STATEN-GENERAAL EEN LEVEN VAN OPOFFERING Gemengd Nieuws. DONDERDAG 15 OCTOBER 1931 TWEEDE BLAD PAG. 5 EERSTE KAMER HET MOERDUKKANAAL Een gesloten kanaal Antwerpen-Bath aannemelijk? GELDSCHIETERSWET Vergadering van 14 October 1931 OVERZICHT We hadden in lang niets omtrent den stand der Nederlandsch-Belgische onderhan delingen gehoord, totdat in het begin van September j.l. in enkele bladen berichten op doken, dat de Regeering geenszins meer af wijzend zou staan tegenover een kanaal, dat, aanvangende bij de Nederlandsche grens (ten Z. van Bath) zou aansluiten aan de dokken te Antwerpen, met vermijding dus van de open Schelde, en voorts zou loopen oostelijk van de Eendracht en het genorma- liseerde Hellegat naar het Hollandsch Diep. Dit zou dan worden een kanaal, tèr vervan ging van het in 1925 van de baan geraakte Antwerpen-Moerdijkkanaal. 1-let is reeds ge noemd een „pseudo Moerdijkkanaal". Deze geruchten zijn dadelijk vanuit Ge- nève en „van een zijde, diie geheel op de hoogte kan zijn" tegengesproken. Alleen kwam geen tegenspraak of) een artikel in „I-Iet Vaderland", dat de geruchten eigenlijk volkomen bevestigde. In hoofdzaak zoo was daarin te lezen zou het z.g. plan- v. Konijnenburg worden gevolgd met eenige afwijkingen, waarvan de voornaamste was, dat de kleine openingen van den strekdiam bij Bath, die daar een soort havenbassin zou afsluiten, zouden worden dicht gemaakt. De heer de Savornin Lohman was door een en ander zoo ontrust geworden, dat hij een interpellatie aanvroeg. Deze is gisteren gehouden. Wat moeten we er van zeggen? Als interpellatie is de interpellatie zeker niet geslaagd, want met een beroep op het belang des lands verklaarde de minister van Builenlandsche Zaken, dat hij op de gestel de vragen niet zou ingaan. Ware het daarbij gebleven gelijk later niet ten onreohte werd opgemerkt dan had de minister een consekwènt standlpunt ingenomen. Maar hij ging verder. En wat bleek nu? Dit: dat de officieus als onwaar gedementeerde berichten vrijwel als juist waren te beschouwen. Immers de minister ging betoogen, dat een kanaaltracé als in de besproken berichten was aangegeven, zoo vreemd niet zou zijn, zelfs zeer redelijk zou zijn te achten, zou zijn te beschouwen als een modificatie van het plan-v. Konijnen burg en allerminst in strijd zou zijn met de Regeeringsverklaring van 1929 (wolgen van de tusschenwateren) en met de sdheddings- regeling. Wat kon dit anders beteekenen dan dat de minister, en, naar we moeten aannemen, met hem de Regeering, niet afwijzend staan tegenover een kanaal, dat aansluit bij de Antwerpsche dokken, vandiaar in Noordwes telijke richting loopt naar de Nederlandsche grens en voort^ noordwaarts gaat waarbij Voor een klein deel gebruik gemaakt wordt van het oostelijk deel der Oosterschelde tot voorbij Bergen op Zoom, om noordwaarts daarvan naar heit noord-oosten om te buigen en in de buurt van Willemstad het Hol landsch Diep te bereiken. Zoo werd het ook algemeen begrepen, als êen rechtstreeksche gesloten verbinding Ant werpen-Moerdijk, zij het met een veel weste lijker beloop dan het kanaal, dat in 1925 Zoo groote tegenkanting ontmoette. Wat was nu het verworderlijke? Dit: dat de minister begon met te zeggen- Ik zeg niets en daarna onmiskenbaar de juistheid der tegengesproken krantenberich ten deed verstaan. En in de tweede plaats stelde hij het voor alsof het nieuwe tracé, dat hij met zooveel woorden verdedigde, slechts een modificatie is van het plan v. Konijnenburg en daarvan niet noemens waard verschilt, terwijl toch het verschil vrij opvallend en niet zoo heel klein is. Vooral als men rekening houdt met allerlei minis- terieele verklaringen en uitspraken, die nim mer hebben kunnen doen vermoeden, dat een „verbinding Antwerpen-Rijn via de scheidingswateren" moest worden uitgelegd in den zin als cle minister nu deed. We geiooven, dat de minister, door op deze wijze te handelen, zijn eigen doel niet bij zonder gediend heefL We kunnen er inkomen, dat de minister ten slotte tot het inzicht zou zijn gekomen, dat hij de nieuwste projectie van het Moer dijkkanaal als redelijk moet aanvaarden, omdat inderdaad het precies volgen van de tusschenwateren niet wel mogelijk is. Maar dan is het beter dit veranderd inzicht te er kennen, dan te doen alsof de nieuwste op vatting vrijwel volkomen idtentiek is aan en in overeenstemming me>t hetgeen voor dezen door hem is gesproken cn geschreven. We kunnen 's ministers beleid in dit op zicht niet bewonderen. Het land en de volksvertegenwoordiging weten nu wat te wachten staat, indien d'e minister nog eens komt met een Belgisch verdrag. Reeds nu is hem gebleken, dat hij in de Eerste Kamer op een fel verzet zal stuiten, terwijl nog nieit te zeggen is wat vanuit Noord-Brabant en elders te wachten staat. De korte redo van den heer v. Lanschot zal den minister wel duidelijk hebben ge maakt, dat hij met die Scheld'estaart nog heel wat spul beleven kan, eer hij er ooit over heen komt We zullen tihans maar niet dieper op de zaak ingaan. Maar dit staat voor ons vast, dal de oogcnschijnlijk niet geslaagde inter pellatie, door 's ministers eigen toedoen, ten slotte een zoodanig verloop heeft gehad, dat hij zijn positie er buitengewoon moeilijk- door heeft gemaakt. Hij zelf heeft het hek van dien dam gedaan en we vreezen, dat de minister van zijn onvast en onjuist beleid niet weinig narigheid zal beleven. Laat op den middag heeft de Kamer ook de Gcldschieterswet nog in behandeling ge nomen. Iedereen vond het initiatief-ontwerp van den heer v. d. Bergh even mooi. Met vlag en wimpel zal het vandaag wordien aangenomen. VERSLAG Aan de orde was de Interpellatie van den ficcr DE SAVORNIN LOHMAN (C;.H.) omtrent den stand der Nederlamlsoh-Belglsche onderhan delingen. Vooral op de gereserveerd© tribun© bleek ^oor deze kwestio veel belangstelling. De Na tionale Unie was er druk vertegenwoordigd en ook de heer v. Konijnenburg volgde met aan dacht het debat. De heer LOHMAN begon met op te merken. dat nooit nog geble ken Is van wijziging van het j-eseertngs- lnzicht. dat in het memorandum van 7 Mei 1929 ls neerge legd. Daarin ls een positieve toezegging gegeven, waarvan af wijking i>jn.der meer niet oirbaar ls, zonder kennisgeving van „veranderde omstan digheden". En nu loopen er allerlei geruchten. Het moet de Regeerlng aangenaam zijn, die den kop in te drukken Die geruchten hiel den ln, dat een tracé luluiinn zou worden overwogen Antwerpsche Dokken Hollandsch Diep, dat voor een groot deel zou loopen over den vasten wal van Noord-Brabant en bij Both ook niet ln de open Schelde zou uit komen en over land Antwerpen zou bereiken. De Nederlandsche Regeering zou gunstig ge stemd zyn voor dl tracé en zelfs bereid Zijn van Dintelsas naar Willemstad een kanaal te doen aanleggen voor Belgische rekening, ten einde, daarmee van de kosten van verbetering van het Hellegat af te komen. Er is geen afdoend démenti gekomen. Moet de juistheid min of meer der be richten worden aangenomen, dan ls de Regee rlng van haar vroeger standpunt afgegleden en heeft zij de belofte, van vast te houden aan een kanaal alleen via de tussoliien-wateren losge laten. De Antwerpsche dokken zouden dan door een lateraal kanaal worden verlengd op Neder- landsch gebied en zoo in verbinding gebracht met den Rijnmond. Elk project, dat de open Schelde uitsluit, ls in strijd met het votum der Eerste Kamer en met het Regeerlngsstandpunt van 1929. Teohni- sche overwegingen kunnen tot zulk een uit schakeling ook nimmer worden aangevoerd. De Belgische bezwaren betreffende het passeeren der open Schelde zijn indertijd door de Regee ring zelf weerlegd. Ook ls niet aan te nemen, dat men van Din- teldas naar Willemstad over ons gebied een kanaal zal laten graven, zelfs al betaalt België evenals het oorspronkelijke Moerdijkkanaal het heelemaal. Ben kanaal DintelsasWillemstad zou met het overige het oorspronkelijke Moerdijkkanaal vrijwel essentieel doen herleven. Dat de Regee- ring, die zich aan de historische wateren heeft gebonden, zoo Iets aanvaarden zou, is ongeloo- felijk en daarom moeten alle geruchten over een nieuw tracé voor een pseudo-Moerdljk- kanaal uit de lucht gegrepen zijn. Gevraagd werd overlegging van de kaart, waarvan Rotterdamsche belanghebbenden heb ben kunnen kennis nemen en mededeellng van de plannen, die in bespreking zijn geweest. Besloten werd met de volgende reeks vragen: L Zijn tusschen de Nederlandsche regee ring of met haar goedvinden onderhandelin gen gaande of in voorbereiding met de Bel gische regeering of haar vertegenwoordigers of vertrouwenslieden, o.a. over een nieuwe Rijn-Schelde verbinding? 2. Zoo ja, zijn dan daarbij van Nederland sche zijde als mogelijkheden aanvaard of tot het open-Sclieldevak in dier voege, dat na bespreking toegelaten: a. uitschakeling in de buurt van Bath van een eventueele aanleg van een in de Ant werpsche dokken aanvangend lateraal ka naal, schepen vanuit die dokken recht streeks, d. w. z. zonder passeeren van de open Schelde, zouden kunnen doorvaren tot het noordelijkste uiteinde van den nieuwen verbindingsweg? b. Afwijking van den ouden historischen waterweg in meer oostelijke richting, zoodat het Kanaal ter hoogte van de Eendracht en verder noordwaarts over den vasten wal van Noord-Brabant zou loopen? c. Aanleg op België's kosten van een ka naal -van Dintelsas naar Willemstad, zoo mocht blijken, dat het Hellegat nog moei lijkheden zou openbaren? 3. Indien het antwoord op de tweede vraag of eenige harer onderdeelen bevestigend luidt, handhaaft Z.Exc. dan niet meer: a. haar toezegging aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal, het votum van dit Staatscollege betreffende het verworpen ver drag ten volle te zullen eerbiedigen, zich van dat standpunt niet te laten afdringen en er ook niet van te zullen afglijden? b. haar in het Memorandum van 1929 en meermalen in de Eerste Kamer afgelegde verklaring, dat een Kanaal met de kenmer kende eigenschappen van het Moerdijkka naal, als hoedanig werden genoemd de schepping in België van een kunstmatigen Rijnmond en verlenging van de Antwerp sche dokken op Nederlandsch gebied nooit, tegen welke concessie ook. zou worden toe gestaan? c. haar herhaalde verzekering, bij het on derhandelen over een tracé de geografische grenzen der scheidingsregeling te zullen eerbiedigen en d'us den loop van bestaande of in 1839 bestaan hebbende tusschenwate ren te zullen volgen, zij het ook eventueel met geringe afwijkingen, doch slechts, voor zoover deze geboden zouden zijn door Ne derlandsche belangen (oesterbanken) en technische overwegingen? .4. Indien het antwoord op de tweede vraag ontkennend luidt, is de Minister dan bereid te verklaren, nimmer een waterweg te zul len toestaan, die in het Zuiden het open Scheldevak vermijdt, die in het Noorden Oostelijker uitmondt dan Dintelsas cn die over de geheele linie anders dan incidentcel Brabant eenerzijds en Zeeuwsch-Vlaanderen en de Scheldemonden anderzijds ln geen geval mo gen worden gemist; maar daarin kan door een afzonderlijk toeleidingskanaal op betere wijze worden voorzien. Voor die verbinding zijn de gaten in den dam dus niet noodig. Voor het overige zouden zij alleen, moeten dienen om op en slechts als Nederlandsche belangen en het voor de binnenvaart op Antwerpen bestemde technische overwegingen znlk, beslist on- nW vermijdelijk maken, over d«n Brabantschen eischte in het belang van de scheepvaart, maar wal loopt? I vormt daarvoor integendeel een belemmering. 5 Neemt de Minister de verantwoordelijk- 0»" M nw—t twje - kleine gaten, kaïn worden weggenomen. Nu heid op zich voor de in Geneve aan de ver- bet misschien op hc-t e-erste gehoor wei tegenwoordigers van Nieuwe Rotterdamsche plausibel, dat de natuurlijke toestand van de Courant en Handelsblad gegeven démenti's Wj J"~ J betreffende de mededeelingen in het Dag blad van Noord-Brabant van 5 en 15 Sept. j.l., aangaande den stand der onderhandelin gen over een nieuwe Rijn-Schelde-verbin- ding? 6. Heeft de Minister aan „belanghebbenden in Rotterdam", b.v. de Kamer van Koophan del aldaar, de schetskaart doen toekomen, die deze belanghebbenden, gelijk in het dé menti van 16 September 1.1. wordt onder steld, onder oogen zouden hebben gehad en zoo ja, is de Minister dan bereid, deze kaart, vergezeld van een toelichting, waaruit blijkt, welke denkbeelden van Belgische en welke van Nederlandsche zijde, in het bij zonder na het Memorandum van Mei 1929 in discussie zijn gebracht, vertrouwelijk aan de Kamer over te leggen? Deze begon met te betoogen, dat aan de Re geering de beoordeellng moet verblijven over het geen op een bepaald oogcnbllk kan en niet kan worden medegedeeld. Thans, terwijl het overleg met België nog gaande is. kan de Regeering niet meer zeggen dan zij heeft gedaan. Zij kan niet in bespreking treden van wat nog niet is. Aan de richtlijnen, welke de Regeering voor dat overleg heeft aangegeven, houdt zij vast, en van het geen zij met betrekking daartoe heeft verklaard, neemt zij niets terug. Slechts voor één punt. in de vragen van ln- terpellant ter sprake gebrac..te wenscht de Mi nister nog eenige oogenblikken de aandacht der Kamer te vragen, omdat gebleken is dat daar omtrent ln zekere kringen misverstand bestaat. Dat punt betreft het open Scheldevak, dat sommigen wenschen 'als verbinding tusschen een Nederlandsch- en een Belgisch kanaal, voor ae scheepvaart tusschen Antwerpen en den Rijn Wanneer de Minister daarover het een en ander wil zeggen, zal zich dat bepalen tot op merkingen van aigemeenen aard, proprio motu gedaan, van zoo objeotlef mogelijk standpunt: één en ander blijft ln aostraete en bulten ver band met het feitelijk overleg met België, waaromtient de Minister thans nie>t in eenige modedeellng kan treden. In de Nederlandsohe nota van 7 Mei 1925 heeft de Rogeering zich bereid verklaard zich met BeJgië te verstaan over een scheepvaartweg tusschen Bath en Dintelsas. Zij deed daarbij uitkomen, dat zij. wel verre van haar tegemoetkomende gezindheid slechts te beperken tot de punten Bath -en Dintelsas bereid blijft elk tracé in overweging te nemen, dat zich laat denken b* nen het kader van de waterwegen, om het even of deze heden ten dage bevaarbaar zijn of niet, die thans bestaan of die ten tijde van de scheiding hebben be staan". En zij liet daarop volgen: „Mocht de Belgische Regeering. binnen dit kader blijven de, moeilijkheden meenen te bespeuren, dan zou het natuurlijk zijn, dat zij onderzocht hoe deze het best kunnen worden ondervangen: de Neder landsche Regeering zou volkomen bereid zijn daa.rtoo mede te werken". Dat was en ls het officleele Nederlandsch© standpunt. Noch ln de Staten-Generaal nooh daarbui ten. heeft het in het openbaar bestrijding ge vonden. Zou het daarmede ln strijd zijn. indien ten Zuiden van de aldu3 gedachte verbinding een werk in de Schelde werd aangelegd om Geenszins. Zoodanig werk ls zelfs een noo-I zakelijkheid. Van den aanvang af is dan ook op kaartjes en publicatie van dit, het eerst door Ir. va.n Konijnenburg gelanceerde plan. een «trekdam in de Schelde aangegeven. Zoodoende verkreeg men, aangezien tusschen dien dam en den oever aan weerszijden een kleine opening was, op diie kaartjes een met de Schelde ln open: gemeenschap staand bassin, dat op latere kaa tjes van het meer uitgewerkt plaai-Konljne<. burg aan de Zuidzijde, op Belgisch gebied, aansluit aan een door België aan te leggen lateraal kanaal, dat geacht wordt zijn aanvang te nemen ln de Antwerpsche dokken. Dat Bel gische kanaal was natuurlijk geen suggestie van den heer Van Konijnenburg, maar zal door hem volkomen In overeenstemming met hetgeen in werkelijkheid zou gebeuren, in zijn teekenlng zijn opgenomen. Klets kan België beletten op eigen gebied een kanaal te graven dat roti uit komen ter hoogte Tan de grens In de Schelde, achter den strekdam. Tegen dien strekdam Is, voor zoover der R' geering is gebleken, hier te lande nergens be zwaar geopperd. Alleen zij. die ln hun hart van een andere waterverbinding dan die over Hansweort niet willen weten en die in den aanlog van een tus schen ware ten-kanaal allcan voor den sc'iim zouden willen bewilligen, met de stilzwijgende te Jooling aan d.-c l.ii.au!, or het weigeren van verdere medewet-<ci ig in den oti liepen Oostelljkai hoek wi üe S'n-iïlo, ho'. uii'akier van ren brui-cfi-eu vaarweg te ontlvuder en op dien gronó België te iivn van het denk beeld af te zien, zouden tegen den aanleg van dien strekdam .n het Nj£erfLnüs.:h3 deel der Schelde bedenking kuni i maken. Maar wie het denkbeel! van dien strek dam met gaten aan de uit»inh-n aanvaardt, kan (de minister zegt dit met den meestcn na druk) op den duur niet ontkomen aan het dicht maken van die gaten. Men zie na-ir de kaart. Het gaat om een afstand van ongeveer 3 H.M. waar de dam zou loopen: aan de omgeving M;'n Bath ls de grens. Denkt men nu waarlijk, dat de gaten ln dien dam open zouden blijven? Na tuurlijk geeft de Regeering er zich volkomen rekenschap van, dat het noordelijkste der beide gaten zou dienen voor de scheepvaartverbinding van het tussohenwaterengebied met de YVester- schelde. Die verbinding zou natuurlijk niet het oog op het verkeer tusschen westelijk Noord- wnnr die natuurlijke toestand voor de scheep- :t hinderlijk ls. het opzettelijk openlaten van die gaten zou zijn het in he.t leven roepen van een moedwillige verkeersbelemmlng, welke kwalijk zou passen in een verhouding zooals men die tusschen goede buren zou 'wenschen en mag verwachten. De geographie ter plaatse is bovendien nu -.nmaal van dien aard, dat het met de Schelde in open gemeenschap staand kanaalgedeelte een voortdurende bron van wrijving en moeilijk heden zou zijn. Technisch staat vast. dat in net rustige water odhter den dam de sUbval niet gering zal zijn en geregeld baggeren noodzake lijk zal maken. Klachten van de schipperij over te lont of te weinig baggeren en over den over last van dwars over liet vaarwater reikende kordraden en heen en weer varende, min of meer onhandelbare baggerschulten, zouden al licht niet uitblijven. Wanneer men dan ook in de constructie van dat bassin in open gemeenschap een definitieve regeling wil zien. sluit men het oog voor de werkelijkheid, of lijdt men aan zelfbedrog. Wie de zaak nuchter beziet, begrijpt, dat men, als en dat bassin met open dam aanvaardt en ij zagen, dat wie dat niet doet, metterdaad het geheele tusschenwate-rkanaal verwerpt m den gesloten dam niet kam ontkomen. Maar wie die zaak nuchter wil bezien, zal zich ook rekenschap willen geven van de prnctlache beteekenU zoowel voor algemeene Nederlandsche belangen als In het bizonder voor de scheepvaart van die getijdebeweging, tot behoud waarvan men die twee kleine gaten in den dam van het bassin zou willen houden. Op dat bassin zouden twee kanaaltakken zijn aangesloten, een Belgisch, komende van Antwerpen, op dokpeil, en een Nederlandsch, gaande naar het Noorden, op een voor Nederlandsche belangen wenschelijk peil. Het open gedeelte zou natuurlijk zoo diep moe ten worden aangelegd, dat met de laagste Scheldestanden daarop vaart mogelijk zou zijn, cn de sluizen zouden zóó moeten worden ge bouwd. dat bij eiken getijdestand ln de Schelde schutting zou kunnen plaats hebben. De Inschakeling van het open gedeelte zou. dus alleen tengevolge hebben, dat er een sluis meer noodig zou zijn en dat dus op het geheele traject driemaal lnplaats van tweemaal zou moeten worden gesohut: eenmaal bij den uit gang van het kanaal op Belgisch gebied, een maal bij den ingang van het kanaal op Neder landsch gebied en eenmaal aan het einde daar van. In plaats van eerstbedoelde twee sluizen zou dan één schutsluis bij de grens kunnen ko men om hot Belgische kanaalpeil gescheiden te houden van het Nederlandsche kanaalpeil, dat dienstbaar zal moeten zijn aan de belangen van de doorsneden streek. Waar de modferne slulzentechnlek het moge lijk maakt, de schutdeur mot inbegrip van het oponthoud, veroorzaakt door ln- en uitvaren, terug te brengen tot minder dan een half uur, zou voor de scheepvaart de open verbinding ln vergelijking met de gesloten verbinding, slechts de verlenging van den voortduur betee kenen met ongeveer een half uur, Ben ander verschil ls er niet. Kan men nu in ernst meenèn, dat dit verschil het tusschen waterkanaal van de Kamer van Koophandel zou maken tot e°n kanaal met de kenmerken van het verworpen Moerdijkkanaal? Maar nu mag Ik nog een andere vraag doen. De vraag namelijk of het loyaal, of het Neder landsch zou zijn. wanneer wij bij een regeling met één onzer naburen, ter hand genomen onder motto van bereidwillige medewerking, opzette lijk een technisch noodeloozen en zelfs onwen- sehelljken weerstand zouden traciiton In te schakelen, niet omdat het Nederlandse-li© belang zulks vordert, maar uitsluitend om het traject mot een half uur te verlenirci-, ee.i plagerij. Dat ware geen goede politiek, want die politiek zou het stempel dragen van kleinheid en onwaar achtigheid. Als buren heeft men elkander nu eenmanl telkens noodig en ik ben eT zeker van, dat als België eens tegenover ons een dergelijke houding zou aannemen, het oordeel daarover hier te lande verre van malsoh zou zijn. Al zal Ik over het materieels gedeelte van het overleg moeten zwijgen, wel mag Ik den tenslotte een enkel woord zeggen over den geest Tvnnrin het overleg dient te worden ge houden. WIJ zijn het er allen over eens, dat eep goede verstandhouding tusschen Nederland en België een elsqh is van politiek bptflLI: en de moeilijke tijden welke wij thans beleven, heb ben dien elsch oog onderstreept. Tévens zljir wij hot er over eens. dat die goede verstand houding niet kan worden verkregen door een zijdige toegevingen, doch moet steunen op we- derkeerigheid. Maar evenmin kan zij worden verkregen indien een der partijen door vnst te houden aan opzettelijke noodelooze verkeers- bolemmerlngen, blijk zou geven tot minnelijk overleg ln den grond niet bereid te zijn. Replieken. De heer DE SAVORNIN LOHMAN repliceerde en constateerde, dat de Minister, met een be. roep op het staatsbelang, geen enkele vraag had beantwoord. Men moet ml) niet lastig vallen, zegt de Minister, bü het onderhandelen en beroept zich op staatsrechtelijke gronden. Maar hij vergeet, dat wo met een zeer bijzonder geval te doen hebben. En waarom kan de minister zich niet over do geruchten uitlaten? Doet hU het niet, dan stemt hU ze In zekeren zin toe en dan vloeit daaruit voort, dat de Regeering haar vroeger standpunt heeft losgelaten. Blijft de minister zwijgen, dan zal de publieke opinie spreken. Welk staatsbelang zou gevaar loopen. In dien de Regeering niet zweeg? BlUft zU zwij gen en blijken later de geruchten Juist, dan wordt veel grooter staatsbelang geschaad. Uit 'a ministers rede blijkt, dat is toege staan, dat het Kanaal, met passeeren van de open Schelde, zal doorloopen' naar Dintelsas. Het Kanaal met de gesloten strekdam noemt de Minister een modificatio van het plan-yan Konijnenburg. Is dat ooit door 'den minister aanvaard? In zUn vroegere uitingen nooit. Daarin was steeds sprake van een waterweg door het Kreekrak aansluitende bü de open Schelde. Een rechtstreeksche verbinding van de AntwerpBche dokken is nimmer door den minister besproken In 1929 vond de minister do vaart bü Bath heelemaal niet gevaarlijk. HU ls dus geheel en al veranderd. van het „Kanaal-Beelaerts" wil men ln West-Brabant niets weten, maar heeft liever het plan-v. Konijnenburg of Bongaerts. dat bü Bath een haven voorziet, waardoor Brabant niet eenzijdig op Antwerpen zou worden georiën teerd. "s Ministers antwoord zal de onrust ln den lande niet wegnemen: het heeft doen ver staan, dat concessies zUn gedaan, die nooit te verwachten zUn geweest. De heer Lohman vreesde ln minister en kabinet niet meer dat vertrouwen te kunnen stellen, dat hü er tot nu toe in gesteld had. Da heer v. EMBDEN (v.d.) had do inter pellatie liever nic-t zien houden: men had op do Tweede Kamer kunnen wachten en op con crete voorstellen. Mr. v. LANSCHOT (r.k.) wees op de groote Brabantsche belangen, welke bü de besproken aangelegenheid betrokken zlln. Maar het be stuur der provincie ls er nog niet over ge hoord. Het geschiede alsnog. Dat de Min. zich niet over de onderhandelin gen uitliet, werd gerespecteerd. Gebleken is wel. dat dc- Minister wil gaan in de richting van een aaneengesloten kanaal. Hü overwege echter nog eens of het wel verstandig zou zün te berusten In een gesloten Kanaal en de open Scheldeverbinding prüs te geven. Een kanaal als de minister wil. zou worden een kanaal met vreemde medezeggenschap. En dat ware bedenkelijk. Hoe denkt de minister daarover? Du heer DE ZEEUW (s.d.) ging betoogen, dat de Regeerlng wel eens Iets meer voor de eigen Nederlandsche havens mocht doen, maar werd toen tot do orde geroepen. De heer KOSTER (lib.) kwam op tegen 'i ministers verklaring, dat zü die het kanaal- Beelaerts niet willen, den Belgen alleen een verbinding over Hansweert willen toestaan. De heer BRI8T (a_r.) constateerde dat de minister van standpunt veranderd is sedert het Witboek van 1929 en ook vergeleken bü aller lei andere verklaringen ln de Kamer: stukken o.a. bü de bcgrooting voor 1930. Wat de minister nu wil, voldoet vrüwel aan alle Belgische wenschen. Dat zal het Neder landsche volk, dat ook aan zün historie, recht en belangen denkt, verstaan De heer BLOMJOUS (r.-k.) meende, dat do opmerking van den heer v. Lanschot krachtig voorstander van het verdrag van 1926 de Regeering tot bedachtzaamheid moet manen en haar moge bewegen op den betreden weg te rug tt keeren. Dat van den kostbaren strekdam bü Bath als van een opzettelüke verkeersbeiemmering door den minister gesproken l8. werd zeer be treurd. De minister zal er mee njfipten reke nen, dat zün voornemen In de Eerste Kamer op zeer heftlgen tegenstand zal stuiten. De heer W'.BAUT (s.d.) wil opmerken dat ln dit büzondere geval de Regeerlng wel juist deed om op krantenberichten niet in te gaan. De minister had zelfs de krantenberlch. ten niet behoeven te dementeeren. Het tweede deel van 's ministers rede ls eigenlijk een Inconsekwentle van zijn eigen stelsel. Verder moet men ln deze zaak het Internationaal belang niet teveel op den achter grond stellen. Minister BEELAERTS VAN BLOKLAND zou blijven zwügen over allerlei uitspraken en con clusies; hü Het die voor rekening van wie ze uitspraken. De Regeerlng houdt vast aan de rlchtlünen van 1929. Met de belangen van Noord-Brabant zal ten volle worden rekening gehouden. Het bestuur er van zal te voren worden geraadpleegd. Do interpellatie werd gesloten. Aan de orde was vervolgens de G e 1 da ch Iet«rawet (voorstel-v. d. Bergh). De heer KOSTER (lib.) was van oordeel, dat de grens tusschen wat woeker en geen woeker ls. moellük Is te trekken. De wet zal ln leder geval wel preventief werken en daar om Is aanneming wel aan t© bevelen. Ook de heer HEERKENS THIJSSEN (r.k.) zou voor het voorstel stemmen, evenals do heer NIVARD (r.k.) ZtJ zagen er een middel ln om onredelük hooge rente tegen te gaan en de leenzlekte te bestrijden. Heden voortzetting. roffel-rijmen. DAT NIET! TWEEDE KAMER UITKEERING AAN MOBILISATIESLACHTOFFERS GEEN INTERPELLATIE-WIJNKOOP Vergadering van 14 October 1931 De tweede dag van de algemeen© beschou wingen over het wetsontwerp ln zako gelde- lüke ultkeeringen aan de zg. mobilisatleslacht offers bracht uit den aard der zaak enkele herhalingen. De MIN. VAN DEFENSIE stond ztJn critici op gedocumenteerde wüzo te woord en dulde- lijk werd uit zün antwoord, dat, relatief ge sproken, Nederland ook op dit gebied weer genoemd mag worden. Het land waar het ln het algemeen beter ls. is niet te vinden. Begrüpelük. dat de bcstrüders ln tweeden termün 'n toontje lager zongen. Ook de heer Tei Laan Bü het voortgezet debat verklaarde d© heer JOEKE9 (v.d.) in het ontwerp een vorm van bedeeling te zien, waartegen hü bezwaar heeft Finuneleele overwegingen wil hü niet beslis send doen zUn. Verder miste hü ln het ont werp het verband tusschen do mate van inva liditeit en do groote der uitkeerlng. BU volledlgo Invaliditeit zou de heer Joekes f 700 per Jaar willen ultkeeren en verder naar verhouding. Do normen zou hü in do wet wil len zien vastgelegd. Mej. WESTERMAN (lib.) achtto het onbe- grüpeltjk, dat nu ln eens nog 2000 M.S. zouden opdagen om steun. Waar waren die vroeger? Er is toch actio geweest. Ware het misschien niet beter geweest om het rapport maar ta publlceeren en dan do uitkeerlng wat lager to stellen, zoo vroeg zü. Do heer WIJNKOOP (comm.) meende, dal met do M. S. naar willekeur gehandeld wordt. Op geld behoeft men niet te kUken en er moet een afdoenda regeling komen. Do heer v, DIJK (n.r.) merkto op, dat lnder- tüd Dr. Scheurer, toen voorzitter der com- mlsslo van advies, verklaarde, dat een rechts grond ontbrak. En toch zal niemand betwisten dat dr. Scheurer een warm voelend man was, die opkwam voor alle getroffenen. Een moei- I Joch cm Qulspel hoopt D.V. Zondag zeventig jaar te worden. Wanneer wij dat zoo neerschrijven, dan is voor velen elk commentaar overbodig; honderden kennen Quispel en waardeeren hem dus ook, maar zij, die in het bijzonder even bij dezen gedenkdag zullen stilstaan, dat zijn de havenarbeiders onder wie en voor wie Quispel zich gegeven heeft ten volle! Wij meienden goed te doen den a.s. Ju bilaris eens op te zoeken om hem te vragen wat uit zijn bewogen leven te vertellen, maar keken al kencïcn we hem van overlang tóch even op, toen we bij zijn nieuwe adres aan het Meiendaal arriveerden. Ziedaar de straks 70-jarige sedert enkele weken geïn stalleerd in een van de modernste huizen van Vreewijk, krakend nog van de verf, vol licht en luchtig, zooals de tuindorpwonin gen dat zijn. En Quispel zelf in de leun stoel, met. een warme stoof?we konden nog nét zieri, hoe hij de achtertuin aan het 'bewerken was als een jongeman van twintig! „Je moet niet vergeten, dat je een oud beroep niet zoo gauw vergeet" zeido hij, nadat we huis en tuin tot in de schuilhoe ken hadden bekeken en eindelijk met koffie en koek op de crapauds van het 6alon waren neergestreken. Nu hadden we, naar interview-gebruik, Quispel bij 't binnentreden eens goed aange keken om een totaalindruk van deze persoon lijkheid in ons op te nemen en 't trof ons direct: het is geen havenwerker, hij heeft véél meer weg van een man uit het boeren land met z'n knokig gezicht en wijd-vooruit- ziende oogopslag, van een der apostelkop pen van Tooropen kijk, daar begint hij met te vertellen, dat z'n geboorteplaats Zuidland is, dus te midden van de koeien en de knotwilgen. „Eerste beginselen op de bewaarschool?" „Die had je er geloof ik niet; er was ook nog geen Christelijke School en bovendien: .ik zou er toch niet op zijn gegaan. Mijn J. QUISPEL. vader, lid van den gemeenteraad, behoorde 'tot het denkend deel der natie, dus „Uw vader was boer?" „Ja, maar een arme boer. die met moeite het hoofd boven water hield, zoodat we er al gauw aangezet werden. We waren met 16 kinderen en ik was de tweede, dus ik moest al gauw meehelpen, het land in, om koeien te wachten. Mijn vader had een dijk in huur en als je daar op de koeien moest passen, had je niet het hart om weg te loo pen. Je lag dan bij het grootste regenweer in een oliejas tegen den natten dijk op. „Uw jeugd was dus niet gemakkelijk?" „Och, je was jong en je was buiten. Dan zie je de di,ngen niet zoo bezwarend in. Ik had een speciale koe, waar ik nog wel eens tegen aan ging slapen, omdat die voor zichtig oprees, zoodat je er niet onder kwam cn als je dorst had, dan trok je de beesten jmaar aan de spenen I «En op school?" I „De meester wilde altijd, dat ik onder- wijzer zou worden, 'k Was een van de besten j had alleen 'n slechte hand van schrijven." „Maar hoe kwam u nu in contact met de haven?" j „Dat ging zóó: Hellevoet was dichtbij en je had toen nog de vaart over het Voorn- jsche Kanaal. Als het stormde lagen de zeil schepen vaak dagen lang op de reede van Hellevoet en dan kreeg ie de deserteurs. Vaak doorwaternat kwamen ze bij ons aan, weggezwommen van het schip om naar Rot terdam te komen...... Ddt het avontuur trok me aan. i Vreemd, want we woonden zoo afgelegen j van de wereld, dat ik verlegen werd als ik door het dorp moest. Maar toch zat die trek in me: ik wilde op reis gaan: varen of tim merman worden. „En dat is gelukt?" „Tot ik geloot had ben ik op d"e boerderij van mijn vader gebleven en twee jaar lang in dienst -bij een heerenboer, die drie jaar later overleed en elk der leden van zijn personeel een legaatje van duizend gulden of zoo naliet. Dat heb ik dus gemist, want op m'n twee en twintigste jaar was ik gaan varen. Je had toen van die voohiitstrevende schippers uit Dussen en andere plaatsen in Brabant, die een snelvarende galjoot had den en op zulk een schip wilde ik op de Zeeuwsche stroomen en op de Hollandsche binnenwateren. Maar nadat ik een jaar ge varen had, wilde ik óók wel weer eens naar huis en dat scheen maar niet te kunnen! De schipper wilde me niet laten gaan. Tot dat we eens in het kanaal van Wemeldingen kwamen. Dddr zag ik m'n kans schoon: het kanaal lag vol schepen en het ging er nu maar om, wie het eerst in de sluis zou ko men. Om dat te bereiken moest er hard ge trokken worden. Ik stelde den schipper kort en goed voor de keus: m'n geld én naar huis dan zal ik helpen trekken, maar anders niet. Ik kreeg het geld en ik kon naar huis gaan! Zóó ben ik een jaar of wat in de binnen vaart gebleven, een leven van heel hard werken en soms weinig verdienen totdat ik gowrichtsrhcumatiek kreeg, zoo erg, dat d'e dokter zei: „U zult nooit meer kunnen wer ken." En dan te weten, dat voor mij toen het werk pas goed is begonnen! Ik had al kapitein kunnen worden bij de Brielsohe en Leeuwarderboot, terwijl de vrouw van mijn laatste patroon me zetschip- per wilde maken toen d'r man overleden was, maar mijn ziekte bracht me aanvanke lijk in een heel andere richting: ik werd zaimvisscher! Dat was in die diagen op de Nieuwe Maas nog een heel -bedrijf. Van vlak bij Rotter dam werd er gevischt tot aan het eind van den Waterweg. Op zee waagde zich natuur lijk niemand, want je ging in de vlet om het sleepnet uit te zetten. Al die zalmvis- 6chers hadden een bijnaam en ik vischte „op deel" bij „De Wapper" een man, die den naam had alles te chirven, dus net iets voor mij...... Nu heb je aan de grens van zee en Waterweg de scheiding van zout en zoet water. Je moet op het zoete water blij ven, want verderop loopt het water tegen elkaar in en als je daar tusschen zit, nou Op een Maartsche dag geraakten we echter hij het visschen op zalm die naar boven sloeg huiten de zwarte ton, we kwamen in zout water dat altijd veel vlugger loopt en dre ven af tot in volle zee. Iedereen zei: die zijn weg en we hadden het ook hard aan de riemen, maar na drie kwartier vechten voor ons leven en dank zij een uitschieter van de wind hóalden we het „En na de zalmvisscherij?" werd ik bootwerker. Tot nu toe was heel m'n leven niet anders geweest dan werken, eten en slapen, zóó zelfs, dat ik op den dag van m'n trouwen de boodschap meekreeg: 's avonds terug komen wat ik natuurlijk niet <'«ee! Toen ik hoorde, dat er als bootwerker in Rotterdam een goed stuk brood te verdienen was besloot ik dit aan te pakken. Het is me later altijd geweest, alsof ik daartoe ben voorbeschikt geworden, in ver band met m'n organisatiewede, want vóór dien tijd had ik al afgeslagen met een eigen beurtschip te gaan varen en wilden ze me ook al in een aardappelhandel zetten, maar het eind van het lied was toch, dat ik werk zocht en kreeg bij de Holland-Amerika lijn. De roode krant steekt de trompet; 1 De roode werversploegen Gaan uit om nieuwe lezers aan De oxide toe te voegen; De roode kameraden gaan Van huis tot huis probeeren Om nieuwe abonnenten voor Hun bladen te noteer en. De roode persraddraaieraars Beloven gouden bergen; Ze zeggen: onze abonnee Mag alles van ons vergen. Eisch, zei men door de radio, Eisch xvat je kunt bedenken, Wij zullen je in onze krant Beslist voldoening schenken. Vraag xvat vandaag de krant niet geeft. Dan geeft ons blad het morgen; Zoo gek kan je niet vragen, of Wij zullen er voor zorgen. Ik ben helaas geen abonnee Van één dier wonderbladen; Ik wil ook op die humbugrug Geen schijn van leugen laden; Maar, dis ik abonnee was, zou Mijn eerste vraag dit wezen: Als 't kan zou 'k in de roode kranl De waarheid willen lezen We mogen van een rood orgaan 't Ondoenlijke niet vragen; 't Is dwaas, een roode journalist Met deze vraag te plagen. (Nadrxik vei'boden.) LEO LENS ltjkheld is het verband tusschen lnvaHdltel» en in mobilisatie opgeloopen ztekte e.d. T*n opzichte van dc voorgestelde uitbreiding van het aantal gevallen achtte de heer Vau Dük herziening noodig. In het ontwerp ls niet het verband tusschen het In miHltalren dienst geweest zün in den mobilisatietijd en de ont slagaanvrage voor 1 Januari 1925 wegens lichaams- of zielsgebreken gelegd. Indien het ontwerp werd aangevuld met een bepaling als ln het amendement-TUanus neer gelegd. dan zou het voor velen meer aan nemelijk zün. Gewenscht zou het ook zün. In dien meer aansluiting werd gezocht aan d4 invaliditeitswet Do heer BRAAT (Plattel.) achtte den toe stand van s' lands financiën buitengewoon zorg wekkend. De landbouw verkeert ln de grootst© moellükheden. Het zou ln deze omstandigheden niet gewettigd zün. da Staatsuitgaven te ver- hoogen, waar het tekort op de begrooing eert volgen© jaar wel eens tot 150 millioen zou kunnen stügen. Het wetsontwerp moet maar tot beter ttjuea blüven liggen. MINISTER DECKERS, de sprekers beant woordend. begon met de opmerking, dat do ln 1920 aangenomen motie-Staalman een res trictie Inhield betreffende tüdsomstandlgheden- Het onderhavige ontwerp gaat naar 'e minister© meening verder dan destijds bü motie-Staal man werd verlangd. Met de flnancieele omstandigheden van bet land, maar ook van da betrokken slachtoffers der mobilisatie, moet rekening worden gehou den. Do bedoeling ls do zaak ln elk geval zóó te regelen, dat niemand aan armoede word? prüsgegevon. De regeling voop de ouij-gepenslonneerden zal tot leidraad strekken ook bü het ontwer pen van den alg. maatregel van bestuur. Nimmer heeft de minister ultkeeringen aan M. S. geweigerd, indien daarop recht bestond krachtens de wet. Juist heeft bü een zoo ruim mogelijke toepassing bevorderd. Wat het getal 2000 betreft, dit berust 09 een schattltfk van het aantal dergenen, die zich sullen aanmelden; het beteekent echter niet, dat ln economische omstandigheden van al dl© 2000 menschen zoodanig zün. dat zü allemaal voor uitkeering ln aanmerking zullen komen.. De opvatting van den heer Ter Laan als zou ln Duitschland deze zaak naar tevredenheid van de oorlogsinvaliden zün opgelost wordt blijkbaar niet gedeeld door de belanghebben den aldaar, gelük do minister met citaten be wijst Ook ln Engeland heerscht geen algemeen© tevredenheid bü do oorlogsinvaliden over d© hun toegekende ultkeeringen. Voor Frankrük geldt hetzelfde en d« ultkeeringen zijn daar zeer laag. Wat de Zwltsersche regeling voor de mofcnt- satleslachtoffers betreft deze mogen een hooger© uitkeerlng toekennen, daartegenover staat, dat da voorwaarden er veel strenger zün. In Zweden bestaat geen recht op pensioen, wanneer de oorzaak van de invaliditeit niet vaststaat De heer DUYMAER VAN TWIST (a-r.): Eu daar regeeren de vrienden van den heer Ter Laan. Minister DECKERS, voortgaande, betoogt dat ln Denemarken do regeling al niet beter la in België bedraagt do maximum-pension- ne;-ring van oorlogsinvaliden die aan een veld. tocht hebben deelgenomen 4800 francs voor 'u generaal en 2400 francs voor een soldaat Dat de agitatie zal worden voortgezet ls ge- makkeltjk te voorspellen waar liet nu eenmaal eenvoudig is. dezo voorspelling to helpen uit komen, maar de vraag ia of voortgezette agi tatie gegrond zal zün, wanneer dit wetsont werp zaj zü» aangenomen. Er werd daarna gerepliceerd: vervolgen* kwamen de artikelen aan de beurt Amendementen. Op art 1 van het wetsontwerp waren Inge diend twee amendementon-TER LAAN (s.d.)J het eeno met de strekking om onbeperkte ge. legenheid te openen om zich voor een uit keerlng aan te melden, het andere bedoeld© een beroepsinstantie in het leven te roepen in den vorm van verschillende kleine commissie*. De heer TILANUS (c.h.) verdedigdo ecu tweetal amendementen: duidelijk wilde hü doei» uitkomen, dat taissohen uitkeerlng en mili tairen dienst verband moet bestaan. Het tweed© umendement diende om aan do weduwen er» weezen van do oud-gemoblllseerden, die voor een uitkeerlng In aanmerking komen en di* na 1 Januar 1920 zün overleden eveneens ecu termün te stellen van 5 Jaren om een verzoek om steun In to dienen. De heer SCHAEPMAN (r.k.) verdedigd© e©r* amendement om niet te zeggen, dat de minis ter een uitkeerlng kan verstrekken naar regelen bü alg. maatregel van bestuur te stel len. maar to lezen, dat voor dlo regelen ©er» uitkeerlng wordt toegekend ten bedrage als ln het besluit is vastgesteld. Zoo staut het oolc ln het besluit voor de oud-gepenslonneerden. De heer v. DIJK (a.r.) lichtte een amende ment toe. dat iets verder ging dan dat vau den heer Tilanus betreffende het verband tus schen uitkeerlng, invaliditeit en mllitairei» dienst Er behoeft dan geen rechtstrecksch ver band te zün. maar dc Invloed van den mili tairen diensttüd op den toestand van den be langhebbende' behoeft slechts te worden aan getoond. In het tweede amendement-TUanus wild© d« heer v. Dük lezen: 1 Junuarl 1931. Heden Is de minister uan het woord over d« amendementen. EEN DOODELIJKE FIETSVAART VAN EEN HELLING Te Arnlhem wae een 33-jarige vrouw, A. K. genaamd, dienstbode te Velp, bij haar foiniHe in de St. Jozefstraat op de Geiten kamp op bezoek geweest. Omstreeks kwart voor elf 's avonds begod zij zich per rijwiel huiswaarts. Op de helling van de Dr. Schaepmanlaan kreeg haar fiets, die slechts voorzien was van een handrem een dus danige vaart, dat zij onder aan de helding tegen de bumper van een auto botste, wel ke zich lange den Roosendaalscheweg in de richting van Roozendaa! bewoog. Haar fiete werd totaal vernield. De vrouw werd door een arts per auto naar het Velpech® ziekenhuis vervoerd, waar zij is overleden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1931 | | pagina 5