m
m
mm
m
n
m
m
mm
m
m
m
SCHAAKRUBRIEK.
i
t
I
a
pi
81
1
i
1
B
11
«1
-E3
11
si
11
U'
11
1
ia 18
fi
828
O
Redacteur: W. J. H. CARON. Haarlemmermeerstraat 168, Amsterdam-W.
Men word" verzocht correspondentie over deze rubriek
Probleem No. 278
Van: G. CRISTOFFANINI
i bovenstaand adres te richten.
am -
C
x
WM
Wit begint cn geeft mat in twee zetten
Wit (8): Kei, De3, Tc8, LfS, Pb6, Pd5, pi.bi, 14
Zwart (8): KdG, Te7i Th6, Le4, Pg8, pi.a6, b7, h5
Probleem No. 279
Van: W. v. HOLZHAUSEN.
i.
k
Wit begint cn geeft mat in drie zetten
Wit (6): Kc2, TaG, Tb6, Lb5, pi.a2, g2
Zwart (2): Kal, Le8
Oplossing van probleem No. 276
Van Ph. J. VAN DER LINDEN, Leiden
Wit (12): Ke8, Del, Tdl, Tfl, Lg2 Lh8, PbG, Pg7,
pi.b4, c2, e4, g3
Zwart (7): Kc5, De2, Tc4, Td2, La5, pl.c0t g4
Mat in twee zetten
Sleutelzet: 1. Ke8—f7
Blijkens de gezonden oplossingen hebben de meeste
oplossers de rectificatie van den stand van dit pro
bleem wel govonden in ons blad van 12 October.
Oplossing van probleem No. 277
Van: M. MARBLE
Wit (5): Kei, Tbl. Lh8, pi.g2, h7
Zwart (2): Kh2, pi.g3
Mat in drie zetten
I
Sleutelzet: 1. Lli8—al
Goede oplossingen ontvangen van: A. Ualjeu (276,
277) Delft; F. van den Berg (276) Zwijndrecht; F. I.
van Bloois (276 277) Rotterdam; G. G. den Hollan
der (276 277) Harderwijk: L. Mol (270, 277) Loos
duinen; II T. Nieuwhnis (276. 277) Amersfoort; M.
Opbrook (276, 277), H. C J. Spier (276, 277), Den
Haag; A. Ouwehand (277) Rijswijk; C. D. Poortman
(276, 277) Maassluis; S. Prins (274, 275 van de vorige
maal) Naaldwijk; Jb. Vlaar (276, 277) Andijlc.
CORRESPONDENTIE.
F. L v. B. te R. Dubbele matzetten ontsieren een
probleem altijd.
F. v. d. B.; G. G. den H.; M. O. Hartelijk dank.
CARO—KANN
Gespeeld to Bled, September 1931
Wit: ASZTALOS Zwart: NIMZOWITSCH
Wit: Zwart:
1. e2—e4
2. d2—d4
3. Pbl—c3
4. Pc3Xe4
c7c6
d7d5
d5Xe4
Pg8—f6
Rustiger en wel solider is 4Lf5, waarmee
zwart een goede plaats bezorgt aan een looper, die
overigens moeilijk emplooi vindt.
5. Pc4Xf6
e7XfG
Een nadeel voor zwart is nui dat hij op den dam-
vleugel een pion minder heeft dan wit. Hier kan
wit dus eventueel aanvallen en staat voor 't eind
spel beter. Meer gebruikelijk is dan ook 5
g7Xf6, waarna zwart tevens via de g-lijn een aan
val kan beginnen.
6. c2c3
Wit wil Ld3 spelen cn dekt eerst d4. Beter is 6. Lc4
6. Lf8-d6
Zwart mocht den h-pion niet beschermen met g7
g6 wegens h2—h4! enz.
9. Pgl—e2
Niet Pf3 wegens Lg4
9Dd8c7
Belet do witte rochado
10. Lele3 Pb8—d7
Niet LXh3 wegens 11. g3! cn do looper gaat vor-
11. Dc2—d2
Dreigt LXh6! gXh DXh6 enz.
1 1Tf8e8
Om Pf8 te kunnen spelen, wat do matdreiging
pareert.
12. Pe2—g3
Muakt de rochado weer mogelijk
1 2Ld 6f4
Een concessie aan de practljk.
Na 13. 0—0 dreigt 14. LXh6 gXh 15. DXh6 Pf8 16.
Ph5 cn 17. Dg7 inat.
De eenige mogelijkheid dit te verhinderen Is Le3
af te ruilen, hoe ongaarne zwart dit overigens ook
doet. Ongaarne ten eerste omdat do witte looper der
zwarte velden minder beweeglijk dus zwakker
is dan zijn zwarte collega; ten tweede omdut elke
afruil op het eindspel aanstuurt, waarin wit's meer
derheid op den damevleugel sterker uitkomt.
13. 0—0
14. f2Xc3
15. Tfl—f2
16. c.3e4
17. a2-a3
Lf4Xe3
Pd7—f8
Dc7-e7
Lc806
Sterker 17. Tal—fl; wit mag a2 niet nemen: 17.
LXa2? 18. TX16 gXf 19. DXI16 PgG 20. Ph5!
enz.
17c6c5
18. Tal—fl
Nu is deze zet niet op zijn plaats. Wit had eerst
het openen van de c-boan moeten beletten door 18.
d4d5! te spelen. Door de beide laatste zetten is wit
zijn voordeel kwijt gerankt.
Zwart trekt er uitmuntend partij van
c5Xd4
19. c3Xd4
De dreiging 20. TXf6 verhindert zwart nu krachtig
door
19Pf8-g6!
20. d4d5 Le6f4
21. Tfl—cl
Wit ziet in dat hij op den koningsvleugel niet vor
dert (op 21. h3? zou volgen De5!) en gaat de open c-
baan verdedigen. Een voor'eri in zijn stelling schijnt
nog, dat zijn pionnenmeerderheid op den damevleu
gel omgezet is in een vrijen e-pion. Hoe hij echter het
veld d6 moet passccrcn, is niet licht te zien. Dc zwar
te aanval is sterk.
Stand na 21. Tfl—cl.
I
■1
i
i
üi
HUP
SS
i
H
in
o
Ta8—c8
De7c5
a7—aO
Lg4d7
De5g5
Te8Xc8
Aldus heeft zwart de c.-baan veroverd.
27. Kglh2 Pg6—e5
21
22. Tf2fl
23. Dd2-f2
24. h2—h3
25. Tfl—dl
26. TclXc8
Correct was nog 28. Dd2.
1
4
m
i
VM
'mm
1
i
i
i
s
I
mm
Op KXh3 volgt Thl mat; op gXh volgt mat in tweo
zetten: :Pf3t DXf3 en Dglt.
31 Ld3—fl
32. KI.2—gl
33. Td2—dl
Dreigt TXH mat
36. g2-g3
Lh3d7
Ld7—b5
Dg5Xe3l
ZATERDAG 24 OCTOBER
No. 43 JAARGANG 1931!
DWAAS BETROUWEN
oprcchtoiljlc
JosaJa 10 20
De profetieën van Jesaja zijn vol van beweging dei
volken.
Europa sluimert nog. Het heeft nog geen historie.
Rome is nog maar pas .gesticht en doet nog niets
vermoeden van do wereldmacht die het eens zal
ontwikkelen. Verder op, het westen van ons wereld
deel in, zijn het nog wilde volken.
Maar in Azië aan de Tigris en den Euphraat zijn
reeds machtige wereldrijken elkaar opgevolgd. En
niet alleen daar. Ook in de naderbij gelegen landen
van dit werelddeel, den geboortegrond van de
menschheid, zijn machtige koninkrijken geweest. Het
rijk van Salomo, maar toch ook Syrië en Egypte.
In Jesnja's dagen is het den mogendheden die om
den voorrang wedijveren vooral te doen om West
Azië aan de Middellandsche zee. Van daar willen
ze*nog verder naar het Westen doordringen, naar wat
zij noemen „do eilanden", wat nu Europa heet, en
naar Afrika, waarvan zij nog niet meer dan enkele
deelen van de noordelijke kust kennen.
Zoo ligt het land, waarin het volk Israël woont,
midden in het gebied van de wereldbelangstelling.
Die positie is eervol en de belangstelling is vleiend
voor het zelfgevoel van een volk. Er wordt met het
Volk des Heeren rekening gehouden. Maar die plaats
brengt ook gevaren mede. Want de belangstelling dor
.volken wordt beheerscht door eigenbelang.
Zoo is het door don Ilcere zelf besteld. Hij, die niet
alleen zijn volk leidt, maar ook de geschiedenis der
wereld schrijft, heeft Israël die woonplaats toege
wezen en heeft tegelijk de beweging der volken saam
getrokken naar dit gebied.
Zoo »ijn alle deze dingen een middel in des Hee
ren hand om zijn volk te verhoogen of ook te ver
nederen, om hen te stellen aan de 6pits der natiën
en hun te geven een leidende positie ót ook om hen
over te geven aan den onderlingcn naijver ofwvl
aan dc gemeenschappelijke vijandschap der konink
rijken.
En dit geschiedt dan al naardat zijn volk Hom zoekt
Of ook Hem verlaat.
Het volk des Heeren zou alleen wonen en onder de
heidenen niet gerekend worden, naar het woord dat
de Heere eens Bilcam in den mond had gelegd (Num.
23 9). Maar dit wil niet zeggen, dat ze buiten aan
raking mot do heidenen zouden blijven. Juist het
tegendeel.
Maar in die aanraking met de heidenen moest het
loonen des Ileeren volk te zijn, d-at zich liet leiden
door andere beginselen dan de volken der wereld cn
juist daardoor de wereld ten zegen kon zijn.
Daarom kon Israël zich niet houden buiten de
politieke vraagstukken. Het moest ook in dc interna
tionale staatkunde van zijn dagen optreden en kie
zen. Het kon or niet aan ontkomen doel to nemen
aan de diplomatieke verwikkelingen.
Maar het moest daarin een eigen element vormen.
Het moest zich daarin laten leiden niet door eigen
belang, maar door het recht des Hoeren on hot belang
van de eoro zijns Gods.
Dit laatste werd door Israels koningen keer op keer
voorbijgezien. Zelf in hun hart nfkeerig van den
Heere gedroegen velen hunner zich noch in hun bin-
nenlundsche regccring noch in hun onderhandelin
gen met het buitenland naar den wil dn« IIccrcn.
Dat maakte hun houding onvast, dat veroorzaakte
in hun beleid ongestadigheid. Dat was oorzaak, dat
ze nu eens naar Jcze dan weer naar gene zijde hun
sympathie keerden. Het was alles succesbcrekcning
die hen daarbij leidde. Zoo zagen ze nu eens heil in
een bondgenootschap met deze, dan weer met die
mogendheid.
Maar meer dan eens faalde het aan het rechte in
zicht en deden ze juist den verkeerden greep, om te
laat te ontdekken dat zo in plaats van een staf een
rietstok hadden aangegrepen, die hun dc hand door
boorde.
Ze begingen de dwaasheid van te steunen op den
pene die hen sloeg. Dc stok die ze aangrepen diemie
hun niet tot steun maar om er hen mede te slaan.
Zulk een stok was geweest de koning van het in
die dagen machtige Assyrische rijk, De koning Achaz,
die zich benauwd en beangstigd zag door de samen
spanning van het reeds ten ondergang neigende ticn-
stammenrijk met het nog machtige Syrië, meende
beveiliging te moeten zoeken bij het Assyrische
wereldrijk.
De koning van Assyrië vond hierin een welkome
aanleiding om zich te mengen in den onderlingcn
strijd der volken aan de Middellandsche zee. En
nadat hij eerst met Damaskus en het Syrische rijk
had afgerekend, onderwierp hij ook het rijk der tien
stammen.
Maar toen kwam hij ook naar Juda. Niet om het
te sterken; dat lag niet in zijn bedoeling. Neen,
juist om het te verzwakken en afhankelijk te ma
ken van zijn oppermacht.
Zoo kwam dus de berekening van den goddeloo-
zen koning van Juda juist andersom uit dan hij
verwacht had. In zijn kortzichtige zucht nuar zelf
behoud had hij niet gerekend met de zelfzucht van
den koning wicn het om niets anders was te doen
dan om de opperheerschappij.
Maar zie nu d-c majesteit des Heeren, die eerst zijn
volk slaat met den stok van het trouwclooze en
wreede Assyrië. Zoo krijgen ze het verdiende loon
voor hun afwijken van den Heere en hun steunen
op menschen.
Maar dan, als de Heere eerst met zijn volk heeft
afgerekend, komt Hij als Rechter der gansche
aarde ook toe aan den geweldigen koning van
Assyrië. Want hij heeft zich groot gemaakt tegen
het volk des Heeren en tegen den God van dat
volk. Hij heeft d-en Heere gelijk gesteld met de af
goden. Hij heeft zich oppermachtig gewaand.
En dit gedoogt %de Heere niet Daarom zal do
Heere den stok, waarmede Hij eerst zijn volk go-
slagen heeft, breken en in het vuur werpen.
En dan?
Dan zullen aan liet overblijfsel van Israël en het
ontkomene van Juda dc oogen opengaan. Dan zul
len ze do ijdelheid zien van hetgeen waarop zo
vertrouwd hadden.
-Eerst moeten ze ondervinden, dat van de wereld
sche macht geen heil is te hopen. Want die helpen
niet om te helpen, maar alleen uit eigenbelang.
En als ze dan onder die wereldmacht gebukt lig
gen zoodat ze zich niet meer kunnen oprichten,
dan verbreekt de Heere ook die wereldmacht. Dan
laat de Heere het zijn volk zien, dat d'ie wereldmacht
alleen sterk is zoolang Hij haar sterk maakt, maar
dat ze ineenstort zoodra Hij het wil.
Dan, dan ziet zijn volk het weer duidelijk, dat
de Heere alleen almachtig is. Dat dc Heere alleen
te vertrouwen is. Dat Hij is goedertieren cn gena
dig. Dat Hij is- getrouw en waarachtig.
1
Heeft dit ook voor onze dagen van bewogenheid
der volken niet alles to zeggen?
Ons oog en onze gedachten gaar. over wat cr
gaande is in do landen der wereld. En met span
ning slaan wij gade dc gebeurtenissen van den
dag. Wc weten niet, waar het heen zal. Wc weten
ook niet van welke zijde hulp of uitkomst is to
wachten.
Maar de historie van ouds toont, dat do Heere
regeert. Regeert in gerechtigheid, in getrouwheid,
in goedertierenheid.
Zoo ons vertrouwen maar rust niet in dc wijs
heid van ons beleid, maar op Hem alleen.
En dat moet in de praktijk blijken ook hieruit,
dat de wegen die wij bewandelen niet worden aan
gegeven door eigenbelang, maar door do vraag,
wat recht cn eerlijk is, in de oegen Gods cn voor
onze eigen consciëntie en ton slotte ook blijken zal
voor de oogen der wereld.
M
IllIlliniumImmmm-
HERFST
't Is herfst nu en de kleuren
der bloomon, die voor kort
verspreidden hunne geuren
Zie, het hoe él verdort
Dc bladeren der boomen
vol kleuren goud-getint,
hot schijnt ons slechts een droomen
Zij dwarrelen in den wind
Zoo komt ook in ons leven
de herfst, cn neemt ons af
wat éénmaal ons de zomer
nan zonnestralen gaf
1 A. J.-IL