- Het Communisme in de Practijk
rm LXaal VïriVindaaq
DINSDAG 20 OCTOBER 1931
DERDE BLAD PAG. 9
Nadruk verboden
- Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen
TULPEN NAAR MOSKOU
De Moskousche soovjet heeft ter verfraai
ing van de plantsoenen der stad een groote
partij bloembollen in Holland gekocht, voor
namelijk tulpen. Het eerste gedeelte der
zending is reeds aangekomen. Bij de sterke
inkrimping, waaraan de invoer der sovjets
op het oogenblik onderhevig is, en de wei
gering der sovjet-vertegenwoordigers om ook
maar iets te koopen tegen contante betaling
ligt de veronderstelling voor de hand', dat
man hier. met verkoop op ere diet te doen
heeft. Zoodoende worden ook Nederlandsche
groepen geïnteresseerd, bij de soliditeit der
Russen, wat '-"treft hun capaciteit om te
voldoen aan hun verplichtingen tegenover
het buitenland. Gelijk wij reeds vroeger be
richtten circuleeren geruchten in de Duit-
sche pers vooral, dat Moskou in dit opzicht
voor groote moeilijkheden staat
DE ROEL EXIT
Het in Berlijn verschijnende blad der Rus
sische emigranten, de Roel, (Het Stuur),
deelt in een 'bericht aan de lezers mede, dat
het 14 Oktober verscheden nummer voor-
loopig het laatste is. De uitgave moet wor
den gestaakt wegens finantieele moeilijk
heden.
Hoewel men bij de mededeelingen in dat
blad steeds uitere' voorzichtig moest zijn
wegens hartstocl lijke haat der emigran
ten jegens de huiuigc regeering in hun vroe
ger vaderland kan niet worden ontkend, dat
het blad in vele opzichten merkwaardig
goed geïnformeerd bleek te zijn.
Dit beteekent, dat onderdanen der sovjet
unie, met levensgevaar voor zichzelf, de ver
bindingen met het buitenland onderhielden
en daarheen authentieke berichten zonden
uit het sovjet-rijk, waarin andere meeningem
dan de officieele werden verkondigd.
Wel stelt de werkelijkheid alle leuzen en
voorstellingen vaak op den kop. Mag men
de sovjet-pers gelooven, dan was het emi
granten-blad Roel een blad der „kapitalis
ten, terwijl hem eigen bladen, en die der
buitenlanc&che communisten bladen van
„het proletariaat" ziin. Intusschen kunnen
die „proletarische" bladen' geen dag voort
bestaan zonder subsidie van hun Moskou
sche geldschieter, terwijl dit „kapitalisti
sche" blad ten gronde ging, omdat zijn le
zerskring, de Russische emigranten, die als
kellners, chauffeurs, als klerken, handels
reizigers, enz. aan de kost moeten komen,
ten volle door de ontzettende crisis getrof
fen worden.
Een feuilleton over de „Kampen des Doods"
de verbanningskampen in het Noorden bij
Archangelsk, dat op sobere wijze de ontzet-
tenden toestanden schildert, waarin de ver-
bannenen der sovjets leven en sterven, on
eindig veel erger dan de toestanden, die ooit
onder het tsaristisch bewind hebben bestaan
en waarover toen de gansche wereld schande
sprak, is eveneens gesneuveld middenin de
publicatie. Het laatste feuilleton beschreef de
walgelijke comedie, die werd opgevoerd toen
Maxim Gorki een der kampen bezocht.
EEN VONNIS
Het centrale comité der communistische
partij en de raad van volkscommissarissen
hebben een gezamenlijke verklaring gepu
bliceerd, onderteekend door de beide groot
ste machthebbers in de sovjet-unie, over het
volkscommissariaat vaji spoorwegen, die als
.volgt luidt:
1. Gehoord de mededeeling van het
volkscommissariaat van spoorwegen over
de uitvoering van de besluiten van de
partij en van den raad van volkscommis
sarissen ten aanzien van de liquidatie
van het onpersoonlijke rijden, de verbe
tering van het locomotievenpark, de in
voering van de exploitatie zonder ver
liezen, de verbetering van het verkeer, de
strijd tegen de bureaucratie en de ver
heffing van de discipline in het apparaat
van het volkscommissariaat van spoor
wegen beoordeelt het centrale comité en
de raad! van volkscommissarissen den ar
beid van het volkscommissariaat van
spoorwegen als onvoldoende.
2. In het bijzonder wordt er rekening
mee gehouden, dat de arbeid' der spoor
wegen in Juli en Augustus achteruitging
in vergelijking met Juni, en dat het ar-
beidstempo op het oogenblik niet voldoen
de is om de herfst- en wintertransporten
(oogstproducten. Red.) te verzkeren.
3. Met het oog hierop achten het cen
trale comité en de raad van volkscommis
sarissen het noodzakelijk onmiddellijk
de leiding van het volkscommissariaat
van spoarwegen te wijzigen.
MOLOTOF. STALIN
Overeenkomstig dit besluit is Roechimo-
witsch ontslagen, gelijk wij reeds berichtten,
en met hem zijn de andere leden van het
bestuurscollege van dit volkscommissariaat
van spoorwegen afgezet; vervangen door 100-
procentige Stalinisten, met Andreef aan het
hoofd. Dientengevolge heeft er een groote
omschuiving plaats in de hoogste rangen
der sovjet bureaucratie, waar iedereen een
stap opschuift.
Het is een vonnis in optima forma, dat
over Roechimowitsch en de zijnen is geveld.
Hij moet het wel heel bont gemaakt hebben
om te worden op zij gezet zonder eenig
doekje voor het bloeden als overplaatsing
in een andere functie, gezondheidsredenen
of iets dergelijks.
Doch evenals de vonnissen in de groote
processen der laatste jaren is dit feitelijk een
vonnis der dictators over zichzelf. Roechimo
witsch zit niet op de beklaagdenbank, ten
minste nog niet. Of hij er terecht komt ligt
verscholen in de geheimenissen der Moskou-
j 6che Kremlin-Kabinetten.
De beklaagden in de processen Ramzin
en Groman werden precies van soortgelijke
tekortkomingen op ander gebied beschuldigd
toen heette het sabotage, nu heeft men het,
voorloopig althans, naamloos gelaten. Mocht
het met de spoorwegen der sovjet-unie in
de komende maanden heelemaal vastloo-
pen, dan zijn de beklaagden nu reeds aan
gewezen en de beschuldigingen geformuleerd
Wat houden deze beschuldigingen in?
Onvoldoende uitvoering van de voorschrif
ten der centrale leiding. Maar hoe ter we
reld kan men zulke voorschriften uitvoeren?
Afschaffing van het onpersoonlijke rijden
op de locomotieven, decreteert het partijbe
stuur. moet in een paar weken tijds worden
doorgevoerd. In elk ander land zou men,
ter voorbereiding van dergelijke maatrege
len, eerst een uitgebreide staatscommissie
ter bestudeering in stellen. Wij weten wel,
dat staatscommissies hun nadeelen hebben,
vooral als er iets is, dat haast heeft, maar
zoo ooit, dan zou bij een dergelijke maat
regel een staatscommissie op haar plaats
zijn. Want een ingrijpende wijziging van
den locomotiefdienst heeft natuurlijk ge
volgen tot in alle onderdeelen van het
transport, hetgeen zelfs een leek kan be
grijpen. Voordien was de toestand zoo, dat
een locomotief nadat de machinist en de
stoker hun diensttijd hadden gedaan, het
geen bij de Russische spoorwegen een tra
ject van ca. 150 K.M. beteekende, bij goe
derentreinen minder, werd overgenomen
door een andere brigade en zonder opont
houd de reis met ander personeel voort
zette. Dat mocht ineens niet meer; het was
juist twee jaar geleden als de nieuwste
nieuwigheid en de poort naar het socialis
me ingevoerd, maar werd nu veroordeeld
als contra-revolutionair. Prachtig, kan ons
onverschillig laten. Maar een locomotief kon
derhalve in het vervolg nooit meer dan
150200 K.M. rijden, moest dan gaan slapen
met zijn machinisten. Hoe men het dan
klaar speelt om met die locomotieven nu
evenveel wagens te vervoeren als vroeger,
dat moesiten de spoorwegmenschen uitzoe
ken. De partij deed niets dan decreteeren.
Roechimowitsch zal misschien gevraagd
hebben, hoe de voorschriftengevers dit zaak
je zelf wilden aanpakken, en wegens deze
brutaliteit is hij terstond aan den dijk ge
zel.
Het vermakelijke bij deze historie is, dat
de sowjet-bladen vanaf het begin van het
jaar, toen de partijvoorschriften over af
schaffing van het onpersoonlijk rijden wer
den gegeven, bijna dagelijks de wonderen
hebben .bezongen die door die maatregel
werden bereikt. Volgens die pers was deze
misstand reeds lang afgeschaft, had elke
machine ziin meester, en nublijkt er
plotseling niets geweest te zijn dan vee)
lawaai met het resultaat, dat de boel nog
ellendinger functionneert dan vroeger, toen
vertragingen bij passagierstreinen van 5 en
6 uur iets heel gewoons waren.
Zoo kan men ook de andere voorschriften
onder de loupe nemen. Verbetering van het
locomotievenpark, maar hoe? Exploitatie
zonder verliezen, maar hoe? Enz enz. Die
sowjet-leiders moeten toch wel, een laag
denkbeeld hebben van hun personeel. Men
stelle zich eens voor, dat een regeering aan
de directie der spoorwegen meent te moe
ten voorschrijven; menschcn, jullie moet
het verkeer verbeteren, jullie moet zonder
verliezen werken. Als de leiding van een
bedrijf zulke koeien van waarheden niet
eens beseflt zonder dat het wordt voorge
kauwd, zouden we meenen dat de toestand
in een land. waar dergelijke bedrijfsleiders
mogelijk zijn, hopeloos is
En dan de klap op de vuurpijl, er is niet
genoegzaam tegen de bureau-creatie ge
vochten. Is er ellendiger bureaucreatie
denkbaar dan van de veroordeelaars zelf,
die meenden, dat een paar algemeene frazen
op papier voldoende zijn om hun taak te
verrichten? Zoolang deze bureaucreatie het
heft in handen heeft in de sowjet-unie zal
het economische leven er niets zijn dan het
vallen van de eene mislukking in de an
dere, al mogen voor de buitenwereld eenige
speciaal vervaardigde reclame-objecten ver
toond worden. Bij een dergelijk fiasco in
het spoorwegbedrijf, de hartader van het
economisch leven, zinken de paar fabrieken,
die met buitenlandsche krachten zijn ge
bouwd, volkomen in het niet.
DE MERKWAARDIGSTE SECTE
II (slot)
De Bogomilen erkenden geen enkele macht
dan die van haar zelve; en eerbiedigden
daarom noch staatkundige noch godsdien
stige instellingen.
Zij gingen zelfs hierin zoover, dat zij open
lijk tegen hun koning en het wettig gezag
optraden. Zij beleedigden, waar ze slechts
konden, allen, die over hen gesteld waren;
in het bijzonder de hoogere machtshebbers
en de hoihouding van hun Czaar. Bij uanie
keerden zij zich vijandig tegen de geestelijk
heid, en noemden de priesters „blinde Fa-
riziön", „adtlerengebroedsels", „vossen" enz.
Zelfs was de haat tegen de officiëele priester
schap zoo groot, dat zij elke aanraking imet
lien zorgvuldig zochten te vermijden.
Hoewel dus de Bogomilen geen enkele
kerkelijke organisatie erkenden, en ontken
den, dat de kerk hunner dagen een chris
telijke kerk was, hadden zij zeiven hun secte
geheel en al tot in alle bijzonderheden ge
organiseerd, en hielden liet er voor, dat hun
kerk zuiver was en volmaakt, en noemden
zich dan ook „de ware christenen" „de
vrienden Gods", „de geloovigen en uitver
korenen", „de heiligen en volmaakten", „de
opvolgers der apostelen".
Zij hadden hun organisatie zoo ingedeeld,
dat er drieërlei leden van hun genootschap
waren: eerst de gewone leden, die zij „ge
loovigen" noemden, dan „de volmaakten en
uitverkorenen". Terwijl op den hoogsten
trap de „Vaders", de bisschoppen stonden.
Zij, die tot de eerste catagorie behoorden,
behoefden alleen gedoopt te worden door
oplegging der handen om den Geest en het
vuur te ontvangen; zij konden huwen, in
't leger gaan en ten strijde uittrekken, indien
zulks door het landsbelang vereischt werd,
mitsdien niet in aanvallenden krijg. Om de
volledige zaligheid te verkrijgen en de
hemeische heerlijkheid in te gaan, was het
noodig, in geval zij op sterven Lagen, om ab
solutie te krijgen van hunne bisschoppen.
In geval zij echter herstelden, waren de
andere geloovigen verplicht hen te vermoor
den. En zoo gebeurde het in de meeste ge
vallen, dat schijnbaar stervenden, die ab
solutie hadden verkregen, maar beter sche
nen te zullen worden, op aandrang der
geloovigen door den giftbeker te drinken of
zich met een ponjaard in het hart te steken,
een einde aan hun leven maakten.
De zoogenaamde „volmaakten en uitver
korenen" moesten, zoodra zij dien tweeden
trap der volmaaktheid willen bereiken, zich
daartoe laten wijden, waarna zij verplicht
waren hun familie te verlaten, ook, als zij
gehuwd waren vrouw en kinderen. Zij moch
ten dan nooit meer in publiek gezelschap
verkeeren; zij moesten alle wereldsche ver
maken mijden, geen feesten, bruiloften enz.
bijwonen, steeds in het zwart gekleed gaan,
evenals de monniken van hun tijd, en geheel
een leven leiden, dat een voorbereiding
moest zijn voor het hiernamaals. De ge
loovigen van den eersten trap zonden hun
kinderen tot hen om onderricht te ontvan
gen, zoowel gewoon als godsdienstig onder
wijs.
Toch schijnt het, dat deze tweede soort der
Bogomilen niet bijzonder groot moet geweest
zijn, want in de dertiende eeuw waren er
niet veel meer dan vier duizend.
De derde catagorie was die der bisschop
pen en hunne helpers. Zij werden „vaders"
genoemd. Ieder „vader", eigenlijk dus een
bisschop, was hoofd van den kring der
Bogomilen in zijn woonplaats en omgeving,
en moest de ceremonieën verrichten, die
noodig waren voor de geloovigen, als abso
lutie geven aan de stervenden, de doodelijke
zonden vergeven enz. Hij was steeds voor
zitter der vergaderingen der „volmaakten".
Iedere „vader" had twee helpers, die ge
noemd werden „de oude diaken" en „de
diaken-leerling". Bij den dood van een
.vader" werd de oude diaken zijn opvolger
terwijl de diaken-leerling in diens plaats
De „vaders" waren ook gesteld over de
vele gaven, soms de geheele bezitting, die
de geloovigen aan de gemeenschap schon
ken. Zij moesten die besteden voor kerk en
armen. Het was hun geoorloofd slechts zoo
veel te eten en te drinken, dat ze van hon
ger en dorst niet konden omkomen. Voor
namelijk onderzochten zij de apocryphe boe
ken. die zeer talrijk waren, om daaruit de
geloovigen te onderwijzen, terwijl deze ook
moesten leeren lezen en schrijven om zich
des te beter op de hoogte te stellen, van wat
tot het geloof behoorde. Zoodoende kregen
de Bogomilen in den eersten tijd der mid
deleeuwen grooten invloed op het volk, daar
7,ii beschouwd werden als menschen, die
alles wisten en vermochten. Zei ven be-
«irhouwden zich de Bogomilen, die tot de
laatste catagorie behoorden, als zonder zonde
te zijn, en reeds de hemeische volmaaktheid
bereikt hebbende.
De Bogomilen hadden een rijke schat van
litteratuur, bestaande èn in canonieke en
in liturgische boeken, die alleen mochten
gelezen worden door de „volmaakten" en de
..vaders", èn in boeken en geschriften, die
dienden voor het onderricht en voor voor
lezing in huizen en samenkomsten.. Van het
Nieuwe Testament, dat de „volmaakten" en
de „vadem" steeds onder hun kleed moesten
dragen, stond het evangelie van Johannes
bovenaan, daar het „geestelijk" was, maar
even groot gezag hadden de apocryphe boe-
I stond in ons blad van Maandag 12 Oct
ben, als „Het evangelie van Nicodemus", „De
brief van Paulus aan de Laodicensen",
..Samenspraak der heilige apostelen Petrus.
Andreas, Mattheus, Alexander en Rufus"
(zonen van Simon van Cyrene). welk boek
handelde over het huwelijksleven, de vrou
wen enz. „De vragen van den heiligen Jo
hannes, den theoloog", waarin opgenomen
was, wat de Heiland op den berg Thabor
zou hebben gesproken, en dat in het bijzon
der over de schepping der wereld en haar
vergaan handelde. „Het gebed van den hei
ligen Sizine tegen den duivel", „Gebeden
tegen de booze geesten en tegen ziekten",
„Geschiedenis van het kruishout", „De be
schrijving van het gelaat van Jezus en van
Maria", „De geseliiedenis van Daniël, Simson
en de jeugd van Jezus", „Het gesprek van
Jezus en de duivel", „Vragen en antwoorden
over de vraag, uit hoeveel deelen Adam was
geschapen", „Hoe Jezus Priester is gewor
den", „Het visioen van Jesaia", enz. enz.
De Bogomilen kregen door deze boeken en
geschriften, die alle mogelijke vraagstukken
behandelden en oplosten, welke door de
menschen met betrekking tot God, de wereld
het eindoordeel, hemel, hel, alsook over het
leven der menschen, wier namen in den
Bijbel voorkwamen, konden gedaan worden,
door heel Europa heen een ontzaglijken
invloed. Zoo zelfs, dat men in den Balkan
begon te vreezen, dat ons werelddeel geheel
en al voor het Bogomilisme zou gewonnen
worden.
Maar plotseling verscheen een man, wiens
naam was Kosma, en in de oud-Bu'lgaarsche
litteratuur gewoonlijk „Presbyter Kosma"
wordt genoemd, die niet alleen den strijd
tegen deze ketters aanbond, maar hen in
zeer korten tijd geheel en al overwon; zoo
zelfs, dat ook in Bulgarije, maar eveneens
in andere landen van Europa geen schijn
of schaduw is overgebleven van het Bogo
milisme. Wel een doorslaand bewijs, welke
invloed van één enkelen man kan uitgaan!
Zeer eigenaardig is het daarom wel, dat
van dezen Kosma haast niets bekend is; men
weet niets van zijn afkomst, zijn geboorte-,
zijn sterfjaar.
Deze Kosma verdient werkelijk den naam
van He r v or me r. natuurlijk meer en eer
der dan Bogomil, wien oppervlakkige
schrijvers over den Balkan, maar die de
oud-Bulgaarsche taal niet kenden, dien titel
hebben gegeven. En het is daarom wel ver
bijsterend. dat men in boeken over de kerk
geschiedenis en in encyclopaedieën niets
over hein kan lezen, wijl hij metterdaad een
der voorlooners der Reformatoren kan ge
noemd worden
Mogelijk opgekomen uit de Bogomilisten
zclvcn heeft hij in korten tijd die schisma
tieke beweging in de hartader aangetast, en
kort daarna geheel bezweren.
Hij v»-weet der ade» en de geesteilijkheid
van zijn tijd, dat zij zich van het volk, vooral
van de armeren, niets bedden aangetrokken
cn hen in ouwetendheid en sectarisme had
den laten ODcroeien door hun den Bijbel en
andere goede bojlcen te onthouden.
In een zijner predikauos, waarvap geluk
kig nog fragmenten l "wrard zijn, roept hij
uit: „De rijken denken, dat zij zooveel beter
zijn dan de aimen, zij beelden zich haast
in, dat zij onsterfelijk ziin; zij vergeten ech
ter, dat nczci'de hand, dit de armen schiep,
n(.k de rijken foimccde, en dat naar het
Goddelijk oordeel de armen meer van betee-
kenis zijn dan de rijken, want God heeft de
armen mtverkoren om rijk te zijn in het
geloof.
In een andere predikatie, die hij waar
schijnlijk, evenals zijne andere predikaties,
eerst in de open lucht heeft uitgesproken,
omdat de Bogomilen niet naar de Bulgaar-
sche kerk kwamen, en die daarna door hem
is opgeschreven, behandelt hij de gelijkenis
van den armen Lazarus. Hij drukt daarin
de rijken op hot hart, dat zij met het
door God hun gegeven goed tot de anmen
moeten gaan om hen te helpen. Doch hij
verzuimt niet er bij te voegen, dat, al gaf
iemand al zijn goederen aan de armen weg,
en hij de liefde tot God miste, hij het
koninkrijk der hemelen niet zou beërven.
In een preek over de gelijkenis van den
goeden herder richt hij zich tot de priesters,
en spreekt hen aldus aan: „De tegenwoor
dige priesters scheren de schapen hunner
kudde, zonder hen van het allernoodigste
voedsel te voorzien. Luistert, gij, priesters!,
de goede herder gaf Zijn leven voor Zijne
schaden, maar de huur'»ng vliedt, als hij
aen wolf ziet aankomen. Vanwaar komen
ketterijen onder u? Omdat de priesters on
kundig zijn en daarom de leugen prediken".
Zijn eerste predikatie, die de geschiedenis
der verschillende ketterijen in den loop der
eerste eeuwen tot zijn tijd toe bespreekt, en
waarin hij het Bogomilisme „oen pest",
maar ook „een geesel" noemt, zou men
kunnen betitelen: „Geen ander heil dan
door het kruis van Christus". Onder het
lezen dezer predikatie, Bijbelsch zoo goed
gedocumenteerd en uitlegkundig werkelijk
voorbeeldig kan men wanen, dat hier
iemand aan het woord is uit onzen tijd, „die
het woord der waarheid recht snijdt", en
die ik met m9er genoegen las. dan wat ik
soms door de christelijke radio moet aan-
hooren. En het is werkelijk te betreuren,
dat de Westersche kerk, en ook de beoefe
naars der kerkgeschiedenis onder ons e
samenstellers van christeljke encyclopae
dieën geen notitie genomen hebben van den
kerkdijken strijd in het Oosten van „Pres
byter Kosma" tegen de Bogomilen.
M. H. A. VAN DER VALK.
E I c h wal Wils J
O IV WAAROM?
Ze stapten samen in het vriendelijke
herfstzonnetje van school naar huis.
„Ik ga nog wat op het plein spelen", zei
Annie, ,,'t Is zulk fijn weer. Kom je ook?"
,,'k Zal 't vragen", beloofde Marictje en
Annie stapte mee om de beslussing te ver
nemen.
Maar Marietjes moeder wilde er niet van
weten en teleurgesteld ging het meisje
langzaam de trap op. Moeder zag wel, hoe
„sip" ze keek, toen ze de kamer binnenkwam
en kreeg wel even een beetje medelijden
met dat bleeke, stille snoetje. Maar kom,
was dat nu zoo erg? Zij had hier den hee-
ien middag alleen gezeten en zich zitten
haasten aan die nieuwe jurk. Nog al ge
zellig!"
„Kijkf zei Moeder hartelijk, „hoe vind
je hem nou geworden? Bijna klaar, zie je?
'n Klokrok en 'n punthalsje, net zooals je
zoo graag wou".
„O, ja, Moeder, ja leuk, net zooals ik 't
hebben wou", zei ze. „Dank u wel".
Maar moeder had op een veel ontstuimiger
dankbetuiging gerekend en ging voort: „Je
zult eens zien, wat je vriendinnetjes zullen
zeggen, als je hem aan hebt".
„Ja" knikte Marietje verstrooid en dacht
aan de meisjes op het plein, die nu krijgertje
of verstoppertje speelden. Och, wat kon haar
nu een klokrok schelen!
Moeder keek ontevreden. Ondankbaar was
het kind! Daar had ze nu zoo voor zitten
pieken, 't Kind keek er amper naar!
„Je moest je huiswerk maar eerst gaan
maken, hè", zei ze wat kort. „Dan is dat
tenminste in orde".
„Nou is Moeder boos ook", zuchtte Marie
tje en ging stilletjes in de kamer haar werk
zitten maken. Ze vond het wel even ver-
velend, maar toen ze goed aan den gang
was, vergat ze al 't andere.
Ineens klonk schril de bel door het huis,
2 maal achter elkaar.
„Dat 's zeker Tante Leen", zei Moeder
hoopvol.
„Die belt altijd twee maal".
„Ga's even kijken, Marietje".
Ja, daar was Tante Leen, vroolijk en druk
doenerig en een en al belangstelling voor
Marietje's nieuwe jurk.
„Wat ben je toch verbazend handig", be
wonderde ze, „'k wou, dat ik het zoo kon".
Moeder straalde.
„Ga zitten, Leen, maak het je gemaJcJce-
babbelde ze vertier, ,,'k had hem precies zoo
zien staan bij De Vries, in 't bruin. En
Marietje had er zoo'n dolle zin in. Maar f 25
en dat voor zoo n kind nog". „Nee, lachte
Tante, als je 25 bent, Marietje, dan kumt het
beter uit".
Moeder vertelde in geuren en kleuren het
verhaal van het ontstaan van de jurk en
Tante genoot zichtbaar. Marietje zat vervuld
te luisteren. Zoo kon ze toch niet werken.
„Nou, maar 't wordt ook een beeldje",
vond Tante eindelijk. Je hebt er alle eer
van. Zeg, weet je, waar ik vanmiddag ge
weest ben! Bij de Farmans, je weet wel, hè?"
vroeg zc geheimzinnig.
„De Farmans? 0, ja, ja, natuurlijk! knikte
Moeder. Over de familie Farmans waren
allerlei geruchten over echtscheiding in
omloop.
„En-"' vroeg ze nieuwsgierig verder.
„Nou, jal je begrijpt, hè". Toen met een
wenk naar Marietje, „Je kooit me maar
eens gauw opzoeken".
Maar dat was teveel gevergd van Moeder,
die den geheelen middag naar een gezellig
praatje had zitten verlangen. Ze kreeg een
ingeving.
„Marietje, je mag nu nog wel een half
uurtje op het plein gaan spelen, maar half
zes binnen, hoor!"
Verbaasd, ongeloovig haast zag Marietje
op.
„Echt, moeder? Heusch?"
„Ja, ga nu maar!"
Even later klapte de deur dicht en holde
Z9 naar het pleintje. Met een sprongetje
stond ze naast Annie.
„Daar ben ik!"
„Kind! kom je nog? Mag Je nou wel? Is
je werk al af?"
„Nee, maar ik mag toch".
„Wat gek", vond Annie met een ruwe
openhartigheid. Nou, we gaan net verstop
pen. Wil jij hem dan zijn?"
„Goed!" En Marietje leunde tegen den
boom en telde tot 100. Maar telkens hoorde
ze „wat gek"! Was het dan zoo gek, dat ze
eerst niet en later wel mocht? En waarom
mocht ze later wel? En eerst niet?- 't Zal
wel 100 zijn, dacht ze ineens. En ze gilde
hard: „Ik kom!"-.
Waarom? zoo vraagt G. van Essen in
het altijd lezenswaardige Ouderblad „Onze
Kindoren", waaraan wij dit schetsje ont-
leenen. Waarom? Was het misschien om
dat moeder haar eigen belang en genoegen
stelde boven dat van haar kind?
Wetenschap.
VAN KRANTENJONGEN TOT UITVINDER.
Men schrijft cos:
Thomas Alva Edison, de toovenaar van
Menlo Park, is den weg van alle vleesch
gegaan.
De grand old men, die van rijn zevende
tot zijn vier-eo-tachtigste jaar heeft gewerkt,
zal naar zijn laatste rustplaats worden ge
bracht
De geschiedenis van zijn leven, van uit
vindingen en proefnemingen is overbekend
en er zullen wel niet veel menschen op de
wereld gevonden worden, die nog nooit van
Thomas Alva Edison hebben gehoord.
Zijn vader was afstammeling van een
Hollandsch molenaarsgezin dat zich om
streeks 1737 in Noord-Amerika had geves
tigd. Zijn moeder was van Schotsche af
komst en van den jongen die uit dit huwe
lijk werd geboren, Thomas Alva, zegt Fran
cis Arthur Jones de biograaf van Edi
son „hij is altijd geweest een gezet man
netje met een taksengang". Van zijn Cana-
deesche voorouders, die er zoo uitzagen, 1 s
er een over de honderd geworden.
Toen hij zestig jaar was zei Edison: „Heel
mijn leven heb ik besteed aan uitvindingen
voor nijverheidsdoelelnden of nuttige verbe
teringen; aan broddelen of kuntselen ben ik
\nij nimmer te buiten gegaan".
Zijn onderwijzer oordeelde dat hij „gees
telijk minderwaardig" was, maar nauwelijks
twaalf jaar oud wordt hij krantenjongen en
glipt langs de treeplanken.
Deze „geestelijk minderwaardige" ziet
toekomst in het krantenbedrijf en geeft wel
dra een blaadje uit dat hij in de bagagewa
gen van den trein op een oude pers zelf
drukt
Van trap tot trap klimt hij op, echter niet
zonder teleurstellingen. Zoo heeft hij tot het
laatste toe zich aan den arbeid gewijd, met
groote werklust en energie.
Deze rustelooze geest is thans door den
Almachtige stilgezet We meenen eens er
gens gelezen te hebben dat Edison zelfs in
zijn hoogen ouderdom niet veel aan de
eeuwigheid dacht; moge hij bij het schelden
uit dit aardsche leven rust gevonden hebben
aan de voet ven het Kruis, waarop ook ver
scheidene van zijn groote landgenooten het
oog hadden geslagen.
Radio Nieuws.
sftln. 1010.Su Zang door bet NCRV-Domsskoor
10,30 Ttfdaeln. 10.3011 Korte ilekendlenst te
lelden door De. D. Tom. Geref. Predikant te
Hilversum. 11 Tüdaeln 1113 Harmonluinbe
speling te geven door den heer M F. Jurjaanx
te Hilversum. Zang: MeJ C. de Jager sopraan.
Mevr R. MUnhoutBakkenist, alt. 13-112,16 Po
litieberichten. 13.1612.80 Gramofoon. 12.30 Tüd
seln 12.30—2 Middagconcert: Mevr. C van 'Raven-
zwaayMöllenkamp. zang. H Herr
2.303 Lezen
Wen tink te Hl
eert te geven door het Delftsc
IxjuUi de Ruyter, viool. Henk J Berghout.
Chr Lectuu
_S Tüdseln. 34.30 Con-
Mej Rle Beute plano. 4.304,46 Gramofoon
4.46—5 Verzorging van den zender. 6 Tüdseln.
66 Kinderuurtje te lelden door MeJ B d
Veer. zang en plano. MeJ. C J A Geidennen,
belden uit Utrecht. 6 Tüdseln 66.46 Uurtje
voor de landbouwers. Sprekers: de heer G J A
Zwünenberg. Tulnbouwvtkouderwüxer te Har-
denberg. Onderwerp: A^pergee 6.457.16 Spre
ker: de heer G van Ravenzwaay te Amsterdam.
Onderwerp: „De Reformatteperlode en het mu
ziekleven in dien tüd". III. Wereldlijke muziek,
troubadours en meesterzangers. 7.157.30 Spre
ker; de lieer S Lultse. van Instituut .Gerlto" te
Vlaardlnger-Ambacht. Onderwerp: „ChristelÜK-
Soclalc Ontwikkeling". 7.307.46 Polltlebericnten
7.458 Per. beri ihtcn vsu bet Ned. Chr Pens
bureau. 8 Tüiie n 8—9.30 Uitzending van de
Evangelisatie- imeikomst ln de Geref. Kurk
to Naoldwük, uitgaande *an het „Verband van
Evangel Isa t'e-Comml&sles der Geref. Kerken ln
Nederland". Sprekers: Ds W 8 Pontier. Geref
Predikant te Maa^dük. Onderwerp. „De rank
bulten do wünztok". Ds. W J J Velders, Geref
Predikant te Rotterdam. Onderwerp: .De rank
ln de wünstok". De. J. Smellk. Geref. Predikant
to Loosduinen. Onderwerp: ,De rank en haar
vrucht" Medewerking verleent; D« Chr. Zang-
vereenlging „Excelsior", te Naaldwük. onder
leiding van den heer A H Fagel. 9.3011 Con
cert te geven door de Utrechtsche Christelüke
Muziekvereoniging „De Bazuin", onder leiding v
don heer A. J. H. N. Kragtlng. 10.1010.25 Pers
berichten van Vos Dlas te Amsterdam. 1111.10
Gramofoon.
HILVERSUM (298.8 M) VARA. 6.46—7 en
7.307.45 Lichaamsoefeningen. 8 TQdsein. 801
Gramofoon. VPBO. 10 Morgenwüdlng VARA
10.15 Ult-endli'g voor arbeiders -n de Contlnu-
bedrüven. 12 Tüdseln. 12.01 Middagconcert. 1.4ó
Onderbreking voor verzorging van den zender
2.16 Onze Keuken. 2 Voor do kinderen. 3.30
VARA-ToonoeL 4.30 Vraag.ialfuurtje. 6.30 Con
cert-Berichten van het dagblad „Het Volk".
6.85 Vervolg Concert. 7 15 Vraaggesprek over
het Zulderzeevraagstuk. 8 Concert. 8.40 Hoorspel
10 Ultxendlng voor den Algemeenen Nederland-
H Kantoorbedienden.
FEUILLETON
DE CITADEL VAN ANTWERPEN
Verhaal van een Oud-Strijder
Naverteld door R. BOON
Een eteenen kan deed als waterkruik
dienst, dodh daaraan ontbrak op dit oogen
blik alle inhoud.
Voeg hier nu bij, dat er aan de wanden
niets anders gebonden werd dan een twee
tal spijkens, waaraan de uniformpet hing
van den bewoner en een ring, die anders
als sleutelbos dienst deed, dan is dit alles
wat er in dit vertrek aanwezig was, dat eer
geleek op een gevangeniscel dan op een
wachtlokaal.
De oude man was onrustig. Blijkbaar
verkeerde ihij in de meening, dat hij zich
aan plichtsverzuim had schuldig gemaakt
en vreesde hij deswege de kwade gevolgen.
Gebruik makende van een oogenblik, dat
de soldaten minder op bem letten, pro-
beorde hij bet wachtlokaal te verlaten daar
in intijds belet door Peters, die hem op vrij
hardhandige wijze op zijn bankje terug
duwde en gebood om te blijven waar hij
was totdat de andere troepen bij het wacht
lokaal waren aangekomen.
„Zeg, ouwe heer, houd je gemak maar, en
vertel mij eerst een6, of je bier nog drink
water heb, want ik verga van dorst", zei
Peters tot den ouden man, die nu maar
rustig op zijn bankje ging zitten, omdat bij
verderen tegenstand nutteloos achtte.
Als eenig antwoord schudde de man ont
kennend met het hoofd.
„Ja, maar dat gaat zoo maar niet," riep
Peters uit, „zooeven was het op alle vragen
Ja" en nu ineens „neen."
De oude portier wees op de waterkruik,
die ledig op tafel stond en bood aan om ze
to gaan vullen, voor welk aanbod Petera
beleefd bedankte.
„Ga dan naar het marktplein en haal
daar juist zooveel uit de pomp als je meent
noodig te hébben," zeide de portier vrij
gemelijk.
„Niet te kwaad, oude heer!" plaagde Pe
ters, „anders plaats ik je ganz voran an
die troep en dan sollen
Peters werd hier in zijn spreken verhin
derd door de binnenkomst van den com
mandant, die hem terstond het zwijgen op
legde en hem aldus de gelegenheid benam
om de welbekende venveneching van kor
poraal Baeselet ten einde toe uit te spreken
Onmiddellijk begon de commandant den
ouden portier te ondervragen, doch het ge
lukte hem niet om met belangrijke zaken
in kennis te worden gesteld. Volgens zijn
verklaring was het in de stad geheel ru6tig
en broeide er niet 't minste oproer of ver
baar hebt ge dan hier geen drie gewa
pende mannen zien binnenkomen met mus
ket on 6abel gewapend, die bij gindsch9n
molen ons een hinderlaag trachtten te loc
gen?"
„Drie mannen? Daar weet Ik niets van."
De sergeant vertelde nu dat zij den poort
wachter slapende hadden gevonden, zoodat
hij blijkbaar niets had opgemerkt.
„In de gelederen!" gebood de commandant'
zonder de oude portier nog een enkel woord
te verwaardigen.
Toen de mannen hun plaats in de gelede
ren hadden ingenomen, werd onmiddellijk
het „Voorwaarts" gehoord en trok men met
slaande trom en wapperende vaandels de
Mecheleche straten binnen, zonder door een
onkel geweerschot of ander teeken van on
raad te worden verontrust
De trompetters bliezen luide een opge
wekt Wilhelmus, terwijl de artillerie-solda
ten met luid gerucht de medegevoerde ka
nonnen dooi de straten deden voortrollen.
,Als er nu nog geen enkele Bels naar
buiten komt dan geloof ik zeker, dat zij
een of ander geheim plan hebben gesmeed
om ons in den val te lokken," zei Vermeu
len tot Peters
„Dat mag je zeggen! Maar welke plannen
zouden dat dan moeten zijn?"
„Stilte daar! Geen woord spreken en kalm
de bevelen afwachten," luidde het bevel.
Toen de troepen op het marktplein waren
aangekomen, werden de kanonnen op de
hoeken daarvan opgesteld, zoodat, wanneer
er een enkel schot zou worden gelost, dit de
geheele straat zou bestrijken. Vervolgens
werd er voor de manschappen „rust" ge-
komman deerd en hen vrijheid gegeven om
overal heen te gaan, waar zij wflden.
Reeds sedert geruimen tijd hadden zij
niet gedronken, tengevolge waarvan de
manschappen nu de waterpompen, die mid
den op het marktplein waren opgesteld,
letterlijk bestormden.
Aanstonds werden groote putsen, met wa
ter gevuld, naar boven geheschen, om eeni
ge oopenblkken later opnieuw weer een
onderdompeling te ondergaan. Naar harte
lust konden de soldaten hun brandenden
dorst lesechen.
Ook Peters wilde herven gebruik maken,
toen hem op het onverwacht gelast werd,
om de geweren, die ordeloos op de straat
waren neergeworpen, aan rotten te zetten.
„Help mij even, Piet," riep hij zijn kame-
raaad Vermeulen toe, die juist bezig was
zijn kleeren wat te reinigen.
„Ja, aanstonds kom ik je helpen."
„Ja, maar gauw dan, want ik heb grooten
Beiden togen met spoed aan den arbeid.
Reeds hadden zij bijna alle geweren aan
rotten gezet, toen een groot aantal soldaten
de zooeven van het pompwater hadden ge
dronken, geweldig begonnen te braken en
allerlei teekenen van ongeeteldhed begon
nen te vertoonen. Een drietal hunner be
zweek weldra onder de hevigste stuiptrek
kingen.
Onmiddellijk werden de pompen gesloten
en onder de noodige bewaking gesteld. Nie
mand, ook Peters niet, werd het gegund
om nog een enkel slokje water te drinken.
Op de herhaalde aanvragen der manschap
pen, om drinkwater, antwoordde de com
mandant, aanstands maatregelen te zullen
treffen, doch voor zoolang dienden zij( rus
tig te zijn en bedaard te wachten.
Het was duidelijk, dat het water in de
pompen vergiftigd was. Het vermoeden,
dat de bewonere dus een of ander geheim
plan smeedden, werd op treurige wijze be
waarheid.
„Daar heeft die ouwe rot in de wacht ook
al meer van geweten," zeide Peters, die nog
steeds met een brandenden dorst rondliep.
Nu men du6 voldoende zekerheid had met
een kwaadgezinde bevolking te doen te heb
ben, werden aanstonds alle samenscholin
gen van meer dan twee pereoncn verboden.
Schildwachten plaatste men op de hoeken
der straten, terwijl de cavallerieten de stad
doorkruisten.
De voedingsmiddelen voor menschen en
paarden moest men met geweld bemachti
gen, doch overigens waren de bewoners
rustg, overtuigd als zij waren, van de on-
mogelijkhed, om tegen deze welgeordende
troepen iets ten kwade te verrichten.
Aan den avond van den dag werden op
het marktplein de tenten opgeslagen, waar
In de vermoeide manschapj>en zich ter ruste
konden begeven en waaraan de meesten
aanstonds gevolg gaven.
Pieter Vermeulen sliep a-ls gewoonlijk
naast zijn vriend Peters, wiens dorst tot.
op dit oogenblik nog niet was geleecht Het
belette hem den slaap, tengevolge waarvan
hij zijn vriend met allerlei gesprekken las
tig viel en ook dezen uit den slaap hield.
„Och, och Piet. wat heb ik een doret."
„Nou, hier, drink maar! Ik heb mijn kruik
Je nog kunnen vullen."
„Dank je Piet, dank je! Ik zeg maar, dat
het midden in don troep toch maar beter is
als vooraan. Wel te rusten!"
In het oude Antwerpen, ln de nabijheid
van de nu gesloopte citadel, stond om
streeks het jaar 1832 een huis, dat er zeer
vervallen uitzag en dat door bouwtrant,
zoowel els door geveflvereiering bepaald
deed denken, dat het reeds in een vorige
eeuw was gebouwd.
Een groote, witte steen, midden in den
gevel aangebracht, bevatte het opschrift:
„den Witten Os" en doelde klaarblijkelijk
op het beroep, dat eertijde in deze woning
werd uitgeoefend.
Reeds langen tijd zijn het slageremes en
de bijl opgeborgen cn is het gebouw in een
gewoon woonhuis veranderd, dat uiteraard
bij andere vergeleken, weinig opmerkelijks
biedt. Overigens is het huis geheel in den
ouden renaissancestijl opgetrokken, terwijl
de oude torentjes, van terra-cotta vervaar
digd, aan den oud-gothiechen stijl dedan
herinneren.
Een stevige deurklopper, zooals die in
den ouden tijd op iedere huisdeur werd ge
vonden, vereterkt den beschouwer in het
vermoeden, dat hij hier een bouw-produet
uit een der vorige eeuwen voor zich heeft,
hortom, het gebouw maakt door zijn eerbied
waardig voorkomen, geen ongunstigen in
druk temidden van de vele woningen, die
geheel volgens den nieuwen stijl ziin ge
bouwd.
De lieden, die dit huis bewonen, zijn even
eens van hoogen ouderdom.
Het is een oud en eerbiedwaardig echt
paar, getooid met de kroon der grijsheid en
ou wier aan gezicht de ernst des levens zijn
«tempel heeft gedrukt
In tegenstelling met zoovele rumoerige
Belgen, die kreten van geweld cn onrust
lieten hooren, beijverden zij zich om in
engeren kring deze beweging tegen te gaan
Bij al het geweld en de gruwelen, terwijl
al.en met wraakzuchtige plannen be/.ield
waren, klonk kalm hun woord van protest
eu waarschuwing tot ieder, die met hen in
aanraking kwam. Hun medelijdend hart
dreef hen tot het verrichten van daden,
waaraan niemand dacht en die toch zoo
noodig waren: het verbinden en verzorgen
van de ongelukkige slachtoffers van den
oorlog.
(Wordt vervolgd)