drukke praktijk door allerlei politieke processen, maar ook door omvangrijke civiele zaken. Zijn naam was blijkbaar goed. want vele jongelieden zochten bij hem opleiding voor de rechtspraktijk. Wij vonden gelegenheid om op eenige opvattingen, welke Bilderdijk van de praktijk en het ambt van advocaat had te wijzen. Wij vestigden even eens de aandacht op bepaalde eigenschappen, die een advocaat sieren en tot een goed advocaat maken. De opvatting daaromtrent in de oogen van Bilderdijk vindt men wel het beste in ge schriften van zijn vriend en tijdgenoot, den advo caat Mr. Joan van der Linden. Toen deze in 1824 50 jaar de praktijk had uitgeoefend, hield hij een redevoering over hetgeen de ondervinding van een halv eeuw hem geleerd had dat een advocaat voornamelijk behoort In acht te nemen of te ver mijden, welke rede gevolgd is door een geschriftje over den „Waren Pleiter", uitgegeven toen v. d. Linden door den Koning reeds benoemd was tot rechter in de Amsterdamsche Rechtbank, hetwelk hij toen een otium cum dignitate achtte. Volgens Cicero is de ware rechtsgeleerde degeen, die bekwaam is in de wetten en gewoonten van een Staat èn om advies te geven èn om zaken voor den rechter te behandelen, èn om van raad te dienen. Zijn taak is dus adviseeren, processen behandelen en een zaak bepleiten. Van deze stel ling gaat ook Mr. van der Linden uit Voor het adviseeren is het noodig dat men de daad zaken door en door kent en doorziet en niet zich richt naar den zin of het voordeel van den cliënt Een nauwkeurig onderzoek moet aan het advies voorafgaan en daarbij mag niet te zeer gelet worden op wat de cliënt beweert Wij meenen dat wat dit laatste betreft, Bilderdijk zeker daarnaar zal gestreefd hebben. Maar zou den zijn subjectieve, vluchtig en heftig bewogen natuur en gemoed hem niet vaak vooral bij de politieke processen parten hebben gespeeld? Hij zocht naar de waarheid in ieder geval en het blijkt dat hij zich zeer veel moeite voor zijn zaken gaf, zoodat wij ook wel kunnen aannemen dat hij de daadzaken trachtte te doorzien. Maar zijn wei nige menschenkennis zal Dij de innige gehechtheid aan bepaalde begrippen ecner politieke partij hem, vreezen wij toch van een objectief advies wel menigmaal hebben afgehouden tenzij in zuiver civiele zaken. Het 2e. werk van den advocaat is het voeren van processen. V. d. Linden en Bilderdijk hebben zich ook meermalen zoo uitgelaten, acht het niet moeilijk te verstaan dat twee eerlijke advocaten vierkant tegenover elkander staan. Er kan immers een reohtsverschil zijn; ook feiten kunnen ver schillend worden opgevat, terwij' dikwerf er ver schil van meening is over de vraag welke rechts regelen toegepast moeten worden op bewezen daadzaken. Natuurlijk mag men nooit zich spannen voor een zaak, die onrechtvaardig is en indien al proce- deerendc ons blijkt, dat wij een onrechtvaardige zaak dienen, dan moeten wij onvoorwaardelijk haar laten varen. Genoegzaam hebben wij gezien hoe Mr. Bilderdijk ten deze een der hoogstaande advocaten is ge- Van Hugo de Groot had Mr. Bilderdijk de ge dachte overgenomen dat er voor de rechtspraktijk ontzettend hard gewerkt moet worden en dat veel bekwame en wetenschappelijke mannen, denkt om de Luzacs, daarom nog niet geschikt voor de rechtspraktijk zijn. Dat daarin en daarbij in zonderheid ook op den vorm gelet moet worden, begreep Bilderdijk meer en beter dan menigeen van het advoeatengildc tegenwoordig, nu zoo on noemelijk onnauwkeurig en slordig soms de stuk ken kunnen worden gesteld. Mr. v. d. Linden gaf den raad zich zelf te beproeven door een vonnis te maken in overeenstemming met zijn cisch of verweer. Men ziet dan al spoedig wat er ontbreekt. Het opwerpen van excepties en incidenten, tenzij in buitengewone gevallen, doch nooit om het recht te ontduiken, werd in Bilderdijk's dagen uit den hooze geacht Hij verfoeide het eveneens zeer sterk. Het 3e werk van den advocaat was en is het pleiten. De welsprekendheid van den advocaat moet een geheel andere zijn dan die van den geestelijke, van den tooneelspeler of declamator of politicus. De advocaat heeft tot doel met rede te over tuigen dat zijn zaak recht en waar is. Er moeten dus ware feiten gesteld worden met er kende rechtsbeginselen en nimmer verdraaie men i -f deele men iets half mede. Men zij dan logisch in zijn conclusie en trekke die ernstig en nadrukkelijk. Wat het pleiten verder betreft, werd als eisch gesteld, dat men de zaak door en door onder- De Ouders van Bilderdijk Br. haak 7"Iderdijk zocht, had tot in <lc détails, dat men daarna èn schrijvers èn jurisprudentie behoorlijk bestudeer de en zijn conclusies kort en duidelijk trok uit een en ander en ook ter wille van de orde en regelmaat en zijn stijl, die sober moet zijn, een geschreven pleidooi voor zich hebben moet. Wie door dit niet te doen dikwijls verward is, mag niet verwachten dat zijn tegenpleiter hem zal volgen. Deze moet naar den raad van Hugo de Groot hem wel zoo noodig weerleggen, maar naar de orde die hij zelf stelt. De pleit-nota omvatte een uiteenzetting der daad zaken. een zoo rechtvaardig mogelijk weergeven van het standpunt der tegenpartij, een uiteen zetting van het recht en de conclusie daaruit voor de bepaalde feiten en een versiering met doctores en jurisprudentie. Deze goede raad door den ouden v. d. Linden gegeven, verdient nog aanbeveling. Wij meenen uit verschillende brieven van Bilderdijk te hebben gelezen dat zoo ook zijn opvatting was. Vooral was hij ook tegen een gebruik van veel woorden, tegen het gieten van veel woorden, iets waarover van Bynkershoek evenals Hugo «1e Groot ook klaagden, maar wat sommige advo caten nog niet hebben afgeleerd, ofschoon men zich bij den rechter en den confrère bespottelijk maakt. Dit doet men ook wanneer men met geestigheden den ernst der zaak wil verdoezelen en daardoor te weinig eerbied toont voor de rechterlijke macht. „Orde en maat is een pleidooi of het is niets waardig". Over de belooning heb ik de gedachte van Bilderdijk reeds meegedeeld. Daaromtrent was in zijn dagen dit de algemeene, door Mr. v. d. Linden vertolkte gedachte, die ook de zijne was: „Een advocaat houde steeds voor oogen. dat er niets gemeeners, niets verachterlijkers, niets lagers kan worden uitgedacht dan dat zijne mede burgers hem (terecht) aanschouwen als eene ge- tabberden roofvogel". De vereischten voor den pleiter zijn dan dat hij uitmunt door braafheid en eerlijkheid. Hij moet zijn virtutis verae custos, de beschermer der waarachtige deugd. Hij mag geen noodelooze processen voeren, geen onnoodige incidenten opwerpen. Hij moet een man zijn bezield met een eerlijken inborst In civiele zaken is grooter nauwkeurigheid noodig, dan in crimineele. omdat het. gelijk wij reeds bierhoven schreven, daa'r gaat om iemands be zittingen of personeele vorderingen. De schriiver oordeelt verder, dat de advocaat be halve groote rechtskennis, ook uitgebreide taal kennis behoeft, zoo van de eigen als van de oude en moderne talen. Hij munte uit door een helder en ruim oordee' en geliik Horatius zegt in de arte poestica vs 307 „Scribendi recte sapere est et principium e* fons". Behalve algemeene ken nis. hehbe hij ook kennis van menschen noodig. Hun pleidooien moeten volledig zijn en kort, ge dachtig aan het woord van Boileau (l'art poet Chant III V 256). souvent trop d'ahondance appauvrit la matière Soycz vif et pressé dans vos narratives. Zoo werden er tal van eischen aan den goeden advocaat en pleiter gesteld, welke ook nu nog vrij onverzwakt o.i. gesteld mogen worden. Aan verreweg de meeste voldeed Bilderdijk ruim schoots en al ni^ge dan door zijn gehechtheid aan den Stadhouder Willem V en door politieke processen de aandacht eerst en meest op hem als advocaat zijn gevestigd, het is zeker èn om zijn rechtsgeleerde kennis èn om zijn practische handigheid èn de hooge opvatting van zijn taak èn de serieuze waarneming van zijn ambt toch wel het allermeest te danken geweest, dat hij eenige jaren zoo'n uitgebreide praktijk heeft ge- bad. Moge hij eenig gebrek aan zelf- en menschen kennis gehad hebber., zich aan overdrijving heb ben schuldig gemaakt en niet altijd even objec tief oordeel voor zich gevestigd hebben, zijn groote overredingskracht heeft ongetwijfeld dat vergoed en naast zijn algeheele toewijding aan zijn cliën ten en de hooge opvatting van zijn ambt hem gemaakt tot een der uitnemendste advocaten uit den patriottentijd. Als advocaat is de merkwaardige man voor velen uit later tijd een navolgenswaardig voorbeeld en deswege dient de naam van den advocaat Mr. Willem Bilderdijk met eere en dankbaarheid te worden herdacht Aan hem, die zeker wel vaak te scherp was, kan ook in leder geval, wat den rechten advocaat kenmerkt, nooit worden ontzegd de dingen bij hun naam te hebben genoemd en naar hun waren aard te hebben uiteengezet. Je ne pui9 rien nommer si ce n'est par son nom, J'appeile un chat un chat et Rollin un fripon. (Boileau satyr 1 vs. 51 en 52). Sibille Duyzendaalders Bilderdijks Lyriek door Drs. Karsemeijer In vereenvoudigde Bataven, kent uw spraak e® spelling keel heur overvloed De woorden van Beets: „Over Bilderdijk m hel openbaar te spreken of te schrijven is een hachelijke zaak" hebben nog niets van hun be tekenis verloren. Gedurende de 75 jaar die sinds dien verliepen, is men er niet in geslaagd tot een eenparig oordeel over Bilderdijk te geraken. En 't kan moeilik anders! Hoe veel er over hem moge geschreven zijn. van hoeveel zij den hij ook belicht Is door geestverwant of tegenstander, de geweldige gecompli ceerdheid van dezo Ti tan en v ersch i j n ing want dat hij dat was staat nu zo langzamerhand wel vast laat zo ont zaglik veel ruimte voor velschillende appreciatie, dat ook voor de toekomst een uniforme waarde ring een hersen schim moet blijven. Terecht heeft Gos- saert opgemerkt dat H niet een der geringste voordelen van uc middel matigheid is, rechtvaardig beoordeeld te worden. Nafuurlik is er sinds 1856, 't jaar waaruit Beets* geciteerde woorden dateren, heel wat veranderd in 't Bildcrdijkvraagstuk. Het geslacht der dwe pende vereerders door dik en dun is vrijwel uit gestorven; bovendien heeft de tijd 't zijne gedaan om de felle partijhaat van onbillike veroordelaars te verminderen en voor de groote massa blijft Bilderdijk hoogstens een klank. Wel is 't opvab lend, dat, veel meer dan voor andere dichters, ook niet-lctterkundigen zich voor deze grote Ne derlander interesseren, 't zij dan dat ze hem al9 denker, als geleerde of als ziener huldigen. Waar echter, blijkens 't opschrift, dit opstel zich speci aal met dö dichter heeft bezig te houden, moeten zijn andere voortreffelike kwaliteiten hier onbe sproken blijven. Hier willen we vooral onder zoeken of waar is, wat niet lang geleden door een vooraanstaand literatuurkenner is gezegd, n.L dat blijken zal dat de dichter steeds meer aan betekenis zal inboeten, naarmate de denker meer wordt gewaardeerd. Wie zich er toe zet aandachtig enkele delen van de onsmakelike en onoverziohtelike uitgave der volledige dichtwerken (wanneer wordt Bilderdijk eindelik eens een goed verzorgde uitgave waardig gekeurd?) door te gaan. verwondert zich nauwe- liks meer over de wijdMitee-nlopende opvattingen omtrent zijn dichterlike betekenis. Er is inder daad weinig kwaadwilligheid nodig om met een reeks citaten, zoals Huet deed, Bilderdijk te to nen als een verdorven wellusteling en koude egoist. Op die manier kan zelfs een frisse en geestige vertelling als Koekeloer in een paar regels worden afgemaakt. Maar op deze wijze krijgt men niet de volledige Bilderdijk te zien; slechts een wanstaltige karikatuur, die op weinig sympathie kan rekenen, moet de noodzakelike uitkomst van een dergelijke beschouwing 2ijn. Voor een onbevooroordeelde kritikus is 't zaak Bilderdijk tegen zich zelf te beschermen. Bilden dijk is „een vat vol tegenstrijdigheden" genoemd. Dit is slechts ten dele waar. Zeker op 't eerste gezicht lijkt "t dikwels zo, maar wie nauwkeurig leert begrijpen de wonderlike geaardheid van zijn bestaan, die krijgt langzamerhand de overtuiging dat alleen de felheid van zijn hartstochten oor zaak is van deze schijnbare inconsequenties. Ondanks zijn enorme geleerdheid en zijn gewel dige denkkracht blijft Bilderdijk vóór alle6 de ge voelsmens. Zijn gevoel is zo ontzaglik primair, zo geheel dominerend in zijn wezensopenbaring en daarbij zo intens direkt. dat daardoor de rem van 't overwegen, 't bezonnen nadenken dikwels wordt afgenomen. Als een ongebreideld paard, 't knel lend gareel ontkomen, holt hij voort in overmoe dige dartelheid en onverwoestbare levenskracht. In die ogenblikken van immense passie vergeet hij alles, wat hij vóór dien beleefde of ervoer en rekent hij uitsluitend met de krachtige prikkels, die hem dan aandrijven. Zo komt t, dat hij Cathorina Rebecca Woesthovea kon verheffen als: Gij, voortreffelijkste, aangebeden Van al wat u slechts omringt! Praalbeeld vau aanminnigheden! Die bij 't wenden uwer treden, Alle harten treft en dwingt. Maar later is daar niets meer van over. De period# .van zijn cerate huwelik heet dan: Afgrond van herinneringen Die mij hart en keel verwringen. Op dergelijke krasse tegenstellingen stuit men telkens bij de Bilderdijk-literatuur. En men is er niet mee af door hem onstandvastigheid te verwij ten of hem een huichelaar te schelden. Ze vloeien noodwendig voort uit zijn psychiese structuur. In dit verband vergete men niet, dat ook Bilderdijk, in hoeveel dingen hij ook zijn tijd vooruit was of boven zijn tijd stond, toch anderzijds de invloed van 't letterkundig leven van zijn dagen onder ging. Van de grote Westeuropese beweging der Romantiek is Bilderdijk de beste en oorspronke- likste Nederlandse vertegenwoordiger. Als alle romantici schuwt hij 't gewone en alledaagse en vervalt hij eteed9 in uitereten. Wat bij andere Ne derlanders van die tijd vals en onecht was, daar 4 gij zich kunstmatig tot een bepaalde stemming van haat en wereldverachting, die zo weinig met onze landaard strookt, moesten opwinden, dat was bij Bilderdijk, die in felle opstand leefde tegen allen en alles, spontaan en echt. Het leven bracht hem, al was T niet altijd buiten zijn schuld, te leurstelling en ellende, van kind tot man. Het maakte hem prikkelbaar en achterdochtig; niets verwachtte hij meer van deze aarde en vroeg reeds vinden we hem verzoend met de doods gedachte. waarvan hij zo vaak spreekt Hij wordt gedreven ver van de mensen, hij moet vluchten en kan nergens heen dan naar God. Geen wonder is 't daarom, dat de door Da Costa „gewijde poëzie" gedoopte bundels zo omvangrijk zijn. Ze getuigen van een diep en rijk gebeds leven, van een innige omgang van de dichter met zijn God. En daar is Bilderdijk 't best en 't eerlikst; hoe hooghartig en trots hij vaak was voor de mensen, altijd nederig en nietig zien we hem voor de Schepper, 't zij hij Hem smeekt om erbarmen bij 't zien van eigen schuld', 't zij hij poogt Hem te verheerliken in hooggestemde hym- Wees mij genadig, God. voor wien ik neder» Naar de uitgestrektheid van Uw Godlijk mededogen! Zie op *t verdorven hart vol zondenschuld en Dat smeekend zich ontbloot vow Uw gehei ligde oogen, In goedheid nederwaarts, hoe eindloos diep Deze bewerking van de 51ste Psalm is meer dan een berijming, 't is geworden een stuk boeteleven van de vaak vermetele dichter, die daarna zo bit- Handschrift van BtlderdijK. v£maA:& Bilderdijk, naar een In 1832 uitgegeven gravure. ter de drukkende zondenlast voelt knellen. Het zelfde thema vindt men ook elders in zijn poezie terug. En in zijn hymnen luidt het om.: Wat vordert ge, o mijn ziel? wat drijft u, de aardschc kringen Te ontsteigeren en den band des stofklomp» los te wringen! V op te heffen en op de Almacht 't oog te Wier wenk geen Englenhlik, geen Seraf, door kan staan? Het is eigenlik heel moeilik te schrijven over Bilderdijks lyriek. En wel hierom, omdat men daarmee zijn hele poëtiese werk 1. *t geding brengt. Het is waar, er zijn een aantal gedichten, die uit sluitend gevoelsuitingen vertolken en die daarom gewoonlik onder de traditionele rubriek lyriek •worden gerangschikt, maar en daaruit blijkt duidelik dat Bilderdijk vóór alles gevoelspoëet is geweest daarnaast vindt men niet de minst fraaie ontboezemingen in die werken, die als ge heel bezien, epies, «lidak ties of dramatics worden genoemd. Wanneer een onderwerp hem aan grijpt, wanneer hij er geheel in is, dan stoort hij zich niet meer aan kunstregels of knellende voor schriften, maar dan breekt hij uit in de gewel dige hartstocht van zijn overrijk gemoed, en geeft zonder terughouding van 't edelste, dat zijn grote ziel ontroert Dan toont hij zijn grootheid, die 't waagt en dat betekende heel wat in zijn tijd zich te ontworstelen aan de benauwende banden door peuterige kunstrechters gesmeed. Natuurlik is dat ook bij hem niet zonder 6trijd gegaan. Pas later als hij zich van zijn betekenis bewust wordt, durft hij te laten schieten en te bestrijden, wat hem in zijn jeugd als onvoorwaardelik nodig voor ieder gedicht was voorgehouden. Dan be treurt hij vroegere dwaling, die zich verleiden liet ook te schaven en te vijlen tot de goede vorm was bereikt, tot de alexandrijn onberispelik op poten stond, maar waardoor tevens het vers koud werd en stroef, zonder enig gevoel, een duf ver- standsgeknutsel. Het is Bilderdijk geweest, die voor 't eerst in onze literatuur en dat in een tijd. waarin het rationa lisme als onzalige vrucht van de renaissance nog •welig tierde in onze dichtkunst, rechtstreeks en nadrukkelik het gevoel heeft aangewezen als do enige levende bron der poëzie. Het echte indivi dualisme dat alleen rekent met eigen bewegingen en zich niet 6toort aan wat anderen er van zeg gen. 't is 't leidend beginsel voor Bilderdijk ge weest Waarom zingt en jubelt of klaagt de natuur? Het .beekje", en het „popelboschjen" en 't „ruim der golven", en de „op elkaar gedrongen wolk"? Omdat 't niet anders kan. Ieder schepsel moet aan z'n onweerstaanbare drang uiting geven naar eigen aard en stemming. Ook hij stort zijn boezem uit, als 't vinkjen in de abeelen, En vraagt niet, wien mijn 6tem kan streelen. Maar vier behoefte bot Mijn dichtkunst is gevoel. En, 't zij uit eigen bron gevloten. Of. uit eene and re bron mijn' boezem ingegoten Ik zing en ken geen ander doel, Wie dergelijke woorden leest acht 't terecht on- begrijpelik dat 't een eeuw later, toen de Tachti gera de eis der individualiteit en van 't echte, eigen gevoel als splinternieuw uitbazuinden, vijf en twintig jaar duren moest, eer ze er voor een deel schoorvoetend toe kwamen te erkennen, dat alles wat ze vorderden al door Bilderdijk was geleerd en in praktijk gebracht. Het kan de bedoeling van dit opstel niet zijn, in de eerste plaats en vooral op Bilderdijks fouten en zwakheden te wijzen, al eist de billikheid en de onpartijdigheid er een enkel woord- aan te wijden. Bij een herdenking brengt men niet iemands ge breken naar voren, met vleierij of opkammerij heeft dit natuurlik niets uitstaande, vooral niet als de persoon in kwestie honderd jaar dood is. Bilderdijk te tonen, waar hij waarlik groot is, be langstelling en eerbied te wekken voor een der grootsten onzer historie, daar gaat 't tans om. En wie ontkent nog, d"at Bilderdijk gestaan heeft op de toppen van 't menselik kunnen? In ver metele maar gerechtvaardigde trots roept hij *t uit in zijn ode aan Napoleon: Wat zoudt gij Heldendaden zingen. Die 't Heldenhart niet door kunt dringen? Die niet van eigen vlammen blaakt? De dwergen moeten hun „onbedachte vingeren* afhouden van de lier, alleen de reus, zijn held in macht gelijk, durft in klanken te vertolken de roem van de geweldige Titan, die de aarde doet schokken, die 't vorstenkronen doet regenen. Wie durft, zo vraagt Bilderdijk, wie durft zich van de aarde verheffen, om te raken tot de ongenaak bare hoogte van die adelaar? Die alleen heeft *t recht van Napoleon te spreken, zijn verdiensten {als revolutiebedwinger n.l.) in 't licht te 9tellen. Hoor eens in zwellende klanken 's dichters mach tige uitdaging en wijs eens de weerga van deze verhevenheid in onze letteren aan: Wie durft, door 't bruischend hart gedreven. Op Pindarus') verheven baan, Door stormen en orkanen zweven. En lachen val en afgrond aan? Op 't klappren van zijn zwanenschachten Het aardrijk onder zich verachten. Verzinken zien in 't peilloos niet; En. fier op eeuwige lauwrieren. Den eerkrans door een hand versieren, Die geen verwelkbre bloemen biedt? Welk een onbegrensd meesterschap over de taal blijkt uit gedichten als 't overbekende Uitvaart cn Zielzucht In een schijnbaar luchtig klank spel ligt een rijkdom van diepe'en schone gedach ten verborgen, die pas recht duidelik wordt na herhaalde lezing. In betrekking tot Uitvaart spreekt Kloos van *t „afgekapte, door de ziel snijdende kleppen van een gruwelijk-vreemde doodsklok". Wie zo de schatten, in de rijke taai- mijn verborgen, te ontdekken weet die kan met recht zeggen: Zijt meester van de taal, gij zijt het van 't gemoed. Van klankexpressie hebben de nieuweren ge sproken, en met vreugde hebben wc begroet de heerlike en /elluidende melodiën, die van hun taalkunstenaarschap getuigden. Maai' nieuw was die eis niet Ook Bilderdijk zelf stelde die voor waarde en paste die tevens onovertrefbaar toe. Let eens op de taalweelde in 't volgend fragment Ieder woord geeft weer de juiste klank, de gang van 't vera versnelt of vertraagt, o] naar de in houd vordert Gij, Dichter, bezig al wat geest en kunst go- hengen. Leer *t aaklige aan het blijde, en 't sterke aan 't zachte mengen, En stem uw tonen naar het voorwerp dat gij maalt. Dat zelfs de klank van 't vers uw denkbeeld achterhaalt Pindarus ie een beroemd Grieks dichter. Laat Zcfir in uw zang op luchte vlerkjens zuizen En 't kabblend nat der beck met zacht ge murmel bruizen, Doch stort zich 't stormend nat met ziedend buldrcn uit,, Zoo siddre uw woest musyk van 't dondrene! stroomgeluid. Laat d'os, in 't juk gebukt, den harden klei grond' ploegen; Men voele in T moede dier, en long en boe zem zwoegen, En 't traag en worstlend vers ga dof en lang zaam voort. Als wierd zijn logge stap op eiken plof ge hoord. De vlugge hinde vlie' door de onafzienbre Men volgc in bliksem vlucht en wete ze in te En schoeic 't luchtig vers gezwinde wieken Gelukkig, zoo de taal uw poging bij wil .slaan. En geen beperkte keus van maat en letter grepen 13 eeuwig in 't geklep d«js rijimvals mee blijft sleepenl In Bilderdijks zuivere lyriek vallen gomaJtke- lik enkele hoofdgroepen aan te wijzen. Vooreerst heeft men de erotiese gedichten. Met uitzondering van enkele aan zijn tweede vrouw in haar laatste levensjaren gewijd, zijn ze sensueel en vaak ua- naal. De natuurpoëzie mist 't spontane, dat hier zo weldadig kan aandoen. Meestal zijn deze ge dichten speculatief, de natuur is dan alleen aan leiding tot het maken van ethiese opmerkingen, 't Kan ook moeilijk anders bij iemand, die ziin hele jeugd 't ontvankelikste tijdperk sleet in een duffe Amsterdamse binnenkamer, waar 't zonlicht nauweliks doordrong en waar zijn boe ken de enige verpozing vormden: De vaderlandsche poëzie klinkt ons, die dago- liks van internationalisme met lof horen gewa gen, al merken we er weinig van, te opgewon den. Wel geven we daarbij dadelik toe, dat wij geen Franse tijd beleefden, dat ons niet elf jaar de vaderlandse bodem werd ontzegd. Ten slotte is er de godsdienstige poëzie. Te weinig is daarop gelet; de liberale kunstbeschou wing van de 19e eeuw heeft daar 't stof op laten liggen. Toch vindt men hier schatten van blijven de waarde. Hier vindt men stemmingen veitolkt, die in alle tijden worden gevonden bij alle men sen, die leven iji afhankelikheid van hun God. De lof- en boetzangen getuigen van het opstaan en vallen van de zondaar, die leeft in onafge broken strijd tegen de boze lusten, die hela; s Cathurina Rebecca Woeathoven telkens weer de overhand nemen. Gods genodo blijft zijn eenige hoop. O God! ik hoop op uw genade; Verleng mijn dagen, breek hen af! De weg ten hemel ligt door 't graf, Nooit komt men daar te vroeg of spade.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 12