drukke praktijk door allerlei politieke processen,
maar ook door omvangrijke civiele zaken. Zijn
naam was blijkbaar goed. want vele jongelieden
zochten bij hem opleiding voor de rechtspraktijk.
Wij vonden gelegenheid om op eenige opvattingen,
welke Bilderdijk van de praktijk en het ambt
van advocaat had te wijzen. Wij vestigden even
eens de aandacht op bepaalde eigenschappen, die
een advocaat sieren en tot een goed advocaat
maken. De opvatting daaromtrent in de oogen
van Bilderdijk vindt men wel het beste in ge
schriften van zijn vriend en tijdgenoot, den advo
caat Mr. Joan van der Linden. Toen deze in 1824
50 jaar de praktijk had uitgeoefend, hield hij een
redevoering over hetgeen de ondervinding van een
halv eeuw hem geleerd had dat een advocaat
voornamelijk behoort In acht te nemen of te ver
mijden, welke rede gevolgd is door een geschriftje
over den „Waren Pleiter", uitgegeven toen v. d.
Linden door den Koning reeds benoemd was tot
rechter in de Amsterdamsche Rechtbank, hetwelk
hij toen een otium cum dignitate achtte.
Volgens Cicero is de ware rechtsgeleerde degeen,
die bekwaam is in de wetten en gewoonten van
een Staat èn om advies te geven èn om zaken voor
den rechter te behandelen, èn om van raad te
dienen. Zijn taak is dus adviseeren, processen
behandelen en een zaak bepleiten. Van deze stel
ling gaat ook Mr. van der Linden uit Voor het
adviseeren is het noodig dat men de daad
zaken door en door kent en doorziet en niet zich
richt naar den zin of het voordeel van den cliënt
Een nauwkeurig onderzoek moet aan het advies
voorafgaan en daarbij mag niet te zeer gelet
worden op wat de cliënt beweert
Wij meenen dat wat dit laatste betreft, Bilderdijk
zeker daarnaar zal gestreefd hebben. Maar zou
den zijn subjectieve, vluchtig en heftig bewogen
natuur en gemoed hem niet vaak vooral bij de
politieke processen parten hebben gespeeld? Hij
zocht naar de waarheid in ieder geval en het
blijkt dat hij zich zeer veel moeite voor zijn zaken
gaf, zoodat wij ook wel kunnen aannemen dat hij
de daadzaken trachtte te doorzien. Maar zijn wei
nige menschenkennis zal Dij de innige gehechtheid
aan bepaalde begrippen ecner politieke partij hem,
vreezen wij toch van een objectief advies wel
menigmaal hebben afgehouden tenzij in zuiver
civiele zaken.
Het 2e. werk van den advocaat is het voeren van
processen. V. d. Linden en Bilderdijk hebben zich
ook meermalen zoo uitgelaten, acht het niet
moeilijk te verstaan dat twee eerlijke advocaten
vierkant tegenover elkander staan. Er kan immers
een reohtsverschil zijn; ook feiten kunnen ver
schillend worden opgevat, terwij' dikwerf er ver
schil van meening is over de vraag welke rechts
regelen toegepast moeten worden op bewezen
daadzaken.
Natuurlijk mag men nooit zich spannen voor een
zaak, die onrechtvaardig is en indien al proce-
deerendc ons blijkt, dat wij een onrechtvaardige
zaak dienen, dan moeten wij onvoorwaardelijk
haar laten varen.
Genoegzaam hebben wij gezien hoe Mr. Bilderdijk
ten deze een der hoogstaande advocaten is ge-
Van Hugo de Groot had Mr. Bilderdijk de ge
dachte overgenomen dat er voor de rechtspraktijk
ontzettend hard gewerkt moet worden en dat veel
bekwame en wetenschappelijke mannen, denkt
om de Luzacs, daarom nog niet geschikt voor
de rechtspraktijk zijn. Dat daarin en daarbij in
zonderheid ook op den vorm gelet moet worden,
begreep Bilderdijk meer en beter dan menigeen
van het advoeatengildc tegenwoordig, nu zoo on
noemelijk onnauwkeurig en slordig soms de stuk
ken kunnen worden gesteld. Mr. v. d. Linden
gaf den raad zich zelf te beproeven door een
vonnis te maken in overeenstemming met zijn
cisch of verweer. Men ziet dan al spoedig wat
er ontbreekt.
Het opwerpen van excepties en incidenten, tenzij
in buitengewone gevallen, doch nooit om het
recht te ontduiken, werd in Bilderdijk's dagen
uit den hooze geacht Hij verfoeide het eveneens
zeer sterk.
Het 3e werk van den advocaat was en is het
pleiten. De welsprekendheid van den advocaat
moet een geheel andere zijn dan die van den
geestelijke, van den tooneelspeler of declamator
of politicus.
De advocaat heeft tot doel met rede te over
tuigen dat zijn zaak recht en waar is. Er
moeten dus ware feiten gesteld worden met er
kende rechtsbeginselen en nimmer verdraaie men
i -f deele men iets half mede.
Men zij dan logisch in zijn conclusie en trekke
die ernstig en nadrukkelijk.
Wat het pleiten verder betreft, werd als eisch
gesteld, dat men de zaak door en door onder-
De Ouders van Bilderdijk
Br. haak 7"Iderdijk
zocht, had tot in <lc détails, dat men daarna èn
schrijvers èn jurisprudentie behoorlijk bestudeer
de en zijn conclusies kort en duidelijk trok uit
een en ander en ook ter wille van de orde en
regelmaat en zijn stijl, die sober moet zijn, een
geschreven pleidooi voor zich hebben moet.
Wie door dit niet te doen dikwijls verward is,
mag niet verwachten dat zijn tegenpleiter hem
zal volgen. Deze moet naar den raad van Hugo
de Groot hem wel zoo noodig weerleggen, maar
naar de orde die hij zelf stelt.
De pleit-nota omvatte een uiteenzetting der daad
zaken. een zoo rechtvaardig mogelijk weergeven
van het standpunt der tegenpartij, een uiteen
zetting van het recht en de conclusie daaruit
voor de bepaalde feiten en een versiering met
doctores en jurisprudentie. Deze goede raad door
den ouden v. d. Linden gegeven, verdient nog
aanbeveling. Wij meenen uit verschillende brieven
van Bilderdijk te hebben gelezen dat zoo ook zijn
opvatting was.
Vooral was hij ook tegen een gebruik van veel
woorden, tegen het gieten van veel woorden, iets
waarover van Bynkershoek evenals Hugo «1e
Groot ook klaagden, maar wat sommige advo
caten nog niet hebben afgeleerd, ofschoon men
zich bij den rechter en den confrère bespottelijk
maakt.
Dit doet men ook wanneer men met geestigheden
den ernst der zaak wil verdoezelen en daardoor
te weinig eerbied toont voor de rechterlijke macht.
„Orde en maat is een pleidooi of het is niets
waardig". Over de belooning heb ik de gedachte
van Bilderdijk reeds meegedeeld. Daaromtrent
was in zijn dagen dit de algemeene, door Mr. v.
d. Linden vertolkte gedachte, die ook de zijne
was: „Een advocaat houde steeds voor oogen. dat
er niets gemeeners, niets verachterlijkers, niets
lagers kan worden uitgedacht dan dat zijne mede
burgers hem (terecht) aanschouwen als eene ge-
tabberden roofvogel".
De vereischten voor den pleiter zijn dan dat hij
uitmunt door braafheid en eerlijkheid. Hij moet
zijn virtutis verae custos, de beschermer der
waarachtige deugd.
Hij mag geen noodelooze processen voeren, geen
onnoodige incidenten opwerpen. Hij moet een
man zijn bezield met een eerlijken inborst
In civiele zaken is grooter nauwkeurigheid noodig,
dan in crimineele. omdat het. gelijk wij reeds
bierhoven schreven, daa'r gaat om iemands be
zittingen of personeele vorderingen.
De schriiver oordeelt verder, dat de advocaat be
halve groote rechtskennis, ook uitgebreide taal
kennis behoeft, zoo van de eigen als van de oude
en moderne talen. Hij munte uit door een helder
en ruim oordee' en geliik Horatius zegt in de
arte poestica vs 307 „Scribendi recte sapere est
et principium e* fons". Behalve algemeene ken
nis. hehbe hij ook kennis van menschen noodig.
Hun pleidooien moeten volledig zijn en kort, ge
dachtig aan het woord van Boileau (l'art poet
Chant III V 256).
souvent trop d'ahondance appauvrit la matière
Soycz vif et pressé dans vos narratives.
Zoo werden er tal van eischen aan den goeden
advocaat en pleiter gesteld, welke ook nu nog
vrij onverzwakt o.i. gesteld mogen worden.
Aan verreweg de meeste voldeed Bilderdijk ruim
schoots en al ni^ge dan door zijn gehechtheid
aan den Stadhouder Willem V en door politieke
processen de aandacht eerst en meest op hem
als advocaat zijn gevestigd, het is zeker èn om
zijn rechtsgeleerde kennis èn om zijn practische
handigheid èn de hooge opvatting van zijn taak
èn de serieuze waarneming van zijn ambt toch
wel het allermeest te danken geweest, dat hij
eenige jaren zoo'n uitgebreide praktijk heeft ge-
bad.
Moge hij eenig gebrek aan zelf- en menschen
kennis gehad hebber., zich aan overdrijving heb
ben schuldig gemaakt en niet altijd even objec
tief oordeel voor zich gevestigd hebben, zijn groote
overredingskracht heeft ongetwijfeld dat vergoed
en naast zijn algeheele toewijding aan zijn cliën
ten en de hooge opvatting van zijn ambt hem
gemaakt tot een der uitnemendste advocaten uit
den patriottentijd.
Als advocaat is de merkwaardige man voor velen
uit later tijd een navolgenswaardig voorbeeld en
deswege dient de naam van den advocaat Mr.
Willem Bilderdijk met eere en dankbaarheid te
worden herdacht
Aan hem, die zeker wel vaak te scherp was, kan
ook in leder geval, wat den rechten advocaat
kenmerkt, nooit worden ontzegd de dingen bij
hun naam te hebben genoemd en naar hun waren
aard te hebben uiteengezet.
Je ne pui9 rien nommer si ce n'est par son nom,
J'appeile un chat un chat et Rollin un fripon.
(Boileau satyr 1 vs. 51 en 52).
Sibille Duyzendaalders
Bilderdijks Lyriek
door
Drs. Karsemeijer
In vereenvoudigde Bataven, kent uw spraak e®
spelling keel heur overvloed
De woorden van Beets: „Over Bilderdijk m hel
openbaar te spreken of te schrijven is een
hachelijke zaak" hebben nog niets van hun be
tekenis verloren. Gedurende de 75 jaar die sinds
dien verliepen, is men er niet in geslaagd tot
een eenparig oordeel over Bilderdijk te geraken.
En 't kan moeilik anders! Hoe veel er over hem
moge geschreven
zijn. van hoeveel zij
den hij ook belicht
Is door geestverwant
of tegenstander, de
geweldige gecompli
ceerdheid van dezo
Ti tan en v ersch i j n ing
want dat hij dat
was staat nu zo
langzamerhand wel
vast laat zo ont
zaglik veel ruimte
voor velschillende
appreciatie, dat ook
voor de toekomst een
uniforme waarde
ring een hersen
schim moet blijven.
Terecht heeft Gos-
saert opgemerkt dat
H niet een der geringste voordelen van uc middel
matigheid is, rechtvaardig beoordeeld te worden.
Nafuurlik is er sinds 1856, 't jaar waaruit Beets*
geciteerde woorden dateren, heel wat veranderd
in 't Bildcrdijkvraagstuk. Het geslacht der dwe
pende vereerders door dik en dun is vrijwel uit
gestorven; bovendien heeft de tijd 't zijne gedaan
om de felle partijhaat van onbillike veroordelaars
te verminderen en voor de groote massa blijft
Bilderdijk hoogstens een klank. Wel is 't opvab
lend, dat, veel meer dan voor andere dichters,
ook niet-lctterkundigen zich voor deze grote Ne
derlander interesseren, 't zij dan dat ze hem al9
denker, als geleerde of als ziener huldigen. Waar
echter, blijkens 't opschrift, dit opstel zich speci
aal met dö dichter heeft bezig te houden, moeten
zijn andere voortreffelike kwaliteiten hier onbe
sproken blijven. Hier willen we vooral onder
zoeken of waar is, wat niet lang geleden door
een vooraanstaand literatuurkenner is gezegd, n.L
dat blijken zal dat de dichter steeds meer aan
betekenis zal inboeten, naarmate de denker meer
wordt gewaardeerd.
Wie zich er toe zet aandachtig enkele delen van
de onsmakelike en onoverziohtelike uitgave der
volledige dichtwerken (wanneer wordt Bilderdijk
eindelik eens een goed verzorgde uitgave waardig
gekeurd?) door te gaan. verwondert zich nauwe-
liks meer over de wijdMitee-nlopende opvattingen
omtrent zijn dichterlike betekenis. Er is inder
daad weinig kwaadwilligheid nodig om met een
reeks citaten, zoals Huet deed, Bilderdijk te to
nen als een verdorven wellusteling en koude
egoist. Op die manier kan zelfs een frisse en
geestige vertelling als Koekeloer in een paar
regels worden afgemaakt. Maar op deze wijze
krijgt men niet de volledige Bilderdijk te zien;
slechts een wanstaltige karikatuur, die op weinig
sympathie kan rekenen, moet de noodzakelike
uitkomst van een dergelijke beschouwing 2ijn.
Voor een onbevooroordeelde kritikus is 't zaak
Bilderdijk tegen zich zelf te beschermen. Bilden
dijk is „een vat vol tegenstrijdigheden" genoemd.
Dit is slechts ten dele waar. Zeker op 't eerste
gezicht lijkt "t dikwels zo, maar wie nauwkeurig
leert begrijpen de wonderlike geaardheid van zijn
bestaan, die krijgt langzamerhand de overtuiging
dat alleen de felheid van zijn hartstochten oor
zaak is van deze schijnbare inconsequenties.
Ondanks zijn enorme geleerdheid en zijn gewel
dige denkkracht blijft Bilderdijk vóór alle6 de ge
voelsmens. Zijn gevoel is zo ontzaglik primair,
zo geheel dominerend in zijn wezensopenbaring en
daarbij zo intens direkt. dat daardoor de rem van
't overwegen, 't bezonnen nadenken dikwels wordt
afgenomen. Als een ongebreideld paard, 't knel
lend gareel ontkomen, holt hij voort in overmoe
dige dartelheid en onverwoestbare levenskracht.
In die ogenblikken van immense passie vergeet
hij alles, wat hij vóór dien beleefde of ervoer en
rekent hij uitsluitend met de krachtige prikkels,
die hem dan aandrijven.
Zo komt t, dat hij Cathorina Rebecca Woesthovea
kon verheffen als:
Gij, voortreffelijkste, aangebeden
Van al wat u slechts omringt!
Praalbeeld vau aanminnigheden!
Die bij 't wenden uwer treden,
Alle harten treft en dwingt.
Maar later is daar niets meer van over. De period#
.van zijn cerate huwelik heet dan:
Afgrond van herinneringen
Die mij hart en keel verwringen.
Op dergelijke krasse tegenstellingen stuit men
telkens bij de Bilderdijk-literatuur. En men is er
niet mee af door hem onstandvastigheid te verwij
ten of hem een huichelaar te schelden. Ze vloeien
noodwendig voort uit zijn psychiese structuur. In
dit verband vergete men niet, dat ook Bilderdijk,
in hoeveel dingen hij ook zijn tijd vooruit was of
boven zijn tijd stond, toch anderzijds de invloed
van 't letterkundig leven van zijn dagen onder
ging. Van de grote Westeuropese beweging der
Romantiek is Bilderdijk de beste en oorspronke-
likste Nederlandse vertegenwoordiger. Als alle
romantici schuwt hij 't gewone en alledaagse en
vervalt hij eteed9 in uitereten. Wat bij andere Ne
derlanders van die tijd vals en onecht was, daar
4
gij zich kunstmatig tot een bepaalde stemming
van haat en wereldverachting, die zo weinig met
onze landaard strookt, moesten opwinden, dat was
bij Bilderdijk, die in felle opstand leefde tegen
allen en alles, spontaan en echt. Het leven bracht
hem, al was T niet altijd buiten zijn schuld, te
leurstelling en ellende, van kind tot man. Het
maakte hem prikkelbaar en achterdochtig; niets
verwachtte hij meer van deze aarde en vroeg
reeds vinden we hem verzoend met de doods
gedachte. waarvan hij zo vaak spreekt Hij wordt
gedreven ver van de mensen, hij moet vluchten
en kan nergens heen dan naar God.
Geen wonder is 't daarom, dat de door Da Costa
„gewijde poëzie" gedoopte bundels zo omvangrijk
zijn. Ze getuigen van een diep en rijk gebeds
leven, van een innige omgang van de dichter
met zijn God. En daar is Bilderdijk 't best en 't
eerlikst; hoe hooghartig en trots hij vaak was
voor de mensen, altijd nederig en nietig zien we
hem voor de Schepper, 't zij hij Hem smeekt om
erbarmen bij 't zien van eigen schuld', 't zij hij
poogt Hem te verheerliken in hooggestemde hym-
Wees mij genadig, God. voor wien ik neder»
Naar de uitgestrektheid van Uw Godlijk
mededogen!
Zie op *t verdorven hart vol zondenschuld en
Dat smeekend zich ontbloot vow Uw gehei
ligde oogen,
In goedheid nederwaarts, hoe eindloos diep
Deze bewerking van de 51ste Psalm is meer dan
een berijming, 't is geworden een stuk boeteleven
van de vaak vermetele dichter, die daarna zo bit-
Handschrift van BtlderdijK.
v£maA:&
Bilderdijk, naar een In 1832 uitgegeven gravure.
ter de drukkende zondenlast voelt knellen. Het
zelfde thema vindt men ook elders in zijn poezie
terug.
En in zijn hymnen luidt het om.:
Wat vordert ge, o mijn ziel? wat drijft u, de
aardschc kringen
Te ontsteigeren en den band des stofklomp»
los te wringen!
V op te heffen en op de Almacht 't oog te
Wier wenk geen Englenhlik, geen Seraf, door
kan staan?
Het is eigenlik heel moeilik te schrijven over
Bilderdijks lyriek. En wel hierom, omdat men
daarmee zijn hele poëtiese werk 1. *t geding brengt.
Het is waar, er zijn een aantal gedichten, die uit
sluitend gevoelsuitingen vertolken en die daarom
gewoonlik onder de traditionele rubriek lyriek
•worden gerangschikt, maar en daaruit blijkt
duidelik dat Bilderdijk vóór alles gevoelspoëet is
geweest daarnaast vindt men niet de minst
fraaie ontboezemingen in die werken, die als ge
heel bezien, epies, «lidak ties of dramatics worden
genoemd. Wanneer een onderwerp hem aan
grijpt, wanneer hij er geheel in is, dan stoort hij
zich niet meer aan kunstregels of knellende voor
schriften, maar dan breekt hij uit in de gewel
dige hartstocht van zijn overrijk gemoed, en geeft
zonder terughouding van 't edelste, dat zijn grote
ziel ontroert Dan toont hij zijn grootheid, die 't
waagt en dat betekende heel wat in zijn tijd
zich te ontworstelen aan de benauwende banden
door peuterige kunstrechters gesmeed. Natuurlik
is dat ook bij hem niet zonder 6trijd gegaan. Pas
later als hij zich van zijn betekenis bewust wordt,
durft hij te laten schieten en te bestrijden, wat
hem in zijn jeugd als onvoorwaardelik nodig
voor ieder gedicht was voorgehouden. Dan be
treurt hij vroegere dwaling, die zich verleiden
liet ook te schaven en te vijlen tot de goede vorm
was bereikt, tot de alexandrijn onberispelik op
poten stond, maar waardoor tevens het vers koud
werd en stroef, zonder enig gevoel, een duf ver-
standsgeknutsel.
Het is Bilderdijk geweest, die voor 't eerst in onze
literatuur en dat in een tijd. waarin het rationa
lisme als onzalige vrucht van de renaissance nog
•welig tierde in onze dichtkunst, rechtstreeks en
nadrukkelik het gevoel heeft aangewezen als do
enige levende bron der poëzie. Het echte indivi
dualisme dat alleen rekent met eigen bewegingen
en zich niet 6toort aan wat anderen er van zeg
gen. 't is 't leidend beginsel voor Bilderdijk ge
weest
Waarom zingt en jubelt of klaagt de natuur?
Het .beekje", en het „popelboschjen" en 't „ruim
der golven", en de „op elkaar gedrongen wolk"?
Omdat 't niet anders kan. Ieder schepsel moet aan
z'n onweerstaanbare drang uiting geven naar
eigen aard en stemming.
Ook hij stort zijn boezem uit,
als 't vinkjen in de abeelen,
En vraagt niet, wien mijn 6tem kan streelen.
Maar vier behoefte bot Mijn dichtkunst is
gevoel.
En, 't zij uit eigen bron gevloten.
Of. uit eene and re bron mijn' boezem ingegoten
Ik zing en ken geen ander doel,
Wie dergelijke woorden leest acht 't terecht on-
begrijpelik dat 't een eeuw later, toen de Tachti
gera de eis der individualiteit en van 't echte,
eigen gevoel als splinternieuw uitbazuinden, vijf
en twintig jaar duren moest, eer ze er voor een
deel schoorvoetend toe kwamen te erkennen, dat
alles wat ze vorderden al door Bilderdijk was
geleerd en in praktijk gebracht.
Het kan de bedoeling van dit opstel niet zijn, in
de eerste plaats en vooral op Bilderdijks fouten en
zwakheden te wijzen, al eist de billikheid en de
onpartijdigheid er een enkel woord- aan te wijden.
Bij een herdenking brengt men niet iemands ge
breken naar voren, met vleierij of opkammerij
heeft dit natuurlik niets uitstaande, vooral niet
als de persoon in kwestie honderd jaar dood is.
Bilderdijk te tonen, waar hij waarlik groot is, be
langstelling en eerbied te wekken voor een der
grootsten onzer historie, daar gaat 't tans om.
En wie ontkent nog, d"at Bilderdijk gestaan heeft
op de toppen van 't menselik kunnen? In ver
metele maar gerechtvaardigde trots roept hij *t
uit in zijn ode aan Napoleon:
Wat zoudt gij Heldendaden zingen.
Die 't Heldenhart niet door kunt dringen?
Die niet van eigen vlammen blaakt?
De dwergen moeten hun „onbedachte vingeren*
afhouden van de lier, alleen de reus, zijn held in
macht gelijk, durft in klanken te vertolken de
roem van de geweldige Titan, die de aarde doet
schokken, die 't vorstenkronen doet regenen. Wie
durft, zo vraagt Bilderdijk, wie durft zich van de
aarde verheffen, om te raken tot de ongenaak
bare hoogte van die adelaar? Die alleen heeft *t
recht van Napoleon te spreken, zijn verdiensten
{als revolutiebedwinger n.l.) in 't licht te 9tellen.
Hoor eens in zwellende klanken 's dichters mach
tige uitdaging en wijs eens de weerga van deze
verhevenheid in onze letteren aan:
Wie durft, door 't bruischend hart gedreven.
Op Pindarus') verheven baan,
Door stormen en orkanen zweven.
En lachen val en afgrond aan?
Op 't klappren van zijn zwanenschachten
Het aardrijk onder zich verachten.
Verzinken zien in 't peilloos niet;
En. fier op eeuwige lauwrieren.
Den eerkrans door een hand versieren,
Die geen verwelkbre bloemen biedt?
Welk een onbegrensd meesterschap over de taal
blijkt uit gedichten als 't overbekende Uitvaart
cn Zielzucht In een schijnbaar luchtig klank
spel ligt een rijkdom van diepe'en schone gedach
ten verborgen, die pas recht duidelik wordt na
herhaalde lezing. In betrekking tot Uitvaart
spreekt Kloos van *t „afgekapte, door de ziel
snijdende kleppen van een gruwelijk-vreemde
doodsklok". Wie zo de schatten, in de rijke taai-
mijn verborgen, te ontdekken weet die kan met
recht zeggen:
Zijt meester van de taal, gij zijt het van 't gemoed.
Van klankexpressie hebben de nieuweren ge
sproken, en met vreugde hebben wc begroet de
heerlike en /elluidende melodiën, die van hun
taalkunstenaarschap getuigden. Maai' nieuw was
die eis niet Ook Bilderdijk zelf stelde die voor
waarde en paste die tevens onovertrefbaar toe.
Let eens op de taalweelde in 't volgend fragment
Ieder woord geeft weer de juiste klank, de gang
van 't vera versnelt of vertraagt, o] naar de in
houd vordert
Gij, Dichter, bezig al wat geest en kunst go-
hengen.
Leer *t aaklige aan het blijde, en 't sterke aan
't zachte mengen,
En stem uw tonen naar het voorwerp dat gij
maalt.
Dat zelfs de klank van 't vers uw denkbeeld
achterhaalt
Pindarus ie een beroemd Grieks dichter.
Laat Zcfir in uw zang op luchte vlerkjens
zuizen
En 't kabblend nat der beck met zacht ge
murmel bruizen,
Doch stort zich 't stormend nat met ziedend
buldrcn uit,,
Zoo siddre uw woest musyk van 't dondrene!
stroomgeluid.
Laat d'os, in 't juk gebukt, den harden klei
grond' ploegen;
Men voele in T moede dier, en long en boe
zem zwoegen,
En 't traag en worstlend vers ga dof en lang
zaam voort.
Als wierd zijn logge stap op eiken plof ge
hoord.
De vlugge hinde vlie' door de onafzienbre
Men volgc in bliksem vlucht en wete ze in te
En schoeic 't luchtig vers gezwinde wieken
Gelukkig, zoo de taal uw poging bij wil .slaan.
En geen beperkte keus van maat en letter
grepen
13 eeuwig in 't geklep d«js rijimvals mee blijft
sleepenl
In Bilderdijks zuivere lyriek vallen gomaJtke-
lik enkele hoofdgroepen aan te wijzen. Vooreerst
heeft men de erotiese gedichten. Met uitzondering
van enkele aan zijn tweede vrouw in haar laatste
levensjaren gewijd, zijn ze sensueel en vaak ua-
naal. De natuurpoëzie mist 't spontane, dat hier
zo weldadig kan aandoen. Meestal zijn deze ge
dichten speculatief, de natuur is dan alleen aan
leiding tot het maken van ethiese opmerkingen,
't Kan ook moeilijk anders bij iemand, die ziin
hele jeugd 't ontvankelikste tijdperk sleet
in een duffe Amsterdamse binnenkamer, waar 't
zonlicht nauweliks doordrong en waar zijn boe
ken de enige verpozing vormden:
De vaderlandsche poëzie klinkt ons, die dago-
liks van internationalisme met lof horen gewa
gen, al merken we er weinig van, te opgewon
den. Wel geven we daarbij dadelik toe, dat wij
geen Franse tijd beleefden, dat ons niet elf jaar
de vaderlandse bodem werd ontzegd.
Ten slotte is er de godsdienstige poëzie. Te
weinig is daarop gelet; de liberale kunstbeschou
wing van de 19e eeuw heeft daar 't stof op laten
liggen. Toch vindt men hier schatten van blijven
de waarde. Hier vindt men stemmingen veitolkt,
die in alle tijden worden gevonden bij alle men
sen, die leven iji afhankelikheid van hun God.
De lof- en boetzangen getuigen van het opstaan
en vallen van de zondaar, die leeft in onafge
broken strijd tegen de boze lusten, die hela; s
Cathurina Rebecca Woeathoven
telkens weer de overhand nemen. Gods genodo
blijft zijn eenige hoop.
O God! ik hoop op uw genade;
Verleng mijn dagen, breek hen af!
De weg ten hemel ligt door 't graf,
Nooit komt men daar te vroeg of spade.