiveerd. Het werd een han
deling, waaraan men zién kon in hoeverre iemand
een beschaafd mensch was. Zelfs wei-den er voor
schriften gedrukt en uitgegeven waaruit men
leereii kon hoe men met de snuifdoos had om te
gaan. Een dézer voorschriften,"1 dateerend uit het
begin van de negentiende eeuw, betreffende „de
edele handeling van de snuiftabakdoos" gaf bij
voorbeeld de volgende aanwijzingen:
1. Vat de doos met de regterhand. 2. Breng de
doos over in de linkerhand. 3. Sluit de doos.
ring naar binnen wilden sturen „om aan moeder
ie vragen of er nog wat noodig was."
Wat bloosde je dan als je bekennen moest de
meesteres in eigen persoon te zijn!
Op een keer kwam een koopman met heerenpan
toffels, die zich maar niet liet afschepen. Aan 't
eind zei hij: „Uw vader is zeker niet thuis? Koop
er dan maar een paar voor hein, hij heeft ze altijd
van me gehad!"
Moet je vader op mijlen afstand zitten en van
den prins geen kwaad weten!
Ja, in dien tijd kon je nog wel eens lachen om
den enkelen koopman, die aanbellen kwam.
Dat doe je nil niet meer. Daar is je hart te vol
deernis voor met de beklagenswaardigen, die op
geen andrc wijze aan met het venten van een
handjevol negotie, aan den kost hopen te komen.
Als het nog zoo genoemd worden kan!
Ik koop zooveel mogelijk van elk een kleinigheid,
Hermien en toon hun dan een vriendelijk gezicht.
Jn de hoop, dat het weer wat moed geeft na al die
dichtgelalen of toegeslagen deuren.
Want is het niet treurig, als een mail in de kracht
van z'n leven moedeloos zegt: „Als ik geen kinde
ren had, zou ik zorgen vanavond nog in de ge
vangenis te zitten, t Is zoo geen leven, m'n vrouw
denkt eiken dag wéér dal ik nou wel wat meer
verkocht hebben zal. t Is niet alleen dat je armoe
lijdt, maar dé vrede is ook verdwenen. Zoo ga je
ellcen dag weer op weg, met je hart zoo zwaar als
lood."
Ik hoop dat heel veel menschen rijkelijk hun gaven
zenden aan 't crisiscomité. En dal er veel wordt
gebéden.
Hermien, ik moet noodzakelijk eindigen. Wil je
Kees van ons allen groeten? En dan maar: tot
Je liefh. tante Aganth.
4. Open de doos. 5. Bied de doos aan in 't bij-
zijnd gezelschap. 6. Haal de doos weer naar u.
7. Houd de doos open. 8. Verzamel de snuif
tabak in de doos en sla tegen de zijde van de
doos. 9. Nijp de snuiftabak zeer beknopt met
de regterhand. 10. Houd de snuiftabak een
wijltje tusschen de Vingers eer gij hem aan
den neus brengt. 11. Breng de tabak aan den
neus. 12. Snuif behoorlijk met beide neusgaten
zonder grimassen. 13. N i e s, k u c li, r o g c h e 1.
14. Sloot de doos.
Napoleon was een groot man, dat is waar, maar
hij was ook een groot snuiver. En niet Napoleon
alleen, ook Lodewijk XIV en alle op dezen .Zon
nekoning" volgende koningen waren verwoede
snuivers. En Frederik de Groote zou .geen Frederik
de Groote geweest zijn, als hij niet hevig gesnoven
had. Op het gebied van snuifdoozen werd vaak.
groote weelde ten toon gespreid. Prachtige doozen
werden door vorsten aan hun gunstelingen en aan
diplomaten vereerd; maar ook de burgerij wist
een luxueuse snuifdoos op prijs te stellen. Een
kijkje in de snuifdoozenafdeeling van een museum
is in dit opzicht de moeite waard. Men had snuif
doozen van goud, zilver, tin, lakwerk en porce-
lein, snuifdoozen met idyllische tafereeltjes en
zeeslagen, ja, snuifdoozen met uurwerken en
zegels erin.
Daar het snuiven tegén 't eind der achttiende eeuw
in alle volkslagen was doorgedrongen valt het niet
te verwonderen, dat er ook stemmen tégen het
snuiven opgingen. Het ging hard tegen hard. Was
de snuif volgens de een niets minder dan een
doodelijk venijn, een verraderlijk geestbedwelmend
gif, de echte liefhebbers wisten zich, evenals nu,
glansrijk te verdedigen. Snuif was volgens hen
het meest probate geneesmiddel, een „neus- en
hersenzuiverend medicijn", een „remedy voor
allerly qualen, voor pijn, ontsteeckingen, vochtige
humeuren". Men „snuifde de ziekte uit het lijf",
„snuif verdreef het verdriet".
Met dat al, ook het snuiven is geschiedenis ge
worden, en de snuifdoozen, die slechts sporadisch
door pepermuntdoosjes vervangen zijn, vindt men
voornamelijk nog maar in museums. Men mag in
zijn lectuur nog eens een snuivende Samuel Pick
wick P.P.C. of Micawber tegenkomen (maar
wie leest Dickens nog?), doch daarmee is't gedaan.
Het rooken en het gummi-kauwen is er voor in
de plaats gekomen, want een man moet nu een
maal, net als de baby, iets in zijn mond hebben
om tevreden te zijn. Waarom verstandige vrouwen
dan ook een kind in hun mannen zien.
President Pickwick Club, titel van den ouden
Een
varend
insect
De mensch is niet de eerste geweest, die zich een
boot gemaakt heeft, en zoodoende een hem; vreemd
element, het water, heeft overwonnen. Een insect
is hem voorgeweest, en wel een spin soort, Jacht-
spin genaamd!
De Jachtspin een ervaren jager! neemt ar
geen genoegen mee, alleen op het land zijn buit
te zoeken. Hoevele, voor een spin heerlijke' hapjes,
zoeken niet juist boven de watervlakte hun, vertier!
We hoeven hier alleen maar aan de muggen t»
denken, om ons eenigszins in de gevoelehs van
een spin te kunnen inleven, die op een geringen
afstand, maar voor hem onbereikbaar, een waar
luilekkerland boven het water dansen ziet!
Maar de Jachtspin heeft er wat op gevonden! Hij
neemt enkele dorre plantendeelen en „naöit" die
op spinnenmanier met kleverig rag stevig aan
elkaar, net zooals wij menschen met touwen een
aantal boomstammen aan elkaar binden, als we
een vlot maken.
Het vlot Van de Jachtspin is ongeveer ,5 c.M.2
groot en daarop begeeft de langbeenige schipper
zich op het water. Roer of kompas heeft hij niet
noodig, hij laat zich kalmpjes drijven op wind en
stroom, maar speurt intusschen bloeddorstig rond.
Hoewel hij uitstekend springen kan, is hij zoo
voorzichtig genoegen te nemen met motjes of
mugjes, die (wat zeer vaak gebeurt) in het water
gevallen zijn. Zoodra hij er een bemerkt springt
hij op roofdierenmanier er op af. Bang van waier
is hij niet, en hij is, als schier alle spinnen, zóó
licht, dat hij niet zinken kan.
Zoo heeft hij gewoonlijk een uitstekende vangst.
Dat mag wel, want daar deze spin (evenals de
Wolfspin, waar de z.g.n. herfstdraden van afkom
stig zijn) geen webben kan maken, moet hij het
van zijn springtoeren hebben, die daoi ook zoo be
hendig en vlug zijn, dat de aparte bewegingen niet
eens zijn waar te nemen!
Dreigt er onraad, dan kruipt hij vliegensvlug
onderaan het blad-vlot, en geen vogel, dié hem
d&ér kan waarnemen!
Welk een verwoed jager deze 2 e.M. lange spin is,
blijkt wel hieruit, dat Cook hem zelfs heeft' waar
genomen, vechtend met een 8 c.M. lang vischje,
dat hij na een hevig gevecht overwon en najar den
oever sleepte. Bij zooveel moed, kracht en behen
digheid moeten menschel ijke jagers het af Heggen!
69: