VAN BONTE DINGEN door G. K. A. Nonhebèi Apotheker te Middelburg Hoe men onze huizen verwarmt Zooals bekend is loopt ieder imensch op aarde onder een grooten druk (niet alleen figuurlijk maar ook in werkelijkheid) ml. onder den druk van de lucht, die evenwicht maakt met een kwik- ikolom van ongeveer 760 mM. hoogte in onzen ikwikbarometer. Zoodra we die lucht verhitten wordt ze ijler en dus minder zwaar. Dit geschiedt mu in onze schoorsteenen, als we de kachel stoken. Het gevolg daarvan is, dat er tusschen de lucht in de schoorsteen en die van de kamer geen even wicht meer is, omdat de kamerlucht zwaarder drukt. Daarom zal er dus lucht uit de kamer door ihet rooster van de kachel naar den schoorsteen gepenst worden of wat hetzelfde is: de schoorsteen trekt van onderen lucht uit de kamer weg, zoodra ide kachel is aangestoken. Een tweede kwestie, die ik voor dit artikel u ook even In herinnering moet brengen is deze, dat niet alle gassen even zwaar zijn. Vullen we een kenmisballonnetje imet lichtgas, dan gaat het naar boven, omdat gas lichter is dan lucht. Zoo zal het koolzuur, dat in spuitwater voorkomt en veel zwaarder is dan de lucht daarom dan ook altijd in onze kamers naar beneden zakken. Daar we bij iedere uitademing een groote hoeveelheid koolzuur maar buiten blazen, zal dus in een vertrek, waar veel menschen bijeen zijn, zich een groote hoeveel heid koolzuur onder in het vertrek verzamelen en idie laag zal steeds hooger stijgen, naarmate er minder luchtverversching plaats grijpt en de men schen langer bijeen zijn. Het zjg. „doodendal" op Java is een vallei, waar in zich een laag koolzuur bevindt van ongeveer een Meter hoogte. Daar een mensch dus met zijn Ihoofd daarboven uitkomt, kan men ongestraft die vallei passeeren. Als echter een hond u vergezelt, idan zal hij na eenLge oogenblikken neervallen, daar mensch noch dier in koolzuurgas kan ademen en dus stikt. Men zal het beestje dus moeten dra gen, wat dan en passant in den geest van den tijd as, daar men tegenwoordig veel dames met een hond in hun armen ziet zeulen tot groote verwon dering van zoo'n beest zelf, dat maar niet begrij pen kan, waarom de natuur hem vier pooten heeft gegeven. Wat gebeurt er nu als onze haard brandt? Het koolzuur benevens eenige andere gasvormige pro ducten, die de mensch door zijn stofwisseling af scheidt en „waaraan de hond zijn meester kent," worden door den schoorsteen aangezogen door de openingen in den haard, die zich evenals dat kool- zuur onder in het vertrek bevindt. Daardoor ont staat nu een verschijnsel, dat we met den naam van „ventilatie" betitelen. Door die ventilatie wordt nu een zuivering der kamerlucht bewerkt. Kom eens uit de versche buitenlucht in een kamer met veel menschen als men ib.v. im het begin van het najaar nog niet stookt maar het toch te koel ös om raam of deur open te houden. U zult dan ©ens bemerken, hoe veel bedompter het in die kamer is dan wanneer de kachel had gebrand. En het is nu juist deze vcntileerende kracht onzer kachels, die we niet genoeg op prijs kunnen stellen. Zoo zullen open haarden natuurlijk nog veel meer ventileeren dan gewone kachels of vulhaarden. Omdat het koolzuur dus omlaag zakt, zal men ld us in slaapcoupé's of 'bootcabines verstandig doen altijd het bovenste bed te kiezen, daar in zoo'n kleine ruimte de onderste slaper in een veel ster ker koolzuurhoudende atmosfeer ligt en dienten gevolge des morgens wakker wordt met hoofdpijn ©f althans met een zwaar gevoel in zijn hoofd. Bij vele nieuw-bouw woningen vinden we tegen woordig 'n z.g. Centrale verwarming. Dat de huis- Vrouw, evenals van vaste waschtafols, hiervan een groot gemak heeft, spreekt wel vanzelf. Men draait id'e handle maar om en na eenigen tijd verspreidt zich een groote warmte. Er is geen stof, geen asch en geen vuil. Er zijn geen kolenkitten te vullen kortom het lijkt idoaal. Maar deze radiatoren ventileeren niet en dat wordt men dan ook gauw gewaar. Bovendien is deze hitte meestal te groot en te droog. Onlangs vroeg ik iemand, die een nieuw huis bewoonde, hoe zijn centrale verwarming hem beviel. Het gemak was groot zei hij; het was overal in huis lekker warm, maar zoo nu en dan schrok hij wel eens van de geweldige schoten in zijn meubels, zijn deuren sloten niet meer en zijn parketvloer leek wel op de baren van de zee. .Tegen dit euvel, dat de voordeelen van een cen trale verwarming wel wat illusoir maakt, daar een golvende parketvloer en een gebarsten buffet of Glaswerk door Cor Alons Glas is een materiaal dat zich wel bij uitstek leent voor een zuivere klare vorm, terwijl van z'n' doorzichtigheid de grootste bekoring uitgaat. Het kristal spant in z'n vonkensproeiende rijkdom wel de kroon. Het is dan ook een zeer droevig verschijnsel, dat juist die doorzichtigheid van het kristal, dat toch wel een van z'n heerlijkste eigenschappen is, zoo vaak teniet wordt gedaan door slijpwerk van allerlei aard, waardoor het dikwijls volkomen z'n doorschijnendheid verliest en waardoor z'n natuurlijke charme totaal verloren gaat. Gelukkig wordt er in den laatsten tijd veel glas werk in den handel gebracht dat werkelijk goed van vorm is en waarin het materiaal volkomen tot z'n recht komt. Het waterstcl dat de glasfabriek Leerdam naar Ihet ontwerp, van De Lorm heeft vervaardigd is een goed voorbeeld van eenvoudig zuiver glaswerk. Karei Wasch zegt van het glas: „Glas is een schoon symbool van wederopstanding uit aardeduister tot licht en kleurenbloei, van looze verbrokkeldheid tot vorm- en lijnharmonie, van loutering tot doorzichtige reinheid door het woedend geweld van het vuur". Idreseoir en sleepende deuren ook niet goedkoop zijn om te restaureeren, worden nu overal bassins met water geplaatst om de lucht vochtig te hou den. Maar dan dient men wel met een Hygro meter dat vochtgehalte te oontroleeren, anders vrees ik, dat we ook in dezen over de schreef gaan en bovendien moeten we niet vergeten, dat we een soort kunstlucht fabriceeren, waar de natuur haar neus voor zou optrekken. De wijze, waarop nl. in de natuur de waterdamp vermengd is met de lucht is immers een veel idealer? En wee o heeren der schepping uw zoo geliefde sigaren, die ge plat kunt drukken zonder dat het dekblad scheurt en die dan tweemaal zoo zwaar zijn, omdat de nicotine niet verbranden kan, maar in hef sigareneindje terug- distilleert. En dan nog iets. Men zegt altijd, dat centrale .verwarming zoo bij uitstek goed is te regelen. Dat is best mogelijk, maar waar ik ze ook aantrof in particuliere huizen, kantoren, werkplaatsen als anderszins, 't was er altijd siruoorheet en onfrisch. [Wanneer nu maar het systeem van ventilatie aan de te stellen eischen voldoet, dan zou deze ver warmingsmethode veel bruikbaarder zijn. Op dit gebied heeft de techniek nog niets bereikt, dat afdoende is. Men zet degenen, die het dichtst bij 'de luchtverversching zitten moorddadig op den tocht óf men loopt koude voeten op óf men maalt door een electrisohen ventilator al de warme lucht weg, die zich boven in onze vertrekken heeft ver zameld, wat zeker niet oeconomisch is. Zal dus een ventilatiesysteem naar de eiscK werken, zoo moet men om bovengenoemde reden de bedorven koolzuurhoudende lucht van onder efvoeren, tevens zorgdragen, dat zoo min mogelijk' warmte daarbij verloren gaat en dat de daardoor ontstane luchtstroomingen niet zoo sterk worden, dat een gevoel van tocht ontstaat. Dit ventilatie systeem moet tevens zoo zijn ingerioht, dat het geen koude luchtstroomen van buiten in het ver trek voert. Doch daarover ©en volgende maal. In een vliegmachine boven Afrika Ja, het „donkere werelddeel"* aanschouwt thans vreemde dingen! Hoè vreemde, kunnen wij ons met de grootste moeite nog niet voorstellen. Een mid deleeuwer, die plotseling midden in een moderne wereldstad werd geplaatst, zou zeker vreemd op kijken, ja hij zou zijn zinnen verliezen en niet weten, in welke wereld hij was terechtgekomen. Doóh nog veel grooter is de sprong, die vele zwarte bewoners van midden-Afrika thans doen: ze wor den plotseling uit hun oer-tijd in de twintigste eeuw gezet: met pijl en boog of werpspies in de hand kijken zij omhoog naar de lucht en aan- Bchouwen dien in het zonlicht blinkenden metalen reuzenvogel: het 20-ste-eouwsche vliegtuig! Is het wonder dat zij hun oogen niet gelooven kunnen en als geslagen zijn van verbazing? Zie die zwarte menschen naar de ingewanden van den stalen vogel kijken, zie vooral dien oude links op de foto, aan wiens verbazing geen einde komt. Zijn handen hebben een gebaar van eerbied gevonden, en het is werkelijk ontroerend, die ongekunstelde kinderlijke verrukking op djn gelaat te zien. Dit door de camera vastgelegde beeld uit West-Afrika geeft een historisch moment in de wereldgeschiedenis weer. Het typeert als weinig andere dingen onzen tijd: de oudheid en het heden ontmoeten elkaar op deze foto ja, vreemde vogels trekken tegenwoordig over het donkere Afrika! Het was in November 1930, dat de Duitsche expe- (ditie van Ernst Udet zich in twee vliegtuigen van de West-Afrikaanscho kustplaats Bombassa naar Aruscha begaf, d.wi naar de nog schaars bezochte gebieden diep onder de oorsprongen van den Nijl! Openhartige Brieven Rotterdam, 7, Jan, "32, Beste Agaath *k Hoop van harte dat je niet dl te veel aan je hoofd hebt als je dezen brief ontvangt, want dón xal m'n schrijven je stellig uiterst-sentimentcel toeschijnen. Maar ik móét m'n hart weer eens luchten Agaath, en nog steeds doe ik dat het liefst bij jou, die altijd zoo'n lieve vriendin voor me gebleven bent en, vanuit de verte, in alles met me meegeleefd hebt. Ik lijd weer aan een van m'n troostelooxc buien. Zooals je al lang begrepen hebt. Wat nü de aan leiding daartoe weer was? Een minder aangename ontmoeting. Herinner jij je Bertha van Duinen nog? We von den haar vroeger al niet bijster sympathiek, omdat ze zoo kwaaddenkend en snibbig was. Hu, ik ontmoette haar vanmiddag in de stad. Ze schijnt getrouwd te zijn en ergens in den omtrek 12 x) Ernst U-det, From de Vogel über Afrika. Velhagen u. Klasing, Bielefeld u. Leipzig. 1932. Giraffen in wedren met de schaduw Die episode Is vanuit het andere vliegtuig gefilmd maar 't heeft slechts enkele meters gesoheeld of een leeuwin was op het tegen de grond getrokken vliegtuig gesprongen, en dan had Udet ons nooit iets over zijn Afrikaansche reis kunnen vertellen! Giraffen loopen met een vaart van 6575 K.M. met de schaduw van het vliegtuig mee. Doch min der aardig is de ontmoeting met de neushoornsl De Rhinoceros ergerde zich buitenmate over den vreemden vogel. Hij stormt verwoed op het zich dicht langs den grond wagende tweede vliegtuig los en smijt het onderstboven. Met schoten moest hij verjaagd worden en toen eerst gelukte het den anderen, hun medereizigers onder de omgekantelde machine vandaan te halen. Een der waaghalzen was leelijk verwond! Later worden ze, tijdens een geweldigen regen, door den storm in het voethooge regenwater ge pletst de gemeerde machine wordt voartgeslin- gerd, kantelt en wordt ernstig beschadigd. Dan weer dreigt een noodlanding boven de toppen vau eenoerwoud dat zich honderden kilometers uitstrekt. De passagiers staan doodsangsten uit. Enkele dagen later komt het wérkelijk tot een noodlanding. Zé komen hij negers tereoht die reede met blanken in aanraking kwamen, weinig goeds ervan ondervonden hebben en hun gasten daarom op een ongehoorde wijze afzetten. Kort voor hun laatste landing vliegen zij boven een duizeling wekkend hooge en alles vernielende woestijn-wer velstorm. Doch ten laatste zijn ze, vrijwel onge deerd, weer in het vaderland aangekomen en Udet en de zijnen kunnen terugzien op oen wel gevaar volle, doch spannende reis, die onze kennis aan gaande het donkere werelddeel aanmerkelijk heeft vermeerderd. Ons past een woord van hulde voor de dappere reizigers, die tot voor kort onbereikbare oorden gezien hebben, nog door geen mensch be zocht! Zie ze naar de Mgewanden van den stalej vogel kijken Doch niet met hun eigen oogen alleen wilden deze koene menschen de nog niet door blanken bezochte gebieden bezien. Het oog van de camera zou nog juister dan hun herinnering het beeld dezer onbe kende gebieden bewaren: verschillende vlekken van het donkere werelddeel zouden worden vast gelegd op foto en film. En in hun stoutmoedig pogen zijn ze voortref felijk geslaagd! Doch ondanks hoeveel gevaren! Soms mocht het een wonder hoeten, dat ze het er levend en betrekkelijk zonder ongelukken, hebben afgebracht! Een spannend relaas van hun reis en een schat van boeiende foto's leggen een welspre kend getuigenis af van hun avontuurlijk weder varen. 1) Daar waren de zwarten. Niet overó.1 even vrien delijk, maar toch vaak zéér hartelijk en te goe der trouw. Kort nadat de luchtvaarders de eerste gnoe's en zebra's onder zioh ontdekt hadden laten ze zich neder. Stormachtige ontvangst bij de negers. Ernst Udet maakt acrobatentoeren in ide lucht, en een hoofdman der Massai-negers zegt verwijtend: „waarom stelt ge het leven van een jongen, krijger zoo noodeloos in de waagschaal? Neem liever een oude man daarvoor!" Udet echter werd van stonde aan tot een too venaar gepro moveerd. Begeesterd eten de zwarten corncd-beef en andere Europeesohe lekkernijen. Maar dat vindt de hoofd man ten slotte toch te kaniibaalsch en te weinig gastvrij. Hij bestraft zijn onderdanen en zegt: „Gelooven julic, dat de vogelmensohen uit de verte hierheen gevlogen zijn, om jullie eten te brengen? Ze moeten nog vele dagen reizen en hebben hun voorraden imeer noodig dan jullie, die hier thuis zijn." En graag of niet de Europeanen moesten negerlekkernijen eten. Ze zijn dien hartelijken hoofdman niet zéér dankbaar geweest! "Verder en verder gaat hun reis. Zeldzame din gen zien ze. Groote troepen leeuwen en massa's gieren, die op aas wachten. Zes meter hoog vliegt Udet's machine boven de leeuwen. Een der dieren springt omhoog en krabt een gat in een der vleu gels. Gelukkig, dat hij weinig houvast had! Zijn haar werd later tussohen de scheur teruggevonden. te wonen. Ik stond voor een etalage op den Cool- tingel toen se me aansprak. Eerst herkende ik haar niet, maar zij mij des te beter. Ze vertelde me meteen honderduit over haar drukke leven: ze was rat acht jaar getrouwd en had vijf kinderen. Ik hield m'n hart al vast voor de vraag die ik vast en zeker"verwachtte. En natuurlijk kwam die, pEn jij.... hoeveel heb jij err O, die botheid Agaath, dat niet bedènken 'dat je handen wel eens léég gelaten kunnen zijn. Je staat zoo ellendig beschaamd, altijd weer als je je armoe bekennen moet, pik heb er niet éénheb ik maar weer zoo onver schillig mogelijk gezegd. En natuurlijk was daar weer die argwanende oog opslag, dat „begrijpende": nee?" en dat tikje vijandigheid. Spreek het niet tegen Agaath, het is vijandigheid. En vaak zelfsafgunst. Op jt gemis! Eigen lek moest ik er om Idchen. Maar dan sou het een erödrmelijkc lach zyn. En fle kón het niet. Omdat het me raakt, diep in m'n ziel. laatst kwam er een dame om Johan te spreken, het doet er niet toe waarvoor. Ik had haar bis* nengelalen Ja was niet thuis maar zou dadelijk komen en we raakten samen aan 't praten. Ze had overigens weinig tijd: een groot gezin, was idus erg gebonden. pü heeft zeker geen kinderenwas daar weer 'de opmerking. fHoezoo?" vroeg ik voorzichtig terug. yjOmdat het hier alles zoo keurig is," zei ze rond kijkend. „Moet u bij mij komen, je kimt het niet netjes houden," Enz. Enz. „En dan dat altijd gebonden zijn. gaat zeker wel veel uitEn Wat zult u heerlijk veel kunnen lezen en tijd voor. mooie handwerken hebben.,.." En ze bekeek m'n kussens, m'n schoorsleenlooper. Had alles wel wil len ddien, geloof ik. Het lag me op de tong „of zij voor al die doode 'dingen haar schatten van kinderen zou willen missenIk heb me echter beheerscht en alleen geglimlacht. Als de wijze, bezadigde vrouwl Maar toen ze wig was En dan dat altijd je goed moeten houden voor Jo, Omdat ik weet dat voor hem het gemis niet ge ringer is. Dat je-voor-elkaar-verbergen is soms zoo afmattend. We roeren het nooit meer aan, nu al èi jaren niet meer. Wat baat het ook? Hopen doe je niet meerdie tijd is voorbij. Maar dat de mènschen je er op aankijken Agaath, 'is zoo hard. Ik vind den tijd waarin wij leven 'een ndre tijd. Zoo heel goed weet ik nog hoe fijn móéder tegen een kinderlooze was. Hoe lief en begrijpend. Tóén dachten de menschen nog aan je verdriet. Maar nu? I'Achals God er mij maar één had gegeven. Ui toil wel weten dat ik vaak jaloersch ben als ik een moeder met zoo'n aardig, babbelend kind aan haat hand o] arm zie. Wat een rijkdom! Ik althans zon in haar plaats volkómen gelukkig zijn. Lieve Agaath, schud je wijze hoofd niet over m'rt opgewondenheid. Ik wéét wel dat hier niets abso luut volkomen is, maar 't woord ontglipte me. Dat 'doet het verldngen. Agaathje hoeft me niet te antwoorden hoor als 't je aan tijd ontbreekt. Ik ben al dankbaar, 'dat ik m'n hart aan jou kan luchten. Als je me 'dat maar toe blijft staan. Jij en je gezin maken het goed? Groet allen van me. En denk niet te hard over je Hart. toegen. DORA, 13

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1932 | | pagina 14