VOORDE
JEUGD
VAN BOEKEN EN SCHRIJVERS
Kerstnovellen in de
Christelijke Literatuur
P. J. Risseeuw
I.
Naarmate de toe'oftenvolle adventstijd ons dag
na dag nader brengt tot het Goddelijk geboorte-
leest, krimpen de Hollandsclic dagen en rooft d"e
lange duistere "nacht ons het milde daglicht.
Wij, Hollanders, leven sterk onder de invloed der
natuur.
En boig de maand December niet zooveel geheel
eigen, huiselijke vreugden, dan zou ons hart wel
dreigen te verkillen bij zooveel zonlooze, grauwe
dagen, waarin onze straten immer glimmen in
de regen.
Misschien zijn wij, Hollanders, wel daarom zoo
huiselijk aangelegd.
Wat de natuur cts in de lange, vaak grauwe
winter onthoudt, wordt ons, zij 't op geheel andere
wijze, vergoedt (Boor de vreugden in de familie
kring.
Als de dagen gaan korten, winnen de lange
avonden aan intimiteit. De huiselijke sfeer ver
innigt zich.
Na het gulle feest van St. Nicolaas met z'n stra
lende kindergezichten, ga«n de gedachten de
komende feestdagen reeds vooruit.
Pet zijn weer de kinderen allereerst, düe kerstlie
deren gaan zingen op de pleinen onzer steden
verrijzen al spoedig de kerstboomen, zij *t nog in
hun natuurstaat, dus nog niet ontsierd door
klatergoud.
En straks, na de Kerstdagen, volgen dan nog de
vreemde, laatste rntjes van het oud<e jaar da
gen, waarin de gedachten schier vrij spel hebben,
om zich ten slotte op de altijd eenigszins wee
moedige oudejaarsavond, onmeedogenloos terug
te trekken op het verleden het jaar dat voor
bijgleed en dat nimmer, nimmer zal weerom
komen.
Maar het is bovenal het Keretfeest, dat voor
millioenen menschen toch hèt hoogtepunt is.
Elk hart dat liefheeft, trekt onweerstaanbaar met
Kerstmis naar huia. Zelfs voor die talloozen, voor
wie het Kerstfeest helaas nauwelijks iets meer
be teek ent dan een stemmig-gramafoonplaatje bij
een opgesierde dennenboom heeft het Kerstfeest,
zij 't misschien onbewust, iets wonderlijks, iets
heiligs een feest, waarin de menschheid zidh als
■Voor een kort moment weet verzoend met het
noodlot.
Als vanzelfsprekend weerspiegelt zich dat alles
in onze boeken, in onze literatuur.
Al spoedig zijn ook <Be Hollanders onze overzee-
cche buren, de Engelscben, nagevolgd in het uit
geven van Kerstboeken en een schier onafzienbare
rij kerstnummers van tijdschriften.
Het ligt voor de hand, dat dit een mode-ziekte is
en dat al deze kerstproducten en speciale kerst
aanbiedingen, al even weinig met het Kerstfeest
te maken hebben ub het vet-gem os te konijn, dat
in deze dagen ter tafel komt.
D.l klinkt misschien een beetje cru, maar toch.is
het zoo. Er zit in dp* gesol met het Kerstfeest iets
zeer onsympathieks.
Doch ge zult het mij niet kwalijk nemen, lezer,
dat ik u niet in de allereerste plaats de voosheid
der zg. „neutrale" Kerstlectuur laat zien, doch U
liever wijs op eenige proeven vaji goede Kerst
novellen, geschreven door protestantsoh letter-
kundigén van onze tijd.
Ge hebt, hoop ik, bij de titel „Kerstverhaal", toch
niet gedacht aan het zoetelijk boekje uit uw
jeugd waarin op ©ven treffende als aandoen
lijke wijze verhaald werd van een arm gezin dat
in 't verdrietige vooruitzicht een arm en koud
Kerstfeest te moeten leren, ter elfder ure verrast
wordt door het bezoek van den kolenboer, den
kruidenier, den bakker, 'enz., die allen, als red
ders uit de nood, on het kritiekste moment uit
de jachtbesneeuwdc avond opduiken, gezonden
door een tot-nog-toe onbekend filantroop?
Zeker ik stem het U toe, meer dan op eenig
ander feest, gedenken wij den armen, en het is
voor ons een vreugde, dat te mógen doen, wijl
God óns overvloed gaf. Doch ge hebt gelijk, als
ge meent dat dit tlu«..u in de lectuur wd wat erg
afgezaagd en teveel malen herkauwd is, om ons
nog te boeien, tenzij het nog eens, fèl beleefd, door
een waar kunstenaar wordt uitgebeeld. Voor de
ras-artist is ten slotte geen thema te oud, wijl hij
het tot nieuw leven herschept
Maar aangezien het genre der kenstvcahalen-
schrijvers en schrijfsters veelal bleek te bestaan
uit lieden die te onzaliger ure „dfe pen ook eens
wilden opnemen en maar niet konden eindigen
met het hart", is het Kerstverhaal wel wat in
discrediet c
Vraagt ge mij, wat ik het kenmerk eener goede
kerstnovelle acht dan zou ik willen zeggen:
Een goede kerstnovelle moet doortrokken zijn van
de blijdschap om Christus' geboortefeest. Natuur
lijk niet opzettelijk en opgelegd, doch vooral de
sfeer, moet geëigend zijn aan het Kerstfeest.
Als een kerstnovelle, na lezing ons een sterke
gedachte nalaat aan de realiteit van Christus'
komst op aarde, dan heeft zoo een kerstverhaal
aan het hoogste doel beantwoord.
Echter zou ik dit niet als eisch durven stellen.
Wij moeten nooit vergeten dat zij, die een kerst-
verhaal schrijven, niet de taak hebben een
kerstp reek te geven. Althans niet direct. Wel
biedt het jaar-einde den christen auteur vele mo
gelijkheden.
Hoe vaak gebeurt het, dat juist in deze dagen
het verlangen uitbreekt om oude breuken te
heelen dat de kerstklokken het geweten wak
ker roepen en een zondig mensch, zooals wij allen
zijn, tot inkeer brengt.
Ook tot den inkeer van de daad.
Wat is een jaar, in dte haastige, driftige gang van
het moderne leven. De dagen en weken glijden
onder onze handen weg, altijd nog weer als èen
verrassing komt het Kerstfeest, dat het reeds
6tervende jaar nog eenmaal helder doet opvlam
men. Er is geen mensch op aarde die ontkomt
aan het verlangen naar vrede en verzoening. Geen
mensch, die, hoe schaars wellicht' ook, niet de
momenten in zijn leven kent, waarin hij een vei
lige schutse zoekt voor eigen eenzaamheid'.
In de kerstnovellen van Mevr. Sevensma-Them-
men vindt ge deze hunker in het bizonder ver
woord. De meeste van haar kerstverhalen werden
geschreven voor het Kerstboek van Call en bach.
De beste uit deze rij werden door de U. M. Hol
land onder de verzameltitel: Als Nieuwgeboren
Kinderkens, apart in boekvorm uitgegeven.
Men zal mij, hoop ik, geen preeken voor eigen
parochie verwijten, als ik hier mijn blijdschap
uitspreek, dat nu reeds acht jaar door middel
van Callenbach's Kerstboek in duizenden gezin
nen en zeker door tienduizenden lezers, de jonge
Christelijke literatuur wordt gelezen, en blijkbaar
gezien de blijvende aandacht, met genoegen. Dat
het Kenstboek er zoo ingaat, zal wel komen, door
dat het zich eenerzijds niet geheel en al verliest
in intellectualistisch woordgepeuter, en anderzijds
niet afzakt tot almanak-lectuur. Het spreekt van
zelf, dat de kerstboeken niet uitsluitend kerst
verhalen bevatten, immers, men kan ook van het
goede teveel krijgen. Ons gaat het echter in dit
artikel wel speciaal om kerstnovellcn. Ik noemde
U de naam van Mevr. SevensmaThemmen reeds
en wil dus eerst even bij de novellen van deze
schrijfster, die tot de jongeren behoort, stilstaan.
Het verhaal „Wellecome" (Kerstboek 1924) heeft
tot motief, de moeilijk overwonnen strijd van een
volwassen meisje, de tweede vrouw van haar
Vader, als haar tweede Moeder te aanvaarden.
Dat dit motief de schrijfster nog niet had losge
laten bleek wel, toen zij vier jaar later, in het
kerstnummer van „Op den Uitkijk" 1928, een der
gelijke novelle schreef „Tot 's Konings Dienst Be
reid", verhalend van een meisje, dat tegen Kerst
mis uit Indië repatriëerend, zich voorbereidt voor
de ietwat pijnlijke ontmoeting met haar her
trouwde Vader.
In „De Kerstgave", (derde Kerstboek) is het
motief nog schrijnerder: de strijd der ouders, die
hun dochter hebben verstooten om een misstap.-
Het is ook hier het komende Kerstfeest, dat de
liefde dezer oudere een uitweg doet zoeken, die
gevoncBen wordt in het gaan der moeder en haar
zich mede-schuldig voelen in de bede: „O mijn
kind O mijn kind wij zullen alles samen
dragen alles -i— misschien heeft God dan nog
een zegen voor ons
Het is wel opmerkelijk, dat deze schrijfster eerst
in haar kracht komt in het uitbeelden en ver
woorden van de diepste levenstragiek, want haar
volgende novelle, in het 5e Kerstboek, verhaalt
van het leed van een gebroken huwelijk, waarin
de vrouw, die haar kind beschermen wilde voor
de invloed van den vader, die een zwakkeling
blijkt te zijn, van den man heengaat en wier liefde
niet groot genoeg blijkt om hem, ook in zijn af
dwaling, te dragen. Eerst in hun ouderdom her-
vindeal deze menschen elkaar en buigt God de
lijnen van deze levens weer naar elkaar toe. En
niet alleen is er dan het schnldhekenncn voor God,
Mevr. G. Sevensma Themmen
doch ook voor de gemeente. Dan zijn zij weer ver
bonden, de vader, de zoon en de moeder, als
nieuwgeboren kinderkens. Ondanks de fijne uit
beelding, d«e voorname zinsbouw en de geheel
eigen woordenkeuze, leek mij dit geweldige ge
geven tooh te zwaar voor een novelle. Hier was
stof voor een roman minstens.
De novelle, waarmee het zesde Kerstboek, do
belletristische bijdragen opende, eveneens van
Mevr. Sevensma, is getiteld: „De Sterkte van het
Oude Leven"; een prachtig gegeven. Een stille
moeder, aan wie de steun van haar man is ont
vallen, tegen Kerstmis wachtend op haar beide
volwassen zoons, van wie de een 1 eeraar, de ander
bedrijfsleider is. Hoewel zij beiden verhinderd
zijn, blijft toch de moeder thuis om klaar te zijn
«Is ze komen. Zonder het van elkaar te weten,
kómen ze ook. Johan, de leeraar, laat er een ver
gadering voor loopen, na een deprimeerende
morgen, als de rector, een oogendienaar, hem
smadelijk heeft tegengewerkt De trek naar huis
wordt hem, den eenzelvigeri noorderling, te mach
tig. Hij, die nu voor het éérst iets van het leed
voelt, waaronder zijn vader gedurende zijn ge-
heele leven gebukt ging. En de andere zoon, wiens
aanwezigheid op de fabriek geëischt wordt, krijgt,
wijl ook hem het sterke verlangen naar huis drijft
©en dag verlof, zij het (Kan ook twee dagen vóór
Kerstmis. Op het laatste eind van de reis ont
moeten ze elkaar. Beiden op weg naar de moeder,
in wie de sterkte van het oude leven is en bij wie
zij, groote sterke kerels, schutse zoeken. En de
oude vrouw wacht zij gaat Kerstfeest vieren
met een toebereid hart en zie juist als zij haar
wenschen aan God overgeeft, vervult God haar
diepst verlangen, want straks zijn zij gedrieën
bijeen en als Johan naar vaders portret opziet, is
het, alsof de kring zich weer sluit. Jammer dat
de laatste zin van deze novelle uit de toon der
natuurlijke dialoog valt.
En zoo kom ik dan, wat deze schrijfster betreft,
aan de laatste harer kerstverhalen dat ge
ojn. kunt vinden in „Opwaartsche Wegen",
terwijl dit verhaal ook is opgenomen in de
bundel: „A's Nieuwgeboren Kinderkens". Deze
Kerstnovelle, m.i. een der sterkste, is getiteld:
„Alleen, wie beiden kan zijn". Ik heb reeds lang
stilgestaan bij het werk van Mevr. Sevensma, om
©r nog uitvoerig op in te gaan, maar het thema
wil ik- U nog noemen: het gaat over een jonge
vrouw, die alleen blijft staan in het leven, met
©en hart dat altijd geeft en geeft, een vrouw
aan wie de eigenlijke levensvervulling voorbij
gaat. Zij blijft, na het overlijden van een barer
vriendinnen de huishouding verzorgen en de kin
deren, die een moeder behoeven. Doch als na een
jaar, de stille, eenzelvige man, haar, die zich zoo
lange tijd belangeloos gaf, vraagt als moeder van
de kinderen en als zijn vrouw te blijven, kan zij
dit niet doen, omdat zij voelt, dat zij met een
leugen het geluk nooit zal kunnen grijpen, hoe
ze zich ook aan de kinderen heeft gehecht
„Als je in liefde moeder wilt zijn, moet je eerst
in liefde vrouw zijn" biecht ze moeilijk. En dat
kan zij in dit geval niet.
Hij begrijpt Dan is de eerlijke eenzaamheid beter
erkent hij. En dan gaat ze. Het is Kerstmis.
„Maar buiten stond de ster van den nieuwgeboren
Koning".
Cor van den smid
door G. K. de Wilde
II. Wat boer Harmsen's toorn opwekte!
„Je heibt ze maar voor 't grijpen, jó!" fluisterde
Cor tot Frits van den (Kominee, zijn vriend.
Deze antwoordde niet, maar kneep van louter
pret zijn oogen dicht.
„'t Kan haast niet meer," ging Cor voort „Och,
och, wat heeft die boer een kruisbessen. Gelukkig
voor hem dat we hem een handje helpen; hij kan
ze tooh niet op."
„St jö, hou je mond", deed Frits angstig toen
Cora stem ziah een weinig verhief.
Het blaffen van den hofhond, het rammelen
van een deurklink, deed de beide smullers even
angstig inéén duiken.
„Eten, niet praten", fluisterde Frits.
De beide jongens hadden op dezen vrijen
Woensdagmiddag door de polders gedwaald om
naar ©endeneieren te zoeken. Maar ze hadden
niets gevonden. Toen was Cor op de gedachte
gekomen, zich eens lekker te goed te doen aan
kruisbessen en sluipende, heel voorzichtig, had
den ze zich verschoten tusschen de lage struiken
en aten nu naar hartelust, ineengedoken op hun
hurken om tooh vooral niets van hun hoofd
boven de struiken uit te doen komen; klaar om
bij het minste onraad er vandoor te gaan.
„*k Kan haast niet meer", steunde Cor nog
©ens. Hij zocht nu de sappigste en rijpste er uit.
„We smeren 'm", gaf Frits ten antwoord,
fluisterend. „*k Zal eens even kijken".
Voorzichtig bracht hij zijn hoofd boven de
takken uit Op 't zelfde oogenbliik trok. hij 't
editor met een ruk terug.
„De boer, jö! Hij heeft me gezien. Maak, dat
je wegkomt!"
Cor wilde nog wat praten, wilde ook even
kijken. Maar Frits wachtte 't nie. af; hij kroop,
zoo snel hij kon, op zijn knieën, het nauwe gan
getje tusschen die struiken door, naar 't wei
land toe.
„Leelijke rakkers!" hoorde Cor opeens schreeu
wen, ook vernam hij het snelle loopen van een
paar klompen. „Leelijke rakkers!"
Toen begreep hij, dat t meenens was en zoo
snel hij kon kroop hij zijn vriend achterna, diezen
aansporende tot een sneller vlucht
Het klompengeklots verwijderde zich.
„Hij loopt verkeerd", zei Cor bijna hardop nu.
„Hij loopt verkeerd!" Hij gnuifde van pret „Laten
we maar wat langzamer kruipen."
Frits vertraagde zijn vaart niet.
„Och stommerd, hij gaat 't hek door en zoo
komt hij in 't weiland. En wij moeten het door,
vooruit!"
Cor begreep! In jachtende haast vervolgden zij
hun weg. ,,'t Jonge, als de boer je in handen
kreeg! Dan kreeg je ervan langs."
Gelukkig, daar was de 6loot al.
Met één sprong vlogen de beide jongens over
eind, een tweede bracht hen aan den overkant
in 't weiland.
Op 't zelfde oogemblik klapte ook het hek een
honderd meter verder (üicht achter den nijdigen
boer, die woedend de beide bessendieven achterna
stoof. Deze bezonnen zich geen oogenblik, maar
vlogen het weiland, soms struikelend als de
lange grashalmen in hun sohoenhaken verward
makten, achter elkaar over.
^Vooruit jö" hijgde Cor, „schiet op. Niet wachten
voor de sloot Ineens erover!"
Frits gaf geen antwoord, trachtte alleen zijn
vaart te versnellen.
Uit alle macht probeerde de hoer hen in te
halen. Schreeuwen deed hij niet meer, alleen het
doffe gestamp van de klompen deed de jongens
merken dat hun achtervolger, a) was hij veel
ouder en al liep hij op klompen, niet voor hen
onderdeed en hen op de hielen volgde.
Hij begreep, dat wilde hij hen straffen voor hun
diefstal, hij hen voor de sloot moest grijpen.
Reeds hoorde Cor de hijgende adem van den
boer, maar tegelijk zag hij ook de vrij breede
sloot, die ze over moesten om op den straatweg
te komen.
„Sta rakkers," schreeuwde nu de boer schor.
„Sta zeg ik je^leelijke apen, zal je staan blijvenl"
Frits vloog de sloot over, zonder zich te be
denken.
De boer, döe zag dat de boosdoeners hem dreig
den te ontglippen, schreeuwde nog eens: „sta, zeg
iik je! Sta!"
„Kun je net geloowen!" mompelde Cor.
Zonder zich af te zetten, de armen voor zich
uitstrekkende, sprong hij zijn vriend achterna.
Zijn voeten ihaalden net den overkant, één been
gleed uit, hij haalde een natte voet, dan kon hij
zich op de glooiing laten vallen.
De boer waagde den sprong niet, schreeuwde
alleen: ,,'k Zal je toch wel krijgen, mannetje,
*k weet, wie je bent!"
Dan keerde hij zich om, brommend in zichzelf,
hijgend naar adem.
„Kom jö," haastte Frits, die na zijn sprong even
was blijven staan. „Vooruit!"
Cor sprong overeind, schudde even zijn natte voet,
om er de modder af te krijgen, stond dan naast
zijn vriend op den straatweg.
„We hoeven niet hard te loopen man, hij gaat
terug. Zie maar!" lachte Frits.
„Halo-o-o" trompette Cor, bêi zijn handen voor
zijn mond houdend.
De zich verwijderend© boer keerde zich om, stak
de vuist tegen de beide jongens op en liep daar
na verder.
„Mót je niet doen jö, dat is treiteren," keurde
Frits af. Cor haalde lachend zijn schouders op.
„"n Strop voor hem, niet? Och, wat heb ik lekker
gegeten, 'k zou best nog wat lusten, na zoo'n
Frits antwoordde niet.
Samen liepen ze verder.
(Wordt vervolgd.)
WIST JE DAT
Dieren als weervoorspeHers
Het is bekend, dat dieren vaak veel scherpere
zintuigen hebben dan de mensch. Hoe goed een
hond ruiken kan en een bepaalde geur kan ont
houden, weet ieder. Minder hekend is T echter,
dat dieren ook goede weervoorspeHers zijn, en dit
hangt nauw samen met de fijnheid van hun zin
tuigen.
Als 't mooi weer zal worden, liggen of staan de
raven kalm in het land. Maar komt er regen of
wind, dan worden ze onrustig, vliegen onophoude
lijk, zwaaien met hun staart en krassen dat het
een aard heeft.
Als er ruw weer op komst is, stampelen en trap
pelen de paarden. Of ze buiten zijn of op stal
staan, ze zijn geen oogenblik rustig. Ezels doen
hetzelfde en balken bovendien van tijd tot tijd
hard. Bij vast weer zijn zoowel paarden als ezels
kalm en tevreden.
Schapen zijn al bijzonder goede weervoorspeHers.
Venspreiden ze zich over het land, dan zal het
zeker mooi weer worden. Blijft de kudde echter
bijeen, dan gaat 't regenen, 's Winters is dit een
teeken, dat er sneeuw in aantocht is en menig
schaapherder heeft een sneeuwstorm voorspeld
uit het gedrag van zijn kudde.
Duiven zijn gewoonlijk heel stil (behalve tegen
den tijd dat ze gevoerderd worden), maar is er
storm op til, dan ziet men ze met stroo of gras in
htm bek rond loopen.
Honden huilen, als 't zal gaan regenen, en katten
zoeken in dat geval een beschut plekje op om t©
slapen. En lang vóór het weer verandert gaan de
vogels al in hun nest Ze komen er pas uit als
z© voelen, dat er mooi weer op komst is. Menigeen
heeft dus een zeer betrouwbare „barometer" in
rijn huis, zonder dat hij het zich bewust is!
Arme dokter
Korea is, zooals jullie misschien wel weten, een
land in Azië. En in dat land heerschen nog eigen
aardige gewoonten. Als bijvoorbeeld do keizerin
of de kroonprins sterft mogen ze pas na drie
maanden begraven worden. Deze begrafenis moet
zoo prachtig mogelijk zijn. Daarom gseft de regee
ring er een groot bedrag voor uit, dat, in Hol-
landsch geld uitgerekend, 1.000.000.bedraagt
Een dure begrafenis dus! Eji het volk moet een
vol jaar blijven rouwen!
Maar dat is allemaal niets als je hoort, wat er met
de lijfartsen gebeurt wien het niet gelukt is, de
zieke te redden: Ze worden, uit dank voor de
moeite die ze gedaan hebben, gevangen genomen
en zonder meer ter dood gebracht
Het is dus geen pretje, keizerlijk lijfarts in Korea
te rijn!
Lachplaatje
Dame: Staat die brievenbus hier niet n
Jongetje: Jawel, mevrouw hieronderI
7.