PIRIN ZIJN BELOFTE GETROUW WOENSDAG 20 JANUARI 1932 t DERDE BLAD PAG, 9 CRITICA ROMANA DOOR Dr. H. VISSCHER ii. Alleen grondige studie der werken van Calvijn kan in staat stellen in de kern zijner levens- en wereldbeschouwing door te dringen. Omdat Dr. Cornelissen verzuimde deze te. maken, kwam hij tot de zonder linge beschuldiging, dat de Calvinisten een „geloof" prediken, dat-„begint als het den ken ophoudt", een geloof, dat „niet door het denken wordt voortgebracht", een geloof, dat „met het denken niets te maken heeft". Ja, hij stelt zelfs de naïeve vraag, of „Calvijn dan geene speculaties geeft" en of „hij niet. in bijzondere mate juist daar redeneert waar een onderwerp aan de orde is, als de praedëstinatie?" Uit zulke vragen blijkt al leen, dat hij, die ze. stelt, in dë kluistere van een middeleeuwsqh intellectualisme zoozeer geklonken ligt, dat hij voor niets anders oog heeft. Indien Dr. Cornelissen, alvorens zijn onderzoek en zijne vergelijkin gen aan te vangen, zich wat meer op de hoogte gesteld had van'de latere wijsbegeer te en psychologie der religie, het zou hem terstond duidelijk geweest zijn, dat in het religieuse leven het formeele denken eene functie heeft, dat religieus denken ook den ken is. maar een denken geïnspireerd door de .religieuse grondgevoelens der ziel. En dan zou hij ook hebben ingezien, dat dit religieuse denken niet, als het Thomistische, deslavin is van een theoretisch gekozen uitgangspunt, en dus ook niet gebonden is aan cene vooropgestelde' conclusie. Het re ligieuse denken ordent d.e .stof door het re ligieus bewustzijn voorgelegd, en kan, zoo- als Calvijn bewezen heeft, eene massale, alomvattende levens- en wereldbeschouwing bouwen, waarin alles religieus wordt ge waardeerd. Calvijn was zeer diep ingeleefd in het geestelijk leven van Gods kerk zooals het ziqh in de Heilige Schrift openbaart. Hij is een exempel van een Christendenker, in wi.en liet religieuse leven, niet beïnvloed door den verzengenden geest van intellectua lisme van 't classieke denken als bij Thomas, in gaafheid en reinheid spreekt In Calvijn verschijnt het christelijk bewustzijn, zoo als het zich constelleert onder de bezielende kracht en den levenwekkenden adem van Gods heilig Woord. In dat licht gezien, re deneert Calvijn ook. Een Paulus en Johan nes hebben voor hem, onder de bijzondere leiding van' Gods Heiligen Geest, ook ge redeneerd en het is Calvijn's streven hen na te denken en alzoo Gods woorden te verstaan. Aan het vuur, dat gloeide in de zielen der heilige menschen Gods, die van den Heiligen Geest gedreven, de profetie hebben voortgebracht en waardoor de Schrift van God ingegeven werd, opdat de mensch Gods volmaakt zij. tot alle goed werk volmaakteliik toegerust, is het licht ontstoken, dat Calvijn op het leven der wereld vallen zag. Als zoodanig is hij een religieus denker, streng logisch en streng zedelijk tevens, grooter dan eenig ander der Reformatoren, klaarder bewust dan zij al len. Maar daarom kan zijn levens- en we reldbeschouwing ook alleen als absoluut religieus worden begrepen. Welnu, het Christelijk leven, zooals het in de Schrift Gods geopenbaard verschijnt, is nimmer zonder de volstrekte tegenstelling tusschen God en schepsel. Dus kent het ook het mensch el i jk denken als schepselma- tigeh arbeid. En daarom kan het, zoolang het gezond en zuiver blijft, nimmer vredo hebben met wat zou kunnen leiden tot eene vervloeiing- der grenzen tusschen wat Go- des en wat sohepselmatig is, zoo min als het zich verdragen kan met wat eigen rein heid en zuiverheid bedreigt. Daarom duldt I stond S 3 bla'd van 16 Jan. I het geen pogingen om Gods werken en het Jgeen de schepselen-wereld, als moeilijk daar mecle overeen te brengen, te aanschouwen geeft, door een geknutselde theodicee te ver- I zoenen. Calvijn blijft Gods heerlijkheid ge- loovig aanbidden, houdt door het geloof vast aan Gods gerechtigheid en waarheid, ook j dan als hij de ontroerende werkelijkheid j van zonde en dood en eeuwig oordeel in het i aangezicht treedt. Hij staat met zijne beide voeten in de empirie van het religieuse leven, gelijk hij de werkelijke wereld zelfs I in den nacht harer zonde schouwt als een creatuur over welks nachtelijk donker een I eeuwigheidslicht Gods is opgegaan. En daarom, op den weg van Calvijn's denken I staat aan de eindpaal van het menschelijk j eindige kennen met vlammend schrift ge schreven: „de verborgen dingen zijn voor den Heere, de geopenbaarde voor ons en onzë kinderen". En ook van zijn denken is het hem de urit het diepe zielsbelevcn der religie geboren overtuiging: „uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen" en ons menschelijk denken ook. Als dus Dr. Cornelissen ook aan mij de vraag voorlegt, of ik dan „ook geene specu laties geef" en of het maar niet beter ware de praedestinatieleer van Calvijn, gebouwd als zij is op een absoluut religieus beginsel, te laten voor hetgeen zij is, „omdat zij toch niet kan worden beredeneerd", dan bewijst zulk een vraag slechts, hoezeer hij een vreemdeling bleef in de materie, waarover hij een vergelijkend oordeel gemakkelijk meende te kunnen vellen. Alle dingen toch worden eenvoudig gewogen op de weeg schaal der middeleeuwsche dogmatische wijsbegeerte. Dus kan hij niet begrijpen, hoe een man als Calvijn, aan dit dogmatisme absoluut gespeend, de werkelijke wereld met hare zonde en ellende kan schouwen in het licht van Gods Woord en Geest, gelijk dit is opgegaan in het bewustzijn der oor spronkelijke, nog niet door classieke philo sophic verworden, apostolische periode van Gods Kerk. Zoodra Dr. Cornelissen wordt vrij ge maakt van den ban eener dogmatische scho lastiek en zijn oog open gaat voor de vrij heid van den Christen, zal hij begrijpen, hoe het komt, dat Thomas slechts een wachter is voor den tempel der middeleeuwen en dat Calvijn de brenger is geweest eener nieuwe cultuur, die alle groote volken in hun opgang naar de hoogtepunten hunner ontwikkeling gedragen heeft. Aan deze Cal vinistische cultuur dankt de Roomsch Ka tholieke kerk zelve eene vrijheid, die haar in de landen, waarin de Reformatie in bloed gesmoord werd, niet meer wordt gegund. Een ding kan de polemiek van Dr. Corne lissen leeren, namelijk hoe diep de kloof is. die Roomsch .Katholicisme en Gereformeerd- Protestantisme scheidt en hoe ver de afstand wel is tusschen de takken, die uit een stam wortel zijn gesproten. En het is de eisch van een streng wetenschappelijke methode zich daarvan rekenschap te geven. In de vervul ling van dien methodischen plicht schoot Dr. Cornelissen tekort. Daaruit is zijn absurde voorstelling te ver klaren van 't Gereformeerd Protestantisme. Hij kan niet ontkennen, dat millioenen daar door gedurende, vier eeuwen zijn bezield tot geweldige krachtsontplooiing, dat millioenen tot op dezen dag geestelijk gedrenkt wor den uit de bron der levende wateren, die Calvijn heeft aangewezen. En toch komt hij met de bewering, als zou er in het Calvinis me te zien zijn „een tragisch conflict tus schen leer en leven, niet als gevolg van de menschelijke natuur, maar als gevolg van de leer, van het beginsel zelf. Een conflict derhalve, dat het Calvinisme zelf heeft op geroepen. omdat het den mensch onmogelijk ONZE NEDERLANDSCHE BAKSTEEN Tengevolge van de overproductie der Nederlandsche baksteen zullen binnenkort ver schillende steenbedrijven in ons land worden stopgezet, waardoor 4 a 5000 arbeiders werkloos zullen worden. Hierboven: een kijkje in de steenfabriek te Kuilenburg. Versche steenen vóór ze de oven ingaan. is zijne menschelijkheid te verloochenen. En dat vraagt Calvijn van zijne volgelingen. De natuur doet hare rechten geldon en laat de ze rechten niet verkrachten". En zoo komt er nog bij: „dit is steeds het gevolg van eene verloochening der natuur, dat deze zich wreekt juist daarin, waarin zij miskend wordt. Ook Calvijn en het Calvinisme zijn aan deze onverbiddelijke Nemesis niet ont komen". Met opzet geven wij dit citaat, waarin naast vele wijze woorden zooveel staat, waar van het jammer is, dat Dr. Cornelissen het nog eerst eens niet overwogen heeft alvo rens het neer te schrijven. Hij dwingt mij nu dingen in herinnering te brengen, die ik liever op den achtergrond laat Eischt Calvijn het offer der menschelijk heid, als hij nadruk legt op Jezus' woord: „voorwaar, voorwaar zeg ik u: indien het tanvegraan in de aarde niet valt en sterft, zoo blijft hetzelve alleen, maar indien het sterft, zoo brengt het veel vrucht voort. Die zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen, die zijn leven haat in deze wereld, zal het zelve bewaren in het eeuwige leven?" Ja, Calvijn leert, dat Christus wassen en wij nninder worden moeten, dat wij zullen bren gen het offer van ons verzondigd ik, om het ware menschelijke leven deelachtig te wor den. En hij zegt met den Apostel Paulus: wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het ge loof, hebben vrede bij God door onzen I-Ieere Jezus Christus. Inderdaad, een Calvinist be hoeft geen priester, die hem de absolutie verleent, wijl God Zijne liefde jegens ons bevestigt, dat Christus voor ons gestorven is,, als wij nog zondaars waren. Deze Chris tus is onze eenige Hoogepriester, die Zich- zelvcn onstraffelijk opgeofferd heeft om on ze gewetens te reinigen van doode werken en den levenden God te dienen. Hij alleen kan tot ons zeggen: Uwe zonden zijn u ver geven. En aan Zijn woord heeft Calvijn ge noeg voor tijd en eeuwigheid. Dat is geene verloochening der menschelijkheid, maar hare verheffing in het licht van Hem, die het. licht der wereld is. En overeenkomstig dit géloof leeft het ware gereformeerde volk. En dat zou niet mogelijk zijn zonder verkrachting der menschelijke natuur! Of schoon zij door het geloof inwoners mogen zijn in het land der belofte als in een vreemd land. Ja, wat erger is; zoo schrijft de represen tant van een systeem, dat.de eeuwen door van zijn priesters de verloochening heeft geëischt van het allermenschelijkste door hen te dwingen tot het coelibaat. Weet Dr. Cornelissen niet (en na zijn onverstandig verwijt moet ik het hem herinneren), dat er geen factor meer heeft meegewerkt, niet alleen tot de demoralisatie der priesterschap, maar ook tot het verval van het zedelijk le ven der massa en tot de diepe daling der kerk in de waardeering der volken, die tot. de Reformatie geleid heeft, dan de verkrach ting der natuur door monnikendom en priesterschap? Tot staving hiervan leg ïk hem de vraag ter overpeinzing voor, of er een andere grond ter verklaring is aan te wijzen, dan de verkrachting der mensche lijke. natuur en de negatie der Christelijke levensidealen, voor de opkomst eener litera tuur, die d'e zedeloosheid striemde en de oogen der massa er voor opendeed? Hoe zou het mogelijk zijn geweest, dat. om een voor beeld te noemen, een Poggia Bracciolini in een aantal geschriften zijne verachting voor monniken en priesters gelucht heeft op de wijze, zooals hij dit gedaan heeft, indien hij niet was ontroerd geweest door de diepe zedelijke ellende, die hij aanschouwde? Scheld hem niet voor- een minderwaardige, want Poggio heeft als geheimschrijver acht pausen gediend. En dat hij eerbied kon heb ben voor 't heroische en edele des geloofs, het blijkt, dat hij, die Hieronymus van Praag ten doode zag leiden, met minachting tegen over een heilige Synode, waarvan de mees ten, die er aan deel namen hem bekend waren, van het slachtoffer zeide: Stabat im- pavidus, intrepidus, mortem non contemnens solum, sed appetens, ut alterum Catonem dixisses. O virum1 dignum memoria homi- nura sempiterna. Poggio en velen met hem, kende nauwelijks woorden, vlijmend genoeg om zijn afschuw uit te drukken voor de atmosfeer van woordbreuk, laster en ge meenheid, die hij zag heerschen onder een regime, dat slechts bestaan kan door ver krachting van het edelste, dat de Schepper der menschelijke natuur heeft ipgelegd. Een dergelijke literatuur zou niet mogelijk zijn geweest zonder dat dit onnatuurlijke stre ven deze demoralisatie had voortgebracht De groote opgang van dergelijke geschriften is alleen verklaarbaar uit het feit. dat in de oogen der weidenkenden het gansche instituut gediscrediteerd was. Eerst nadat zij een eeuw verspreid waren, heeft het con cilie van Trente Poggio's werken op den index geplaatst, maar toen hadden zij hun vrucht reeds afgeworpen en de fundamenten ondermijnd van den eerbied voor den pause lijken stoel en voor het gansche systeem. Het zijn juist de verkrachtingen der men schelijke natuur in het Roomsch Katholie ke systeem, die de Reformatie zoo niet ge heel, dan toch goeddeels hebben veroor zaakt. En het Genève van Calvijn kan uit het oogpunt van eerbied voor de mensche lijke natuur de vergelijking met Rome door staan. Dr. Cornelissen is dus met zijn ver wijten aan het verkeerde adres. En datzelfde geidt ook zijne uitlating dat „Calvijn over de rede het Anathema" uitgesoroken heeft. Reeds de historie en de dagelijksche erva ring had hem anders kunnen leeren. Er is nauwelijks in ons volksleven een groep aan te wijzen, die uit. verstandelijk oogpunt nuchterder tegenover het leven staat dan Hij stond onverschrokken, onvervaard, niet alleen den dood verachtend, maar be- geerend, zoodat men hem een anderen Cato noemen zou. O man, de eeuwige gedachtenis der menschen waardig! de Calvinistische. De republiek in haar bloeitijd, de politieke strijd om de school, de overtuiging, waardoor onze arbeiders gedragen worden, heel de politieke strijd van onzen Calviniistischen burgerstand had hem kunnen leeren, dat de Calvinistische groepen lang niet de minst ontwikkelden zijn. Calvijn heeft over Gods gaven geen anathema uitgesproken, maar ze alle in harmonische onderschikking gewaardeerd als met dankzegging te gebruiken ter eere van Hem, die in Zijne gemeene genade zoo veel gelaten heeft aan de menschelijke na tuur, dat alleen in Zijne bijzondere ge nade geheiligd worden kan. Alle gave Gods is immers goed als Gods schepsel, en er is niets verwerpelijk met dankzegging geno men zijnde., want het wordt geheiligd door het. woord van God en door het gebed, 1 Tim. 4 4, 5. Doch hierin wil ik Dr. Cornelissen gelijk geven, ook al verschil ik met hem in de verklaring en waardeering van het ver schijnsel, „het Calvinisme verdeelde zich en blijft zich verdeelen in tallooze secten, zich onderscheidend van elkander door afwijken de opvattingen over onderdeelen van wat ééns zij het slechts kort de ééne en gezamenlijk aanvaarde leer van Calvijn was. Ziet. hoe men zich als afzonderlijke richting groepeert om de indlividualiteit van een voorganger, d.w.z. hoe men niet en kel naar argumenten zijn geloofsovertuiging formeert, maar zelfs naar de argumenten van één individueelen mensch". Ik wil nog wel een stap verder gaan dan Dr. Cornelissen en zeggen, dat er zelfs kerken en kerkjes zich formeeren, ofschoon zij het uit het oogpunt der belijdenis met elkander ééns zijn. Maar als dit nu zóó is, en het is zóó, hoe ongegrond is dan toch Dr. Corne- lissen's verwijt, dat het Calvinisme zich zou vergrijpen aan de menschelijke natuur! Ik zou zeggen, dat daaruit juist blijkt, hoe consequent en volkomen het aan de men schelijke natuur recht laat wedervaren. De kunstmatige, uniformiteit, door de Roomsch Katholieke Kerk nagestreefd, tot. zelfs zulk een uiterste, dat zij een kunsttaal heeft in gevoerd voor haar kerkedienst, is geheel in strijd wederom met de in de menschelijke natuur gegronde veelheid der talen. Is er iets meer natuurlijk, meer gegrond in het soheppingsleven dan de rijkdom van levens vormen en dus ook eene veelheid van be hoeften op geestelijk gebied? Het Cal vinisme met zijn vrijheidsbesef laat juist aan de menschelijke natuur recht weder- Maar ik weet het, onder de Calvinisten zijn er, die menschen navolgen, soms zeer onbeduidende, zelfs vreemde menschen. Er zijn ook onder de Calvinisten zelfs, natuur lijk zonder dat zij het zeiven beseffen, af godendienaars, menschen-vergoders, zooals er ook wel onder zijn, die heel weinig eerbied voor anderen hebben. Als ik daarvoor eene verklaring moet geven, dan geloof ik, dat ééne der oorzaken daarvan is, dat de Room sch© zuurdeesem bij dezen nog niet vol doende uitgezuiverd is. Immers in art. 7 der fessio Belgica staat geschreven: de goddelijke Schrifturen, noch de gewoonte met de .vaarheid, (want de waarheid is bo venal), noch de groote menigte, noch de oudheid, noch de successie van tijden en personen, noch de conciliën. Decreten of Besluiten; want alle menschen zijn uit hen- zelven leugenaars, en ijdeler dan de ijdel- heid zelve. Daarom verwerpen wij al wat met dezen onfeilbaren regel niet overeen komt." Menschen, die zeggen, dat zij de leer van Calvijn volgen en zich schuldig maken aan menschvergoding en slaafsohe onder werping aan woorden van menschen als waren het woorden Gods, vertoonen meer gelijkenis met de Roomsche leer dian met die van Calvijn. Zoodra een Roomsch Katho liek ©r eigen oordeel op na gaat houden, dat van het kerkelijk voorgeschrevene af wijkt, kan hij verplicht worden tot eene gehoorzaamheid, al zou hij daardoor zijne menschelijke rede volkomen miskennen. En Inderdaad, dit zag Dr. Cornelissen klaar in, daarvan is in het Calvinisme geen spra ke. En wat ons aangaat, hoezeer we ook oog hebben voor het nadeel der verscheiden heid, wij geven die voorkeur aan het recht der waarachtigheid boven het dwangjuk om het behoud eener schijnbare uniformiteit aan de consciëntie opgelegd. Het Calvinisme leert ons te buigen voor God en voor Zijn Woord alleen. Gemengd Nieuws. DOOR HOLLEND PAARD GEDOOD. Zondag jl. is in het Ziekenhuis aan den Zuidwal te Den Haag overleden de 38-jarige J. R. wonende te Leidschendam, die Zater dagochtend 9 dezer op de Hoefkade doordat het voor een vrachtwagen gespannen paard op hol sloeg van den bok werd geslingerd, waarbij hij ernstig werd gewond. CARNAVALSPRET. De gemeenteraad van Sittard heeft Maan dagavond besloten het carnaval af te schaf fen. Dit besluit heeft onder een deel van de bevolking zoodanige ontstemming gewekt, dat nog Maandagavond hij de raaJsleden die vóór afschaffing hadden gestemd, de ruiten werden ingegooid. Hot was de ge- heele avond en ook in het begin van den nacht te Sittard rumoerig. Troepen tegen het besluit van den gemeenteraad protes- teerende inwoners van Sittard trokken on der het zingen van carnaval liederen door de stad. Uitgebreid© politiemaatregelen moesten worden genomen. Eerst na midder nacht werd de rust hersteld. veerbode van een infectie ziekte. Regenweer, natte kleeren, licht schoenwerk, kouvatten, neusverkoudheid, hoesten, •iep, hoofdpijn vreese- ,k stekende pijn in de streek van het voorhoofd ^behooren fezamen. Men is J^.mat, lusteloos, onbekwaam, tot elk werk. Hier blijkt de .ongeëvenaarde werking de Aspirin-Tabletten. tabletten, in water op- Ingelost, ingenomen en ae At verkoudheid verdwijnt JsLT merkbaar, weg is de hoofd- \S pijn, die verschrikkelijke jb hoofdpijn. FELLE BRANDEN Vee in vlammen. De boerderij van den landbouwer Jurgens, onder Groesheek is totaal afgebrand. De brandweer kon wegens gebrek aan water weinig uitrichten. De boerderij ging geheet verloren. Een paar en een koe moesten af gemaakt worden. Alles was laag verzekerd. Oorzaak onbekend. Bij Neede (Gld.) ontstond brand in de kapitale boerderij „Oude Scholten", be woond door zekeren Herberts. De woning en de aangebouwde schuren gingen geheel in vlammen op. Eenige varkens en een pink verbrandden. De inboedel, alsmede de in de schuren geborgen voorraden werden een prooi der vlammen. De inwoners konden zich tijdig in veiligheid stellen. Verzekering dekt de schade, welke onge veer f 10.000 bedraagt De oorzaak van den brand is kortsluiting. Te Amsterdam brak brand uit in een vod- denpakhuds aan de Nieuwe Uilenburger straat Aanvankelijk dacht men hier met een ernstiigen brand te doen te hebben. Uit drie verdiepingen sloegen de vlammen. De brand weer liet dan ook dadelijk versterking aan rukken. Het bleek echter dat alleen het trap penhun's in brand stond en dat het eigenlijke pakhuis met zijn brandbaren inhoud niet door het vuur was aangetast. De schade bleef beperkt tot het houten trappenhuis. Als oorzaak neemt men aan dat de jeugd tegen de voordeur een vuurtje heeft ge stookt, waardoor de vlammen onmiddellijk naar hoven zijn opgezogen. DE VERMISTE JONGELING VAN ECHT De 19-jarige V. te Echt (L.), die sinds een week werd vermist, is in de bergplaatsen van een pannenfahriek aangetroffen. De jon gen, die in goeden welstand verkeerd©, had nog een voorraad boterhammen bij zich. Van een drama, dat men vermoedde, is dus geen sprake. DOODELIJK MIJNONGELUK. In de mijn Oranje Nassau I te Heerlen is de 40-jarige ongehuwde mijnarbeider B. uit Beek door een vallend stiik steen ge- treffen en aan de gevolgen overleden. Radio Nieuws. DONDERDAG, 21 JANUARI Graxnof.muziek I Huizen K.R.O.: üramofoonmuzlek l Kalundborg: Strijkorkest A.V.R.O.: Graxnof.muziek Concei i Orchestra sc 11 au: Boiistenoonceri Hilversum A.V.R.O.: Concert b Hilversum A.V.R.O.: Kwintet Huizen N.C.R.V.l'iano-recital Hilversum A.V.R.O.Gramof.muzaek i A.V.R.O.: Gramof.muzïek Sonxrs from the shows Ómroep-orkest ars urn A.V.R.O.: Orke Kerkdiensten, euz. 3 r 3 u m A.V.R.O.Morgenwijding en N.C.R.V.: Zlekendienst Ds. J. v, ide r s u m A.V.R.O.: Ziekenuur Mevr, Dijk en N.C.R.V.: Ziekenuurtje Ds. W, I H u u-beid kin der e Lezingen. Cursussen, enz. Hilversum A.V.R.O.Voordracht doos Mr. Ph. C. Lachspel le Hilversum A.V.R.O.: Knipcursus kin- derkleeding Huizen N.C.R.V.: Cursus fraaie hand- werken Hilversum A.V.R.O.: Knipcursus voot gevorderden en N.C.R.V.Vrouwenhalfuurtje i Huizen N.C.R.V.: Vragenhalfuurtje Hilversum A.V.R.O.Engeische voor beginners N.C.R.V.: Persbt i N.C.R.V.: Persberichte! JUSTITIEELE INVAL B1J ..DE TRIBUNE" Men meldt ons uit Amsterdam: De justitie te dezer stede heeft Dinsdag in den namid dag een huiszoeking verricht in het perceel Amstel 85, waar gevestigd zijn de redactie- en administratieruimten van het communis tische dagblad „De' Tribune". Aanwezig waren o.m. de Substituut Offi cier van Justice, Mr. Dr. J. A. van Thiel en eenige rechercheurs. Verschillende be scheiden zijn in" beslag genomen. Deze huiszoeking werd gevolgd door eea tweed© in de woning van den directeur van „De Trihur V' in de van der Helststraat. Ook hier zijn verschillende papieren in beslag genomen. VERDRONKEN. Men meldt ons uit Winschoten: Gisteravond ongeveer 12 uur is bij de Reidertil in de Reidenvolderpolder de 25-ja- rige ongehuwde landarbeider Jansen in 't kanaal geraakt en verdronken. NIEUWE AVONTUREN VAN PIEPNEUS EN BIBBERSNOET 15. Onderwijl trokken de twee kikkerjon gens ons naar den kant, en met opgeluchte harten sprongen we aan wal. De kikkerjom- gens gingen zich gauw aankleeden, en toen stelden ze zich heel netjes aan ons voor. De een heette Wik, en de andere Wak, 16. Nu, je begrijpt, dat wij onze vriendjes hartelijk bedankten, en toen dat gebeurd was, noodigden ze ons uit, met hen mee naar huis te gaan. Ze woonden een eindje van den waterkant af tussohen het hooge gras; het was een prachtig huis, heelemaal van riet gevlochten. (Wordt Vrijdag vervolgd)* FEUILLETON (Naar het Engelsch) „Kom met je boodschap te voorschijn, WLllHams, wat die ook zijn moge", begon Farenham. „Ik heb er aldoor over gedacht, hoe iik het zeggen moest, sirmaarmijn heer is'dood!Hij moet het veretand ver loren hebben; hij heeft zich doodgescho ten...." „Wilt?riep d)e generaal. „Versta uk dat wel?" „Ja, sir, mijn heer is dood". „Arme Hern tor u! W.ie zou dat nu gedacht hebben!" „Ja,.en ik heb u nog meer te verteflten snikte de man,Myilady is ook dood; hij heeft'ook haar het leven benomen!" „Arme Dick!" mompelde Farenham. ■Een oogenblik waren beide hoeren te zeer verplet., rum hun gedachten te regelen. Teen haalde de generaal zijn horloge te voor- „Ik zal zeggen, dat ze den dogcart, inspan non. Blijf hier, Farenham, tot ik terug ben." In biizonder korten tijd stond de generaal dan weer naast hem en vroeg op hulpe- 1"" 0- wij het liem meedeelen? ik zal .het hem wel zeggen," zei Farcr ham. „Maar eerst zal ik hem mee naar huis nemen." „Waanzin nog als erfdeel voor Dick Hem ford!" kilonik de etilüe verzuchting van den generaal. „Dood!Beiden dood! En op zulk een wijze!" Toen de dogcart voor stond, trok Faren ham Dick ter zijde en waarschuwde: „Wij gaan met den trein. Je vader is ziek geword'en. Er is nog net tijd, den trein te halen, maar dan moeten wij ook dadelijk Hij stak zijn arm door dden van Hem- ford en nam hem mee naar den dogcart, maar hij sprak rui et tegen de anderen, tot hij zijn plaats naast Diick had ingenomen en de teugels al in de hand had. Zoo even zag hij Beatrix staan in den zonneschijn met verbaasde, teleurgestelde uitdrukking op het gelaat. Hij nam den hoed af en hot volgend oogenblik reiden zij snel langs de oprijlaan. „Wat bet eekent dit alles, Farenhaim? Heb ben ze getelegrafeerd „Williams is komen waarschuwen, dat Mr. H'ennforrl vanmorgen ziek is geworden" „Arme moeder! Net terwijl wij weg waretn. Maar misschien i6 het beter, dat hij nu i maar eens echt ziek is! Hij is al zoo lang zoo gedrukt geweest". Farenham zuchtte: hij vreesde, dat Dick er nog niets van begreep; dus zou de schok dan des te grooter zijn. „Hij moest dan ineens wel erg ziek zijn, als ze bos hebben laten waarschuwen, t°'-. wijl we binnen een paar uren toch juden zijn". „Dat ..Tecs ik ook", „Misschien i6 hij er al niet meer, Res, als wij komen?" „Wij zuilen geen oogenblik verliezen". Keet on lag twee stations verder en ze vonden den dogcart van de Tow ere daar wachten. Hernford was nu still, terwijl een namelooze angst zich van hem meester had gemaakt. Op fluisterenden zoon zei Farenham tot den groom, dat hij liever terug moest loo ps n, opdat Dick niet. in de gelegenheid zou ■zijn, hem vragen te doen. Een heel eind reden de vrienden zwij gend voort. „Je rijdt dan wel met verschrikkelijke snelheid, Farenham!" „Ja". Nu kwam het huis in zioht „Zeg, Rex, zijn de gordijnen gezakt?" „Neen. Houd je flink man!" Farenham hield gaandeweg het paard in, zoodat dit stapvoets liep, toen ze vlak bij het huis kwamen. De dokter stond in de open deur, maar Farenham wenkte hem terug. „Kom hier binnen", zei hij tot Dick en noodlgde hem in de studeerkamer van Mr. Heraford, Dick ging met den rug naar den haard, staan en zei: „Je we>et meer, dan je mij verteld hebt, Rex?" Die vraag had hem gedurende heel den terugweg op de lippen gezweefd, maar hij had ze niet durven uitspreken. „Hij is dood", filuLcerde Farenham z Een tijdlang stond Dick met het Ik h ie hemden; toen hief hij het gelaat op un, vroeg op heesohen toon: „Waar is mijn moeder, Farenham? Ik v.il naar haar toe. O, hoe zelfzuchtig toch ook „Zij slaapt". „Neen, dat Is niet zoo! Ze slaapt niét; daar ken ik haar te goed voor. Ik ga naar haar toe". Kalmeerend legde Farenham de hand cp Dicks arm. Op het hooren van die opgewon den stem kwam de dokter binnen. „Waar is mijn moeder, dokter Coilen? Zij zal naar mij verlangen. Ik wil naar haai Dit zeggende, was hij reeds naar de deur geloopen, maar de dokter versperde hem uen weg. „Beste jongen, je kunt voor hó.ó,r ook niets meer doen. Meedoogenloos stroomde het volle zon licht binnen en deed de kamer zoo vroolijk Lijken met overal clie vazen met. bloemen. „Gelukkig maai-", zei dokter Coilen, tor- wijl hij zich over Dick heenboog, die flauw gevallen was. „Zijn eenige troost voor het oogenbilik ligt in vergetelheid. Hij moest het tóch weten en dan is het beter, dat hij het maar dadelijk weet, terwijl hij al half ver slagen was van den eersten schok". De dokter bleef tot laat op den avond, toen de toestand van bewusteloosheid was overgegaan im. een van gewonen, kalmen Samen gingen de heeren naar de kamer, waar de dooden lagen. Toen ze het vertrek •eer verlieten, draaide de dokte;1 den sleutel in en gaf dden aan Farenham. Dokter -Coilen vertrek. Hernfor^ - zou en-. kele uren slapen, de dokter had zijn voor zorgen daarvoor genomen, en als Dick wakker werd, zou hij terug zijn. Farenham zou zoo lang bij hem waken. HOOFDSTUK XII Dokter Coilen had dezer dagen een be zorgde uitdrukking op het gelaat. Hij was de zaak aan het „uitvechten", zooals hij het noemde, met zijn geweten. Hij was een eerlijk man, eerlijk tegenover zioh- zeflven, en hij zou niet rusten, voordat 'hij het met zich eens was, dat er in het minst geen blaam op hem rustte. Hij was niet langer dan een paar jaren daar in de streek geweest. Hij wist ni.et6 van de familie geschiedenis van Mr. Hernford. Kon hij nu zoo'n catastrofe voorzien hebben? Hij verlangde naar een onderhoud met een van de bloedverwanten, die hem kon inlich ten betreffende de geschiedenis van Mr. Hernford. Er kwamen niiet veel familieleden: het ge slacht was aan het uitsterven; maar onder anderen, kwam ook de eenige broer van Mrs. Heraford. Kolonel Fenton was iemand' van middelbaren leeftijd; hij was geweldig geschrokken bij het hooren van de tragedie. Tot hem wendde de dokter zich om in lichtingen: „Vertelt u mij eens: was er iets, dat ons tot waarschuwing had kunnen dienen?" Kolonel Fenton keek naar het kalme, intelligente gelaat en zei: „Ja, dat vvèl! En het had al lang verteld moeten worden. Niemand kan nu eeni u blaam op u werpen. Mijn arme zuster heen zeker niet den moed kunnen bijeenrapen, om er u over te spreken; maar zij had u moeten waarschuwen. De moeder van Anthony Heraford stamde uit een familie, waarin waanzin voorkwam. Zijn grootvader en twee van zijn ooms zijn krankzinnig ge weest; er is ook al vroeger een dergelijke tragedie in de familie afgespeeld". De dokter klemde de lippen vast opeen. „Dat ,is zeker na het huwelijk van uw zuster geweest?" „Ja, maar i,n hetzelfde jaar". Beide heeren zaten nog langen tijd te praten, want zij voelden zich tot elkaar "aan getrokken door de soberheid en eenvoud, ilie hen beiden kenmerkten. Nadat de laatste plechtigheden voltrok ken waren, bleef géén van de gasten langer dan noodlg was. Had één van hen Dick kunnen helpen, dan zouden zij dit graag gedaan hebben; maar ze zagen wel. dat hij niets liever wenschte, dan weer met zijn ouden vriend Farenham alleen te zijm. Dien avond, vertelde de dokter aaji Rex, wat hij gehoord had van kolonel Fenton. „En nu is het nóg de vraag, hoe het met Dick zelf zai afloopem", meende Rex. „Ja, dat kan alleen d© tijd leeren. Als ik maar wat eerder dit. stukje familiegeschie denis had geboord; als Mrs. Hernford mij maar gewaarschuwd had, dan zou ik beter toegekeken hebben". En de dokter bepaalde zijn gedachten bij het verleden, terwijl Farenham vervuld was ^an Dick en diens ir komst. Wordt vervolgd. Jt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 10