\£üA4ncJaa 3 Het Communisme in de Practijk Gemengd Nieuws. Radio Nieuws. KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWENJACHT WOENSDAG 21 OCTOBER 1931 DERDE BLAD PAG. 9 Nadruk verboden Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen CHAOS OP ANDERE WIJZE Wij hebben reeds herhaaldelijk gevallen verm-ld van fabrieken, die niet konden wer ken egens gebrek aan grondstoffen. Daarom is het wel eens aardig de andere zijde te laten zien, waarvan men in de sovjet unie ook 1 oorbeelden genoeg kan vinden. In ver schil! ode deelen heeft men de vlas- en hen- nep-c iltuur uitgebreid, omdat er nieuwe fa briek n gebouwd zouden worden tot verwer king van deze materialen. Nu is de oogst groote wijzigingen. De invoering van het 'groot-landbouwbedrijf met tractoren en in gewikkelde machines maakt ook voor het platteland vakscholen dringend noodzakelijk en dus uitbreiding van de dorpsscholen tot zevenjarige. Op het oogenblik zijn slechts 11 van alle leerlingen der lagere scholen op de zeven jarige school. Dientengevolge zullen deze af leveren ruim 248.000 afgestudeerde leerlin gen terwijl er voor de vakscholen 564.000 K„. noodig zullen zijn. In 1932 zullen de verhou- wordt opgezonden, mMr ^Unèa m J „nginstiger zijn, terwijl eerst in zw heelemaal niet Waar, soms is mm zelfs 1M£ h °ogefijk za1 zijn Jeze wanverhou- nog met ermee begonnen Het land heeft dtag Qp ,e he„en ,n da, ja#r hB, zakk'a, touw en viscknetten noodig, zucht de (a] ipftrijn£rpr, (|Pr zeveniariee laerere scholen Izwer tia. Met zucliten en schreeuwen bevelen uitdeelen komt men er echter niet. SOVJET THEE Stelselmatig zet de sovjet-regeering haar pogingen voort om onafhankelijk van het buitenland te worden. Een nieuw terrein is daarbij betreden, en wel het terrein der theeproductie. Thee wordt aan de Noorde lijke hellingen van den Kaukasus op groote schaal gecultiveerd, en zooals gewoonlijk wil men d"eza cultuur op snelle wijze uit breiden. Wel wordt het niet beslist genoemd maar natuurlijk zit hierbij de bedoeling voor ten spoedigste over te gaan tot den uit voer van thee. De inheemsche bevolking der sovjet-unie kan surrogaten gebruiken. De met thee beplante oppervlakte in den Kau kasus bedroeg: in 1929 7.813 H.A.; in -1930 14.269 H.A.; op 1 Juli 1931 22.142 H.A. Hoewel deze cijfers een verdriedubbeling van de bezaaide oppervlakte in d'rie jaren tijds aanwijzen is men hiermede volstrekt niet tevreden. Integendeel blijkt het program van grondbewerking eind 1930 nog niet eens voor de helft uitgevoerd te zijn. Men had zich derhalve belangrijk grootere uitbrei ding voorgesteld. Bovendien ia men niet tevreden over de cultuur en d'e theefabrieken op het oogen blik. Vooral het selectiewerk om een thee soort te kweeken, die tegen vorst bestand is heeft nog geen voldoende resultaten gegeven De volgende definitieve eischen zijn ge steld aan de organisatie, die de theecultuur in Georgië leidt. In 1933 moet er van een hectare minstens 3 ton groen blad geoogst worden en 1 ton zaad. Bijzonder moet wor den gelet op de mechanische verwerking .van thee. Vanaf 1932 moeten langjarige contracten worden gesloten met de plaatselijke bevol king en haar organisatie voor de grondbe werking op theeplantages. Zoowel de pro ductie van geperste thee in blokken als van bladthee moet overal krachtig ter hand worden genomen. Voor het jaar 1932 moeten op groote schaal nieuwe plantages worden aangelegd. DE ONAFGEBROKEN KLOPJACHT De volkscommissaris van financiën der sovjet-unie, Grinko, heeft pas een dankbe tuiging gepubliceerd aan de bevolking voor het opbrengen van de noodige leening- en spaargelden in het derde kwartaal van 1931. Hij heeft er echter direct aan toegevoegd, dat het in het laatste jaar even hard moet doorgaan. Er mag geen verslapping op treden. Een der middelen om het eeuwige tekort in d'e staatskas aan te vullen zal zijn het krachtig innen van de schulden der boeTen en collectieve bedrijven, welke thans tot 400 millioen roebel gestegen zijn. Het blijkt dat de landbouwcoöperaties die nen als voorschotbanken voor den aankoop van zaaigoed «n ook in geval van contrac- tatie met organisaties bv. voor de levering van suikerbieten, vlas en zulke producten, bij het afsluiten van de contracten een zeker voorschot geven op de koopsom. Van de achterstallige schuld van 400 millioen zal voor 1 Januari a.s. 150 millioen binnen moe ten zijn. Bij de verwoede en aanhoudende leenings- campagnes der laatste maanden waren de boeren gedwongen alle contanten af te staan aan de regeering. Dientengevolge konden zij hun andere schulden niet betalen. Nu de oogst binnen is, de eenige tijd van het jaar dat de boerenbevolking eenig geld heeft, zal men bovendien trachten de achteratallige schulden in te halen; op deze wijze ontlast men de boeren van dat lastige bezit, geld, en heeft dan tevens het bijkomstige voordeel, dat zij minder kunnen koopen en de coöpe ratieve winkels dus niet zoo bestormen, waar toch niets te krijgen is. ONDERWIJSVRAAGSTUKKEN De toenemende industrialisatie der sovjet- unit blijkt eischen te stellen aan het onder wijs die veel verder gaan dan de oorspron- kelii opgezette ^plannen. Had' men in het begin gedacht aan zeer elementaire scholen, waa aan de kinderen in eenige jaren tijds een weinig lezen, schrijven en rekenen zou worden geleerd, nu blijkt het, dat die oplei ding onvoldoende is om met vrucht het on derwijs op de vakscholen te kunnen volgen. Evenals bij ons is het noodzakelijk als la gere school een zevenjarige in te stellen, waarop dan de fabrieksscholen, tot oplei ding van vakarbeiders, kunnen aansluiten. Vooral ten plattelande veroorzaakt dit tal leerlingen der zevenjarige lagere scholen 5.25 maal zoo groot zijn als nu en derhalve ongeveer de helft van alle leerlingen in het land omvatten. Voor de uitvoering van deze plannen is natuurlijk een groote massa onderwijzend personeel noodig. Voor 1934 moeten 345.000 nieuwe onderwijzers en onderwijzeressen ge kweekt zijn, waarvan één tiende voor 1 Jan. 1932 gereed moet zijn. Teneinde aan de eischen tot uitbreiding van het onderwijs met de tegenwoordige middel ente voldoen moet op algemeene schaal de arbeid in twee ploegen in de scholen worden ingevoerd. Op het oogen blik werkt slechts één derde der scholen met twee ploegen. Bovendien zullen de klassen overal tot de maximale grootte moeten wor den opgevoerd. Ten slotte zullen er op groote schaal nieuwe scholen moeten wor den gebouwd, in 1932 alleen voor 365.000 plaatsen. De kosten van deze maatregelen worden aldus begroot. In 1931 werd aan de zeven jarige scholen 185 millioen roebel besteed voor de exploitatie, op 1.245.000 leerlingen, dus ongeveer 150 roebel per leerling per jaar Voor 1932 zullen de kosten 390 millioen roe bel bedragen op 2.295.000 leerlingen, dus on- geveer 175 roebel per leerling. In deze cijfers zijn ingesloten alle kosten van leermidKle- len, leerkrachten, onderhoud! en verwarming der gebouwen, enz. niet de bouw van nieuwe scholen. De kosten voor de z.g. eerste klasse- scholen, die met de korte cursussen zullen in 1932 bedragen 1.186 millioen roebel bij on geveer 11 millioen leerlingen, dus 100 roe bel per leerling per jaar. In December van dit jaar zal een uitge werkt plan gereed, zijn, afkomstig van de re- geeringsplaniiencommissie voor de geheele unie voor de uitbreiding van het onderwijs jaar voor jaar tot 1937 toe. s SCHOOLBOEKEN EN SCHRIFTEN Ook in de 90vjet-scholen zijn voor de leer lingen boeken en schriften noodig en daar mede is het treurig gesteld. Een speciaal onderzoek heeft uitgewezen, dat leerboeken voor de lagere scholen, slechts gedrukt z\jn in de hoeveelheid van ongeveer één vijfde, waarop was gerekend. Daarbij, dat van die kleine hoeveelheid nog een paar millioen in de centrale magazijnen liggen te beschim melen zonder te worden verdeeld. Aan dit laatste kan de uitgeverij echter weinig doen, want de lokale autoriteiten, die de boeken voor hun scholen moeten bestellen enbe talen, hebben daar weinig zin in en wenschen hun gelden liever te besteden aan de uitbrei ding van allerlei plaatselijke fabrieken. De schriften zijn van gemeen grauw, niet glad gemaakt en ongelinieerd papier vervaar digd en zoo slecht, dat er met inkt heelemaal niet in geschreven kan worden. Trouwens, inkt en pennen zijn onbereikbare artikelen voor de massa der sovjet-'bevoliking. VAN EEN GESJOCHTE SCHOENMAKER DIE DE WERELD DEED LACHEN DE ACHTERGROND VAN ZIJN DAAD Und so geschah's vor 25 Jahren. Mit Schustern hattest du kein Glück Und deshalb bist du aus der Haut gefahren Von Gross-Berlin naóh Köpenick. Het ligt nog in mijn herinnering als de dag van gisteren. Toch is het op den kop af 25 jaren geleden. We leefden nog in een zorgeloozen tijd, hadden een gezonden zin voor humor en konden nog luidkeels lachen. Dat de;Jen we dan ook, toen vanuit het dicht bij Berlijn ligende stadje Köpenick de mare kwam, hoe een doodgewone schoen maker, verkleed als «garde-officier, het klaar speelde, met een stelletje slaafsche soldaten het stadhuis te omsingelen, den burgemees ter te arresteeren en er met de kas der ge meente vandoor te gaan. De gestalte van den ondernemenden Wilhelm Voigt won voor ons aan waarde, toen we vernamen, dat hij nooit gediend had en 27 van zijn 57 levensjaren achter slot en grendel had ge zeten! De totdusver volmaakt onbekende kleinstedeling werd een beroemdheid. Waarom lachten wij zoo gul? Waarom houden wij ons 25 jaar later nog bezig met de kwajongensstreek van een gesjochten schoenmaker? Omdat hij ons allen wak ker schudde uit onze burgerlijke zelfover schatting; omdat hij ons duidelijk maakte, hoe dwaas het is, wanneer menschen zich als een nummer laten behandelen, omdat hij met den Pruislschen dril brutaalweg een loopje nam: Duitschland beleefde zijn glanstijd onder Willhelm II en Pruisen gold voor de gansche wereld als een voorbeeld van orde en tucht. Van allen kant kwam men toegeloopen, om een parade van de stramme ulanen en kurassieren op het Tempelhofer Veld bij te wonen. Men bewon derde en benijdde Duitschland om zijn angst aanjagend heir. Duitschland werd bewon derd, maar niet bemind. Het was tezeor overtuigd van zijn ejgen voortreffelijkheid, het demonstreerde tezeer zijn onaantast baarheid, het rinkelde te luid met den sa bel en de sporen. Dat voelde Wilhelm Voigt in zijn onderbewustzijn. Hij ging gebukt ón der de zonden zijner jeugd, werd door de overheid der Duitsche Staten als een me laatsche behandeld, over de grenzen gejaagd of naar het tuchthuis gesleept en zijn lot was typeerend voor de ontslagen gevange nen van zijn tijd. Hardheid maakt wraaktlustig. Zooveel hardheid maakte hem wraaklus- tig. Hij nam zich voor den Duitschen staat een poets te bakken. Hij smeedt een held haftig plan, houdt het streng geheim en brengt het zonder hulp van wien dan ook ten uitvoer. Hij verkleedt zich als majoor der infanterie, stapt er stevig op los; onder weg ontmoet hij acht soldaten met twee on derofficieren, gebiedt met barsche stem halt! marsch om keert! en marcheert met hen naar Köpenick. Het stadhuis wordt be zet, den burgemeester Langerhans wordt een „Allerhöchste Kabinetsorae" voorgelegd en als gevangene moet hij mee naar Berlijn. Mocht hij tegenstand bieden, -dan hebben de soldaten bevel hem eenvoudig neer ie schieten. Maar de arme stakker waagt het niet. Hij weet wat het wil zeggenl Jeder- man ist Untertan der Oibrigkeit, die Gewalt über ihn hatl Ook de rendant van de spaarkas der ge meente wordt gevangen genomen. Herr DE OPMARSCH DER NAZI'S TE BRUNSWIJK Bovenstaaande foto's werden genomen bij de groote samenkomst der naUonaal-socialisten te Brunswijk. Links schrijdt Hitier voorbij de vlag gen-compagnie. Rechts: de standaard dragers bij de parade. Hauptmann steekt de 4000 mark in zijn zak. Op zijn commando worden beide ar restanten naar de Neue Wache in Berlijn gebracht Pas uren later komt men in d« hoofdstad van het Duitsche keizerrijk tot de compromitteerende ontdekking, dat een wone schoenmaker, een ontslagen en ach tervolgde gevangene eem loopje nam met het militair prestige. Hij had niet eens de vereischte helm op zijn hoofd gehad, maar niemand had het aangedurfd, zijn prachtig barsch commando in twijfel te trekken. Het was deze eene stap van het verhevene in het belachelijke, welke een homerisch ge- ladh over de gansche wereld deed golven. Maanden lang was Voigt het onderwerp van den dag. Men vond het maar half goeJ, dat hij na lang zoeken gearresteerd en ge- vonnisd werd. Vrienden en vereerders bin nen en buiten Duitschland zorgden ervo. r. dat hij na eijn ontslag onafhankelijk kon voortleven. Leedvermaak over het systeem. Men lachte niet zoozeer om Wilhelm Voigt of om den burgemeester Langerhans; men lachte niet zonder leedvermaak om het mi litaire systeem, om den Pruisischen dril, om de ziekelijke overdrijving, waarmede in het Duitschland dier dagen de beteekenis van leger en vloot gevierd werd. Men gunde Berlijn deze blamage, zooals men twaalf jaar later het feit begroette, dat Duitschland den oorlog niet had kunnen winnen. Men beweert, dat ook de toenmalige kei zer om het netelig geval geschaterd moet hebben. Dat was stellig het beste, wat hij kon doen, ook al lachte hij hiermede onbe wust de uniform uit. die door hem nog he den hooger geschat wordt dan de kleedij van den eenvoudigen burger of het ambte lijk gewaad van den geestelijke of geleerde. Voigt is pas kort geleden overleden. Hij genoot de financieele voordeelen van zijn wrevele daad en werd als een held ten gra ve gedragen. Vijfentwintig jaar later occu peert men zich nog met zijn kwajongens streek. Men doet dit niet zonder bijbedoe ling. De parade der voormalige ulanen en kurassieren, enkele maanden ge'eden door den voormaligen veldmaarschalk von Mac- kensen in Dresden afgenomen, do uitdagen de opmarsch der nationale oppositie in Bad Harzburg bewijzen, dat nog duizenden in Duitschland met hun hart aan militair ver toon zijn blijven hangen. Hitler en Hugen- berg verlangen nok thans nog „Kadaverge- horsam" van hun fanatieke volgelingen. De Köpenicklade van Wilhelm Voigt heeft het respect voor de uniform nog weinig vermin derd. Vooraanstaande mannen, die in hoo- ge positie den republikeinschen staat dien den, schromen er niet voor terug, met het hun door dezen staat toegekende pensioen onder den arm naar militair gedrilde orga nisaties over te stappen, welke alles doen, wat binnen haar vermogen ligt, om da maoht van den staat te ondermijnen. In Harzburg schaarden de staalhelmen zien eendrachtig achter het hakenkruis: Hitier zat aan een tafel met Hugenberg. De zwijg zame von Seeckt liet de Duitsche Volkspartij in den steek en von Heye begroette zijn grooten voorganger met germaansche geest drift. Dr. Schacht nam een loopje met de partij der democraten en viel zijn opvolger Luther in den rug aan. Het heldendom de zer hooge heeren typeert den hang aan militaire discipline en hun onverminderdo sympathie voor Pruisischen dril. De KöpenicKiade leeft voort voor alle volgende geslachten als een welverdiende waarschuwing: blinde gehoorzaamheid is niet voldoende en niet onmisbaar. Het gan sche volk moet belang koesteren voor hel beheer van den staat, het moet ervoor zor gen. dat het stadbeheer in de handen van mannen berust, die zich de verantwoorde lijkheid van hun moeilijk tverk volkomen bewust zijn. Als eersten staatsburger moet het een man aanwijzen, die door alle par tijen om zijn onkreukbaarheid en onaan tastbaarheid vereerd kan worden. GEVAARLIJKE LIEDEN In een buitengewoon algemeen politieblad deelt de commissaris van politie te Heerlen mede, dat blijkens een bij hem uitgebracht rapport, op 6 October 1931 twee van i onbekende Duitschers, waarvan de een groot van postuur is, lang ongeveer 1.80 M., mager gezicht, donker uiterlijk en gekleed met don kerblauw costuum en lichte pet, terwijl de andere persoon kleiner van postuur is, onge veer 1.60 M. lang, gezet, donkerblond uiterlijk, gekleed met bruine jas met witte stippels donkerblauwe broek, terwijl hij op het hoofd eveneens een lichte pet droeg, per tram van Aken zijn gekomen tot aan de Nederlandsche grens de Locht te Heerlen. Zij hebben zich vervolgens te voet Neder land inbegeven en toonden aan een ander per soon, dien zij ontmoetten een slaghoedje, waar aan een stuk lont was bevestigd, onder mede- deeling dat zij communisten waren en een er ander moest dienen om in Nederland een aan slag te plegen. DOOR EEN REIGER AANGEVALLEN. De heer C. O., te Zoeterwoude, bemerkte, dat een reiger tusschen het struikgewas ver ward was geraakt. Toen hij het dier wilde helpen, pikte het hem met zijn snavel in het linkeroog. Hij werd naar het Ziekenhuis ge bracht, waar bleek, dat hij het oog zal moeten missen. wal W115 HET WAGENTJE Met groote etappen beende hij door de ruenschenvolte, die, even na twaalf, in druk eeg her en der de straten doorkruiste. Zonder merkbaar opletten stak hij, vlak vor mij uit, het groote plein over, waar het één gegons an geroef was van trams en auto'6 en fietsen. Opeens keerdd hij om, a!s of hem iets te binnen schoot, en met een heftieen en toch onverschilligen snauw te gen een jongen, die op dien omzwaai niet verdacht was geweest, voegde hij zich bij een halte tu6echen de wachtenden. Hij was het type van den minderen werk man zijn manchester pak, met opgelap te knieën en ellebogen, vertoonde duidelijk, dat zelfs dit oplappen het niet lang meer in leven houden zou. Zijn gezicht stond norsch, alsof hij alles, wat uit de wereld op heim toekomen wou, van te voren al drei gend afwees. Zware wenkbrauwen over huifden den donkeren blik, die even, als met een minachtenden hoon. de menschen om hem heen monsterde, alsof ze allen zijn vijanden waren. De rechterband in de broek zak verborgen, trok even een bontgeruiten, groezeligen zakdoek te veorsohijn, waarmee hij terloops al6 in tegenzin, zich het over verhitte, slechtgesdhoren gezicht wat af veegde, terwijl een dofgemompelde grauw aan de tram haar lange uitblijven als stom pend verweet. Maar bij al dit niet-aantrek- kelljke, cn toch. door het zoo stérk levende er van, weer wèl-aantrekkelijke, was er het Andere. En dat andere was de linkerarm, die een gloednieuw en toch zoo armelijk rieten poppenwagentje omsloot, dat andere, dat was de onverzorgde grauwe linkerhand, die op den rand van het wagentje rustte. Het was zoo'n zeer primitief, sober, grof wagentje, zooals stadsohe oogen bij tram haltes .ze nauwelijks ooit ontmoeten, zoo'n echt dórpsch, ouderwetsch, rieten wagentje, paarsrood geverfd, met kanarie-gele wiel tjes en handvat De bodem een ruwhouten plankje, ongekleurd. En op den echreeuwe- rig-rooden rand rustten de vijf vingers, on beweeglijk. De tram kwam aan. Hij stapte ln, bleef op het achterbalcon staan, en er was iets in mij, dat het niet laten kon, daar nu ook te blijven, tegenover hem. VVa6 het die lin kerhand die mij zoo boeide? Och, ze zei het alles zoo duidelijk: een hok van een kamer misschien, wat slordig en slecht-verzorgd, een schaal met aardappelen, een stuk uit den rand, een vrouw op afgetrapte pentof- fe'6, een kind met een vuil neusje, zwarte nageltjes en piekerige haren, maar een Jarig kind, en vader komt thuis, en oogjes blinken, zooals jarige kinderoogjes nu een maal blinaen kunnen alsHet werd mij of die halfvuile mannenhand niet een rieten randje, maar een mager kinder knuistje omslooL Hij stond daar, gedrukt in zijn hoek, wat slaphangerig in elkaar en bij elke halte was er het duidelijk misnoegen op zijn ge zicht: dat gezanik van al die menschen schiet nou maar p. Maar als de tram weer reed, werden de trekken ontspannen, kwam er langzaam-aan in de oogen iets van een blik, die niet het ongewenschte nabije, maar het gedroomde verre zieL Is het waar. dat gedachten als magneten zijn? Er kwam een oogenblik, dat de don kere oogen met het nimmermeer zwijgende verwijt aan leven en wereld de mijne ont moetten. Een enkel oogenblik maar, een deel van een seconde. „Wat zal ze daar blij mee zijn!" zei ik, zoo vertelt Mien Labberton in „De Stroom" Ik móest het zeggen. Hij antwoordde niet, maar voor één enkelen flits van tijd keken zijn oogen mij opnieuw aan. Heb ik het mij verbeeld, of was het wer kelijkheid? Als in een wondersnelle opeen volging van beelden zag ik een leven aan ir.ij voorbijgaan: een jongen buiten op een dorpschen landweg de korenvelden bloeien een kwikstaartje wipt over den weg in groen verloren is hier en daar een huisje met geraniumpotten onder de 6trokke franjegordijnen links vóór hem op het zandpad loop het jongere zusje, :n verzonken aandacht achter haar nieuwe poppenwagen, rood met geel de jongen spottend met de poppen en al het meisjes- gedoe, houdt van het zusje met dien won deren band, die grootere broers met klei nere zusjes kan samenbinden de jaren gaan het dorp, de akkers, het kwik staartje, alles verbleekt de stad zwelgt het op, het zusje geheel en al de jongen verweert zich, in spartelend en grommend verzet en dan is er één ding dat herb;-ft één ding dat het te dorre heden bind' aan een wellicht te schoonomdrooml verleden; het wagentje Ik schrik op, ik ben mijn halte vonrbijge- tramd. En als ik haastig uitstap en nog even de tram nastaar die reeds om den hoek verglijdt, is het laatste wat ik zie- de groote hand, die in starre, haast onbewuste liefkoozing het roode rieten poppenwagen tje omklemt der VrU* Evang: Gemeente te Bussum. 10.4611 Gramofoon. 2 Tödseln. 28 Cureu» fraaie hand werken, te geven door MeJ. G. Ably, te Hil versum. S Tödseln. $—3.45 Vrouwenhalfuurtje. Spreekster: MeJ. A. M. Kohlbrugge Alg. Se cretaresse Heldring Gestichten te Zetten. On derwerp: „Ontstaan en ontwikkeling van den Zettenschen Arbeid" (I). 3.464 Verzorging van den zender. 4 Tijdsein. 45 Zlekenuurtje te lelden door Da P D Kuipen-, Geref. Pred, te Sassenhelm. Muzikale medewerking ve«rleenen: J. H. Smit Duyzentkunst, bariton. H Smit Duy- zentkunst. harmonlumbegelefdlng. 6 Tödseln. 65 45 Cursus handenarbeid voor onze Jeugd, door den Tieer H. J. Stelnvoort te HMver-rum. Onderwerp: „Een dressoir van dun karton". 6.45 —-6.46 Vloolduetten door de heeren Kees en Dirk Hartvelt 6.457 Cur«ua knippen en stof- ver Bieren, te geven door het Instituut EN SAID, Tolsteegsingel 64. te Utrecht. 7 Tödseln. 7—7,30 Vragenhalfuurtje. 7,307 46 Politieberichten. de NCRV. Propaganda-! van de eerste vertooning vai film voor autoriteiten, pers de Propaganda- genoodlgden lu leiding van den heer Pr lts Schuurman. Orgel: de heer G. v. d. Burg. Amersfoort. In de pauze van plm. 09.30 spreekt de heer L» W J van Haseelt te Hilversum over onze NCRV-Film. Na afloop: Persberichten van Vaz Dlas. KRO. 8—9.16 Concert. 1011.30 Gramofoon. 11.30—13 Godsdienstig halfuurtje. 13 Tödseln. 1212.16 Politieberichten. 13,16—3 Concert. HILVERSUM (298.8 M.) AVRO. 8 Tödseln 8.01 —10 Gramofoon. 10 Tödseln. 10.01—10.15 Mor- genwödlng. 10.1510.30 Gramofoon. 10,3011 Praatje. 1111.45 Concert. 11,46—12 Gramofoon 12 Tödseln. 12.01—2 Ensemble. 2—2 30 Verzor ging van den zender 2,302 Gramofoon. 33.45 Knipcursus. 3.464 Gramofoon. 4—6 Zlekenuur. 66 Spreker. 66.80 Sportpraatje. 6,307.30 Orkest. 7,20—8 Engel-ene les voor beginners. S Tödseln. 8.01—9.15 Orkest. 9.15—9.45 Klassieke voordracht. 9.4510,15 Muziek. 10.1510.30 Nieuwsberichten van Vaz Dlas. 10.3013 Gra- 107. Op 't hoekje van 't Beursplein stond Janus Hakhout, de verkeersagent. Zijn lau- ge armen zwaaiden als molenwieken en het verkeer geraakte geen seoonde in de war. Maar Janus keek jaloersch naar een collega te paard, die aan den overkant passeerde „Die heeft 't gemakkelijk!" zuchtte hij, „die kan fijn zitten!'' Maar wacht, Janus behoef de geen oogenblik jaloersch meer te zijn! 108. Want vlak daarop kwam het nijl paard aangestoven en vloog, zenuwachtig van al het autogetoeter, met een bom van achteren tegen Janus aan. Het schoot daai- b;' met z'n kop tusschen Janus' lange bec- nen, en tjoeps! daar zat de heele diender boven op het nijlpaard. Nu had hij ook '11 paard, en nog al een met 'n kapstok om z'n helm aan op te hangen! FEUILLETON DE CITADEL VAN ANTWERPEN Verhaal van een Oud-Strijder Naverteld door R. BOON Kalm is hun optreden en zoo weinig trek ken hun daden de aandaoht der omringen den, dat niemand dien arbeid gadeslaat en het woord van dank, dat niet door hen wordt gezocht, maar integendeel geheel wordt ge weerd, is verre te zoeken, of het moest ko men uit de monden van hen, die van hun liefdevolle verpleging de heilzame vruchten mochten plukken. Niettegenstaande dat alles gingen zij kalm hun weg. Slechts de gedachte, dat zij een goed werk verrichtten en de zekerheid van door taJ van moeders, die hun onbe kend zijp, te worden gezegend, stérkt hen bij het volbrengen dier taak, waart)ij zij anders op zoo weinig dankbaartieid mogen rekenen. Dit alles 16 ook thans het onderwerp hunner gesprekken. De beweging, die thans ook in Antwerpen druk gaande is, versterkt hen in de meening, dat er iets moet worden verricht, dat hun arbeid krachtiger en meer afdoende zal maken. Ieder oogenblik kun nen de Hollandsche troepen worden ver wacht en de maatregelen, die naar aanlei ding daarvan worden genomen, voorspellen niets goeds en bieden de zekertieid, dat tol van komende gebeurtenissen handen vol .werk zullen geven aan hen, die op vree.l zaane wijze aan den strijd zullen deelnemen. Thans wordt aan het gesprek deelgeno men door iemand, die blijkens zijn mede deelingen hun zienswijze niet deelt en hen zelfs van de onmogelijkheid hunner werk wijze tracht te overtuigen. „Ik beweer," zoo roept hij vrij luide uit, „dat deze wijze van optreden een nadeel is voor onze zaak. De Hollanders huldigen het beginsel: „oog om oog en tand om tand" en het zou van ons een onvergeeflijke dwaasheid zijn om met zooveel mildere handelingen onze tirannen te verwelko- „Die "zienswijze deel ik niet," antwqordde de oude heer, ..het is alleen maar een kwes tie van 'zienswijze of van beschouwen. Er kan even zoo goed gezegd worden, dat de Belgen dat systeem huldigen, maar ge ver geet, dat er aan beide zijden gekwetsten en gewonden vallen, die allen onze hulp noo dig hebben. Gij vin^t het onbehoorlijk die menschen te helpen, maar ik vind het on behoorlijk indien wij die allen aan hun lot over laten. Dat mag niet en is een Christen natie totaal onwaardig." „Help dan de Belgen alleen, als ge toch helpen wilt," maar ik blijf beweren, dat het een onverantwoordelijke handelwijze is. om op zoodanigen voet voort te gaan," ant woordde de andere spreker, vrij driftig. Op deze wijze werd het gesprek nog ge- ruimen tijd voortgezet. De bezoeker, die blijkbaar tot de luidruchtigste opstandelin gen behoorde, was de eerete, die als zijn voornemen te kennen gaf, het gesprek maar te eindigen. Waar inschikkelijkheid en menechlievendheid werd gepredikt, daar werd dit voor hem oorzaak tot het fel ont- 1 branden zijner hartstochten van wraak en i bloeddorst. De oude man begreep tenslotte vrij dui delijk, dat hij aJ geen slechter persoon had kunnen uitkiezen om over zijn plannen te raadplegen. Zóó fel ontbrandde tenslotte de haat van den bezoeker, dat hij zich onder den uitroep: „Doe wat ge wilt, maar ik zal u dwareboomen," verwijderen wilde. „Nog een oogenblikje, als 't u belieft. Ge moogt hier dit huis niet op deze wijze ver laten. Wat ik u bidden mag, houdt u in den vervolge onpartijdig, maar verhinder ons niet." De driftige spreker wilde antwoorden, doch werd hierin verhinderd door een plot seling rumoer voor de woning. De oude lieden zagen elkander verschrikt aan, niet wetende wat de oorzaak was de zer volksbeweging. Toen echter plotseling de kreet weerklonk: „Weg met Jantje Kaas!", toen werd het raadsel opgehelderd. Klaarblijkelijk werden eenige Hollandsche soldaten door het rumoerige gepeupel achtervolgd, met het kennelijk doel om hen van het leven te berooven. Dit alles was koren op den molen van den luidi-uchtigen bezoeker. Met een snelle beweging wierp hij zich den mantel om de schouders en begaf zich naar de straatdeur aunetands gevolgd door den ouden man, die zich omtrent de ooi zaak en den loop der gebeurteniseen wilde vergewissen. Nog zijn zij niet tot aan de straatdeur ge nederd, toen eensklaps de deurklopper met kracht werd opgeheven, zoodat het geluid, dat doze beweging veroorzaakte, door het geheele huis hoorbaar was. De bezoeker opende de deur. Dadelijk werd zij op ruwe wijze verder opengesmeten terwijl een tweetal personen, geheel van hun bovcnkleeding beroofd, de gang in 6tonnden en in hun vaart dan ouden man bijna tegen dan grond wierpen. Deze twee personen verzochten dadelijk de deur te sluiten en smeekten, toen zij de kwade blikken zagen, die den bezoeker op hen wierp, om lijfsbehoud. Nu deze volkomen zekerheid had, dat de beide indringers Hollandsche soldaten wa ren, wilde hij de deur opnieuw poenen om toegang te verleenen aan een aantal bloed dorstige vervolgers, die niets liever wilden, dan de vluchtelingen te overrompelen en te mishandelen. De oude man voorkwam dez'e beweging bij tij d6 en gelastte den bezoeker zioh aan stonds te verwijderen, waaraan deze dan ook dadelijk gevolg gaf, doch niet dan na hem eerst een blik vol haat te hebben toe geworpen. Inmiddels waren de beide vluchtelingen de woonkamer binnen gegaan, waar zij door de vrouw des huizes op hartelijke wij ze werden verwelkomd. Gedurende de eerste oogenblikken toon den zij zich beiden zeer onrustig, maar na een vriendelijke aanmaning om kalm te zijn, zetten zij zich eindelijk neer. Gelukkig was het te noemen, dat de bei de oude lieden geen bijzondere verklarin gen vroegen van hun vreemde bezoekers. Hun gehavende kleeding en bebloede ge zichten verklaarden trouwens een en ander duidelijk genoeg. Hier moest worden gehandeld zonder te [talmen, dit begrepen zij zeer goed. Aanstonds- voorzag men de beide ver dachten, waarom de gastheer hen op vrien d'eijke wijze mededeelde, dat zij er wel op moesten letten hier niet veilig te zijn. „De persoon, die gij zooeven in de gang hebt ontmoet, ie geen bijzondere vriend j van uw landslieden, en ik twijfel er ni-it aan of hij zal zoo aanstonds aan het hoofd van een bende terugkeeren om u op te eischen." „Maar hebt ge hier dan geen kelder of zolders, waar wij ons kunnen verbergen? vroeg een der soldaten, trewijl hij zijn blik ken door het vertrek liet gaan. „Ja, wij kunnen ons met een klein plaats je behelpen," zei-de de ander, terwijl 1e toon, waarop hij deze woorden sprak, zoo emeekend was, dat hij bijna het hart der oude lieden verteederde. „Mannen," dus antwoordde de gastheer zoo vriendelijk mogelijk, „ik kan er niets meer aan doen. Het is in het belang onzer eigen veiligheid, dat ik dit verzoek tot u richt en volstrekt geen willekeur." „In vredesnaam, dan zullen wij vertrek-1 ken," antwoordde de soldaat „Maar vertelt u mij eens. kunnen wij Inage deze straat de Citadel bereiken? Daar zijn tot nog toe Hollandsche troepen gehuisvest. Indien wij daar kunnen komen, dan zijn wij gered." „Beste jongen, de Citadel ls nu al gedu rende ruim veertien dagen geheel door de muitelingen omsingeld. Alleen aan de zijde' ven de Schelde is ze nog vrij en door dei troepen te bereiken, maar daar kunt ge,! nu de avond nadert. n:et meer worden over I moeide soldaten van eenige bovenkleede-j gezet en bovendien, wie zou u willen varen' i ren en werden hun eenige spijzen voorge- anders dan tegen een zeer ruime beloo- zet, die zij zich, uitgehongerd als zij warén, ning?" goed lieten smaken. „En geld hebben wij n-u eenmaal niet." Langzamerhand keerde hun kalmte weerl haastte zich de soldaat te antwoorden. „Wij terug, zoo zelfs, dat zij aan geen heengaan 1 zijn geheel uitgeschud. ZJ hebben ons onze ransel, chako en kapotjas, kortom alles ont nomen en daar staan wij nu. Ik ben anders overtuigd, dat de stroopers zich de vingers niet blauw zullen tellen aan de centen, die zij in mijn broekzak vinden, of heb jij nog een paar bankbiljetten kunnen verbergen. Piet?" Uit de toon van zijn spreken wordt het ons aanstonds duidelijk, dat wij hier met Peters te doen hebben Bovendien, al ware ons dit nog niet duidelijk, dan zouden wij dit tooh aanstonds begrijpen uit het ant woord, dat zijn vriend, Pieter Vermeulen bem gaf: „Je hebt water van mij gehad, maar geld kan Je niet krijgen." De gastheer begreep evenals zijn v-xiw, dat hij hier met een paar knapen 6pr.«k, die al zeer spoedig het doorgestane leed trachtten te vergeten. Juist was het op dit oogenblik rustig op de straat, tengevolge waarvan hun vriènla Ujke gaehteer verzocht, maar aanstop Is te vertrekken, vóór nog de opgewonden bende terugkeerde. Met hun vreemdsoortige kleeding zagen zij er potseirlijk uit Peters droeg een pet, die heim veel te groot was en een broek, waarin hij, zooals hij telde, zijn gansche familie wel kon verbei-gen. Met de kleeding van Vermeulen was het er niet beter op gesteld. „Maar waar moeten wü nu been?" vroeg Peters. „Ja. mannen, ik zou u aanraden, o maar krijgsgevangen te gaan geven bij de Be!ei- 6che commandanten Ge verliest dan wel uw vrijheid, maar ge zljt dan in e'k geval zeker, dat ge niet mishandeld wordt." (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9