VAN BONTE DINGEN door G. K. A. Nonhebei Apotheker te Middelburg „en kruid het met specerijen" Ezechië! 24: 10 Wanneer men u een maaltijd zou bereiden uit zoomaar met water gekookte roode kool en aard appelen en wat jus, dan lieb ik een ernstig ver moeden, dat ge niettegenstaande uw eetlust, met een zeer kleine hoeveelheid ervan genoegen zoudt nemen en over den smaak ervan niet bijster te vreden zoudt zijn. Dit is gelegen in het feit, dat uw aardappelen zonder zout zijn gekookt en uw roode kool is be reid zonder toevoeging van zure appelen of azijn en al of niet vermengd met een paar kruidnagels. In het bereiden van uit water gekookte groenten zijn de Engelschen bepaald specialisten. Mogelijk zien we ze daarom in het buitenland zoo lekker eten. Omdat ze echter zoo aarts-conservatief zijn, nemen ze de bereiding van hunne naburen na tuurlijk niet over en bereiden nog steeds hun heerlijke, gezonde groenten op een manier, die ieder niet-Engelschman den schrik om het hart slaat. Hieruit blijkt dus, dat onze spijzen, al be vatten ze nóg zulke belangrijke, voedende bestand- deelen en zelfs bovendien nog de noodige smaak stoffen, den honger niet opwekken en onderhou den, zoo ze niet een weinig gekruid zijn. Dat dit gebruik reeds in de vroegste tijden bekend was, bewijzen wel de bovenstaande aangehaalde woor den uit Ezechiël. Het toevoegen echter^van krui dende, smaakaanbrengende stoffen (specerijen en andere) moet natuurlijk in bescheiden hoeveel heden worden toegepast, daar onze nieren, vooral wanneer ze niet volmaakt gezond zijn, hiervoor buitengewoon gevoelig zijn. Een onzer belangrijkste „smaakaanbrengende'' stoffen is de suiker, die in niet al te groote hoe veelheden aangewend, niet alleen geheel onscha delijk (behalve voor de diabetici) maar ook zeer nuttig is. Als zoodanig is ook het zout te beschou wen, hoewel sommige hart- en nierpatiënten dit zoo spaarzaam mogelijk moeten gebruiken om door het daarop volgend drinken hun hoeveelheid bloed niet al te veel te vermeerderen. Zooals op allerlei gebied zijn er ook in het gebruik van zout in het eten beslist maniakken. Dat zijn dunkt me ideale kostgangers. Geen nood als de soep is aangebrand of lijkt op het prodükt, dat in een restaurant eens een zeekapitein werd voorgezet. Toen hij n.l. aan den kelner vroeg, wat er toch voor „vocht" op zijn bord lag en deze zeide, dat het soep was, maakte de kapitein de opmerking: „dat hij daar een heel stuk van zijn leven dan op gevaren had". Als het zoo zout is gaan alle gewenschte en ongc- wenschte bijsmaakjes onder in de pekel. Geheel onschadelijk als smaakverbeterend middel zijn: peterselie, prei, knoflook, marjolein, laurier en saffraan. Ook vruchtenzuren zijn als zoodanig zeer aanbevelenswaardig. Zoo is het toevoegen aan rauwe salade van uitgeperst citroensap zeer .verkieselijk om de veel fijnere smaak. Het toe voegen van azijn aan roode kool b.v. heeft nog bovendien het voordeel, dat de harde bestanddee- len dezer spijzen weeker worden gemaakt en daar door gemakkelijker verteerbaar. Er zijn heel wat menschen, die koolsoorten moeilijk verteren en dan vaak langen tijd na hun maaltijd, die bij een ander reeds lang Is verteerd, op ongenoeg'lijke wijze er aan herinnerd worden, dat ze „kool ge geten hebben". Eigenaardig is daarbij, dat kool met azijn gestoofd in den regel beter verdragen wordt dan met zure appelen. Daar deze personen nu gemeenlijk juist bijzonder op de spijzen gesteld zijn, die ze moeilijk verteren, is het in zoo'n geval raadzaam een overigens gezonde maag niet te ver wennen door het onthouden van moeilijk verteer baar voedsel, maar op dien middag eens heel Spaarzaam te eten en op te houden vóór men zich .verzadigd gevoelt. Dat kan heusch zoo nu en dan geen kwaad, temeer waar we een der meest hygiënische, ritueelc instellingen van den volke Israels n.l. „het vasten" niet hebben overgenomen. Men voorkomt dan meestal daardoor het bezwaar, omdat men de arbeid van de maag een weinig verlicht. Men onthoude zich in dat geval ook van het gebruik van kopjes thee (die door sommige menschen in eindeloos aantal worden geconsu meerd, blijkbaar zonder schade daardoor en het bewijs leverend van den enormen weerstand van ons lichaam) vooral kort na het eten. Blijft echter het bezwaar bestaan, zoo is een eierlepel dubbel- koolzure soda een redder in den nood. Minder geschikt dan specerijen zijn de gewone zwarte peper en vooral de Spaansche peper en de gember. Een heel oud rijmpje van de peper is n.l, het volgende: Zij (de peper) brengt den man op 't paard En de vrouw onder d'aard. Dit wijst natuurlijk wel op een toen overdadig gebruik al was de peper vroeger ook „peperduur". De peper prikkelt de eetlust. Zoo kan een sterk gekruid augurkje of uitje (miniatuur hors d'oeuvrc) even vóór de maaltijd genoten de maag sterk op wekken en aanzetten tot sterker afscheiding van het maagsap, dat op zijn beurt de voedende stof fen beter verteert. Sommige specerijen zijn als toevoeging van ons voedsel beslist noodzakelijk en als we ons hierin dan ook een oogenblik verdie pen, dan worden we vervuld met een diepen eer bied voor de Goddelijke Voorzienigheid, die hierin zoo duidelijk dóórstraalt. In het verzengend heete Arabië tcfch, waar de lichaamskrachten van den Arabier dreigen te be zwijken onder de verlammende hitte der zon, prijkt de koffieplant, wier zaden geroost en ge malen'hem brengen het levenopwekkende 6ap de koffie. En in de warme gewesten, waar de hitte de eetlust beneemt, waar het voedsel bovendien weinig smaakstoffen bevat, waardoor onze voeding schade zou lijden, juist daar groeien de meest werkzame en opwekkendste specerijen. Wie dan ook een echt Indische rijsttafel ziet toebereiden, staat versteld over de groote verscheidenheid van specerijen, die aan deze tafel bij de rijst worden rondgediend. Hoe komt het nu, dat deze zuo scherp gekruide spijzen, zelfs op den duur ge bruikt, in Indië geen noemenswaardige bezwaren opleveren voor den Europeaan, terwijl ze in onze gematigde luchtstreken dikwijls aanleiding kun nen geven tot storing der functies van lever en nieren? Dit is het gevolg hiervan, dat in de tropen onze huid oneindig veel werkzamer is dan in onze gewesten en v.n.l. door het zweet deze prikkelende bestanddeelen reeds zijn afgevoerd, alvorens ze bovengenoemde organen kunnen schaden. Het is dan ook van algemeene bekendheid, dat de ge zondheid van den Europeaan in de Tropen is ver stoord, zoo gauw hij het vermogen verliest te transpireeren. Hieruit volgt dus ook, dat het ge bruik van scherpe specerijen minder schadelijk voor ons is in den zomer dan in den winter, als de werking onzer huid vrij onbeduidend is. Ook hier zien wij wederom Zijn wijs beleid in de na tuur, dat wij n.l. door onze veel betere eetlust in den winter de scherpere specerijen niet van noode hebben, die ons dan juist zouden schaden, ter wijl in de zomerwarmte, wanneer we er behoefte aan gevoelen door onze verminderde eetlust, ze ons ook weer niet schaden door onze verhoogde huidwerking. Openhartige Brieven Heuvelen, 18 Dec. '31, ^Geachte Heer Dingetnans, Hu, ik keek zéker vreemd op toen ik Uw brief iiI de bus vond. Van opa Dingemans! Ik was meteen weer het kleine meisje dat zoo maar bij U binnenliep. Nóg ken ik dat knusse comfoortje met het kleine testje er in. Het lichtblauwe servies met de witte poppetjes het hooge kristallen theekistje met z'n kromme pootjes. En dan de theestoof. En de doofpot waarin je zulke malle gezichten kreeg. En dl dat oxide koper. Wat was dat alles gezellig. Maar het liefst was me toch zeker wel het vrien- delijke ronde gezicht van Uw vrouw. Ze was de goedhartigheid zelf. Hu achteraf kan ik maar één fout in haar ont dekken en daar wil ik meteen op doorgaanl Ze heeft U te veel verwend. Ja Opa, of U 't welen wilt of niet, het is „de werkelijke waarheid" zou m'n melkboer zeggen. U vindt dat een vrovw zich aanpassen moet Zeker, maar zij niet alleen! Van één kant kan' het niet komen Opa. Dat is ook niet Schriftuurlijk. Als U dat bijtijds had geleerd, zou U nu een boven ste beste schoonpapa voor „de kribbekopzijn. (Foei, wat een leelijk woord was dat toch.) Hoor eens Opa, ik ken Uw schoondochter niet en 't kan dus best zijn dat ze niet lot de gemakke- lijksten behoort, maar als U van Uw kant eens flink Uw best doet het haar naar den zin te ma ken, zult U nog wonderen beleven. Ik veronderstel dat ze alles zelf in haar huis houden doet? Hu, dan mag daar best rekening meegehouden worden. Vuile voeten op je kleed als er pas is „gestofzuigerd", is heusch niet prettig en volkomen onnoodig ook! En wat die berookte gordijnen betreft: daar is een heeleboel werk aan, hoor Opa! Mannen den ken daar in den regel veel te licht over. 't Is alleen jammer dat ze U dat niet eens uitgelegd heeft en vriendelijk gevraagd voortaan wat meer buiten uw pijpje te rooken. Maar weet U wat ik van dat alles denk? V doet beide geen moeite elkaar te verdragen. U zóékt het contact niet. En als twee menschen zóó dag aan dag samen moeten zijn, lijdt hun karakter er onder. Maar dat hoeft toch zeker zoo niet te blijven! V sprak in Uw brief over Kerstmis en het voor ziene gemis aan feestvreugde. En vlak daarop bidt iz mij Gods zegen toe in die dagen. Als U dat nu eens uw schoondochter deed? Dan zal God zelf de ware feestvreugde in Uw hart leggen. En misschien ook in het hare. Beste mijnheer Dingemans, ik hoop dat U mij m'n vrijmoedig schrijven niet kwalijk neemt, het moest me van het hart. Ontvang de vriend, groeten van P*"* IA&AATH v. L-B 'A KINDERLEVEN Tommy's Leventje door Emmy Klein Moeder was weg, en de lamp was uit. Het nachtlichtje flikkerde. Gek groot was de kamer zoo. Je zag geen muur en geen bohang. 't Was net of er een gordijn was overal. Wat zou je zien als je het wegduwde? Maar je kon het niet wegduwen, want 't was niet echt, 't leek alleen maar zoo. Als je 't gewone gordijn open schoof, zag je de hemel en de sterren. Maar de gordijnen waren nu dicht Als de klok maar niet zoo hard tikte! Daar moest hij aldoor naar luisteren. Nare klok! Hoe laat zou 't zijn? 't Was erg donker. Alleen 't lichtje flikkerde. Kijk, nu zag hij net de leeuwen kop van de tafelpoot. Wat keek hij raar! Hij had hem dikwijls op zijn kop geschopt, als hij zat te 6pelen aan tafel. Zou hij daar boos om zijn? Waar was zijn lijf? Hij lag zeker opgerold, net als de poes. Als hij nu eens heusch boos was, en heel zachtjes er onder uitkroop en op zijn bed sprong? Hij zou aan den lieven Heer vragen van niet, maar zijn oogen durfde hij niet döcht doen. Zou de Hccre dan toch luisteren? Dan zou hij zijn handen wel erg stijf samen doen, BÓÓ. „Lieve Heer, ik ben zoo bangHè, wat was dat? Nu zag hij opeens een mooie ster, met veel kleuren. Als hij met zijn oogen knipte, kwamen er allemaal stralen. Dat kwam omdat hij tranen in zijn oogen had, maar hij huilde niet! Hij huilde nooit als hij bang was, groote jongens waren ook niet bang. Dat was klein. Zou Moeder al gauw komen? Daar hoorde hij de trap, de tweede tree kraakte altijd. Gauw even vegen met de punt van het laken langs zijn oogen. Nu was de ster weg. De deur ging open, en 't lichtje woei bijna uit. Maar Moeder zat op 't randje van zijn bed en haar oogen waren twee vroolijke lichtjes. Tommy denkt. Denken is heel moeilijk. Hij maakt er rimpeltjes bij in zijn voorhoofd, en die willen er altijd weer uit „Koest Puk. Niet zoo blaffen." Als Vader denkt, mag Tom niet praten. Als Tom denkt, mag Puk niet blaffen. „Koest Puk. Tom denkt!" Als Vader bromt, kijkt Moeder verdrietig. Ala Tommy bromt lachen ze allemaal! Vader lacht met z'n snor, Moeder lacht heelemaal. Tom houdt eigenlijk 't veelst van Moes. Moeder ia soms 's avonds een meisje met lange haren, heel lang hoor, want ze hangen in Toms bed als hij een nachtzoen krijgt en ze kriebelen in zijn gezicht en dan lacht Moeder erg. En Vader heeft ook wel eens „kindje" tegen Moe der gezegd, heel zachtjes, toen Tom sliep. Maar hij sliep niet en hij heeft 't echt gehoord. Vader zei „kindje" tegen Moeder, hoe kan dat nou? Moeder en kind Oudewater Marktplein Daar heeft hij erg over moeten denken, en toen heeft bij zich heelemaal ingemoffeld in de dekens en is gaan slapen. Vader zit te schrijven. Dat is niet moeilijk, alle maal kleine zwarte streepjes. Als Tom schrijft maakt hij veel groote re, maar hij mag alleen met potlood schrijven. Vaders mogen met inkt schrijven. Maar Vader heeft haast nooit tijd om te knik keren, „ik moet aan 't werk", zegt Vader. Tom heeft 'n heeleboel knikkers en een groote glazen stuiter, met een beeldje er in, zoo mooil En Moeder naait een knikkerzak voor hem. Nu zijn Toms rimpeltjes heelemaal weg. Zou hij al klaar zijn? „Moes, is m'n knikkerzak al klaar?" Moeder zat in haar eigen hoekje in de lage stoel. Ze haalt de knikkerzak uit 't mandje en ze lacht tegen Tom. „Mooi hè, en zoo groot" En dan naait Moeder weer aan iets dat klein is en wit, en haar oogen zijn zoo blij of er lichtjes in branden. Zachtjes haalt Tom de stoof, en nu staat hij naast Moeder en kijkt naar haar handen en naar haar oogen. Het maakt hem stil van binnen, en hij krijgt zoo'n raar gevoel, net als wanneer Moeder zingt, zoo mooi als de engelen zingen. Moeder zal toch niet een engel zijn per ongeluk? Toms harte geeft een harde bons, en hij kijkt heel bedenkelijk. Maar dan kon Moeder geen knikkerzak maken, want engeltjes kunnen niet knikkeren. O hé nee, want dan rolden de knikkers door de wolken! En nu moet Tom lachen, zóó lachen en hij schopt de stoof omver en gooit zijn mooie stuiter over do grond. Puk wordt wakker van 't lawaai en blaft. Tom rolt de stuiter naar hem toe en Puk slaat er naar met z'n poot, en dan rollen ze samen over de grond, die dikke ronde Tom en de dikke ronde Pukkie. Vaders snor lacht en Moeder lacht heelemaal. Maar dan zegt Moeder: „Nu niet meer Tom, Vader moet werken." Tom sleept het blaffende Pukkie weer naar zijn mandje. Vader schrijft weer zijn kleine zwarte streepjes en Tom ligt voorover op z'n buik naar de stuiter te kijken en bedenkt een heeleboel prach tige verhalen. Aforismen Het kan one niet verschrikken, Al wat van buiten woelt, Wanneer men maar van binnen De schoonste ruste voelt. JAN LUYKEN. Wandel maar stillekens achter Hem aan, Achter den Heiland: Hij wijst u de wegen; Zijn die niet altoos zoo lieflijk gelegen Als gij zoudt wenschen, wil ze tóch gaan: Hij gaat vooraan! NELLIE. Anders schickt de menseh, en anders sohickt het Godt. VONDEL» Eigenlijk zijn er maar twee soorten van menschen die men redelijk kan noemen: zij die God met hun geheele hart dienen, omdat zij Hem kennen; en zij die Hem met geheel him hart zoeken, omdat zij Hem nog niet kennen. PASCAL» Waar het karakter niet groot is, ls de menseh ook niet groot Het succes zelf is van weinig belang. Het komt er op aan, werkelijk groot te zijn, niet het te schijnen, LUDWIG VAN BEETHOVEN. De Wijzen A. Wapenaar De Wijzen wachtten, onbewust, Uw komst in hun doorwaakte nachten; Toen heeft Uw ster hen verontrust: Zij wisten niet dat Gij hen wachttel Wat was het, dat hen plots bewoog Den verren, vreemden tocht te wagen? Eer sterk verlangen hen onttoog Aan de verwarring van veel vragenl En eiken nacht blonk weer Uw ster: Van Uw geheimenis het teeken Dat hen geroepen had van ver En alle twijfling had doen breken! Zij hadden al hun schatten veil 't Vermoede heil te mogen vinden. Geen last te zwaar, geen pad te steil. Voor wie Gij lokt als Uw beminden. En eindelijk en onverwacht Is hun de schoonste dag gerezen: De zon van Uw gelaat zoo zacht, Uw glimlach heeft hen toen genezen. Al wie Gij mint, zal zeker komen Tot waar Jw Liefde wordt ontdekt Als 't rijk geheimenis der vromen, Die, vroeg of laat, Gij tot U trektl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 14