PIRIN
ZIJN BELOFTE GETROUW
WOENSDAG 20 JANUARI 1932
t
DERDE BLAD PAG, 9
CRITICA ROMANA
DOOR
Dr. H. VISSCHER
ii.
Alleen grondige studie der werken van
Calvijn kan in staat stellen in de kern
zijner levens- en wereldbeschouwing door te
dringen. Omdat Dr. Cornelissen verzuimde
deze te. maken, kwam hij tot de zonder
linge beschuldiging, dat de Calvinisten een
„geloof" prediken, dat-„begint als het den
ken ophoudt", een geloof, dat „niet door het
denken wordt voortgebracht", een geloof, dat
„met het denken niets te maken heeft". Ja,
hij stelt zelfs de naïeve vraag, of „Calvijn
dan geene speculaties geeft" en of „hij
niet. in bijzondere mate juist daar redeneert
waar een onderwerp aan de orde is, als de
praedëstinatie?" Uit zulke vragen blijkt al
leen, dat hij, die ze. stelt, in dë kluistere
van een middeleeuwsqh intellectualisme
zoozeer geklonken ligt, dat hij voor niets
anders oog heeft. Indien Dr. Cornelissen,
alvorens zijn onderzoek en zijne vergelijkin
gen aan te vangen, zich wat meer op de
hoogte gesteld had van'de latere wijsbegeer
te en psychologie der religie, het zou hem
terstond duidelijk geweest zijn, dat in het
religieuse leven het formeele denken eene
functie heeft, dat religieus denken ook den
ken is. maar een denken geïnspireerd door
de .religieuse grondgevoelens der ziel. En
dan zou hij ook hebben ingezien, dat dit
religieuse denken niet, als het Thomistische,
deslavin is van een theoretisch gekozen
uitgangspunt, en dus ook niet gebonden is
aan cene vooropgestelde' conclusie. Het re
ligieuse denken ordent d.e .stof door het re
ligieus bewustzijn voorgelegd, en kan, zoo-
als Calvijn bewezen heeft, eene massale,
alomvattende levens- en wereldbeschouwing
bouwen, waarin alles religieus wordt ge
waardeerd.
Calvijn was zeer diep ingeleefd in het
geestelijk leven van Gods kerk zooals het
ziqh in de Heilige Schrift openbaart. Hij
is een exempel van een Christendenker, in
wi.en liet religieuse leven, niet beïnvloed
door den verzengenden geest van intellectua
lisme van 't classieke denken als bij Thomas,
in gaafheid en reinheid spreekt In Calvijn
verschijnt het christelijk bewustzijn, zoo
als het zich constelleert onder de bezielende
kracht en den levenwekkenden adem van
Gods heilig Woord. In dat licht gezien, re
deneert Calvijn ook. Een Paulus en Johan
nes hebben voor hem, onder de bijzondere
leiding van' Gods Heiligen Geest, ook ge
redeneerd en het is Calvijn's streven hen
na te denken en alzoo Gods woorden te
verstaan. Aan het vuur, dat gloeide in de
zielen der heilige menschen Gods, die van
den Heiligen Geest gedreven, de profetie
hebben voortgebracht en waardoor de
Schrift van God ingegeven werd, opdat de
mensch Gods volmaakt zij. tot alle goed
werk volmaakteliik toegerust, is het licht
ontstoken, dat Calvijn op het leven der
wereld vallen zag. Als zoodanig is hij een
religieus denker, streng logisch en streng
zedelijk tevens, grooter dan eenig ander der
Reformatoren, klaarder bewust dan zij al
len. Maar daarom kan zijn levens- en we
reldbeschouwing ook alleen als absoluut
religieus worden begrepen.
Welnu, het Christelijk leven, zooals het in
de Schrift Gods geopenbaard verschijnt, is
nimmer zonder de volstrekte tegenstelling
tusschen God en schepsel. Dus kent het
ook het mensch el i jk denken als schepselma-
tigeh arbeid. En daarom kan het, zoolang
het gezond en zuiver blijft, nimmer vredo
hebben met wat zou kunnen leiden tot eene
vervloeiing- der grenzen tusschen wat Go-
des en wat sohepselmatig is, zoo min als
het zich verdragen kan met wat eigen rein
heid en zuiverheid bedreigt. Daarom duldt
I stond S
3 bla'd van 16 Jan.
I het geen pogingen om Gods werken en het
Jgeen de schepselen-wereld, als moeilijk daar
mecle overeen te brengen, te aanschouwen
geeft, door een geknutselde theodicee te ver-
I zoenen. Calvijn blijft Gods heerlijkheid ge-
loovig aanbidden, houdt door het geloof vast
aan Gods gerechtigheid en waarheid, ook
j dan als hij de ontroerende werkelijkheid
j van zonde en dood en eeuwig oordeel in het
i aangezicht treedt. Hij staat met zijne beide
voeten in de empirie van het religieuse
leven, gelijk hij de werkelijke wereld zelfs
I in den nacht harer zonde schouwt als een
creatuur over welks nachtelijk donker een
I eeuwigheidslicht Gods is opgegaan. En
daarom, op den weg van Calvijn's denken
I staat aan de eindpaal van het menschelijk
j eindige kennen met vlammend schrift ge
schreven: „de verborgen dingen zijn voor
den Heere, de geopenbaarde voor ons en
onzë kinderen". En ook van zijn denken is
het hem de urit het diepe zielsbelevcn der
religie geboren overtuiging: „uit Hem, door
Hem en tot Hem zijn alle dingen" en ons
menschelijk denken ook.
Als dus Dr. Cornelissen ook aan mij de
vraag voorlegt, of ik dan „ook geene specu
laties geef" en of het maar niet beter ware
de praedestinatieleer van Calvijn, gebouwd
als zij is op een absoluut religieus beginsel,
te laten voor hetgeen zij is, „omdat zij toch
niet kan worden beredeneerd", dan bewijst
zulk een vraag slechts, hoezeer hij een
vreemdeling bleef in de materie, waarover
hij een vergelijkend oordeel gemakkelijk
meende te kunnen vellen. Alle dingen toch
worden eenvoudig gewogen op de weeg
schaal der middeleeuwsche dogmatische
wijsbegeerte. Dus kan hij niet begrijpen, hoe
een man als Calvijn, aan dit dogmatisme
absoluut gespeend, de werkelijke wereld
met hare zonde en ellende kan schouwen in
het licht van Gods Woord en Geest, gelijk
dit is opgegaan in het bewustzijn der oor
spronkelijke, nog niet door classieke philo
sophic verworden, apostolische periode van
Gods Kerk.
Zoodra Dr. Cornelissen wordt vrij ge
maakt van den ban eener dogmatische scho
lastiek en zijn oog open gaat voor de vrij
heid van den Christen, zal hij begrijpen, hoe
het komt, dat Thomas slechts een wachter
is voor den tempel der middeleeuwen en
dat Calvijn de brenger is geweest eener
nieuwe cultuur, die alle groote volken in
hun opgang naar de hoogtepunten hunner
ontwikkeling gedragen heeft. Aan deze Cal
vinistische cultuur dankt de Roomsch Ka
tholieke kerk zelve eene vrijheid, die haar
in de landen, waarin de Reformatie in bloed
gesmoord werd, niet meer wordt gegund.
Een ding kan de polemiek van Dr. Corne
lissen leeren, namelijk hoe diep de kloof is.
die Roomsch .Katholicisme en Gereformeerd-
Protestantisme scheidt en hoe ver de afstand
wel is tusschen de takken, die uit een stam
wortel zijn gesproten. En het is de eisch van
een streng wetenschappelijke methode zich
daarvan rekenschap te geven. In de vervul
ling van dien methodischen plicht schoot
Dr. Cornelissen tekort.
Daaruit is zijn absurde voorstelling te ver
klaren van 't Gereformeerd Protestantisme.
Hij kan niet ontkennen, dat millioenen daar
door gedurende, vier eeuwen zijn bezield tot
geweldige krachtsontplooiing, dat millioenen
tot op dezen dag geestelijk gedrenkt wor
den uit de bron der levende wateren, die
Calvijn heeft aangewezen. En toch komt hij
met de bewering, als zou er in het Calvinis
me te zien zijn „een tragisch conflict tus
schen leer en leven, niet als gevolg van de
menschelijke natuur, maar als gevolg van
de leer, van het beginsel zelf. Een conflict
derhalve, dat het Calvinisme zelf heeft op
geroepen. omdat het den mensch onmogelijk
ONZE NEDERLANDSCHE BAKSTEEN
Tengevolge van de overproductie der Nederlandsche baksteen zullen binnenkort ver
schillende steenbedrijven in ons land worden stopgezet, waardoor 4 a 5000 arbeiders
werkloos zullen worden. Hierboven: een kijkje in de steenfabriek te Kuilenburg. Versche
steenen vóór ze de oven ingaan.
is zijne menschelijkheid te verloochenen. En
dat vraagt Calvijn van zijne volgelingen. De
natuur doet hare rechten geldon en laat de
ze rechten niet verkrachten". En zoo komt er
nog bij: „dit is steeds het gevolg van eene
verloochening der natuur, dat deze zich
wreekt juist daarin, waarin zij miskend
wordt. Ook Calvijn en het Calvinisme zijn
aan deze onverbiddelijke Nemesis niet ont
komen".
Met opzet geven wij dit citaat, waarin
naast vele wijze woorden zooveel staat, waar
van het jammer is, dat Dr. Cornelissen het
nog eerst eens niet overwogen heeft alvo
rens het neer te schrijven. Hij dwingt mij
nu dingen in herinnering te brengen, die
ik liever op den achtergrond laat
Eischt Calvijn het offer der menschelijk
heid, als hij nadruk legt op Jezus' woord:
„voorwaar, voorwaar zeg ik u: indien het
tanvegraan in de aarde niet valt en sterft,
zoo blijft hetzelve alleen, maar indien het
sterft, zoo brengt het veel vrucht voort. Die
zijn leven liefheeft, zal hetzelve verliezen,
die zijn leven haat in deze wereld, zal het
zelve bewaren in het eeuwige leven?" Ja,
Calvijn leert, dat Christus wassen en wij
nninder worden moeten, dat wij zullen bren
gen het offer van ons verzondigd ik, om het
ware menschelijke leven deelachtig te wor
den. En hij zegt met den Apostel Paulus:
wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het ge
loof, hebben vrede bij God door onzen I-Ieere
Jezus Christus. Inderdaad, een Calvinist be
hoeft geen priester, die hem de absolutie
verleent, wijl God Zijne liefde jegens ons
bevestigt, dat Christus voor ons gestorven
is,, als wij nog zondaars waren. Deze Chris
tus is onze eenige Hoogepriester, die Zich-
zelvcn onstraffelijk opgeofferd heeft om on
ze gewetens te reinigen van doode werken
en den levenden God te dienen. Hij alleen
kan tot ons zeggen: Uwe zonden zijn u ver
geven. En aan Zijn woord heeft Calvijn ge
noeg voor tijd en eeuwigheid. Dat is geene
verloochening der menschelijkheid, maar
hare verheffing in het licht van Hem, die
het. licht der wereld is. En overeenkomstig
dit géloof leeft het ware gereformeerde
volk. En dat zou niet mogelijk zijn zonder
verkrachting der menschelijke natuur! Of
schoon zij door het geloof inwoners mogen
zijn in het land der belofte als in een vreemd
land.
Ja, wat erger is; zoo schrijft de represen
tant van een systeem, dat.de eeuwen door
van zijn priesters de verloochening heeft
geëischt van het allermenschelijkste door
hen te dwingen tot het coelibaat. Weet Dr.
Cornelissen niet (en na zijn onverstandig
verwijt moet ik het hem herinneren), dat
er geen factor meer heeft meegewerkt, niet
alleen tot de demoralisatie der priesterschap,
maar ook tot het verval van het zedelijk le
ven der massa en tot de diepe daling der
kerk in de waardeering der volken, die tot.
de Reformatie geleid heeft, dan de verkrach
ting der natuur door monnikendom en
priesterschap? Tot staving hiervan leg ïk
hem de vraag ter overpeinzing voor, of er
een andere grond ter verklaring is aan te
wijzen, dan de verkrachting der mensche
lijke. natuur en de negatie der Christelijke
levensidealen, voor de opkomst eener litera
tuur, die d'e zedeloosheid striemde en de
oogen der massa er voor opendeed? Hoe zou
het mogelijk zijn geweest, dat. om een voor
beeld te noemen, een Poggia Bracciolini in
een aantal geschriften zijne verachting voor
monniken en priesters gelucht heeft op de
wijze, zooals hij dit gedaan heeft, indien hij
niet was ontroerd geweest door de diepe
zedelijke ellende, die hij aanschouwde?
Scheld hem niet voor- een minderwaardige,
want Poggio heeft als geheimschrijver acht
pausen gediend. En dat hij eerbied kon heb
ben voor 't heroische en edele des geloofs, het
blijkt, dat hij, die Hieronymus van Praag
ten doode zag leiden, met minachting tegen
over een heilige Synode, waarvan de mees
ten, die er aan deel namen hem bekend
waren, van het slachtoffer zeide: Stabat im-
pavidus, intrepidus, mortem non contemnens
solum, sed appetens, ut alterum Catonem
dixisses. O virum1 dignum memoria homi-
nura sempiterna. Poggio en velen met
hem, kende nauwelijks woorden, vlijmend
genoeg om zijn afschuw uit te drukken voor
de atmosfeer van woordbreuk, laster en ge
meenheid, die hij zag heerschen onder een
regime, dat slechts bestaan kan door ver
krachting van het edelste, dat de Schepper
der menschelijke natuur heeft ipgelegd. Een
dergelijke literatuur zou niet mogelijk zijn
geweest zonder dat dit onnatuurlijke stre
ven deze demoralisatie had voortgebracht
De groote opgang van dergelijke geschriften
is alleen verklaarbaar uit het feit. dat in
de oogen der weidenkenden het gansche
instituut gediscrediteerd was. Eerst nadat
zij een eeuw verspreid waren, heeft het con
cilie van Trente Poggio's werken op den
index geplaatst, maar toen hadden zij hun
vrucht reeds afgeworpen en de fundamenten
ondermijnd van den eerbied voor den pause
lijken stoel en voor het gansche systeem.
Het zijn juist de verkrachtingen der men
schelijke natuur in het Roomsch Katholie
ke systeem, die de Reformatie zoo niet ge
heel, dan toch goeddeels hebben veroor
zaakt. En het Genève van Calvijn kan uit
het oogpunt van eerbied voor de mensche
lijke natuur de vergelijking met Rome door
staan. Dr. Cornelissen is dus met zijn ver
wijten aan het verkeerde adres. En datzelfde
geidt ook zijne uitlating dat „Calvijn over
de rede het Anathema" uitgesoroken heeft.
Reeds de historie en de dagelijksche erva
ring had hem anders kunnen leeren. Er is
nauwelijks in ons volksleven een groep
aan te wijzen, die uit. verstandelijk oogpunt
nuchterder tegenover het leven staat dan
Hij stond onverschrokken, onvervaard,
niet alleen den dood verachtend, maar be-
geerend, zoodat men hem een anderen Cato
noemen zou. O man, de eeuwige gedachtenis
der menschen waardig!
de Calvinistische. De republiek in haar
bloeitijd, de politieke strijd om de school,
de overtuiging, waardoor onze arbeiders
gedragen worden, heel de politieke strijd
van onzen Calviniistischen burgerstand had
hem kunnen leeren, dat de Calvinistische
groepen lang niet de minst ontwikkelden
zijn. Calvijn heeft over Gods gaven geen
anathema uitgesproken, maar ze alle in
harmonische onderschikking gewaardeerd
als met dankzegging te gebruiken ter eere
van Hem, die in Zijne gemeene genade zoo
veel gelaten heeft aan de menschelijke na
tuur, dat alleen in Zijne bijzondere ge
nade geheiligd worden kan. Alle gave Gods
is immers goed als Gods schepsel, en er is
niets verwerpelijk met dankzegging geno
men zijnde., want het wordt geheiligd door
het. woord van God en door het gebed,
1 Tim. 4 4, 5.
Doch hierin wil ik Dr. Cornelissen gelijk
geven, ook al verschil ik met hem in de
verklaring en waardeering van het ver
schijnsel, „het Calvinisme verdeelde zich en
blijft zich verdeelen in tallooze secten, zich
onderscheidend van elkander door afwijken
de opvattingen over onderdeelen van wat
ééns zij het slechts kort de ééne en
gezamenlijk aanvaarde leer van Calvijn
was. Ziet. hoe men zich als afzonderlijke
richting groepeert om de indlividualiteit
van een voorganger, d.w.z. hoe men niet en
kel naar argumenten zijn geloofsovertuiging
formeert, maar zelfs naar de argumenten
van één individueelen mensch". Ik
wil nog wel een stap verder gaan dan Dr.
Cornelissen en zeggen, dat er zelfs kerken en
kerkjes zich formeeren, ofschoon zij het uit
het oogpunt der belijdenis met elkander
ééns zijn. Maar als dit nu zóó is, en het is
zóó, hoe ongegrond is dan toch Dr. Corne-
lissen's verwijt, dat het Calvinisme zich zou
vergrijpen aan de menschelijke natuur! Ik
zou zeggen, dat daaruit juist blijkt, hoe
consequent en volkomen het aan de men
schelijke natuur recht laat wedervaren. De
kunstmatige, uniformiteit, door de Roomsch
Katholieke Kerk nagestreefd, tot. zelfs zulk
een uiterste, dat zij een kunsttaal heeft in
gevoerd voor haar kerkedienst, is geheel in
strijd wederom met de in de menschelijke
natuur gegronde veelheid der talen. Is er
iets meer natuurlijk, meer gegrond in het
soheppingsleven dan de rijkdom van levens
vormen en dus ook eene veelheid van be
hoeften op geestelijk gebied? Het Cal
vinisme met zijn vrijheidsbesef laat juist
aan de menschelijke natuur recht weder-
Maar ik weet het, onder de Calvinisten
zijn er, die menschen navolgen, soms zeer
onbeduidende, zelfs vreemde menschen. Er
zijn ook onder de Calvinisten zelfs, natuur
lijk zonder dat zij het zeiven beseffen, af
godendienaars, menschen-vergoders, zooals er
ook wel onder zijn, die heel weinig eerbied
voor anderen hebben. Als ik daarvoor eene
verklaring moet geven, dan geloof ik, dat
ééne der oorzaken daarvan is, dat de Room
sch© zuurdeesem bij dezen nog niet vol
doende uitgezuiverd is. Immers in art. 7 der
fessio Belgica staat geschreven:
de goddelijke Schrifturen, noch de gewoonte
met de .vaarheid, (want de waarheid is bo
venal), noch de groote menigte, noch de
oudheid, noch de successie van tijden en
personen, noch de conciliën. Decreten of
Besluiten; want alle menschen zijn uit hen-
zelven leugenaars, en ijdeler dan de ijdel-
heid zelve. Daarom verwerpen wij al wat
met dezen onfeilbaren regel niet overeen
komt." Menschen, die zeggen, dat zij de leer
van Calvijn volgen en zich schuldig maken
aan menschvergoding en slaafsohe onder
werping aan woorden van menschen als
waren het woorden Gods, vertoonen meer
gelijkenis met de Roomsche leer dian met die
van Calvijn. Zoodra een Roomsch Katho
liek ©r eigen oordeel op na gaat houden,
dat van het kerkelijk voorgeschrevene af
wijkt, kan hij verplicht worden tot eene
gehoorzaamheid, al zou hij daardoor zijne
menschelijke rede volkomen miskennen. En
Inderdaad, dit zag Dr. Cornelissen klaar
in, daarvan is in het Calvinisme geen spra
ke. En wat ons aangaat, hoezeer we ook
oog hebben voor het nadeel der verscheiden
heid, wij geven die voorkeur aan het recht
der waarachtigheid boven het dwangjuk
om het behoud eener schijnbare uniformiteit
aan de consciëntie opgelegd. Het Calvinisme
leert ons te buigen voor God en voor Zijn
Woord alleen.
Gemengd Nieuws.
DOOR HOLLEND PAARD GEDOOD.
Zondag jl. is in het Ziekenhuis aan den
Zuidwal te Den Haag overleden de 38-jarige
J. R. wonende te Leidschendam, die Zater
dagochtend 9 dezer op de Hoefkade doordat
het voor een vrachtwagen gespannen paard
op hol sloeg van den bok werd geslingerd,
waarbij hij ernstig werd gewond.
CARNAVALSPRET.
De gemeenteraad van Sittard heeft Maan
dagavond besloten het carnaval af te schaf
fen. Dit besluit heeft onder een deel van de
bevolking zoodanige ontstemming gewekt,
dat nog Maandagavond hij de raaJsleden
die vóór afschaffing hadden gestemd, de
ruiten werden ingegooid. Hot was de ge-
heele avond en ook in het begin van den
nacht te Sittard rumoerig. Troepen tegen
het besluit van den gemeenteraad protes-
teerende inwoners van Sittard trokken on
der het zingen van carnaval liederen door
de stad. Uitgebreid© politiemaatregelen
moesten worden genomen. Eerst na midder
nacht werd de rust hersteld.
veerbode
van een
infectie
ziekte.
Regenweer, natte kleeren,
licht schoenwerk, kouvatten,
neusverkoudheid, hoesten,
•iep, hoofdpijn vreese-
,k stekende pijn in de
streek van het voorhoofd
^behooren fezamen. Men is
J^.mat, lusteloos, onbekwaam,
tot elk werk. Hier blijkt de
.ongeëvenaarde werking
de Aspirin-Tabletten.
tabletten, in water op-
Ingelost, ingenomen en ae
At verkoudheid verdwijnt
JsLT merkbaar, weg is de hoofd-
\S pijn, die verschrikkelijke
jb hoofdpijn.
FELLE BRANDEN
Vee in vlammen.
De boerderij van den landbouwer Jurgens,
onder Groesheek is totaal afgebrand. De
brandweer kon wegens gebrek aan water
weinig uitrichten. De boerderij ging geheet
verloren. Een paar en een koe moesten af
gemaakt worden. Alles was laag verzekerd.
Oorzaak onbekend.
Bij Neede (Gld.) ontstond brand in de
kapitale boerderij „Oude Scholten", be
woond door zekeren Herberts. De woning en
de aangebouwde schuren gingen geheel in
vlammen op. Eenige varkens en een pink
verbrandden. De inboedel, alsmede de in de
schuren geborgen voorraden werden een
prooi der vlammen. De inwoners konden
zich tijdig in veiligheid stellen.
Verzekering dekt de schade, welke onge
veer f 10.000 bedraagt De oorzaak van den
brand is kortsluiting.
Te Amsterdam brak brand uit in een vod-
denpakhuds aan de Nieuwe Uilenburger
straat Aanvankelijk dacht men hier met een
ernstiigen brand te doen te hebben. Uit drie
verdiepingen sloegen de vlammen. De brand
weer liet dan ook dadelijk versterking aan
rukken. Het bleek echter dat alleen het trap
penhun's in brand stond en dat het eigenlijke
pakhuis met zijn brandbaren inhoud niet
door het vuur was aangetast. De schade
bleef beperkt tot het houten trappenhuis.
Als oorzaak neemt men aan dat de jeugd
tegen de voordeur een vuurtje heeft ge
stookt, waardoor de vlammen onmiddellijk
naar hoven zijn opgezogen.
DE VERMISTE JONGELING VAN ECHT
De 19-jarige V. te Echt (L.), die sinds een
week werd vermist, is in de bergplaatsen
van een pannenfahriek aangetroffen. De jon
gen, die in goeden welstand verkeerd©, had
nog een voorraad boterhammen bij zich.
Van een drama, dat men vermoedde, is
dus geen sprake.
DOODELIJK MIJNONGELUK.
In de mijn Oranje Nassau I te Heerlen
is de 40-jarige ongehuwde mijnarbeider B.
uit Beek door een vallend stiik steen ge-
treffen en aan de gevolgen overleden.
Radio Nieuws.
DONDERDAG, 21 JANUARI
Graxnof.muziek
I Huizen K.R.O.: üramofoonmuzlek
l Kalundborg: Strijkorkest
A.V.R.O.: Graxnof.muziek
Concei
i Orchestra
sc 11 au: Boiistenoonceri
Hilversum A.V.R.O.: Concert
b Hilversum A.V.R.O.: Kwintet
Huizen N.C.R.V.l'iano-recital
Hilversum A.V.R.O.Gramof.muzaek
i A.V.R.O.: Gramof.muzïek
Sonxrs from the shows
Ómroep-orkest
ars urn A.V.R.O.: Orke
Kerkdiensten, euz.
3 r 3 u m A.V.R.O.Morgenwijding
en N.C.R.V.: Zlekendienst Ds. J. v,
ide
r s u m A.V.R.O.: Ziekenuur Mevr,
Dijk
en N.C.R.V.: Ziekenuurtje Ds. W,
I H u
u-beid
kin der e
Lezingen. Cursussen, enz.
Hilversum A.V.R.O.Voordracht doos
Mr. Ph. C. Lachspel le
Hilversum A.V.R.O.: Knipcursus kin-
derkleeding
Huizen N.C.R.V.: Cursus fraaie hand-
werken
Hilversum A.V.R.O.: Knipcursus voot
gevorderden
en N.C.R.V.Vrouwenhalfuurtje
i Huizen N.C.R.V.: Vragenhalfuurtje
Hilversum A.V.R.O.Engeische
voor beginners
N.C.R.V.: Persbt
i N.C.R.V.: Persberichte!
JUSTITIEELE INVAL B1J
..DE TRIBUNE"
Men meldt ons uit Amsterdam: De justitie
te dezer stede heeft Dinsdag in den namid
dag een huiszoeking verricht in het perceel
Amstel 85, waar gevestigd zijn de redactie-
en administratieruimten van het communis
tische dagblad „De' Tribune".
Aanwezig waren o.m. de Substituut Offi
cier van Justice, Mr. Dr. J. A. van Thiel
en eenige rechercheurs. Verschillende be
scheiden zijn in" beslag genomen.
Deze huiszoeking werd gevolgd door eea
tweed© in de woning van den directeur van
„De Trihur V' in de van der Helststraat. Ook
hier zijn verschillende papieren in beslag
genomen.
VERDRONKEN.
Men meldt ons uit Winschoten:
Gisteravond ongeveer 12 uur is bij de
Reidertil in de Reidenvolderpolder de 25-ja-
rige ongehuwde landarbeider Jansen in 't
kanaal geraakt en verdronken.
NIEUWE AVONTUREN VAN PIEPNEUS EN BIBBERSNOET
15. Onderwijl trokken de twee kikkerjon
gens ons naar den kant, en met opgeluchte
harten sprongen we aan wal. De kikkerjom-
gens gingen zich gauw aankleeden, en toen
stelden ze zich heel netjes aan ons voor. De
een heette Wik, en de andere Wak,
16. Nu, je begrijpt, dat wij onze vriendjes
hartelijk bedankten, en toen dat gebeurd
was, noodigden ze ons uit, met hen mee
naar huis te gaan. Ze woonden een eindje
van den waterkant af tussohen het hooge
gras; het was een prachtig huis, heelemaal
van riet gevlochten.
(Wordt Vrijdag vervolgd)*
FEUILLETON
(Naar het Engelsch)
„Kom met je boodschap te voorschijn,
WLllHams, wat die ook zijn moge", begon
Farenham.
„Ik heb er aldoor over gedacht, hoe iik
het zeggen moest, sirmaarmijn
heer is'dood!Hij moet het veretand ver
loren hebben; hij heeft zich doodgescho
ten...."
„Wilt?riep d)e generaal. „Versta uk
dat wel?"
„Ja, sir, mijn heer is dood".
„Arme Hern tor u! W.ie zou dat nu gedacht
hebben!"
„Ja,.en ik heb u nog meer te verteflten
snikte de man,Myilady is ook dood; hij
heeft'ook haar het leven benomen!"
„Arme Dick!" mompelde Farenham.
■Een oogenblik waren beide hoeren te zeer
verplet., rum hun gedachten te regelen. Teen
haalde de generaal zijn horloge te voor-
„Ik zal zeggen, dat ze den dogcart, inspan
non. Blijf hier, Farenham, tot ik terug ben."
In biizonder korten tijd stond de generaal
dan weer naast hem en vroeg op hulpe-
1"" 0-
wij het liem meedeelen?
ik zal .het hem wel zeggen," zei Farcr
ham. „Maar eerst zal ik hem mee naar
huis nemen."
„Waanzin nog als erfdeel voor Dick Hem
ford!" kilonik de etilüe verzuchting van den
generaal. „Dood!Beiden dood! En op
zulk een wijze!"
Toen de dogcart voor stond, trok Faren
ham Dick ter zijde en waarschuwde:
„Wij gaan met den trein. Je vader is ziek
geword'en. Er is nog net tijd, den trein te
halen, maar dan moeten wij ook dadelijk
Hij stak zijn arm door dden van Hem-
ford en nam hem mee naar den dogcart,
maar hij sprak rui et tegen de anderen, tot
hij zijn plaats naast Diick had ingenomen en
de teugels al in de hand had. Zoo even zag
hij Beatrix staan in den zonneschijn met
verbaasde, teleurgestelde uitdrukking op
het gelaat. Hij nam den hoed af en hot
volgend oogenblik reiden zij snel langs de
oprijlaan.
„Wat bet eekent dit alles, Farenhaim? Heb
ben ze getelegrafeerd
„Williams is komen waarschuwen, dat
Mr. H'ennforrl vanmorgen ziek is geworden"
„Arme moeder! Net terwijl wij weg waretn.
Maar misschien i6 het beter, dat hij nu
i maar eens echt ziek is! Hij is al zoo lang
zoo gedrukt geweest".
Farenham zuchtte: hij vreesde, dat Dick
er nog niets van begreep; dus zou de schok
dan des te grooter zijn.
„Hij moest dan ineens wel erg ziek zijn,
als ze bos hebben laten waarschuwen, t°'-.
wijl we binnen een paar uren toch
juden zijn".
„Dat ..Tecs ik ook",
„Misschien i6 hij er al niet meer, Res,
als wij komen?"
„Wij zuilen geen oogenblik verliezen".
Keet on lag twee stations verder en ze
vonden den dogcart van de Tow ere daar
wachten. Hernford was nu still, terwijl een
namelooze angst zich van hem meester had
gemaakt.
Op fluisterenden zoon zei Farenham tot
den groom, dat hij liever terug moest loo
ps n, opdat Dick niet. in de gelegenheid zou
■zijn, hem vragen te doen.
Een heel eind reden de vrienden zwij
gend voort.
„Je rijdt dan wel met verschrikkelijke
snelheid, Farenham!"
„Ja".
Nu kwam het huis in zioht
„Zeg, Rex, zijn de gordijnen gezakt?"
„Neen. Houd je flink man!"
Farenham hield gaandeweg het paard in,
zoodat dit stapvoets liep, toen ze vlak bij
het huis kwamen.
De dokter stond in de open deur, maar
Farenham wenkte hem terug.
„Kom hier binnen", zei hij tot Dick en
noodlgde hem in de studeerkamer van Mr.
Heraford,
Dick ging met den rug naar den haard,
staan en zei:
„Je we>et meer, dan je mij verteld hebt,
Rex?"
Die vraag had hem gedurende heel den
terugweg op de lippen gezweefd, maar hij
had ze niet durven uitspreken.
„Hij is dood", filuLcerde Farenham z
Een tijdlang stond Dick met het Ik h
ie hemden; toen hief hij het gelaat op un,
vroeg op heesohen toon:
„Waar is mijn moeder, Farenham? Ik v.il
naar haar toe. O, hoe zelfzuchtig toch ook
„Zij slaapt".
„Neen, dat Is niet zoo! Ze slaapt niét;
daar ken ik haar te goed voor. Ik ga naar
haar toe".
Kalmeerend legde Farenham de hand cp
Dicks arm. Op het hooren van die opgewon
den stem kwam de dokter binnen.
„Waar is mijn moeder, dokter Coilen?
Zij zal naar mij verlangen. Ik wil naar haai
Dit zeggende, was hij reeds naar de deur
geloopen, maar de dokter versperde hem
uen weg.
„Beste jongen, je kunt voor hó.ó,r ook
niets meer doen.
Meedoogenloos stroomde het volle zon
licht binnen en deed de kamer zoo vroolijk
Lijken met overal clie vazen met. bloemen.
„Gelukkig maai-", zei dokter Coilen, tor-
wijl hij zich over Dick heenboog, die flauw
gevallen was. „Zijn eenige troost voor het
oogenbilik ligt in vergetelheid. Hij moest het
tóch weten en dan is het beter, dat hij het
maar dadelijk weet, terwijl hij al half ver
slagen was van den eersten schok".
De dokter bleef tot laat op den avond,
toen de toestand van bewusteloosheid was
overgegaan im. een van gewonen, kalmen
Samen gingen de heeren naar de kamer,
waar de dooden lagen. Toen ze het vertrek
•eer verlieten, draaide de dokte;1 den sleutel
in en gaf dden aan Farenham.
Dokter -Coilen vertrek. Hernfor^ - zou en-.
kele uren slapen, de dokter had zijn voor
zorgen daarvoor genomen, en als Dick
wakker werd, zou hij terug zijn. Farenham
zou zoo lang bij hem waken.
HOOFDSTUK XII
Dokter Coilen had dezer dagen een be
zorgde uitdrukking op het gelaat. Hij was
de zaak aan het „uitvechten", zooals hij
het noemde, met zijn geweten. Hij was
een eerlijk man, eerlijk tegenover zioh-
zeflven, en hij zou niet rusten, voordat
'hij het met zich eens was, dat er in het
minst geen blaam op hem rustte. Hij was
niet langer dan een paar jaren daar in de
streek geweest. Hij wist ni.et6 van de familie
geschiedenis van Mr. Hernford. Kon hij nu
zoo'n catastrofe voorzien hebben?
Hij verlangde naar een onderhoud met een
van de bloedverwanten, die hem kon inlich
ten betreffende de geschiedenis van Mr.
Hernford.
Er kwamen niiet veel familieleden: het ge
slacht was aan het uitsterven; maar onder
anderen, kwam ook de eenige broer van
Mrs. Heraford. Kolonel Fenton was iemand'
van middelbaren leeftijd; hij was geweldig
geschrokken bij het hooren van de tragedie.
Tot hem wendde de dokter zich om in
lichtingen:
„Vertelt u mij eens: was er iets, dat ons
tot waarschuwing had kunnen dienen?"
Kolonel Fenton keek naar het kalme,
intelligente gelaat en zei:
„Ja, dat vvèl! En het had al lang verteld
moeten worden. Niemand kan nu eeni u
blaam op u werpen. Mijn arme zuster heen
zeker niet den moed kunnen bijeenrapen,
om er u over te spreken; maar zij had u
moeten waarschuwen. De moeder van
Anthony Heraford stamde uit een familie,
waarin waanzin voorkwam. Zijn grootvader
en twee van zijn ooms zijn krankzinnig ge
weest; er is ook al vroeger een dergelijke
tragedie in de familie afgespeeld".
De dokter klemde de lippen vast opeen.
„Dat ,is zeker na het huwelijk van uw
zuster geweest?"
„Ja, maar i,n hetzelfde jaar".
Beide heeren zaten nog langen tijd te
praten, want zij voelden zich tot elkaar "aan
getrokken door de soberheid en eenvoud, ilie
hen beiden kenmerkten.
Nadat de laatste plechtigheden voltrok
ken waren, bleef géén van de gasten langer
dan noodlg was. Had één van hen Dick
kunnen helpen, dan zouden zij dit graag
gedaan hebben; maar ze zagen wel. dat hij
niets liever wenschte, dan weer met zijn
ouden vriend Farenham alleen te zijm.
Dien avond, vertelde de dokter aaji Rex,
wat hij gehoord had van kolonel Fenton.
„En nu is het nóg de vraag, hoe het met
Dick zelf zai afloopem", meende Rex.
„Ja, dat kan alleen d© tijd leeren. Als ik
maar wat eerder dit. stukje familiegeschie
denis had geboord; als Mrs. Hernford mij
maar gewaarschuwd had, dan zou ik beter
toegekeken hebben".
En de dokter bepaalde zijn gedachten bij
het verleden, terwijl Farenham vervuld was
^an Dick en diens ir komst.
Wordt vervolgd.
Jt