- Het Communisme in de Practijk rm LXaal VïriVindaaq DINSDAG 20 OCTOBER 1931 DERDE BLAD PAG. 9 Nadruk verboden - Objectieve mededeelingen en critische beschouwingen TULPEN NAAR MOSKOU De Moskousche soovjet heeft ter verfraai ing van de plantsoenen der stad een groote partij bloembollen in Holland gekocht, voor namelijk tulpen. Het eerste gedeelte der zending is reeds aangekomen. Bij de sterke inkrimping, waaraan de invoer der sovjets op het oogenblik onderhevig is, en de wei gering der sovjet-vertegenwoordigers om ook maar iets te koopen tegen contante betaling ligt de veronderstelling voor de hand', dat man hier. met verkoop op ere diet te doen heeft. Zoodoende worden ook Nederlandsche groepen geïnteresseerd, bij de soliditeit der Russen, wat '-"treft hun capaciteit om te voldoen aan hun verplichtingen tegenover het buitenland. Gelijk wij reeds vroeger be richtten circuleeren geruchten in de Duit- sche pers vooral, dat Moskou in dit opzicht voor groote moeilijkheden staat DE ROEL EXIT Het in Berlijn verschijnende blad der Rus sische emigranten, de Roel, (Het Stuur), deelt in een 'bericht aan de lezers mede, dat het 14 Oktober verscheden nummer voor- loopig het laatste is. De uitgave moet wor den gestaakt wegens finantieele moeilijk heden. Hoewel men bij de mededeelingen in dat blad steeds uitere' voorzichtig moest zijn wegens hartstocl lijke haat der emigran ten jegens de huiuigc regeering in hun vroe ger vaderland kan niet worden ontkend, dat het blad in vele opzichten merkwaardig goed geïnformeerd bleek te zijn. Dit beteekent, dat onderdanen der sovjet unie, met levensgevaar voor zichzelf, de ver bindingen met het buitenland onderhielden en daarheen authentieke berichten zonden uit het sovjet-rijk, waarin andere meeningem dan de officieele werden verkondigd. Wel stelt de werkelijkheid alle leuzen en voorstellingen vaak op den kop. Mag men de sovjet-pers gelooven, dan was het emi granten-blad Roel een blad der „kapitalis ten, terwijl hem eigen bladen, en die der buitenlanc&che communisten bladen van „het proletariaat" ziin. Intusschen kunnen die „proletarische" bladen' geen dag voort bestaan zonder subsidie van hun Moskou sche geldschieter, terwijl dit „kapitalisti sche" blad ten gronde ging, omdat zijn le zerskring, de Russische emigranten, die als kellners, chauffeurs, als klerken, handels reizigers, enz. aan de kost moeten komen, ten volle door de ontzettende crisis getrof fen worden. Een feuilleton over de „Kampen des Doods" de verbanningskampen in het Noorden bij Archangelsk, dat op sobere wijze de ontzet- tenden toestanden schildert, waarin de ver- bannenen der sovjets leven en sterven, on eindig veel erger dan de toestanden, die ooit onder het tsaristisch bewind hebben bestaan en waarover toen de gansche wereld schande sprak, is eveneens gesneuveld middenin de publicatie. Het laatste feuilleton beschreef de walgelijke comedie, die werd opgevoerd toen Maxim Gorki een der kampen bezocht. EEN VONNIS Het centrale comité der communistische partij en de raad van volkscommissarissen hebben een gezamenlijke verklaring gepu bliceerd, onderteekend door de beide groot ste machthebbers in de sovjet-unie, over het volkscommissariaat vaji spoorwegen, die als .volgt luidt: 1. Gehoord de mededeeling van het volkscommissariaat van spoorwegen over de uitvoering van de besluiten van de partij en van den raad van volkscommis sarissen ten aanzien van de liquidatie van het onpersoonlijke rijden, de verbe tering van het locomotievenpark, de in voering van de exploitatie zonder ver liezen, de verbetering van het verkeer, de strijd tegen de bureaucratie en de ver heffing van de discipline in het apparaat van het volkscommissariaat van spoor wegen beoordeelt het centrale comité en de raad! van volkscommissarissen den ar beid van het volkscommissariaat van spoorwegen als onvoldoende. 2. In het bijzonder wordt er rekening mee gehouden, dat de arbeid' der spoor wegen in Juli en Augustus achteruitging in vergelijking met Juni, en dat het ar- beidstempo op het oogenblik niet voldoen de is om de herfst- en wintertransporten (oogstproducten. Red.) te verzkeren. 3. Met het oog hierop achten het cen trale comité en de raad van volkscommis sarissen het noodzakelijk onmiddellijk de leiding van het volkscommissariaat van spoarwegen te wijzigen. MOLOTOF. STALIN Overeenkomstig dit besluit is Roechimo- witsch ontslagen, gelijk wij reeds berichtten, en met hem zijn de andere leden van het bestuurscollege van dit volkscommissariaat van spoorwegen afgezet; vervangen door 100- procentige Stalinisten, met Andreef aan het hoofd. Dientengevolge heeft er een groote omschuiving plaats in de hoogste rangen der sovjet bureaucratie, waar iedereen een stap opschuift. Het is een vonnis in optima forma, dat over Roechimowitsch en de zijnen is geveld. Hij moet het wel heel bont gemaakt hebben om te worden op zij gezet zonder eenig doekje voor het bloeden als overplaatsing in een andere functie, gezondheidsredenen of iets dergelijks. Doch evenals de vonnissen in de groote processen der laatste jaren is dit feitelijk een vonnis der dictators over zichzelf. Roechimo witsch zit niet op de beklaagdenbank, ten minste nog niet. Of hij er terecht komt ligt verscholen in de geheimenissen der Moskou- j 6che Kremlin-Kabinetten. De beklaagden in de processen Ramzin en Groman werden precies van soortgelijke tekortkomingen op ander gebied beschuldigd toen heette het sabotage, nu heeft men het, voorloopig althans, naamloos gelaten. Mocht het met de spoorwegen der sovjet-unie in de komende maanden heelemaal vastloo- pen, dan zijn de beklaagden nu reeds aan gewezen en de beschuldigingen geformuleerd Wat houden deze beschuldigingen in? Onvoldoende uitvoering van de voorschrif ten der centrale leiding. Maar hoe ter we reld kan men zulke voorschriften uitvoeren? Afschaffing van het onpersoonlijke rijden op de locomotieven, decreteert het partijbe stuur. moet in een paar weken tijds worden doorgevoerd. In elk ander land zou men, ter voorbereiding van dergelijke maatrege len, eerst een uitgebreide staatscommissie ter bestudeering in stellen. Wij weten wel, dat staatscommissies hun nadeelen hebben, vooral als er iets is, dat haast heeft, maar zoo ooit, dan zou bij een dergelijke maat regel een staatscommissie op haar plaats zijn. Want een ingrijpende wijziging van den locomotiefdienst heeft natuurlijk ge volgen tot in alle onderdeelen van het transport, hetgeen zelfs een leek kan be grijpen. Voordien was de toestand zoo, dat een locomotief nadat de machinist en de stoker hun diensttijd hadden gedaan, het geen bij de Russische spoorwegen een tra ject van ca. 150 K.M. beteekende, bij goe derentreinen minder, werd overgenomen door een andere brigade en zonder opont houd de reis met ander personeel voort zette. Dat mocht ineens niet meer; het was juist twee jaar geleden als de nieuwste nieuwigheid en de poort naar het socialis me ingevoerd, maar werd nu veroordeeld als contra-revolutionair. Prachtig, kan ons onverschillig laten. Maar een locomotief kon derhalve in het vervolg nooit meer dan 150200 K.M. rijden, moest dan gaan slapen met zijn machinisten. Hoe men het dan klaar speelt om met die locomotieven nu evenveel wagens te vervoeren als vroeger, dat moesiten de spoorwegmenschen uitzoe ken. De partij deed niets dan decreteeren. Roechimowitsch zal misschien gevraagd hebben, hoe de voorschriftengevers dit zaak je zelf wilden aanpakken, en wegens deze brutaliteit is hij terstond aan den dijk ge zel. Het vermakelijke bij deze historie is, dat de sowjet-bladen vanaf het begin van het jaar, toen de partijvoorschriften over af schaffing van het onpersoonlijk rijden wer den gegeven, bijna dagelijks de wonderen hebben .bezongen die door die maatregel werden bereikt. Volgens die pers was deze misstand reeds lang afgeschaft, had elke machine ziin meester, en nublijkt er plotseling niets geweest te zijn dan vee) lawaai met het resultaat, dat de boel nog ellendinger functionneert dan vroeger, toen vertragingen bij passagierstreinen van 5 en 6 uur iets heel gewoons waren. Zoo kan men ook de andere voorschriften onder de loupe nemen. Verbetering van het locomotievenpark, maar hoe? Exploitatie zonder verliezen, maar hoe? Enz enz. Die sowjet-leiders moeten toch wel, een laag denkbeeld hebben van hun personeel. Men stelle zich eens voor, dat een regeering aan de directie der spoorwegen meent te moe ten voorschrijven; menschcn, jullie moet het verkeer verbeteren, jullie moet zonder verliezen werken. Als de leiding van een bedrijf zulke koeien van waarheden niet eens beseflt zonder dat het wordt voorge kauwd, zouden we meenen dat de toestand in een land. waar dergelijke bedrijfsleiders mogelijk zijn, hopeloos is En dan de klap op de vuurpijl, er is niet genoegzaam tegen de bureau-creatie ge vochten. Is er ellendiger bureaucreatie denkbaar dan van de veroordeelaars zelf, die meenden, dat een paar algemeene frazen op papier voldoende zijn om hun taak te verrichten? Zoolang deze bureaucreatie het heft in handen heeft in de sowjet-unie zal het economische leven er niets zijn dan het vallen van de eene mislukking in de an dere, al mogen voor de buitenwereld eenige speciaal vervaardigde reclame-objecten ver toond worden. Bij een dergelijk fiasco in het spoorwegbedrijf, de hartader van het economisch leven, zinken de paar fabrieken, die met buitenlandsche krachten zijn ge bouwd, volkomen in het niet. DE MERKWAARDIGSTE SECTE II (slot) De Bogomilen erkenden geen enkele macht dan die van haar zelve; en eerbiedigden daarom noch staatkundige noch godsdien stige instellingen. Zij gingen zelfs hierin zoover, dat zij open lijk tegen hun koning en het wettig gezag optraden. Zij beleedigden, waar ze slechts konden, allen, die over hen gesteld waren; in het bijzonder de hoogere machtshebbers en de hoihouding van hun Czaar. Bij uanie keerden zij zich vijandig tegen de geestelijk heid, en noemden de priesters „blinde Fa- riziön", „adtlerengebroedsels", „vossen" enz. Zelfs was de haat tegen de officiëele priester schap zoo groot, dat zij elke aanraking imet lien zorgvuldig zochten te vermijden. Hoewel dus de Bogomilen geen enkele kerkelijke organisatie erkenden, en ontken den, dat de kerk hunner dagen een chris telijke kerk was, hadden zij zeiven hun secte geheel en al tot in alle bijzonderheden ge organiseerd, en hielden liet er voor, dat hun kerk zuiver was en volmaakt, en noemden zich dan ook „de ware christenen" „de vrienden Gods", „de geloovigen en uitver korenen", „de heiligen en volmaakten", „de opvolgers der apostelen". Zij hadden hun organisatie zoo ingedeeld, dat er drieërlei leden van hun genootschap waren: eerst de gewone leden, die zij „ge loovigen" noemden, dan „de volmaakten en uitverkorenen". Terwijl op den hoogsten trap de „Vaders", de bisschoppen stonden. Zij, die tot de eerste catagorie behoorden, behoefden alleen gedoopt te worden door oplegging der handen om den Geest en het vuur te ontvangen; zij konden huwen, in 't leger gaan en ten strijde uittrekken, indien zulks door het landsbelang vereischt werd, mitsdien niet in aanvallenden krijg. Om de volledige zaligheid te verkrijgen en de hemeische heerlijkheid in te gaan, was het noodig, in geval zij op sterven Lagen, om ab solutie te krijgen van hunne bisschoppen. In geval zij echter herstelden, waren de andere geloovigen verplicht hen te vermoor den. En zoo gebeurde het in de meeste ge vallen, dat schijnbaar stervenden, die ab solutie hadden verkregen, maar beter sche nen te zullen worden, op aandrang der geloovigen door den giftbeker te drinken of zich met een ponjaard in het hart te steken, een einde aan hun leven maakten. De zoogenaamde „volmaakten en uitver korenen" moesten, zoodra zij dien tweeden trap der volmaaktheid willen bereiken, zich daartoe laten wijden, waarna zij verplicht waren hun familie te verlaten, ook, als zij gehuwd waren vrouw en kinderen. Zij moch ten dan nooit meer in publiek gezelschap verkeeren; zij moesten alle wereldsche ver maken mijden, geen feesten, bruiloften enz. bijwonen, steeds in het zwart gekleed gaan, evenals de monniken van hun tijd, en geheel een leven leiden, dat een voorbereiding moest zijn voor het hiernamaals. De ge loovigen van den eersten trap zonden hun kinderen tot hen om onderricht te ontvan gen, zoowel gewoon als godsdienstig onder wijs. Toch schijnt het, dat deze tweede soort der Bogomilen niet bijzonder groot moet geweest zijn, want in de dertiende eeuw waren er niet veel meer dan vier duizend. De derde catagorie was die der bisschop pen en hunne helpers. Zij werden „vaders" genoemd. Ieder „vader", eigenlijk dus een bisschop, was hoofd van den kring der Bogomilen in zijn woonplaats en omgeving, en moest de ceremonieën verrichten, die noodig waren voor de geloovigen, als abso lutie geven aan de stervenden, de doodelijke zonden vergeven enz. Hij was steeds voor zitter der vergaderingen der „volmaakten". Iedere „vader" had twee helpers, die ge noemd werden „de oude diaken" en „de diaken-leerling". Bij den dood van een .vader" werd de oude diaken zijn opvolger terwijl de diaken-leerling in diens plaats De „vaders" waren ook gesteld over de vele gaven, soms de geheele bezitting, die de geloovigen aan de gemeenschap schon ken. Zij moesten die besteden voor kerk en armen. Het was hun geoorloofd slechts zoo veel te eten en te drinken, dat ze van hon ger en dorst niet konden omkomen. Voor namelijk onderzochten zij de apocryphe boe ken. die zeer talrijk waren, om daaruit de geloovigen te onderwijzen, terwijl deze ook moesten leeren lezen en schrijven om zich des te beter op de hoogte te stellen, van wat tot het geloof behoorde. Zoodoende kregen de Bogomilen in den eersten tijd der mid deleeuwen grooten invloed op het volk, daar 7,ii beschouwd werden als menschen, die alles wisten en vermochten. Zei ven be- «irhouwden zich de Bogomilen, die tot de laatste catagorie behoorden, als zonder zonde te zijn, en reeds de hemeische volmaaktheid bereikt hebbende. De Bogomilen hadden een rijke schat van litteratuur, bestaande èn in canonieke en in liturgische boeken, die alleen mochten gelezen worden door de „volmaakten" en de ..vaders", èn in boeken en geschriften, die dienden voor het onderricht en voor voor lezing in huizen en samenkomsten.. Van het Nieuwe Testament, dat de „volmaakten" en de „vadem" steeds onder hun kleed moesten dragen, stond het evangelie van Johannes bovenaan, daar het „geestelijk" was, maar even groot gezag hadden de apocryphe boe- I stond in ons blad van Maandag 12 Oct ben, als „Het evangelie van Nicodemus", „De brief van Paulus aan de Laodicensen", ..Samenspraak der heilige apostelen Petrus. Andreas, Mattheus, Alexander en Rufus" (zonen van Simon van Cyrene). welk boek handelde over het huwelijksleven, de vrou wen enz. „De vragen van den heiligen Jo hannes, den theoloog", waarin opgenomen was, wat de Heiland op den berg Thabor zou hebben gesproken, en dat in het bijzon der over de schepping der wereld en haar vergaan handelde. „Het gebed van den hei ligen Sizine tegen den duivel", „Gebeden tegen de booze geesten en tegen ziekten", „Geschiedenis van het kruishout", „De be schrijving van het gelaat van Jezus en van Maria", „De geseliiedenis van Daniël, Simson en de jeugd van Jezus", „Het gesprek van Jezus en de duivel", „Vragen en antwoorden over de vraag, uit hoeveel deelen Adam was geschapen", „Hoe Jezus Priester is gewor den", „Het visioen van Jesaia", enz. enz. De Bogomilen kregen door deze boeken en geschriften, die alle mogelijke vraagstukken behandelden en oplosten, welke door de menschen met betrekking tot God, de wereld het eindoordeel, hemel, hel, alsook over het leven der menschen, wier namen in den Bijbel voorkwamen, konden gedaan worden, door heel Europa heen een ontzaglijken invloed. Zoo zelfs, dat men in den Balkan begon te vreezen, dat ons werelddeel geheel en al voor het Bogomilisme zou gewonnen worden. Maar plotseling verscheen een man, wiens naam was Kosma, en in de oud-Bu'lgaarsche litteratuur gewoonlijk „Presbyter Kosma" wordt genoemd, die niet alleen den strijd tegen deze ketters aanbond, maar hen in zeer korten tijd geheel en al overwon; zoo zelfs, dat ook in Bulgarije, maar eveneens in andere landen van Europa geen schijn of schaduw is overgebleven van het Bogo milisme. Wel een doorslaand bewijs, welke invloed van één enkelen man kan uitgaan! Zeer eigenaardig is het daarom wel, dat van dezen Kosma haast niets bekend is; men weet niets van zijn afkomst, zijn geboorte-, zijn sterfjaar. Deze Kosma verdient werkelijk den naam van He r v or me r. natuurlijk meer en eer der dan Bogomil, wien oppervlakkige schrijvers over den Balkan, maar die de oud-Bulgaarsche taal niet kenden, dien titel hebben gegeven. En het is daarom wel ver bijsterend. dat men in boeken over de kerk geschiedenis en in encyclopaedieën niets over hein kan lezen, wijl hij metterdaad een der voorlooners der Reformatoren kan ge noemd worden Mogelijk opgekomen uit de Bogomilisten zclvcn heeft hij in korten tijd die schisma tieke beweging in de hartader aangetast, en kort daarna geheel bezweren. Hij v»-weet der ade» en de geesteilijkheid van zijn tijd, dat zij zich van het volk, vooral van de armeren, niets bedden aangetrokken cn hen in ouwetendheid en sectarisme had den laten ODcroeien door hun den Bijbel en andere goede bojlcen te onthouden. In een zijner predikauos, waarvap geluk kig nog fragmenten l "wrard zijn, roept hij uit: „De rijken denken, dat zij zooveel beter zijn dan de aimen, zij beelden zich haast in, dat zij onsterfelijk ziin; zij vergeten ech ter, dat nczci'de hand, dit de armen schiep, n(.k de rijken foimccde, en dat naar het Goddelijk oordeel de armen meer van betee- kenis zijn dan de rijken, want God heeft de armen mtverkoren om rijk te zijn in het geloof. In een andere predikatie, die hij waar schijnlijk, evenals zijne andere predikaties, eerst in de open lucht heeft uitgesproken, omdat de Bogomilen niet naar de Bulgaar- sche kerk kwamen, en die daarna door hem is opgeschreven, behandelt hij de gelijkenis van den armen Lazarus. Hij drukt daarin de rijken op hot hart, dat zij met het door God hun gegeven goed tot de anmen moeten gaan om hen te helpen. Doch hij verzuimt niet er bij te voegen, dat, al gaf iemand al zijn goederen aan de armen weg, en hij de liefde tot God miste, hij het koninkrijk der hemelen niet zou beërven. In een preek over de gelijkenis van den goeden herder richt hij zich tot de priesters, en spreekt hen aldus aan: „De tegenwoor dige priesters scheren de schapen hunner kudde, zonder hen van het allernoodigste voedsel te voorzien. Luistert, gij, priesters!, de goede herder gaf Zijn leven voor Zijne schaden, maar de huur'»ng vliedt, als hij aen wolf ziet aankomen. Vanwaar komen ketterijen onder u? Omdat de priesters on kundig zijn en daarom de leugen prediken". Zijn eerste predikatie, die de geschiedenis der verschillende ketterijen in den loop der eerste eeuwen tot zijn tijd toe bespreekt, en waarin hij het Bogomilisme „oen pest", maar ook „een geesel" noemt, zou men kunnen betitelen: „Geen ander heil dan door het kruis van Christus". Onder het lezen dezer predikatie, Bijbelsch zoo goed gedocumenteerd en uitlegkundig werkelijk voorbeeldig kan men wanen, dat hier iemand aan het woord is uit onzen tijd, „die het woord der waarheid recht snijdt", en die ik met m9er genoegen las. dan wat ik soms door de christelijke radio moet aan- hooren. En het is werkelijk te betreuren, dat de Westersche kerk, en ook de beoefe naars der kerkgeschiedenis onder ons e samenstellers van christeljke encyclopae dieën geen notitie genomen hebben van den kerkdijken strijd in het Oosten van „Pres byter Kosma" tegen de Bogomilen. M. H. A. VAN DER VALK. E I c h wal Wils J O IV WAAROM? Ze stapten samen in het vriendelijke herfstzonnetje van school naar huis. „Ik ga nog wat op het plein spelen", zei Annie, ,,'t Is zulk fijn weer. Kom je ook?" ,,'k Zal 't vragen", beloofde Marictje en Annie stapte mee om de beslussing te ver nemen. Maar Marietjes moeder wilde er niet van weten en teleurgesteld ging het meisje langzaam de trap op. Moeder zag wel, hoe „sip" ze keek, toen ze de kamer binnenkwam en kreeg wel even een beetje medelijden met dat bleeke, stille snoetje. Maar kom, was dat nu zoo erg? Zij had hier den hee- ien middag alleen gezeten en zich zitten haasten aan die nieuwe jurk. Nog al ge zellig!" „Kijkf zei Moeder hartelijk, „hoe vind je hem nou geworden? Bijna klaar, zie je? 'n Klokrok en 'n punthalsje, net zooals je zoo graag wou". „O, ja, Moeder, ja leuk, net zooals ik 't hebben wou", zei ze. „Dank u wel". Maar moeder had op een veel ontstuimiger dankbetuiging gerekend en ging voort: „Je zult eens zien, wat je vriendinnetjes zullen zeggen, als je hem aan hebt". „Ja" knikte Marietje verstrooid en dacht aan de meisjes op het plein, die nu krijgertje of verstoppertje speelden. Och, wat kon haar nu een klokrok schelen! Moeder keek ontevreden. Ondankbaar was het kind! Daar had ze nu zoo voor zitten pieken, 't Kind keek er amper naar! „Je moest je huiswerk maar eerst gaan maken, hè", zei ze wat kort. „Dan is dat tenminste in orde". „Nou is Moeder boos ook", zuchtte Marie tje en ging stilletjes in de kamer haar werk zitten maken. Ze vond het wel even ver- velend, maar toen ze goed aan den gang was, vergat ze al 't andere. Ineens klonk schril de bel door het huis, 2 maal achter elkaar. „Dat 's zeker Tante Leen", zei Moeder hoopvol. „Die belt altijd twee maal". „Ga's even kijken, Marietje". Ja, daar was Tante Leen, vroolijk en druk doenerig en een en al belangstelling voor Marietje's nieuwe jurk. „Wat ben je toch verbazend handig", be wonderde ze, „'k wou, dat ik het zoo kon". Moeder straalde. „Ga zitten, Leen, maak het je gemaJcJce- babbelde ze vertier, ,,'k had hem precies zoo zien staan bij De Vries, in 't bruin. En Marietje had er zoo'n dolle zin in. Maar f 25 en dat voor zoo n kind nog". „Nee, lachte Tante, als je 25 bent, Marietje, dan kumt het beter uit". Moeder vertelde in geuren en kleuren het verhaal van het ontstaan van de jurk en Tante genoot zichtbaar. Marietje zat vervuld te luisteren. Zoo kon ze toch niet werken. „Nou, maar 't wordt ook een beeldje", vond Tante eindelijk. Je hebt er alle eer van. Zeg, weet je, waar ik vanmiddag ge weest ben! Bij de Farmans, je weet wel, hè?" vroeg zc geheimzinnig. „De Farmans? 0, ja, ja, natuurlijk! knikte Moeder. Over de familie Farmans waren allerlei geruchten over echtscheiding in omloop. „En-"' vroeg ze nieuwsgierig verder. „Nou, jal je begrijpt, hè". Toen met een wenk naar Marietje, „Je kooit me maar eens gauw opzoeken". Maar dat was teveel gevergd van Moeder, die den geheelen middag naar een gezellig praatje had zitten verlangen. Ze kreeg een ingeving. „Marietje, je mag nu nog wel een half uurtje op het plein gaan spelen, maar half zes binnen, hoor!" Verbaasd, ongeloovig haast zag Marietje op. „Echt, moeder? Heusch?" „Ja, ga nu maar!" Even later klapte de deur dicht en holde Z9 naar het pleintje. Met een sprongetje stond ze naast Annie. „Daar ben ik!" „Kind! kom je nog? Mag Je nou wel? Is je werk al af?" „Nee, maar ik mag toch". „Wat gek", vond Annie met een ruwe openhartigheid. Nou, we gaan net verstop pen. Wil jij hem dan zijn?" „Goed!" En Marietje leunde tegen den boom en telde tot 100. Maar telkens hoorde ze „wat gek"! Was het dan zoo gek, dat ze eerst niet en later wel mocht? En waarom mocht ze later wel? En eerst niet?- 't Zal wel 100 zijn, dacht ze ineens. En ze gilde hard: „Ik kom!"-. Waarom? zoo vraagt G. van Essen in het altijd lezenswaardige Ouderblad „Onze Kindoren", waaraan wij dit schetsje ont- leenen. Waarom? Was het misschien om dat moeder haar eigen belang en genoegen stelde boven dat van haar kind? Wetenschap. VAN KRANTENJONGEN TOT UITVINDER. Men schrijft cos: Thomas Alva Edison, de toovenaar van Menlo Park, is den weg van alle vleesch gegaan. De grand old men, die van rijn zevende tot zijn vier-eo-tachtigste jaar heeft gewerkt, zal naar zijn laatste rustplaats worden ge bracht De geschiedenis van zijn leven, van uit vindingen en proefnemingen is overbekend en er zullen wel niet veel menschen op de wereld gevonden worden, die nog nooit van Thomas Alva Edison hebben gehoord. Zijn vader was afstammeling van een Hollandsch molenaarsgezin dat zich om streeks 1737 in Noord-Amerika had geves tigd. Zijn moeder was van Schotsche af komst en van den jongen die uit dit huwe lijk werd geboren, Thomas Alva, zegt Fran cis Arthur Jones de biograaf van Edi son „hij is altijd geweest een gezet man netje met een taksengang". Van zijn Cana- deesche voorouders, die er zoo uitzagen, 1 s er een over de honderd geworden. Toen hij zestig jaar was zei Edison: „Heel mijn leven heb ik besteed aan uitvindingen voor nijverheidsdoelelnden of nuttige verbe teringen; aan broddelen of kuntselen ben ik \nij nimmer te buiten gegaan". Zijn onderwijzer oordeelde dat hij „gees telijk minderwaardig" was, maar nauwelijks twaalf jaar oud wordt hij krantenjongen en glipt langs de treeplanken. Deze „geestelijk minderwaardige" ziet toekomst in het krantenbedrijf en geeft wel dra een blaadje uit dat hij in de bagagewa gen van den trein op een oude pers zelf drukt Van trap tot trap klimt hij op, echter niet zonder teleurstellingen. Zoo heeft hij tot het laatste toe zich aan den arbeid gewijd, met groote werklust en energie. Deze rustelooze geest is thans door den Almachtige stilgezet We meenen eens er gens gelezen te hebben dat Edison zelfs in zijn hoogen ouderdom niet veel aan de eeuwigheid dacht; moge hij bij het schelden uit dit aardsche leven rust gevonden hebben aan de voet ven het Kruis, waarop ook ver scheidene van zijn groote landgenooten het oog hadden geslagen. Radio Nieuws. sftln. 1010.Su Zang door bet NCRV-Domsskoor 10,30 Ttfdaeln. 10.3011 Korte ilekendlenst te lelden door De. D. Tom. Geref. Predikant te Hilversum. 11 Tüdaeln 1113 Harmonluinbe speling te geven door den heer M F. Jurjaanx te Hilversum. Zang: MeJ C. de Jager sopraan. Mevr R. MUnhoutBakkenist, alt. 13-112,16 Po litieberichten. 13.1612.80 Gramofoon. 12.30 Tüd seln 12.30—2 Middagconcert: Mevr. C van 'Raven- zwaayMöllenkamp. zang. H Herr 2.303 Lezen Wen tink te Hl eert te geven door het Delftsc IxjuUi de Ruyter, viool. Henk J Berghout. Chr Lectuu _S Tüdseln. 34.30 Con- Mej Rle Beute plano. 4.304,46 Gramofoon 4.46—5 Verzorging van den zender. 6 Tüdseln. 66 Kinderuurtje te lelden door MeJ B d Veer. zang en plano. MeJ. C J A Geidennen, belden uit Utrecht. 6 Tüdseln 66.46 Uurtje voor de landbouwers. Sprekers: de heer G J A Zwünenberg. Tulnbouwvtkouderwüxer te Har- denberg. Onderwerp: A^pergee 6.457.16 Spre ker: de heer G van Ravenzwaay te Amsterdam. Onderwerp: „De Reformatteperlode en het mu ziekleven in dien tüd". III. Wereldlijke muziek, troubadours en meesterzangers. 7.157.30 Spre ker; de lieer S Lultse. van Instituut .Gerlto" te Vlaardlnger-Ambacht. Onderwerp: „ChristelÜK- Soclalc Ontwikkeling". 7.307.46 Polltlebericnten 7.458 Per. beri ihtcn vsu bet Ned. Chr Pens bureau. 8 Tüiie n 8—9.30 Uitzending van de Evangelisatie- imeikomst ln de Geref. Kurk to Naoldwük, uitgaande *an het „Verband van Evangel Isa t'e-Comml&sles der Geref. Kerken ln Nederland". Sprekers: Ds W 8 Pontier. Geref Predikant te Maa^dük. Onderwerp. „De rank bulten do wünztok". Ds. W J J Velders, Geref Predikant te Rotterdam. Onderwerp: .De rank ln de wünstok". De. J. Smellk. Geref. Predikant to Loosduinen. Onderwerp: ,De rank en haar vrucht" Medewerking verleent; D« Chr. Zang- vereenlging „Excelsior", te Naaldwük. onder leiding van den heer A H Fagel. 9.3011 Con cert te geven door de Utrechtsche Christelüke Muziekvereoniging „De Bazuin", onder leiding v don heer A. J. H. N. Kragtlng. 10.1010.25 Pers berichten van Vos Dlas te Amsterdam. 1111.10 Gramofoon. HILVERSUM (298.8 M) VARA. 6.46—7 en 7.307.45 Lichaamsoefeningen. 8 TQdsein. 801 Gramofoon. VPBO. 10 Morgenwüdlng VARA 10.15 Ult-endli'g voor arbeiders -n de Contlnu- bedrüven. 12 Tüdseln. 12.01 Middagconcert. 1.4ó Onderbreking voor verzorging van den zender 2.16 Onze Keuken. 2 Voor do kinderen. 3.30 VARA-ToonoeL 4.30 Vraag.ialfuurtje. 6.30 Con cert-Berichten van het dagblad „Het Volk". 6.85 Vervolg Concert. 7 15 Vraaggesprek over het Zulderzeevraagstuk. 8 Concert. 8.40 Hoorspel 10 Ultxendlng voor den Algemeenen Nederland- H Kantoorbedienden. FEUILLETON DE CITADEL VAN ANTWERPEN Verhaal van een Oud-Strijder Naverteld door R. BOON Een eteenen kan deed als waterkruik dienst, dodh daaraan ontbrak op dit oogen blik alle inhoud. Voeg hier nu bij, dat er aan de wanden niets anders gebonden werd dan een twee tal spijkens, waaraan de uniformpet hing van den bewoner en een ring, die anders als sleutelbos dienst deed, dan is dit alles wat er in dit vertrek aanwezig was, dat eer geleek op een gevangeniscel dan op een wachtlokaal. De oude man was onrustig. Blijkbaar verkeerde ihij in de meening, dat hij zich aan plichtsverzuim had schuldig gemaakt en vreesde hij deswege de kwade gevolgen. Gebruik makende van een oogenblik, dat de soldaten minder op bem letten, pro- beorde hij bet wachtlokaal te verlaten daar in intijds belet door Peters, die hem op vrij hardhandige wijze op zijn bankje terug duwde en gebood om te blijven waar hij was totdat de andere troepen bij het wacht lokaal waren aangekomen. „Zeg, ouwe heer, houd je gemak maar, en vertel mij eerst een6, of je bier nog drink water heb, want ik verga van dorst", zei Peters tot den ouden man, die nu maar rustig op zijn bankje ging zitten, omdat bij verderen tegenstand nutteloos achtte. Als eenig antwoord schudde de man ont kennend met het hoofd. „Ja, maar dat gaat zoo maar niet," riep Peters uit, „zooeven was het op alle vragen Ja" en nu ineens „neen." De oude portier wees op de waterkruik, die ledig op tafel stond en bood aan om ze to gaan vullen, voor welk aanbod Petera beleefd bedankte. „Ga dan naar het marktplein en haal daar juist zooveel uit de pomp als je meent noodig te hébben," zeide de portier vrij gemelijk. „Niet te kwaad, oude heer!" plaagde Pe ters, „anders plaats ik je ganz voran an die troep en dan sollen Peters werd hier in zijn spreken verhin derd door de binnenkomst van den com mandant, die hem terstond het zwijgen op legde en hem aldus de gelegenheid benam om de welbekende venveneching van kor poraal Baeselet ten einde toe uit te spreken Onmiddellijk begon de commandant den ouden portier te ondervragen, doch het ge lukte hem niet om met belangrijke zaken in kennis te worden gesteld. Volgens zijn verklaring was het in de stad geheel ru6tig en broeide er niet 't minste oproer of ver baar hebt ge dan hier geen drie gewa pende mannen zien binnenkomen met mus ket on 6abel gewapend, die bij gindsch9n molen ons een hinderlaag trachtten te loc gen?" „Drie mannen? Daar weet Ik niets van." De sergeant vertelde nu dat zij den poort wachter slapende hadden gevonden, zoodat hij blijkbaar niets had opgemerkt. „In de gelederen!" gebood de commandant' zonder de oude portier nog een enkel woord te verwaardigen. Toen de mannen hun plaats in de gelede ren hadden ingenomen, werd onmiddellijk het „Voorwaarts" gehoord en trok men met slaande trom en wapperende vaandels de Mecheleche straten binnen, zonder door een onkel geweerschot of ander teeken van on raad te worden verontrust De trompetters bliezen luide een opge wekt Wilhelmus, terwijl de artillerie-solda ten met luid gerucht de medegevoerde ka nonnen dooi de straten deden voortrollen. ,Als er nu nog geen enkele Bels naar buiten komt dan geloof ik zeker, dat zij een of ander geheim plan hebben gesmeed om ons in den val te lokken," zei Vermeu len tot Peters „Dat mag je zeggen! Maar welke plannen zouden dat dan moeten zijn?" „Stilte daar! Geen woord spreken en kalm de bevelen afwachten," luidde het bevel. Toen de troepen op het marktplein waren aangekomen, werden de kanonnen op de hoeken daarvan opgesteld, zoodat, wanneer er een enkel schot zou worden gelost, dit de geheele straat zou bestrijken. Vervolgens werd er voor de manschappen „rust" ge- komman deerd en hen vrijheid gegeven om overal heen te gaan, waar zij wflden. Reeds sedert geruimen tijd hadden zij niet gedronken, tengevolge waarvan de manschappen nu de waterpompen, die mid den op het marktplein waren opgesteld, letterlijk bestormden. Aanstonds werden groote putsen, met wa ter gevuld, naar boven geheschen, om eeni ge oopenblkken later opnieuw weer een onderdompeling te ondergaan. Naar harte lust konden de soldaten hun brandenden dorst lesechen. Ook Peters wilde herven gebruik maken, toen hem op het onverwacht gelast werd, om de geweren, die ordeloos op de straat waren neergeworpen, aan rotten te zetten. „Help mij even, Piet," riep hij zijn kame- raaad Vermeulen toe, die juist bezig was zijn kleeren wat te reinigen. „Ja, aanstonds kom ik je helpen." „Ja, maar gauw dan, want ik heb grooten Beiden togen met spoed aan den arbeid. Reeds hadden zij bijna alle geweren aan rotten gezet, toen een groot aantal soldaten de zooeven van het pompwater hadden ge dronken, geweldig begonnen te braken en allerlei teekenen van ongeeteldhed begon nen te vertoonen. Een drietal hunner be zweek weldra onder de hevigste stuiptrek kingen. Onmiddellijk werden de pompen gesloten en onder de noodige bewaking gesteld. Nie mand, ook Peters niet, werd het gegund om nog een enkel slokje water te drinken. Op de herhaalde aanvragen der manschap pen, om drinkwater, antwoordde de com mandant, aanstands maatregelen te zullen treffen, doch voor zoolang dienden zij( rus tig te zijn en bedaard te wachten. Het was duidelijk, dat het water in de pompen vergiftigd was. Het vermoeden, dat de bewonere dus een of ander geheim plan smeedden, werd op treurige wijze be waarheid. „Daar heeft die ouwe rot in de wacht ook al meer van geweten," zeide Peters, die nog steeds met een brandenden dorst rondliep. Nu men du6 voldoende zekerheid had met een kwaadgezinde bevolking te doen te heb ben, werden aanstonds alle samenscholin gen van meer dan twee pereoncn verboden. Schildwachten plaatste men op de hoeken der straten, terwijl de cavallerieten de stad doorkruisten. De voedingsmiddelen voor menschen en paarden moest men met geweld bemachti gen, doch overigens waren de bewoners rustg, overtuigd als zij waren, van de on- mogelijkhed, om tegen deze welgeordende troepen iets ten kwade te verrichten. Aan den avond van den dag werden op het marktplein de tenten opgeslagen, waar In de vermoeide manschapj>en zich ter ruste konden begeven en waaraan de meesten aanstonds gevolg gaven. Pieter Vermeulen sliep a-ls gewoonlijk naast zijn vriend Peters, wiens dorst tot. op dit oogenblik nog niet was geleecht Het belette hem den slaap, tengevolge waarvan hij zijn vriend met allerlei gesprekken las tig viel en ook dezen uit den slaap hield. „Och, och Piet. wat heb ik een doret." „Nou, hier, drink maar! Ik heb mijn kruik Je nog kunnen vullen." „Dank je Piet, dank je! Ik zeg maar, dat het midden in don troep toch maar beter is als vooraan. Wel te rusten!" In het oude Antwerpen, ln de nabijheid van de nu gesloopte citadel, stond om streeks het jaar 1832 een huis, dat er zeer vervallen uitzag en dat door bouwtrant, zoowel els door geveflvereiering bepaald deed denken, dat het reeds in een vorige eeuw was gebouwd. Een groote, witte steen, midden in den gevel aangebracht, bevatte het opschrift: „den Witten Os" en doelde klaarblijkelijk op het beroep, dat eertijde in deze woning werd uitgeoefend. Reeds langen tijd zijn het slageremes en de bijl opgeborgen cn is het gebouw in een gewoon woonhuis veranderd, dat uiteraard bij andere vergeleken, weinig opmerkelijks biedt. Overigens is het huis geheel in den ouden renaissancestijl opgetrokken, terwijl de oude torentjes, van terra-cotta vervaar digd, aan den oud-gothiechen stijl dedan herinneren. Een stevige deurklopper, zooals die in den ouden tijd op iedere huisdeur werd ge vonden, vereterkt den beschouwer in het vermoeden, dat hij hier een bouw-produet uit een der vorige eeuwen voor zich heeft, hortom, het gebouw maakt door zijn eerbied waardig voorkomen, geen ongunstigen in druk temidden van de vele woningen, die geheel volgens den nieuwen stijl ziin ge bouwd. De lieden, die dit huis bewonen, zijn even eens van hoogen ouderdom. Het is een oud en eerbiedwaardig echt paar, getooid met de kroon der grijsheid en ou wier aan gezicht de ernst des levens zijn «tempel heeft gedrukt In tegenstelling met zoovele rumoerige Belgen, die kreten van geweld cn onrust lieten hooren, beijverden zij zich om in engeren kring deze beweging tegen te gaan Bij al het geweld en de gruwelen, terwijl al.en met wraakzuchtige plannen be/.ield waren, klonk kalm hun woord van protest eu waarschuwing tot ieder, die met hen in aanraking kwam. Hun medelijdend hart dreef hen tot het verrichten van daden, waaraan niemand dacht en die toch zoo noodig waren: het verbinden en verzorgen van de ongelukkige slachtoffers van den oorlog. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 9